Vrijdag 22 Juli 1892.
Zevende Jaargang No.
Antirevolutionair
Orgaan
fêweedeblad.
IN HOC SIGN O VINCES
FEUILLETON
Boer en Edelman.
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Voor Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever:
T. BOEKHOVEN.
soMMELsnrjK.
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 centen •i/2 maal
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
AS Ie stiiüifccsi voor de Redactie bestemd. Ad ver teutten en verdere Administratie franco toe te «enden aan den Uitgever.
IMt IIHililiSCS' IjCStOOt «Üt
twee Maden.
Cileiiteiasid Nieuws.
Omtrent liet einde van Ravacliol, le
zen we de volgende ontroerende bijzon
derheden.
Te 3 ure 36 min. Maandagmorgen
traden de offlcieele personen de gevan
genis binnen. Toen zij de cel van den
veroordeelde, die zwak verlicht was door
een nachtlichtje,binnentraden, sliep deze
vast. De directeur der gevangenis wekte
hem en zeide:
Ravacliol, sta op, het noodlottig uur
is daar.
't Is goed, zeide deze.
Heb moedzeide de directeur.
Het ware ongelukkig als ik geen moed
had, antwoordde Ravachol, zich als zeer
kalm aanstellende.
Terwijl Ravachol zich gereed maakte,
bood men hem aan zijne gevangeniskle
ren te verwisselen tegen dekleeren, die
hij droeg toen hij voor het hof verscheen.
FRANSCHE OMWENTELING.
III.
„De Heer onze God bescherme en
geleide hemzeide de pater en zich
met moeite opheffende om te zitten, zag
hij Julius met vurige oogen aan, die
als kolen in de schemering blonken. „De
Heer onze God bescherme ook u, mijn
zoonom uwe belofte getrouw en oprecht
te houden, want zij is van zeer veel
gewicht, en gij zult aan veel verzoekin
gen blootgesteld worden."
„Gelooft gij dan, vader! dat de graaf
mij moeilijkheden aandoen of beproeven
zal mij het bezit der goederen te ont
nemen?" sprak Julilus met omzichtig
heid.
„Dat kan wel zijn, mijn zoon! maar
toch
„Spreek openhartig, vader! verberg
mij niets."
„Niet alleen moet gij den graaf, maar
vooral uzelven vreezen, en de stem van
den geestelijke nam een somberen, hoe
wel altijd vriendelijken toon aan.
„Mijzelven, vader? Gij zult mij toch
niet willen verdenkenIk kan nimmer
vergeten, wat ik aan den landheer ver
schuldigd ben. Het is voor mij bijna
eene onmogelijkheid om al de goedheid
en vriendschap te vergeten, die hij sedert
den tijd, dat gij mij, arme wees, van
het bosch naar uw huis hebt medege
nomen, bewezen hebt! Hoe zou ik de
plechtige belofte vergeten, die ik bij de
graven van mijn vader en mijne moeder
gedaan hebMeent gij, dat ik het recht,
de gerechtigheid en de eer kan vergeten
en Het vertrouwen van Devigne schen
den?" antwoordde Julius met krachten
klem.
„Ik verdenk u niet, maar ik verdenk
de zwakheid en boosheid van het men-
schelijke hart," zeide pater Bernardus.
„Hoe zwaar moet een toevertrouwd
pand landerijen en een kasteel te heb
ben zonder eenige verbindende bepaling
niet wegen op een man van uw stand
Tijd en omstandigheden beheerschen op
zulk ee ne verrassende en wonderbaarlijke
wijze het hart en verstand des menschen.
Op de vraag of men hem wilde helpen
kleeden, antwoordde hij Ik zal het wel
alleen doen.
Toen hij zijn kleeren aantrok, zeide hij
met een gedwongen glimlach Ziet gij
wel dat ik het alleen kan men maakt
mij zeer netjes't is alsof ik naar een
bal ging. Daarna vroeg hij een glas wa
ter, dat hij in een teug ledigde.
Islex bracht ,he.ss daarop naar de grif
fie, waar de rechter van Instructie vns&gï
of hij niets te verzoeken had. Ravachol
zeide ja hij wou namelijk gaarne tot de
menigte spreken. Maar het antwoord luid
de dat er niemand zijn zou, wat Rava
chol blijkbaar teleurstelde.
De procureur der republiek vervolgde
toen: „De aalmoezenier is daar, wilt gij
hem ontvangen
Ik heb niet noodig, daar ik nooit gods
dienst heb gehad.
De aalmoezenier trad daarop nader en
zeide
„Ik kom u een laatste maal de hulp
van den godsdienst brengen, en ik zal
u eerst het beeld van Christus aanbie
den, wiens wetten gij miskend hebt."
