F
r
op de kiesvereenigingen, wier roeping
liet immers is de kiezers zooveel mo
gelijk voor te lichten omtrent de
hoofdzaken, waar het tusschen de
partijen omgaat. Zich voor deze taak
voor te bereiden, is de plicht van
allen, die in zulke vergaderingen
voorgangers zijn. Met het kiesrecht
op zichzelf is niemand gebaat, die
niet weet hoe hij moet kiezenen
ook niet, als hij van zijn recht geen
gebruik maakt. Doch de kiesvereeni-
gingen zijn er juist om de kiezers
intijds te onderrichten. Een ieder
vervulle hierin zijn roeping. Het
betreft de toekomst van ons Vader
land, het welzijn van tijdgenooten
en nakomelingen.
in.
,.,y
Wolkeren eïer Aarde.
In den laatsten tijd staat de politieke
barometer niet meer op „mooi wêcr".
Integendeel „veranderlijk" wijst de naald
van dag tot dag
A an nemel vertoonen zich kleiner
of grooter donderkoppen, die wel som
tijds even snel weggevaagd worden als
zij zich vertoonden, doch soms door an
deren vervangen worden.
Hier en daar schijnt er iets te broeien,
waardoor de toestand eenigzins gespannen
wordt.
Zoo is men b. v. in Engeland niet
gerust over de tijdingen die uit Afga-
nistan komen, en die wijzen op het
langzaam, maar gestadig doordringen
der E assen. Dit is een oude, teere kwes
tie.
Hog slechts enkele jaren geleden heeft
het maar weinig gescheeld of er was
een ooi-log uitgebroken tusschenEngeland
en Eusland, tengevolge van het door
dringen van laatstgenoemd land in Herat
en Afganistan. Sedert dien tijd zijn de
Eussen wel wat voorzichtiger geworden,
doch hebben nooit eene gelegenheid la
ten voorbijgaan, die zich mocht voordoen,
om hun inv'oed te doen gelden. En En-
gelandacht het een groot gevaar voor de In
dische bezittingen als Eusland daar zoo
in de buurt komt, van daar de teerge
voeligheid op dit punt. Het is te hopen
dat de volgende tijdingen wat gerust
stellender zijn.
Behalve in deze historie, laat Hbbs-
lauti zich ook van zeer ongunstige
zijde kennen door zijn kuiperijen in Bul
garije.
In het proces, dat op het oogenblik te
Sofia gevoerd wordt tegen de moordenaars
van Minister Beltcheff, heeft Popoff ver
klaard, dat Vassilelf, Mussevitch, Fila-
roff en hij zich onder eede verbonden
hadden, Yorst Ferdinand naar het leven
te staan. Daartoe had Mussevitch van
vroegere Bulgaarsche officieren geld en
uit St. Petersburg revolvers ontvangen.
Nader is nog uitgekomen, dat er een
geheim complot bestond, door Eussen
wendige van den boer eene ruwe onaf
hankelijkheid en een diep gevoel van
zijne eigene dapperheid. Zij spraken te
zamen als oude en trouwe vrienden.
„Ik moet vertrekken, Julius!" sprak
de edelman, „voor mij is hier geene vei
ligheid; want thans heeft ieder braaf
mensch in Frankrijk, indien hij toevallig
van adel is „alles te vreezenen. Zie maar
eens dien graaf Saint-Eenne of liever
burger Eenne, alzoo genoemd, omdat liij
ook tot de nieuwe denkbeelden toege
treden is en het vertrouwen van het
volk gewonnen heeft. Hij zal mij, als
hij kan, naar de guillotine sleuren, omdat
hij op mijne landgoederen loert, en toch
is hij mijn volle neef. Er is al een pro
ces gevoerd tusschen zijne familie en de
mijne onder de regeering van Lodewijk
XIV. Dit proces duurde elf jaren, maar
eindelijk gaf het parlement van Eouaan
het ons gewonnen. De familie Saint-Eenne
heeft ons de uitspraak van dat vonnis
nimmer vergeven, en nog altijd werpt
zij een begeerigen blik op mijn kasteel
en mijne landgoederen. Het is een woest,
hardvochtig en onverschillig geslacht,
dat weinig eerbied voor eer, recht en
geiechtigheid heeft, als het zijn eigen
belang geldt. Graaf Leon is, mijns in
ziens, de ergste van allen. Ik moet ver
trekken, Julius! want ik heb mij on
aangenaamheden berokkend door mij te
Parijs tegen 't gedrag dezer schurken te
verzetten en de graaf wacht slechts de
gelegenheid af om mij aan te klagen.
