F r op de kiesvereenigingen, wier roeping liet immers is de kiezers zooveel mo gelijk voor te lichten omtrent de hoofdzaken, waar het tusschen de partijen omgaat. Zich voor deze taak voor te bereiden, is de plicht van allen, die in zulke vergaderingen voorgangers zijn. Met het kiesrecht op zichzelf is niemand gebaat, die niet weet hoe hij moet kiezenen ook niet, als hij van zijn recht geen gebruik maakt. Doch de kiesvereeni- gingen zijn er juist om de kiezers intijds te onderrichten. Een ieder vervulle hierin zijn roeping. Het betreft de toekomst van ons Vader land, het welzijn van tijdgenooten en nakomelingen. in. ,.,y Wolkeren eïer Aarde. In den laatsten tijd staat de politieke barometer niet meer op „mooi wêcr". Integendeel „veranderlijk" wijst de naald van dag tot dag A an nemel vertoonen zich kleiner of grooter donderkoppen, die wel som tijds even snel weggevaagd worden als zij zich vertoonden, doch soms door an deren vervangen worden. Hier en daar schijnt er iets te broeien, waardoor de toestand eenigzins gespannen wordt. Zoo is men b. v. in Engeland niet gerust over de tijdingen die uit Afga- nistan komen, en die wijzen op het langzaam, maar gestadig doordringen der E assen. Dit is een oude, teere kwes tie. Hog slechts enkele jaren geleden heeft het maar weinig gescheeld of er was een ooi-log uitgebroken tusschenEngeland en Eusland, tengevolge van het door dringen van laatstgenoemd land in Herat en Afganistan. Sedert dien tijd zijn de Eussen wel wat voorzichtiger geworden, doch hebben nooit eene gelegenheid la ten voorbijgaan, die zich mocht voordoen, om hun inv'oed te doen gelden. En En- gelandacht het een groot gevaar voor de In dische bezittingen als Eusland daar zoo in de buurt komt, van daar de teerge voeligheid op dit punt. Het is te hopen dat de volgende tijdingen wat gerust stellender zijn. Behalve in deze historie, laat Hbbs- lauti zich ook van zeer ongunstige zijde kennen door zijn kuiperijen in Bul garije. In het proces, dat op het oogenblik te Sofia gevoerd wordt tegen de moordenaars van Minister Beltcheff, heeft Popoff ver klaard, dat Vassilelf, Mussevitch, Fila- roff en hij zich onder eede verbonden hadden, Yorst Ferdinand naar het leven te staan. Daartoe had Mussevitch van vroegere Bulgaarsche officieren geld en uit St. Petersburg revolvers ontvangen. Nader is nog uitgekomen, dat er een geheim complot bestond, door Eussen wendige van den boer eene ruwe onaf hankelijkheid en een diep gevoel van zijne eigene dapperheid. Zij spraken te zamen als oude en trouwe vrienden. „Ik moet vertrekken, Julius!" sprak de edelman, „voor mij is hier geene vei ligheid; want thans heeft ieder braaf mensch in Frankrijk, indien hij toevallig van adel is „alles te vreezenen. Zie maar eens dien graaf Saint-Eenne of liever burger Eenne, alzoo genoemd, omdat liij ook tot de nieuwe denkbeelden toege treden is en het vertrouwen van het volk gewonnen heeft. Hij zal mij, als hij kan, naar de guillotine sleuren, omdat hij op mijne landgoederen loert, en toch is hij mijn volle neef. Er is al een pro ces gevoerd tusschen zijne familie en de mijne onder de regeering van Lodewijk XIV. Dit proces duurde elf jaren, maar eindelijk gaf het parlement van Eouaan het ons gewonnen. De familie Saint-Eenne heeft ons de uitspraak van dat vonnis nimmer vergeven, en nog altijd werpt zij een begeerigen blik op mijn kasteel en mijne landgoederen. Het is een woest, hardvochtig en onverschillig geslacht, dat weinig eerbied voor eer, recht