Vrijdag 29 April 1892.
Zevende Jaargang 'No. 837.
Antirevo
t
II
FEUILLETON.
IN HOC SIGNO VINCES
uitgever:
T. BOEKHOVEN.
Alle stokken voor cle fl&edactie beste^td, Advertenties! esa verdere Administratie franco toe te sesidesa aaia den Ultg-ever.
(Een nu vervallen Regeeringsstuk.)
Deze Nota bevat 17 paragrafen.
Zij begint met een korte geschiedenis
rSjFan het vaccine-vraagstuk. Paragraaf
jj 2—10 handelen over den historischen
j loop der ziekte in Zweden, Engeland,
Duitschland, Frankrijk, Beieren, Oos
tenrijk, België, Nederlanden Britsch-
Indië, Paragraaf 11 en 12 behan-
eïen de vraag of vaccinatie en re-
vaccinatie een beveiligingsmiddel te
gen de pokken zijn. Paragraaf 13
loopt over de vraag of niet-gevac-
cineerden gevaarlijk zijn voor de ge vac
cineerden. Paragraaf 14 bespreekt
den invloed der vaccinatie op de
sterfte aan pokken. Paragraaf 15 17
bespreken de directe en de indirec
te schadelijke gevolgen der koepok
inenting, met inachtneming van de
vraag of die verkeerde gevolgen ook
xxviii.
voorkomen kunnen worden.
Reeds uit deze simpele opgaven
aangaande de indeeling kan den na
denkenden lezer blijken, hoe belang
rijk deze Nota is. Maar in ver-
boogde mate zal men dit gewaar
worden, als wij enkele volzinnen
uit den inhoud van de gemelde pa
ragrafen samenlezen of in verkorten
vorm weergeven.
Om de vaccine-quacstie goed te
begrijpen, moet men haar geschiede
nis kennen.
Jenner, de uitvinder der koepokin
enting, beweerde niet alleen, dat
een enkele inenting den mensch
levenslang tegen de pokken bevei
ligde, en dat door algemeene in
enting de pokziekte geheel zou uit
geroeid worden, maar ook, dat de
inenting overal zonder nadeel kon
plaats hebben.
De nood drong, want er waren
veel poklijders. Daarbij spande Jen
ner de verwachting boog. Haastig
en voorbarig grepen verscheidene
Regeeringen het aangeboden redmid
del aan, zonder eerst eens voldoen
de gegevens omtrent de kracht van
het middel af te wachten. En wat
leerde nu later de uitkomst:
geen sprake. Gedurig ontstonden er
pökkcn-epidemieenook in landen
waar de vaccinatie ruim werd toege
past, en velen stierven aan die ziekte.
De voorspelling van Jenner, wat de
uitroeiing der pokken betreft, ivas
dus niet uitgekomen.
In 1870 brak in Frankrijk een
pokkenepidemie nit, die zich over
geheel Europa vèrsprijdde, en zoowel
in landen met als zonder vaccinatie-
dwang talrijke offers eischte. Op
nieuw werd nu in verschillende Sta
ten de dwang verscherpt. Maar we
gens de twijfelachtige uitkomsten
kwam daar in Engeland en Duitsch
land verzet tegen, en inmiddels werd
het middel met nauwgezetheid ge
keurd. De verzameling en bestudering
der feiten bracht daarna teweeg, dat
vooral in het buitenland vele gezag
hebbende doctoren van ijverige voor
in- besliste tegenstanders zijn veran-
anderd. De tegenwoordige toestand
is clan ook feitelijk onhoudbaar. Niet
alleen staat het thans vast, dat som
mige ziekten door cle vaccinatie kun
nen worden overgeplant, maar reeds
is het waarschijnlijk geworden, dat
de inenting op het mensehelijk gestel
een nadeeligon invloed heeft. In vele
zelfs niet meer toegepast omdat de
dwang vruchteloos bleek en de vac
cinatie eerder af- dan toeneemt. Deze
feiten werden aan cle Engelsche vac
cinatie-commissie van 1889 medege
deeld door den heer William Tebb.
Ook de Engelsche staatsman John.
Bright verklaarde zich herhaaldelijk
tegen de vaccinedwang. Ook Her-
bert Spencer.
Omtrent den historischen loop der
ziekte vinden wij het volgende
In 1875 echter pakte men de
zaak anders aan. Toen kwam er een
wet tot stand, die niet de meerdere
inenting beoogde, maar die de afzon-
af
zondering in de particuliere woningen
of in aparte hospitalen, en ontsmet
ting ten koste der gemeenten. En
sedert dien tijd daalt de pokkensterfte
belangrijk. Ook heeft zich sedert 1874
in Zwedengeen pokken-epidemie meer
voorgedaan.
ten Londen) vatbaar zijn, aan te
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franeo per post 50 Cent.