Nauwelijks zou een mijner eigene pach
ters of mijner dienstknechten mij durven
beschermen. "VVas ik een gestreng mees
ter voor hen geweest, ik zou het kunnen
begrjjpen. Maar wat spreek ik De nieu
we denkbeelden hebben alle hoofden in
genomen, en zij, die mij genegenheid
zouden kunnen jbewijzen als eene her
innering aan de dagen van eertijds, zijn
nu te zeer door hen, van wie wij zoo
even gesproken hebben verschrikt, om
mij te beschermen. Op niemand anders
dan op Maria en >'u kan ik nog mijn
vertrouwen stellen. Zij heeft mij en mijn
zoon verzorgd; want zij heeft van het
oogenblik af, dat zij met mijne moeder,
voor veertig jaren, uit het zuiden van
Frankrijk gekomen is, bij onze familie
gewoond. Zij was mijn eenige steun na
den dood mijner lieve gade en ik heb
nooit iemand rechtschapener, wijzer en
godvruchtiger gekend. Wilt gij haar wel
bestuurd, en met uitgebreide vertakkin
gen, bedoelende eene omwenteling Bul
garije. De voornaamste schuldigen zitten
op dit oogenblik veilig in Eusland, en
ontkomen zoo de galg, dien zij meer dan
verdiend hebben.
Om nog eens op Ihl^ehuitl terug
te komen, daar zijn de verkiezingen nog
in vollen gang, doch voor zooverre zij
reeds plaats gehad hebben, is het leeu
wendeel der winst aan de partij van
Gladstone. Als de uitslag op het platte
land even gunstig is, kan het nog best
gebeuren dat de 86 jarige grijsaard tot
de regeering geroepen wordt.
In Eranki'ijk. is het ook weer niet
pluis. Op dit oogenblik beraadslaagt het
ministerie wat haar te doen staat, en dat
wel naar aanleiding eener afkeurend oor
deel der Kamer over de houding der regee
ring aangaande Dahomeij, het in opstand
verkeerende land aan Afrika's westkust.
Zeer waarschijnlijk zal alleen de minis
ter van marine aftreden, en zullen de
overige ministers aanblijven.
Italië zoekt eveneens een nieuwen
minister daar de tegenwoordige titu
laris, die van financiën, ernstig ziek
geworden is. Er zullen wel niet veel lief-
Uebbers voor dat baantje zijn, daar de
bodem der schatkist maar al te veel zicht
baar is.
In Noorwegen is ook alles in de
war. Aldaar is verdeeldheid tusschen Ko
ning, ministers en Kamer, over de instel
ling van consulaten.
Het ministerie heeft zijn ontslag geno
men doch is niet zoo gemakkelijk te ver
vangen. Hierbij komt nog de verdeeld
heid tusschen Zweden en Noren, ook al
een oude historie.
Een feit van beteekenis is de groote
manifestatie, die in Christiania voor het
Koninklijk paleis plaats had. 50.000 per
sonen namen er aan deel, als om een te-
gen-betooging te houden tegenover de de
monstraties ter eere van den afgetreden
premier .Steen. Het blijkt dus, dat er nog
heel wat Noren zijn, die van de schei
ding der beide koninkrijken niets moeten
hebben.
Koning Oscar wil het punt in kwestie
laten uitmaken door een Staatsraad, uit
de Noorsche en Zweedsche ministers be
staande. Wat de zaak zoo moeijelijk maakt
is het feit dat de meerderheid in het Shor
ting (Kamer van afgevaardigden) uit ra
dicalen, tegenstanders van den Koning,
bestaat.
Zoo ziet men, dat er hier en daar nog
al wat niet in den haak is. Er broeit
wat, zeiden wij bij den aanvang, geve
de Heere dat ook dit jaar de vrede niet
gestoord worde, en wij bewaard mogen
blijven voor oorlog.