en geiechtigheid heeft, als het zijn eigen belang geldt. Graaf Leon is, mijns in ziens, de ergste van allen. Ik moet ver trekken, Julius! want ik heb mij on aangenaamheden berokkend door mij te Parijs tegen 't gedrag dezer schurken te verzetten en de graaf wacht slechts de gelegenheid af om mij aan te klagen. Nauwelijks zou een mijner eigene pach ters of mijner dienstknechten mij durven beschermen. "VVas ik een gestreng mees ter voor hen geweest, ik zou het kunnen begrjjpen. Maar wat spreek ik De nieu we denkbeelden hebben alle hoofden in genomen, en zij, die mij genegenheid zouden kunnen jbewijzen als eene her innering aan de dagen van eertijds, zijn nu te zeer door hen, van wie wij zoo even gesproken hebben verschrikt, om mij te beschermen. Op niemand anders dan op Maria en >'u kan ik nog mijn vertrouwen stellen. Zij heeft mij en mijn zoon verzorgd; want zij heeft van het oogenblik af, dat zij met mijne moeder, voor veertig jaren, uit het zuiden van Frankrijk gekomen is, bij onze familie gewoond. Zij was mijn eenige steun na den dood mijner lieve gade en ik heb nooit iemand rechtschapener, wijzer en godvruchtiger gekend. Wilt gij haar wel bestuurd, en met uitgebreide vertakkin gen, bedoelende eene omwenteling Bul garije. De voornaamste schuldigen zitten op dit oogenblik veilig in Eusland, en ontkomen zoo de galg, dien zij meer dan verdiend hebben. Om nog eens op Ihl^ehuitl terug te komen, daar zijn de verkiezingen nog in vollen gang, doch voor zooverre zij reeds plaats gehad hebben, is het leeu wendeel der winst aan de partij van Gladstone. Als de uitslag op het platte land even gunstig is, kan het nog best gebeuren dat de 86 jarige grijsaard tot de regeering geroepen wordt. In Eranki'ijk. is het ook weer niet pluis. Op dit oogenblik beraadslaagt het ministerie wat haar te doen staat, en dat wel naar aanleiding eener afkeurend oor deel der Kamer over de houding der regee ring aangaande Dahomeij, het in opstand verkeerende land aan Afrika's westkust. Zeer waarschijnlijk zal alleen de minis ter van marine aftreden, en zullen de overige ministers aanblijven. Italië zoekt eveneens een nieuwen minister daar de tegenwoordige titu laris, die van financiën, ernstig ziek geworden is. Er zullen wel niet veel lief- Uebbers voor dat baantje zijn, daar de bodem der schatkist maar al te veel zicht baar is. In Noorwegen is ook alles in de war. Aldaar is verdeeldheid tusschen Ko ning, ministers en Kamer, over de instel ling van consulaten. Het ministerie heeft zijn ontslag geno men doch is niet zoo gemakkelijk te ver vangen. Hierbij komt nog de verdeeld heid tusschen Zweden en Noren, ook al een oude historie. Een feit van beteekenis is de groote manifestatie, die in Christiania voor het Koninklijk paleis plaats had. 50.000 per sonen namen er aan deel, als om een te- gen-betooging te houden tegenover de de monstraties ter eere van den afgetreden premier .Steen. Het blijkt dus, dat er nog heel wat Noren zijn, die van de schei ding der beide koninkrijken niets moeten hebben. Koning Oscar wil het punt in kwestie laten uitmaken door een Staatsraad, uit de Noorsche en Zweedsche ministers be staande. Wat de zaak zoo moeijelijk maakt is het feit dat de meerderheid in het Shor ting (Kamer van afgevaardigden) uit ra dicalen, tegenstanders van den Koning, bestaat. Zoo ziet men, dat er hier en daar nog al wat niet in den haak is. Er broeit wat, zeiden wij bij den aanvang, geve de Heere dat ook dit jaar de vrede niet gestoord