Voor Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
Advertenties! van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 ©ent en 3/2 maal
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal.
Bienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte dio zij beslaan.
Adverteiitiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
ntaartle betreffende
ete Vaccine,«I®or slena verf-
gen Minister van ISSnnen.
Kaken geveegd Pb IJ stfn
ffiemwic va eb antwoord
©p toet Voorloopig Ver
slag «les* Tweede Manner
omtrent «I© afselaaÜBBBg
vaaa eleaa vaecI ieealwas.bbg
voor Schoolgaande ksaa-
«les-eaa.
I# 1
HET MORGENROOD DES
EVANGELIES
En is het dit nog wel, nu er reeds meer
dan duizend jaren na den dood van Ka-
rel den Grooten voorbij gerold zijn Vin
den wij zelfs onder Protestansche Chris
tenen in nog geen Heidensohe bijgeloovig-
beden van verschillenden aard en lijn
recht in strijd met Gods onfeilbare Open
baring? Ware op de dageraad des Evan
gelies in ons land, even als in geheel
Europa, niet zoo spoedig de Middeleeuw-
sche nacht in de Christelijke kerk ge
volgd, die het Christendom eenigermate
in een gewijzigd Heidendom deed ontaar
den, en waarvan de voorteekens toen reeds
duidelijk waar te nemen waren, dan was
alles nu wellicht anders. Er is toen en
later ook genoeg tegen overgebleven Hei-
j. densehe gestreden, maar er werd hij ver
geten, dat hetgeen men uit de ééne deur
der kerk verjaagde er onder andere vor
men door de andere deur weder in kwam
en helaasmaar al te zeer geduld werd.
Zoo werd op eene kerkvergadering in
742 door Bonifacius gehouden b. v. be
slóten, dat ieder bisschop moest zorgen,
dat in zijn bisdom „het volk alle onrein
heden des Ileidendoms verwerpe en ver-
afschuwe, hetzij in heiligschennende of
feranden der dooden, hot raadplegen des
lots, of wichelarij, amuletten, tooverzan-
gen, offerdieren, met welke dingen zich
de dwaze menschen bij de kerken bezig
houden naar de gewoonte der Heidenen,
onder den naam der heilige jmartelaren,
God en zijne Heilige tot toorn verwek
kend. Zij moeten ook de heiligsehermen-
de vuren (niedfijr genaamd) en alle ge
woonten der Heidenen, van koedanigen
aard ook, vlijtig tegengaan" In het vol
gende jaar werd, op eene kerkvergadering
(concilie) te I.essines in Iiein ego uwen,
eene lijst opgemaakt van dertig Heiden-
sche gebruiken, die moesten geweerd wor-
den. En dat er zelfs geestelijken waren
die er aan mede deden, blijkt uit de
strafbepalingen in de „Ordonnantiën van
Bonifacius In dien tijd was ons land
nog wel niet in zooverre tot liet Chris
tendom gebracht, zoodat de opgenoemde
bepalingen wel vooral voor de kerk in
Frankrijk en de zuidelijke gewesten van
Nederland zullen gemaakt zijn maar wij
kunnen gerust aannemen, dat het hier
niet beter gesteld was, want ten jare 836
werd de toenmalige bisschop van Utrecht
door Lodewijk den vrome aan gemaand,
om zijn bisdom van de Heidensche mis
bruiken en overblijfselen te zuiveren, waar
van bet eiland Walcheren vervuld was.
Er komt nog iets by en den aandachtigen
lezer is het niet ontgaan, dat bij al het
voortreffelijke van de Evangelieverkondi
ging bier te lande door de beschouwde
zendelingen, zij als kinderen van hunnen
tijd niet boven alle dwalingen verheven
waren, waartoe de kerk toen reeds lang
zaam begon te vervallen, en die vooral
in de volgende eeuwen zulk een onrust
barenden omvang kregen, tot de gezegend
kerkhervorming het zuivere Evangelie
weder op den kandelaar plaatste. Wij
wijzen op het gezag van den Paus, dat
door de zendelingen reeds eenigermate
erkend werd, de hooge onbijbelsche waar
de, die aan uiterlijke goede werken werd
toegekend, en de bijgeloovige vereering
der reliquien, die ons doed denken aan
de amuletten, welke de Heidenen als voor
behoedmiddelen tegen ongelukken en
ziekteu droegen, en die hunne weergade
vinden in de zoogenaamde scapulieren,
welke nog op' den huidigen dag door tal
van Roomsch-Katholieken gedragen wor
den.