Uit ons Parlement.
De algemeene beraadslagingen over de
belastingvoorstellen van Min. Pierson zijn
in de Tweede Kamer geëindigd. Men is
daar thans bezig het ontwerp tot heffing
eener vermogensbelasting artikel voor
artikel te bespreken, van alle kanten te
bij u nemen, Julius, en haar tot eene
gedachtenis aan mij goed behandelen. Gij
zoudt geene betere huishoudster voor uwe
jonge dochter kunnen vindenwant zij
is moederloos, en gij zij t evenals ik al
leen. Maria is met al mijne beschikkingen
bekend. Ik heb ze haar gisteravond ge
openbaard; zij heeft mij tot vertrekken
aangespoord en mij tevens een paar ver
zen uit den Bijbel voorgelezen. Zij is
Protestansch opgevoed, en daarom houdt
zij bijzonder veel van dat boek, en voor
zeker, Julius ik zou ook wel gaarne den
troost en den moed bezitten, die deze bla
den in ongelukkige dagen als die van heden
schijnen te geven. Maar laat ons te-
rugkeeren tot de oorzaak, die mij gedwon
gen heeft om een onderhoud met u te
hebben. Dit is hier een plekje waar wij
noch gehoord noch bespied zullen worden,
want alle menschen uit het dorp zijn
even stil en vreedzaam als zij, die onder
den grond rusten. Julius, gij moet mijne
goederen, mijn kasteel, mijne meubelen,
kortom al wat ik bezit bewaren, even
alsof gij alles van mij gekocht hadt, en
gij moet mij zooveel geld ter hand stel
len als gij kuntwant ik heb niets. Daar
mede zullen wij, mijn zoontje en ik,
trachten naar Engeland te vluchten en
wel zoo gauw als mogelijk is."
„Mijnheer," antwoorde Julius, „ik heb
maar drie duizend franks. Gij weet dat
ik spaarzaam geweest ben en goed ge
werkt heb, maar dat is alles wat ik met
mijn stukje land heb kunnen verdienen
doch wat er ook van zij, dat geld is tot
den laatsten frank te uwer beschikking.
Ik zou hetzelfde zeggen, al boodt gij mij
in vol vertrouwen uwe landerijen en het
kasteel Devigne niet aan. Maar daar gij
in alles mij zoo vertrouwt, beloof ik u
om al wat u toebehoort te bewaren en
met dezelfde zorg alsof het mijn eigendom
was te beheeren. Als gij gezond en frisch
in Engeland zult gekomen zijn hetgeen
door Gods genade gebeuren moge en
als ik het geld van de opbrengst des oog-
stes zal bijeenverzameld hebben, hoop ik
er u zooveel van te zenden als mij mogelijk
is. Maar daartoe moet ik een vertrouwd
man zoeken. Vind ik dien niet, dan zal
ik zelf met dat geld op reis gaan, tot
dat vrede en recht, vrijheid en welvaart
Frankrijks beemden weder betreden heb
ben. Als dat oogenblik zal aangebroken
zijn kunt gij terugkomen, en gij zult
op nieuw onze geachte heer wezen zoo
bekijken, en inlichtingen er over aan
den minister te vragen. Enkele Kamer
leden maken nu zooals dat trouwens
dikwijls plaats heeft gebruik van hun
recht van amendementd. w. z. ze trach
ten door veranderingen voor te stellen
in de artikelen, en door die zoogen. amen
dementen door de Kamer te doen goed
keuren de wet in hun geest te wijzigen.
Kan de Eegeering in die wijzigingen
genoegen nemen, dan gaat men voort
met het behandelen der artikelenkan
de Eegeering zich echter volstrekt niet
vereenigen met zulk eene verandering,
dan trekt ze of hare voorsteilen geheel
in, öf ze stelt de Kamer voor de Kabi
netskwestie, d. i. bij aanneming van het
amendement vraagt ze geheel of gedeel
telijk haar ontslag. Min. Pierson dreigde
o. i. met het eerste bij de bespreking
van een amendement van den lieer Clerx,
waarover hieronder. Tot nogtoe zijn er
7 artikelen behandeld, en zoo goed als
onveranderd aangenomen.