worde, en wij bewaard mogen blijven voor oorlog. Uit ons Parlement. De algemeene beraadslagingen over de belastingvoorstellen van Min. Pierson zijn in de Tweede Kamer geëindigd. Men is daar thans bezig het ontwerp tot heffing eener vermogensbelasting artikel voor artikel te bespreken, van alle kanten te bij u nemen, Julius, en haar tot eene gedachtenis aan mij goed behandelen. Gij zoudt geene betere huishoudster voor uwe jonge dochter kunnen vindenwant zij is moederloos, en gij zij t evenals ik al leen. Maria is met al mijne beschikkingen bekend. Ik heb ze haar gisteravond ge openbaard; zij heeft mij tot vertrekken aangespoord en mij tevens een paar ver zen uit den Bijbel voorgelezen. Zij is Protestansch opgevoed, en daarom houdt zij bijzonder veel van dat boek, en voor zeker, Julius ik zou ook wel gaarne den troost en den moed bezitten, die deze bla den in ongelukkige dagen als die van heden schijnen te geven. Maar laat ons te- rugkeeren tot de oorzaak, die mij gedwon gen heeft om een onderhoud met u te hebben. Dit is hier een plekje waar wij noch gehoord noch bespied zullen worden, want alle menschen uit het dorp zijn even stil en vreedzaam als zij, die onder den grond rusten. Julius, gij moet mijne goederen, mijn kasteel, mijne meubelen, kortom al wat ik bezit bewaren, even alsof gij alles van mij gekocht hadt, en gij moet mij zooveel geld ter hand stel len als gij kuntwant ik heb niets. Daar mede zullen wij, mijn zoontje en ik, trachten naar Engeland te vluchten en wel zoo gauw als mogelijk is." „Mijnheer," antwoorde Julius, „ik heb maar drie duizend franks. Gij weet dat ik spaarzaam geweest ben en goed ge werkt heb, maar dat is alles wat ik met mijn stukje land heb kunnen verdienen doch wat er ook van zij, dat geld is tot den laatsten frank te uwer beschikking. Ik zou hetzelfde zeggen, al boodt gij mij in vol vertrouwen uwe landerijen en het kasteel Devigne niet aan. Maar daar gij in alles mij zoo vertrouwt, beloof ik u om al wat u toebehoort te bewaren en met dezelfde zorg alsof het mijn eigendom was te beheeren. Als gij gezond en frisch in Engeland zult gekomen zijn hetgeen door Gods genade gebeuren moge en als ik het geld van de opbrengst des oog- stes zal bijeenverzameld hebben, hoop ik er u zooveel van te zenden als mij mogelijk is. Maar daartoe moet ik een vertrouwd man zoeken. Vind ik dien niet, dan zal ik zelf met dat geld op reis gaan, tot dat vrede en recht, vrijheid en welvaart Frankrijks beemden weder betreden heb ben. Als dat oogenblik zal aangebroken zijn kunt gij terugkomen, en gij zult op nieuw onze geachte heer wezen zoo bekijken, en inlichtingen er over aan den minister te vragen. Enkele Kamer leden maken nu zooals dat trouwens dikwijls plaats heeft gebruik van hun recht van amendementd. w. z. ze trach ten door veranderingen voor te stellen in de artikelen, en door die zoogen. amen dementen door de Kamer te doen goed keuren de wet in hun geest te wijzigen. Kan de Eegeering in die wijzigingen genoegen nemen, dan gaat men voort met het behandelen der artikelenkan de Eegeering zich echter volstrekt niet vereenigen met zulk eene verandering, dan trekt ze of hare voorsteilen geheel in, öf ze stelt de Kamer voor de Kabi netskwestie, d. i. bij aanneming van het amendement vraagt ze geheel of gedeel telijk haar ontslag. Min. Pierson dreigde o. i. met het eerste bij de bespreking van een amendement van den lieer Clerx, waarover hieronder. Tot nogtoe zijn er 7 artikelen behandeld, en zoo goed