De boosdoener braakte als antwoord
nog eenige godslasteringen uit, en toen
trad de beul nader en bond zijne handen.
De ontketende jammeren en onheilen
over het land zullen niet zoo spoedig
verdwijnen, zoodat de uitgewekenen niet
zoo gauw terugkomen, en allerlei ver
zoekingen, die gij thans niet kent, zul
len uw geloof, uw vertrouwen en uwe
eerlijkheid aan het wankelen kunnen
brengen. Gij hebt wel gedaan door den
last aan te nemen, dien de edele land
heer aan geen ander kon toevertrouwen
maar Julius, miju teedergeliefde zoon!
stel uw vertrouwen niet op uwe recht
vaardigheid, ook niet op uwe dankbaar
heid; want dat alles wordt thans bij de
meeste menschen gemist. Yertrouw lie
ver op God, want Hij kan ons getrouw
doen zijn en ons tegen alle verleidingen
van buiten en van binnen bewaren.
Julius beloofde hem dien wijzen en
goeden raad te volgen, ontving den
zegen van den vromen pater en keerde
naar huis terug om de zaken zóó te re
gelen, dat hij zonder opgemerkt te wor
den het kasteel kon binnentreden. In
don aanvang bestond er geene moeilijk
heid om in het slot te komen, want de
vijandschap tegen den heer was vóór
zjjn vertrek zoo groot en hevig gewor
den, dat er geen enkele dienstbode te
huis gebleven was dan de oude Maria,
die Devigne met zooveel aandrang en
warmte aan de zorgen en de goede ge
zindheid van zijn opvolger had aanbe
volen.
Er was bovendien nog in het huis
van den heer een arme jongen, Bernard
Lemette geheeten. Hij was eigenlijk een
idioot of wezenloos mensch, dergelijken
worden in Normandië zeldzaam aange
troffen. Dit liefde had hij zich het
lot van dezen ongelulrkigen stumperd
aangetrokken, en in de hoop, dat er van
dat kind wellicht nog iets terecht komen
kon, hem in zijne woning opgenomen.
Maria was reeds van het. plan haars
meesters onderricht, maar de arme Ber
nard verwachtte hem nog iederen dag
terug. Julius, zoo meende hij, was alleen
gekomen, om het huis tot de terugkomst
zijns heeren te bewaren.
Julius had slechts een klein gezin
over te brengen: zijne jeugdige dochter
Lucia, tien jaren oud, Johanna Closnet
en haar broeder Jan, die Julius als knecht
en arbeider diende. Deze beide laatsten
waren sterke en flinke menschen, die
met de grootste vlijt het boerenwerk op
de hoeve huns meesters verrichtten. De
Toen het gedaan was zeide Ravachol
Men ziet dat gij aan dat werk gewend
zijt." En daar üeibler zweeg, voegde hij
er bij Gij antwoordt niet gij
weet dus wat smerig werk men u doet
verrichten j
De beul siieed de kraag van zijn hemd
af en deed hem de voetboeien aan. Hier
over was Ravachol kwaad
Dat is nutteloos, ik zal niet wegvlie
gen." En op spottenden toon, met een
glimlach op de lippen, voegde hij er bij
„Ziedaar de beschaving, ziedaar den
vooruitgang
Daarna keerde hij zich i ot den aalmoe
zenier en zeide nog „Welke dwaasheid
is de godsdienstwat is de wereld dom
De beul greep hem daarop vast en
liet hem in den wagen klimmen, die hem
naar het schavot moest brengen.
Het schavot was opgericht op een be
perkt terrein. Een gaslicht aan den hoek
van een huis brandde nog, hoewel het
reeds lang dag was. De soldaten en of
ficieren van het garnizoen stonden tegen
de muren. Op eens naderde het rijtuig.
Duidelijk hoorde men de vervloekin
gen die de veroordeelde uitbraakte. Het
publiek was zeer geroerd. De ontroering
nam nog toe, toen Ravachol bijna naakt
Closnet's woonden bij hem eerder als
bloedverwanten dan als dienstboden, want
zij gingen, evenals Julius voor welgeze
ten boeren door. De belangen van Julius
waren de hunne, en daar zij niets wisten
van de geheime verbintenis tusschen den
heer Devigne en hun meester, verheug
den zij zich over het geluk en den toe-
nemenden voorspoed van dezen laatste.
Het was hun wel bekend, dat zij hunne
vreugde temperen en daaraan geene open
baarheid geven moesten, ten einde de
jaloerschkeid en de wangunst niet te
wekken van hunne buren en hunne
naasten.