Art. 1 bepaalt, dat er eene „vermogens
belasting" van de ingezetenen des rijks zal
geheven worden. De heer Bahlman wilde
ook niet binnen het rijk wonende eige
naars van onroerende goederen belasten.
Een goed denkbeeld, dat echter volgens
den minister onuitvoerbaar zou blijken.
Het amendement werd ingetrokken, doch
de heer B. beloofde terug te komen op
het onrecht, dat Nederlanders [vooral de
grensbewoners] die bezittingen in Duitsch-
land hebben èn daar èn hier voortaan
inkomstenbel. zullen moeten betalen.
Art. 6 bepaalt wat niet onder het ver
mogen begrepen wordt; dat zijn o. a.
meubelen, kleederen, levensmid., versier
selen voor huis en lichaam, enz. De heer
Bahlman wilde onder de vrijstellingen
ook opgenomen zien de goederen die in
Duitschland reeds belast zijn, doch de
min. was hem daarin niet ter wille.
Arme grensbewoners dus!
Art. 7 is een van de belangrijkste art.
Het houdt in, dat de waarde der onroe
rende goederen bepaald wordt op het
20-voud hunner jongste schatting. Het
boven aangeduide amendement van den
heei Clerx, hield in die waarde op het
15-voud te stellen, daar het den land
bouw toch al niet voor den wind gaat
en het land zeer in waarde gedaald is.
De heer Van Houten en de Min. ver
zetten er zich heftig tegende eerste zeide:
„In het algemeen kunnen wij 20 wel
aannemen als geen te hoog cijfer gevende,
maar het is mogelijk dat in sommige
deelen des lands de waarde van het goed
te hiog is geschat. Daarom heeft men
trachten te gemoet te komen door ook
eigen schatting toe te laten. De fiscus ziet
af van alle hoogere waarde boven het
20-voud, maar geeft aan diegenen die
kunnen aantóonen, dat dit 20-voud voor
hun goed te hoog is, bevoegdheid tot
schatting."
En de Min. sprak„Men wenscht een
soulaas voor den landeigenaar, nu hij in
deze belasting wordt aangeslagen. Dat is
de zaak. Laat men openhartig zijn
als het al uwe voorvaderen waren.
Maar, mijnheerverkiest gij mijne hand-
teekening onderaan het contract niet
"Woorden gaan even snel voorbij als de
wind, maar schrift blijft: zwart op wit
is altijd goed, zegt het oude spreek
woord."
„Neen, Julius, neen! ik dank u, ik
wil geen geschreven stuk, dat in de
handen van een monster met een men-
schelijk gelaat vallen en u in mijne plaats
onder de guillotine brengen kan, omdat
gij een aristocraat geholpen hebt het
land te verlaten en aldus zijn leven te
redden. Maar daar wij ons hier bij de
graven uwer ouders en van de mijnen
bevinden, mijnheer Devigne wees
met den vinger eerst de familiegraftom
ben aan, die zijn wapenschild en zijn
helmsieraad droegen, daarna een een
voudig graf overdekt met graszoden en
slechts gekenmerkt door een kruis; „hier
in tegenwoordigheid van Hem, die nooit
slaapt, zult gij plechtig beloven, dat, als
die bloedige dagen ooit tijden» uw leven
een einde nemen, en ik of mijn zoon
het huis en het erfdeel onzer vaderen
kom opeischen, gij ze ons als een waar
dig en getrouw dienaar zult overgeven,
terwijl gij voor u de inkomsten zult hou
den, die gij van de landerijen, lot op
het oogenblik der teruggave hebt kun
nen maken."
„Ik geef u mijn woord van eer, mijn
heer! in tegenwoordigheid van God en
de graven, waarop wij beide geweend
hebben," sprak Julius en strekte de
rechterhand uit, die zijn meester in de
zijne sloot.
„God, die uwe belofte hoort, zal u
zegenen, brave en getrouwe vriend!
want ik weet, dat gij haar houden zult,
al brak ook de gansche wereld haar
gegeven woord."