als onveranderd aangenomen. Art. 1 bepaalt, dat er eene „vermogens belasting" van de ingezetenen des rijks zal geheven worden. De heer Bahlman wilde ook niet binnen het rijk wonende eige naars van onroerende goederen belasten. Een goed denkbeeld, dat echter volgens den minister onuitvoerbaar zou blijken. Het amendement werd ingetrokken, doch de heer B. beloofde terug te komen op het onrecht, dat Nederlanders [vooral de grensbewoners] die bezittingen in Duitsch- land hebben èn daar èn hier voortaan inkomstenbel. zullen moeten betalen. Art. 6 bepaalt wat niet onder het ver mogen begrepen wordt; dat zijn o. a. meubelen, kleederen, levensmid., versier selen voor huis en lichaam, enz. De heer Bahlman wilde onder de vrijstellingen ook opgenomen zien de goederen die in Duitschland reeds belast zijn, doch de min. was hem daarin niet ter wille. Arme grensbewoners dus! Art. 7 is een van de belangrijkste art. Het houdt in, dat de waarde der onroe rende goederen bepaald wordt op het 20-voud hunner jongste schatting. Het boven aangeduide amendement van den heei Clerx, hield in die waarde op het 15-voud te stellen, daar het den land bouw toch al niet voor den wind gaat en het land zeer in waarde gedaald is. De heer Van Houten en de Min. ver zetten er zich heftig tegende eerste zeide: „In het algemeen kunnen wij 20 wel aannemen als geen te hoog cijfer gevende, maar het is mogelijk dat in sommige deelen des lands de waarde van het goed te hiog is geschat. Daarom heeft men trachten te gemoet te komen door ook eigen schatting toe te laten. De fiscus ziet af van alle hoogere waarde boven het 20-voud, maar geeft aan diegenen die kunnen aantóonen, dat dit 20-voud voor hun goed te hoog is, bevoegdheid tot schatting." En de Min. sprak„Men wenscht een soulaas voor den landeigenaar, nu hij in deze belasting wordt aangeslagen. Dat is de zaak. Laat men openhartig zijn als het al uwe voorvaderen waren. Maar, mijnheerverkiest gij mijne hand- teekening onderaan het contract niet "Woorden gaan even snel voorbij als de wind, maar schrift blijft: zwart op wit is altijd goed, zegt het oude spreek woord." „Neen, Julius, neen! ik dank u, ik wil geen geschreven stuk, dat in de handen van een monster met een men- schelijk gelaat vallen en u in mijne plaats onder de guillotine brengen kan, omdat gij een aristocraat geholpen hebt het land te verlaten en aldus zijn leven te redden. Maar daar wij ons hier bij de graven uwer ouders en van de mijnen bevinden, mijnheer Devigne wees met den vinger eerst de familiegraftom ben aan, die zijn wapenschild en zijn helmsieraad droegen, daarna een een voudig graf overdekt met graszoden en slechts gekenmerkt door een kruis; „hier in tegenwoordigheid van Hem, die nooit slaapt, zult gij plechtig beloven, dat, als die bloedige dagen ooit tijden» uw leven een einde nemen, en ik of mijn zoon het huis en het erfdeel onzer vaderen kom opeischen, gij ze ons als een waar dig en getrouw dienaar zult overgeven, terwijl gij voor u de inkomsten zult hou den, die gij van de landerijen, lot op het oogenblik der teruggave hebt kun nen maken." „Ik geef u mijn woord van eer, mijn heer! in tegenwoordigheid van God en de graven, waarop wij beide geweend hebben," sprak Julius en strekte de rechterhand uit, die zijn meester in de zijne sloot. „God, die uwe belofte hoort, zal u zegenen, brave en getrouwe vriend! want ik weet, dat gij haar houden zult, al brak ook de gansche wereld haar gegeven woord." „Met Gods hulp hoop ik haar te