Aldus betrok Julius op zekeren mid
dag het adellijke kasteel zonder eenige
plechtigheid of beweging, na alvorens de
oude moeder Closnet, die weduwe was
geworden, verlof te hebben gegeven op
de door hem verlaten hoeve te blijven
wonen. Julius was een zeer eenvoudig
en sober man, die niet den minsten smaak
voor grootheid des levens en wereldsche
pracht had. Zijne eerste daad als eigenaar
des kasteels bestond daarin, dat hij al de
fraaie en kostbaar gemeubileerde vertrek
ken afsloot en slechts voor zijn eigen ge
bruik en voor dat zijns gezins, dat ver
meerderd was, de keuken en enkele an
dere kamers behield, die er even burge-
lijk en zedig als de eerste uitzagen. Nau
welijks had hij al deze verschikkingen
geregeld en wat te regelen viel in orde
gebracht, of het gewicht, dat zoo zwaar
op zijn hart woog, zag zich afgewehteld.
Op zekeren dag bracht een reizend koop
man, wien de heer Devigne groote diens
ten bewezen had, Julius een zilveren
tabaksdoos uit Grandville en deelde den
pachter tevens mede, dat een visscher-
man van Jersey hem opgedragen had dit
zilveren voorwerp aan Julius te geven
als een geschenk en aandenken aan De
vigne. Julius nam de tabaksdoos met stil
le vreugde en erkentelijkhied aanhij
wist, wat zij hem te zeggen hadhet
was namelijk het tusschen hen afgespro
ken teeken in het oogenblik des scheidens,
het zekere teeken dat Devigne gezond en
wel den Engelschen bodem betreden had.
"Weken en maanden gingen voorbij,
zonder dat men iets van den heer Devigne
en zijn jongen zoon hoorde spreken.
verscheen er aan den voet der guilotine
werd gebracht.
De priester toonde hem het kruis. „Ik
wil spreken roept Ravachol, op 't oo
genblik dat de helpers van den beul hem
vastgrijpen „Gij zult hetmij niet beletten!"
Maar reeds knikt de plank, het hoofd
van den veroordeelde wordt, niettegen
staande zijn hevigen weerstand, in de
opening gebracht, waarvan het bovenge
deelte snel wordt toegeslagen. Deibier
laat het mes vallen, terwijl Ravachol met
gebroken stem roept: Vive la Rèpubli-
que
Dat alles gaat zoo snel, dat de kreet
schijnt op te stijgen uit den emmer, waar
in het hoofd gevallen is. Het lichaam
wordt snel in de mand geworpen, waar
het stuiptrekkend blijft liggen. Het hoofd
wordt er daarna bijgefegzL En toen werd
de mand op het rijtuig geladen
het kerkhof gebracht, waar hij tusschen
twee linden begraven wordt.
Te vijf ure was de guilotine weer naar
het station gebracht', om naar Parijs ver
voerd te worden.
Een correspondent van de Temps sprak
den scherprechter, Deibier, nadat de te
rechtstelling was afgeloopen. De correspon
dent vroeg welken indruk Ravachols
Julius Dubois verloor toen een zijner
oudste vriendenden vromen pater Ber
nardus. Met diepen weemoed en ziele-
smart bracht Julius zijn stoflijk over
schot naar het graf zijner ouders, en wel
naar hetzelfde kerkhof waar de landheer
en hij hun nachtelijk gesprek gehouden
hadden.
Zonder eenige praal werd de priester
naar zijne laatste woonplaats gedragen
en ter aarde besteld.
Het grootste deel van de bevolking
des dorps gevoelde het verlies dat het
geleden had, zeer levendig,"en ondanks
de beroering, die toen veler gemoederen
beheerschte, ondanks de groote vooroor-
deelen van bijna alle menschen, was er
niemand, die zich niet de liefdadigheid,
mededeelzaamheid en het geduld van den
goeden priester herinnerde. Voor wien
had hij zijne beurs en tevens zijn hart
niet geopend Hoe spoedig bemerkte men,
dat deze dood een noodlottigen slag aan
de godsdienst toebracht, welke pater Ber
nardus niet slechts door woorden met
hand en tand verdedigde, maar vooral
door zijn handel en wandel openbaar
de.
De verachting van en de haat tegen
de geestelijkheid, die zich alom in Frank
rijk ten platten lande verspreidden, en die
het voorbeeldige leven van pater Ber
nardus aan de grenzen van zijn parochie
had tegengehouden drongen niet lang
daarna ook Saint-Renne binnen. Niemand
kwam de pastorie bewonende kerk
werd door kapelaan noch priester meer
bedienden allengs maakten de schaduw
en het stilzwijgen zich van haar mees
ter.