„Met Gods hulp hoop ik haar te
houden; en evenals ik met u handel,
zoo mogen anderen ook met mij hande
len
Bij deze woorden kwam het goedige
en ernstige gelaat van Julius bij het
heldere maanlicht edeler en schooner
dan ooit.
„Maar, mijnheer!" vervolgde hij „om
dat gij mij uw huis en uwe eigendom
men hebt toevertrouwd, waarom ver
trouwt gij mij ook uw zoon niet? Het
kind is immers veel te jong om zich
aan de gevaren eener reis bloot te stellen
en dit eerlijk erkennen. De strijd ver
leden week gevoerd over de werking
der grondbelasting in verband met deze
vermogensbelasting heeft thans een con-
creten vorm aangenomen.
Voor de pachters is het volmaakt on
verschillig, naar welken maatstaf de
eigenaars der door hen gepachte lande
rijen in de vermogensbelasting zuilen
te betalen hebben, en wat de eigenge-
ërfde boeren betreftik heb reeds
aangetoond, dat zij voor 2/3 a met de
vermogensbelasting niets zullen|hebben uit
te staan. Een voorstel, dat noch aan de pach
ters noch aan de groote meerderheid der
boereneigenaars ten goede komt kan kwa
lijk gezegd worden een voorstel in het
belang van den landbouw te zijn." Voorts
berekende hij het verlies op ongeveer
f 830,000 en sprak er van zich te zullen
moeten beraden indien het voorstel werd
aangenomen. Het voorstel werd echter
verworpen. Slechts één liberaal was er
vóór. De heer A. van Dedem had liever
de grondbelasting nog meer verlaagd ge
zien. Maar de keuze was niet gegeven,
en daarom stemde hij met alle leden
der antirev. partij, behalve den heer
Keuchenius voor het amend. Clerx. Ech
ter vruchteloos.
Eene enkele overwinning mocht de
antirev. partij echter voor den landbouw
behalen. De heer Van Alphen vroeg den
Min. of de te velde staande gewassen
ook begrepen werden onder het belast
baar vermogen, welke vraag de Min.
bevestigend beantwoordde. Dit was echter
den heer V. A. en ook den heer Van
Houten al te kras. De laatste was ech
ter met den vraag niet ingenomen en
meende, dat de Min. door vermoeidheid
een onj uist antwoord had gegeven. De heer
V. A. wenschte dan het antwoord in eene
volgende verg. te ontvangen. Daar wa
ren echter alle liberalen als één man te
gen. Nu bleef de heer V. A. echter aan
houden, om een antwoord van den Min.
te ontvangen.
Enkele liberale schreeuwers riepen
echter: „stemmen!", doch de heerSeret
protesteerde daar zoo krachtig tegen,
dat het geschreeuw ophield, de heer V.
A. rustig door kon spreken, en de Min.
zich ten langen leste bereid verklaarde
de te velde staande gewassen niet in deze
belasting te begrijpen.
Als we ten slotte een wensch mogen
uiten, dan zou het deze zijnDen heer
Van Kerkwijk eens een oordeel over deze
wet te kooren vellen. Ons dunkt: een
vriend van den landbouw en daarvoor
wordt de heer V. K. gehouden zal
er nog al eenige bezwaren tegen hebben.
Tot nog toe heeft de heer V. K. zijn
oordeel echter nog niet anders dan door
stemmen geopenbaard.
Moet het partijverband in deze ge
wichtige quaestie dan alles doen? Er is
indertijd over de zoogn. „suikerwet" van
lib. zijde zulk een drukte geweestvele
boeren zullen vrij wat zuurder zien
over de komende belastingwetten van
Min. Pierson.
zooals gij er voornemens zijt eene te
ondernemen; het kind is bovendien te
zwak, om dat koude en vochtige klimaat
van Engeland te verdragen, waar, zoo
als men wel zegt, bijna geen zon is."