Wat de eerste twee punten betreft, wa
ren de zendelingen eenigszins te veront
schuldigen, het was de leer dei kerk, die
hun van jongs af zoo was in geprent, en
wij hebben toch ook gezien dat de zalig
heid door geloof en genade de grond dei-
hope was, waarmede zij, de eeuwigheid
ingingen.
Het derde punt vloeide voort uit de
vereering der martelaren, wier geloof zij
navolgden, en wier kroon zij ook hoop
ten, te erlangen. Maar dat zij den Hei
denen daarover vergoeding zochten te ge
ven voor de vaarwel gezegde goden en
heiligdommen, was een gevaarlijk spel
want dit had juist overeenkomst met en
was zeer nauw verwant aan hunne denk
beelden en gebruiken, vond daardoor een
vruchtbaren bodem ter ontwikkeling en
wies als onkruid veel voorspoediger op
dan het goede zaad des zuiveren Evan
gelies. Toen in lateren tijd de eenvoudi
ge herdenking der bloedgetuigen ontaarde
in heiligenvereering, en de beelden in de
kerken werden geplaatst, toen de heili
gen als middelaren en middelaressen tus-
schen God en menschen in de plaats kwam
van den eenigen Middelaar en lïooge-
priester Jezus Christus, herleefde het ou
de Heidendom eenigermate onder nieuwe
vormen. Dit alles was nu voor het volk
dat op en zeer lagen trap van geestes
ontwikkeling stond veel aannemelijker
dan de zuivere aanbidding in geest en
waarheid, die het Evangelie eischt, en
de diepzinnige leer der zaligmaking uit
genade door het geloof. Maar toch werd
dit goede zaad door het zalig opschietend
onkruid niet geheel verstikt. En wij Ne
derlanders mogen er roem op dragen, dat
hier ten alle tijde ware Christenen, al
was hun getal dan ook niet groot, ge
weest zijn, en dat onder de voorloopers
der kerkhervormers verscheiden Neder
landers in de voorste rij staan.
Zulk een man ontmoeten wij hier al
aanstonds in de eerste helft der negende
eeuw, in Odolphus, van wien een levens
beschrijver heeft opgeteekend, dat hij „ge
blonken heeft als een brandende fakkel,
aan, het goddelijke licht onstoken."
Hij was van aanzienlijke Frankische
afkomst en te Oorschot in Noord-Biabant
geboren. Van jongs af uitmuntend door
uitstekende koedanigheden van verstand
en hart en een innemend uiterlijk, werd
hij voor den geestelijken |stand opgeleid
en later in zijne geboorteplaats aangesteld.
Maar door een hoogeren drang des geos-
tes aangespoord, begaf hij zich naar Ut
recht, om den bischop Frederik zijne
Zweden. Eerst vanaf 1810 ontstaat
de mogelijkheid, dat de inenting in
vloed gaat uitoefenen op de pokken-
sterfte, en toch nam deze sterfte in
het tijdvak van 1776 1800 bijna
voortdurend en regelmatig af. Sedert
de invoering van den inentingsdwang
in 1816, tot in 1852 derhalve in
37 jaren tijds, hebben er 4 epide
mieën geheerscht, die telkens een
grooter aantal slachtoffers eischten.
Strengere bepalingen op de inenting
waren het gevolg. Maar toch stak
in 1857 de pokziekte het hoofd
weder op.
diensten aan te bieden. Deze gaf hem
voorloopig een werking in het klooster
aldaar, en Odolphus gaf spoedig aan allen
door leer en leven zulk een uitmuntend
voorbeeld, dat hij de vader van het kloos
ter genoemd en aller raadsman werd.