houden; en evenals ik met u handel, zoo mogen anderen ook met mij hande len Bij deze woorden kwam het goedige en ernstige gelaat van Julius bij het heldere maanlicht edeler en schooner dan ooit. „Maar, mijnheer!" vervolgde hij „om dat gij mij uw huis en uwe eigendom men hebt toevertrouwd, waarom ver trouwt gij mij ook uw zoon niet? Het kind is immers veel te jong om zich aan de gevaren eener reis bloot te stellen en dit eerlijk erkennen. De strijd ver leden week gevoerd over de werking der grondbelasting in verband met deze vermogensbelasting heeft thans een con- creten vorm aangenomen. Voor de pachters is het volmaakt on verschillig, naar welken maatstaf de eigenaars der door hen gepachte lande rijen in de vermogensbelasting zuilen te betalen hebben, en wat de eigenge- ërfde boeren betreftik heb reeds aangetoond, dat zij voor 2/3 a met de vermogensbelasting niets zullen|hebben uit te staan. Een voorstel, dat noch aan de pach ters noch aan de groote meerderheid der boereneigenaars ten goede komt kan kwa lijk gezegd worden een voorstel in het belang van den landbouw te zijn." Voorts berekende hij het verlies op ongeveer f 830,000 en sprak er van zich te zullen moeten beraden indien het voorstel werd aangenomen. Het voorstel werd echter verworpen. Slechts één liberaal was er vóór. De heer A. van Dedem had liever de grondbelasting nog meer verlaagd ge zien. Maar de keuze was niet gegeven, en daarom stemde hij met alle leden der antirev. partij, behalve den heer Keuchenius voor het amend. Clerx. Ech ter vruchteloos. Eene enkele overwinning mocht de antirev. partij echter voor den landbouw behalen. De heer Van Alphen vroeg den Min. of de te velde staande gewassen ook begrepen werden onder het belast baar vermogen, welke vraag de Min. bevestigend beantwoordde. Dit was echter den heer V. A. en ook den heer Van Houten al te kras. De laatste was ech ter met den vraag niet ingenomen en meende, dat de Min. door vermoeidheid een onj uist antwoord had gegeven. De heer V. A. wenschte dan het antwoord in eene volgende verg. te ontvangen. Daar wa ren echter alle liberalen als één man te gen. Nu bleef de heer V. A. echter aan houden, om een antwoord van den Min. te ontvangen. Enkele liberale schreeuwers riepen echter: „stemmen!", doch de heerSeret protesteerde daar zoo krachtig tegen, dat het geschreeuw ophield, de heer V. A. rustig door kon spreken, en de Min. zich ten langen leste bereid verklaarde de te velde staande gewassen niet in deze belasting te begrijpen. Als we ten slotte een wensch mogen uiten, dan zou het deze zijnDen heer Van Kerkwijk eens een oordeel over deze wet te kooren vellen. Ons dunkt: een vriend van den landbouw en daarvoor wordt de heer V. K. gehouden zal er nog al eenige bezwaren tegen hebben. Tot nog toe heeft de heer V. K. zijn oordeel echter nog niet anders dan door stemmen geopenbaard. Moet het partijverband in deze ge wichtige quaestie dan alles doen? Er is indertijd over de zoogn. „suikerwet" van lib. zijde zulk een drukte geweestvele boeren zullen vrij wat zuurder zien over de komende belastingwetten van Min. Pierson. zooals gij er voornemens zijt eene te ondernemen; het kind is bovendien te zwak, om dat koude en vochtige klimaat van Engeland te verdragen, waar, zoo als men wel zegt, bijna geen zon is." „Dat komt er minder op aan; het is toch een veilig land, Julius! en daarom zal ik mijn zoon maar medenemen. Dat doe ik niet om u eenigermate te belee- digen, o in de verste verte niet; maar