„Dat komt er minder op aan; het is
toch een veilig land, Julius! en daarom
zal ik mijn zoon maar medenemen. Dat
doe ik niet om u eenigermate te belee-
digen, o in de verste verte niet; maar
het is beter, dat hij gevaren te land en
ter zee ondervindt dan geheel ten doel
te staan aan de misdadige plannen die
Leon Saint-Eenne omtrent den erfgenaam
van het vaderlijk goed, waarnaar hij
zoozeer verlangt, koestert en blijft koeste
ren. Ik mag en wil mijn zoon hier niet
achterlaten. Gij zult waarlijk genoeg te
doen hebben, om u te beschermen tegen
de schurken, die deze ongelukkige en
rampvolle dagen teweeg gebracht
hebben."
„Dat is voor mijne rekening, mijn
heer! ik ben voor een beetje niet ver
vaard, ik zou voor uw zoon zorgen, als
of hij de mijne was."
„Ja, dat weet ik wel, uwe zorg voor
mijn kind is al meer dan eens gebleken
dat gij in staat zijt hem tegen vijandige
aanvallen te beschermen, dat hebt gij
onlangs getoond; maar om alle listen en
lagen, die de boosheid kan uitdenken
om zich van mijn zoon meester te maken,
weerstand te bieden, dat kunt gij even
min als ik."
„Dat is waar, God alleen vermag
zulks, edele heer!"
Na elkander een- en andermaal harte
lijk de hand gedrukt en geschud te heb
ben, scheidden de beide vrienden aan
het hek van het kerkhof. Het was hoog tijd,
want de dageraad verkondigde reeds den
nieuwen dag en zette de oosterkimmen in
schoon rood licht. Beide keerden naar
huis.
In de "Woning van den Geestelijken.
In den vroegen morgen begaf Julius
zich naar pater Bernardus en zétte zich
aan het hoofdeneinde van zijn leger ne
der, dat hij wegens zijn hoogen ouderdom
en zijne ziekte niet verlaten kon. Het
lange en nuttige leven van den goeden
pastoor werd in die dagen van verschrik
king en onrust geschokt, zijn braaf en
oprecht hart door die ontzettende ge-
®emeng-cl Hieuw*.
'b' ha lok, te Hoeren veen, is Maandaga
vond by den slager b. de Vries, terwijl liet ge
heels gezin reeds in bed lag, de woning door een
onbekende oorzaak in brand geraakt. Door het
wakker worden van het jongste kind werden de
ouders gelukkig op het dreigende gevaar op
merkzaam gemaakt en konden zij met de andere
kinderen nog juist intijds de woning ontvluch
ten, hetgeen vijf minuten later onmogelijk ge
weest zou zijn.
Iu het gedeelte der woning, waar de brand
aankwam, was ongeveer 600 kilogram vet ge
borgen. Br was niets verzekerd.
De weezen in de Weesinrichting
te N eerbosch hebben weder het jaarlijksch
kersenfeest mogen vieren en zich vergast
aan duizend halve kilogrammen Meiker
sen met lekkere broodjes.
Het was waarlijk een feest. Er ging
een algemeen gejuig op, toen men de
eetzalen binnenkwam en de volgeladen
borden met de donkeroode, bijna zwarte
Meikersen voor zich zag.
Ook zijn de weezen een dagen te vo
ren onthaald op 600 halve kilogrammen
kersen, die van de boomen waren geplukt,
welke aan de inrichting behooren.
Zoo vinden deze kinderen niet alleen
aldaar een vriendelijk tehuis, maar dee
len zij ook in het genot, dat de rijke,
vruchtbare bodem van Gelderland in zij
ne vele vruchten den bewoners aanbiedt.
Een der lezers van 't „N. v. d. D."
doet een middel aan de hand ter verdel
ging van de groene ruspen, waarmede
men in Over-Betuwe geen weg weet
„Men haalt" zegt hij „uit een bosch
eenige potten vol mieren (grosse Walda-
meisen en brengt die diertjes in de aan
getaste klavervelden dan zal men binnen
24 uur van de rupsen plaag verlost zijn,
want de mieren dooden de ruspen."
Een 11-jarig jongentje uit Am
sterdam wordt opgevoed bij zijn oom,
den heer W., hoofd der school te Has-
kerdijken (Fr.). De jongen schijnt liever
te A. dan in het Friesche dorpje te wo
nen en toen oom en tante Zondag jl.
op bezoek waren, aanvaardde hij te voet
de reis naar de hoofdstad. Des nachts
werd overal gezocht zonder gevolg, des
Maandags werd de Justitie met het geval
in kennis gesteld, die overal
heen telegrafeerde om den jongen
aan te houden en terug te brengen. Dit
had succes, des avonds weid het neefje
bij oom door de politie van Oudeschoot
teruggebracht, die hem aan den weg
had gevonden.