„Allen is hij alles geworden, om hen
allen voor Christus te gewinnenLater
treffen wij hem aan in het Noorden des
lands in Friesland, waar bisschop Fre
derik en zijne metgezellen tevergeefs
getracht hadden, de Christenen van eni
ge hartnekkig aangekleefde dwalingen te
rug te brengen. Hoe vreemd het ook
moge klinken, van de toenmalige Frie
zen wordt gemeld, dat zij de Arinaan-
sche gevoelens waren toegedaan en dus
de Godheid van Christus loochenden. Op
wat wijze, zij daartoe gekomen zijn is
moeilijk na te gaan, het kan niet zijn,
dat de eene of andere invloedrijke Fries
aan het keizerlijke hof de werken van Au-
gnstinus heeft hooren voorlezen, waarin
de genoemde dwaling bestreden wordt
en deze als aannemelijk aan zijne land-
genooten heeft voorgesteld. Kortom, Odol
phus bracht hen daarvan terug en had
op zijne rondreis in gezelschap van den
bisschop zulk een invloed op het volk,
dat zij, zooals zijn levensbericht meldt,
„die kort te voren als woeste wolven
aangingen, door zijne vermaningen in
zachtzinnige lammeren veranderden." Hij
is daarna nog geruimen tijd onder de
Friezen gebleven, meestal te Stavoren,
waar hij eene kerk en een klooster heeft
gesticht. Later is hij naar Utrecht terug
gekeerd, waarjhyjzyiijlevensavond wensch-
te door te brengen, en omstreeks het jaar
840 gestorven is. Met de bede „Heer
in Uwe handen beveel ik mijnen geest,"
ging hij de eeuwigheid in.
Ook van hem, worden door zijn levens
beschrijver wonderen en profeüën ver
meld. In dien tijd en nog vele eeu
wen daarna hoorde dat er zoo bij, om
daardoor aan te wijzen, dat de zulken bij
zonder begenadigden des Heeren waren.
Zoo werd aan een geestelijke te Utrecht,
die eene levensgeschiedenis van Boniffr-
cius had opgesteld, weinig jaren na diens
Engeland. Niettegenstaande de
verplichte inenting (sedert '71 of '72
gepaart met afzoildering van vele
poklijders) hebben de pokken hun
verwoestingen te Londen voortgezet.
In 1884 waren er 1236, in 1885
1419 menschen aan de pokken
gestorven. Maar op dit tijdstip werd
eene radicale wijziging tot stand ge
bracht in de behandeling der pok-
lijders in de hospitalen. Er werden
meer doortastende maatregelen voor
afzondering genomen en dit systeem
heeft naar het oordeel van het Par
lement zulke merkwaardige resulta
ten afgeworpen, dat het nuttig ge
oordeeld werd dit stelsel ook tot de
lijders, die tot dusver nog te huis
verpleegd werden, uit te strekken.
In 1889 werd een wet uitgevaar-
digd, die den ingezetenen en den
geneesheeren voorschrijft om alle
gevallen, die voor overbrenging (bui
dood, geantwoord, toen hij zijn werk aan
zijn kloosterbroeders voorgelezen bad: Gij
hebt dien grooten man, welken gij met
zulk eenen uitbuudigen en goddelijken
lof verheft, een gedeelte van den prijs
des lands ontrokken, want gij hebt geene
wonderen en teekenen van hem verhaalt
zooals men die van andere heiligen leest,
terwijl uit zulke daden toch het meest
blijkt, welke de verdiensten zijn van een
iegelijk bij den almachtigen God."
De Schrijver antwoorde „Tenzij gij
teekenen en wonderen ziet, zult gij
geenszins gelooven
Hij bericht dit alles als naschrift op
zijn verhaal en voegt erbij, dat Bonifa
cius toch groote teekenen en wonderen
onder het volk heeft verricht, dat hij
n. 1. de onzichtbare ziekten der kranke
geesten genezen, den inwendigen mensch
van allerlei kwalen gereinigd en zielen
gezond gemaakt heeft.
Zoo wordt van Odolphus medegedeeld,
dat bij een brand, in zijne cel uitgebarsten
zijn stok, waarop hij in een wasplaatje de
namen der geloovigcn aan teekend, op zijn
gebed onbeschadigd bloef en het was zelfs
door de hitte des vuurs ongesmolten ge
bleven was.
Bij. zijn afscheid van de Friezen te Sta
voren gaf bij hun zeer ernstige verma
ningen, om toch nooit van het pad der
hun, nu verkondigde waarheid af te wij
ken en voorspelde hun, dat, wanneer zij
dit toch deden, de heidenen op hen zouden
afkomen, om alles te verwoesten en hen
met hunne bezittingen als gevangenen
weg te voeren.
Er wordt bijgevoegd, dat dit letterlijk
is vervuld, zooals hij voorzegd had. Ver
geten wij evenwel niet, dat ontzettende
rooftochten der Denen en Noormannen
die toen nog geheel in den nacht van het
Ordinisme verzonken waren, reeds lang
te voren een aanvang hadden genomen
en wel vooral in de Noordelijke provin
ciën onzes lands. Zulk eene profetie was
dus, zoo zij althans historisch is gemak
kelijk genoeg.
{Wordt vervolgd.)