het is beter, dat hij gevaren te land en ter zee ondervindt dan geheel ten doel te staan aan de misdadige plannen die Leon Saint-Eenne omtrent den erfgenaam van het vaderlijk goed, waarnaar hij zoozeer verlangt, koestert en blijft koeste ren. Ik mag en wil mijn zoon hier niet achterlaten. Gij zult waarlijk genoeg te doen hebben, om u te beschermen tegen de schurken, die deze ongelukkige en rampvolle dagen teweeg gebracht hebben." „Dat is voor mijne rekening, mijn heer! ik ben voor een beetje niet ver vaard, ik zou voor uw zoon zorgen, als of hij de mijne was." „Ja, dat weet ik wel, uwe zorg voor mijn kind is al meer dan eens gebleken dat gij in staat zijt hem tegen vijandige aanvallen te beschermen, dat hebt gij onlangs getoond; maar om alle listen en lagen, die de boosheid kan uitdenken om zich van mijn zoon meester te maken, weerstand te bieden, dat kunt gij even min als ik." „Dat is waar, God alleen vermag zulks, edele heer!" Na elkander een- en andermaal harte lijk de hand gedrukt en geschud te heb ben, scheidden de beide vrienden aan het hek van het kerkhof. Het was hoog tijd, want de dageraad verkondigde reeds den nieuwen dag en zette de oosterkimmen in schoon rood licht. Beide keerden naar huis. In de "Woning van den Geestelijken. In den vroegen morgen begaf Julius zich naar pater Bernardus en zétte zich aan het hoofdeneinde van zijn leger ne der, dat hij wegens zijn hoogen ouderdom en zijne ziekte niet verlaten kon. Het lange en nuttige leven van den goeden pastoor werd in die dagen van verschrik king en onrust geschokt, zijn braaf en oprecht hart door die ontzettende ge- ®emeng-cl Hieuw*. 'b' ha lok, te Hoeren veen, is Maandaga vond by den slager b. de Vries, terwijl liet ge heels gezin reeds in bed lag, de woning door een onbekende oorzaak in brand geraakt. Door het wakker worden van het jongste kind werden de ouders gelukkig op het dreigende gevaar op merkzaam gemaakt en konden zij met de andere kinderen nog juist intijds de woning ontvluch ten, hetgeen vijf minuten later onmogelijk ge weest zou zijn. Iu het gedeelte der woning, waar de brand aankwam, was ongeveer 600 kilogram vet ge borgen. Br was niets verzekerd. De weezen in de Weesinrichting te N eerbosch hebben weder het jaarlijksch kersenfeest mogen vieren en zich vergast aan duizend halve kilogrammen Meiker sen met lekkere broodjes. Het was waarlijk een feest. Er ging een algemeen gejuig op, toen men de eetzalen binnenkwam en de volgeladen borden met de donkeroode, bijna zwarte Meikersen voor zich zag. Ook zijn de weezen een dagen te vo ren onthaald op 600 halve kilogrammen kersen, die van de boomen waren geplukt, welke aan de inrichting behooren. Zoo vinden deze kinderen niet alleen aldaar een vriendelijk tehuis, maar dee len zij ook in het genot, dat de rijke, vruchtbare bodem van Gelderland in zij ne vele vruchten den bewoners aanbiedt. Een der lezers van 't „N. v. d. D." doet een middel aan de hand ter verdel ging van de groene ruspen, waarmede men in Over-Betuwe geen weg weet „Men haalt" zegt hij „uit een bosch eenige potten vol mieren (grosse Walda- meisen en brengt die diertjes in de aan getaste klavervelden dan zal men binnen 24 uur van de rupsen plaag verlost zijn, want de mieren dooden de ruspen." Een 11-jarig jongentje uit Am sterdam wordt opgevoed bij zijn oom, den heer W., hoofd der school te Has- kerdijken (Fr.). De jongen schijnt liever te A. dan in het Friesche dorpje te wo nen en toen oom en tante Zondag jl. op bezoek