Uit Nijmegen schrijft men:
Buitengewoon is de oogst der nieuwe
aardappelen. Bij bekkenslag werden Don
derdag de puikste groote soorten aange
boden voor slechts 10 cent de 5 liter;
iets, wat in de laatste jaren niet gebeurd
is.
Dr. Grotte heeft tijdens zijn jong
ste verblijf in den omtrek van den berg
Sinaï, aan den voet van den berg twee
steenen tafelen gevonden, die van groo-
tendeels uitgewischte opschriften voorzien
beurtenissen verscheurd. En evenwel
bleef zijn geloof onbeweeglijk als eene
rots, want het berustte niet op de over
levering noch op het gezag der kerk,
maar op het eigen Woord God's.
„De heer, dien ik gedurende tachtig
jaren gediend heb," zeide hij, „is zoo
wel de God van den storm als die van
de zachten wind. Hij zal de ontwerpen
der booze menschen oordeelen en het
land door de middelen, die Hem welbe-
hagelijk zijn, redden; maar thans zijn
zijne gerechte straffen uitgestort, want
de zonden des volks zijn berghoog ge
klommen."
Van zijne legersponde richtte hij
ernstige vermaningen tot zijne kudde
om haar vrede en liefde onderling aan
te bevelen, en zijn goed en godvruchtig
voorbeeld woog zoo zwaar bij de boeren,
dat zelfs de grootste voorstanders der
nieuwe denkbeelden, en die het vatbaarst
waren, om met de kerk en hare leeraars
te spotten, zijne vermaningen met eer
bied vernamen en zeiden
„Als alle priesters gelijk onze goede
pastoor geweest warenzouden zulke
dingen in Frankrijk nooit gebeurd zijn."
In de parochie van pater Bernardus
was alles rustig en bedaard: men zou
geen enkele onder de woudbewoners
hebben kunnen vinden, die hem niet
wilde verdedigen. Pater Bernardus, die
zijn vertrouwen op de bedrieglijke macht
der menschen gesteld had, opende zijne
deur nacht en dag voor hen, die hem
over hunne moeilijkheden en bekommer
nissen van die dagen wenschten te spre
ken. Het was niet waarschijnlijk, dat er
in dit stille uur bezoeken kwamen, en
Julius, zijn aangenomen zoon, zette zich
aan het hoofdeneinde van de legerspon
de des goeden priesters en verhaalde
hem wat er den vorigen nacht op het
kerkhof tusschen hem en den heer De
vigne voorgevallen was. Tevens toonde
hij pater Bernardus de akte, waarbij
Devigne hem zijne landerijen en zijn
kasteel overgedragen had. De wettige
heer was, als een boer verkleed en van
zijn jeugdigen zoon vergezeld, middeler
wijl op weg naar Grandville, de naast-
bijzijnde zeehaven, vanwaar hij het aan
Engeland toebehoorende eiland Jersey
hoopte te bereiken.
(Wordt vervolgd.)
I M|
waren
glazui
vlakte
bewaa
die 8(
Tor h
ernstij
onderV
dat m
heeft
Eer:
hebbe
dijk e
Pogin;
door 1
levenh I
werdei
Haarle
werdei
gevonc
te woi
ning c
T
reisje o
liet co
noodige I
de tweel
te Ainsl
Op liet I
den jot I
opgewac
van wot
baren h
„Zoo, I
derzon?' I
betalen,
je ook
twintig
neer."
Aldus
juffrouw
strekt li
„En i
nou al
je nu rr
liet daar
dat ik f
Neen, v
„Ik o,
van mi;
acliterla]
langer
betaalt,
halven
van je
„Maa:
i,ik ga!
naar W
Over vegj
en dan
me om
vallen,
guur te
„'n P.
mijnheel
zal niet
je niet 1
De ri
huishout
zijn reis)
Intuss
- -
m
Wmm.