Nauwelijks wekte nu en dan iemand
de ingesluimerde echo opnu en dan
naderde slechts eene arme vrouw te hoog
bedaagd om het geloof te vergeten, waar
in zij geleefd had en opgevoed w.as, en
die zonder gedruis en als op hare teenen
de kerk insloop, en door hare beschroomd
heid nog toonde te schuldig te zijn om
het heilige gebouw binnen te treden.
Wat de mannen aangaat, deze hadden
niemand meer om hen te raden en te
beteugelen en begonnen weldra onder
elkander de hartstochtelijke vragen van
den dag te bespreken, die toen de stra
ten en pleinen Parijs deden weergal
men.
Al hadden zij evenwel nooit iets te
lijden gehad van de onrechtvaardige han-
houding op Deibier gemaakt had. Deze
antwoorddeRavachol is No. 220 van hen,
die ik geexecuteerd heb. Ilij heeft zonder
twijfel moed getoond, maar verscheidene
toonden meei moed op het laatste oogen
blik. Toen hij bij de gevangenis in bot
rijtuig stapte, dacht hij een langen ritte
doen. Ilij was zeer verbaasd, toen hij na
een paar seconden rijden voor de guilo
tine stond. Hij zongmaar hij was zich-
zelven niet meer meester. Hij wist niet
wat hij zeide en dacht niet meer om do
anarchie. Het was alleen met de hoop
hetmogenblik waarop hij van de wereld
zou scheiden te vertragen, dat hij vroeg
om te spreken. Zijn beenen beefden.
To Eindhoven is de bliksem gesla
gen in een schuur achter een woning,
gelegen aan de Groote Markt, Eiken bal
ken werden aan splinters geslagen en de
olanken der zijwanden eenige meters ver
wegg. ^jngerd. Er werd geen brand ge
slicht.
Op den Domtjoren te Utrecht, die
jl. Zondag door eerf menigte vreemdelin
gen werd bezocht, '\ontstond een twist,
waarbij een man eem, ander dreigde hein
van den tweeden omfoop te zullen wer
pen. De politie moest naar boven om de
orde te herstellen.
delingen en kuiperijen des adels of de
knevelarijen eener geestelijkheid, toch
werden in het dorp eene revolutionaire
club of vereeniging onder den grooten
ouden eik, in wiens schaduw de jeugd
eertijds zich vermaakte en hare spelen
uitvoerde, gevormd. Daar deden zich nu
en dan revolutionaire gesprekken hooren,
veeltijds vergezeld van liederen tot eer
der vrijheid, gelijkheid en broederschap.
lederen avond weidde men in deze clubs
uit over de gebeurtenissen der groote om
wenteling; men juichte de grondvesting-
der Republiek met luide stemme toe;
helaas! men moest ook de mare van
het doodvonnis en de terdoodbrenging
van Lodewijk XVI goedkeuren en met
oorverdoovend handgeklap begroeten.
Julius Dubois was te voorzichtig, te
verstandig en te bedaard om zich ook
maar eenigermate in de beroeringen van
den dag, die hem omringden, te mengen.
Op zijn kasteel als opgesloten wist hij
de zaken zoo te schikken en geheim te
houden, dat er een aanzienlijke tijd ver
liep eer dat men er ten stelligste van
verzekerd was, dat Devigne, „de aris
tocraat," zooals men hem gewoonlijk
noemde, was vertrokken.
„Waarheen is de vriend der tirannen
gestoven vraagde men toen aan Juli
us.
„Dat weet ik niet," hernam hij.
„Weet gij dat niet?"
„Men zegt, dat liij naar Engeland is
gereisd, maar.
„En wie heeft u het huis ter bewaring
gelaten? Wij hadden nooit kunnen den
ken, dat een goed burger, waarvoor gij
alom te boek staat, zich belasten kon do
belangen van een dier ellendigen te ver
dedigen en te behartigen."
„Wie mij het huis ter bewaring heeft
gegeven? Wel, niemand! Het huis is
mijn eigendom; ik heb hot met de lan
derijen gekocht."
„Gekocht? en hoe zijt gij aan het
geld gekomen?
„Ik had een aardig sommetje met de
boerderij verdiendhet ,was weinig dat is
waar; maar de burger Devigne heeft zich
tevreden gesteld met hetgeen ik hem
geven kon."
„Zoo waarlijk?" en de boeren verwij
derden zich onder het uiten van ver-
wenschingen en bedreigingen tegen den
uitgeweken landheer.
mm bi wmmssm
3 Een tafereel uit de
In de Woning van den Geestelijke.
IV.
Gevangenneming van den pachter.
Wordt vqrvolgd.)