waren, aanvaardde hij te voet de reis naar de hoofdstad. Des nachts werd overal gezocht zonder gevolg, des Maandags werd de Justitie met het geval in kennis gesteld, die overal heen telegrafeerde om den jongen aan te houden en terug te brengen. Dit had succes, des avonds weid het neefje bij oom door de politie van Oudeschoot teruggebracht, die hem aan den weg had gevonden. Uit Nijmegen schrijft men: Buitengewoon is de oogst der nieuwe aardappelen. Bij bekkenslag werden Don derdag de puikste groote soorten aange boden voor slechts 10 cent de 5 liter; iets, wat in de laatste jaren niet gebeurd is. Dr. Grotte heeft tijdens zijn jong ste verblijf in den omtrek van den berg Sinaï, aan den voet van den berg twee steenen tafelen gevonden, die van groo- tendeels uitgewischte opschriften voorzien beurtenissen verscheurd. En evenwel bleef zijn geloof onbeweeglijk als eene rots, want het berustte niet op de over levering noch op het gezag der kerk, maar op het eigen Woord God's. „De heer, dien ik gedurende tachtig jaren gediend heb," zeide hij, „is zoo wel de God van den storm als die van de zachten wind. Hij zal de ontwerpen der booze menschen oordeelen en het land door de middelen, die Hem welbe- hagelijk zijn, redden; maar thans zijn zijne gerechte straffen uitgestort, want de zonden des volks zijn berghoog ge klommen." Van zijne legersponde richtte hij ernstige vermaningen tot zijne kudde om haar vrede en liefde onderling aan te bevelen, en zijn goed en godvruchtig voorbeeld woog zoo zwaar bij de boeren, dat zelfs de grootste voorstanders der nieuwe denkbeelden, en die het vatbaarst waren, om met de kerk en hare leeraars te spotten, zijne vermaningen met eer bied vernamen en zeiden „Als alle priesters gelijk onze goede pastoor geweest warenzouden zulke dingen in Frankrijk nooit gebeurd zijn." In de parochie van pater Bernardus was alles rustig en bedaard: men zou geen enkele onder de woudbewoners hebben kunnen vinden, die hem niet wilde verdedigen. Pater Bernardus, die zijn vertrouwen op de bedrieglijke macht der menschen gesteld had, opende zijne deur nacht en dag voor hen, die hem over hunne moeilijkheden en bekommer nissen van die dagen wenschten te spre ken. Het was niet waarschijnlijk, dat er in dit stille uur bezoeken kwamen, en Julius, zijn aangenomen zoon, zette zich aan het hoofdeneinde van de legerspon de des goeden priesters en verhaalde hem wat er den vorigen nacht op het kerkhof tusschen hem en den heer De vigne voorgevallen was. Tevens toonde hij pater Bernardus de akte, waarbij Devigne hem zijne landerijen en zijn kasteel overgedragen had. De wettige heer was, als een boer verkleed en van zijn jeugdigen zoon vergezeld, middeler wijl op weg naar Grandville, de naast- bijzijnde zeehaven, vanwaar hij het aan Engeland toebehoorende eiland Jersey hoopte te bereiken. (Wordt vervolgd.) I M| waren glazui vlakte bewaa die 8( Tor h ernstij onderV dat m heeft Eer: hebbe dijk e Pogin; door 1 levenh I werdei Haarle werdei gevonc te woi ning c T reisje o liet co noodige I de tweel te Ainsl Op liet I den jot I opgewac van wot baren h „Zoo, I derzon?' I betalen, je ook twintig neer." Aldus juffrouw strekt li „En i nou al je nu rr liet daar dat ik f Neen, v „Ik o, van mi; acliterla] langer betaalt, halven van je „Maa: i,ik ga! naar W Over vegj en dan me om vallen, guur te „'n P. mijnheel zal niet je niet 1 De ri huishout zijn reis) Intuss - - m Wmm.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1892 | | pagina 2