mmm -imimwi
Yrijdag 4Maart 1892.
A n I ifrwo hi tionair
Zevende Jaargang No. 329.
Orgaan
t]
frai
7
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON
Ti
T. BOEKHOVEN.
Deze Courant verschijnt eiken Tjijdag.
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 eent en 3/3 maa
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
ASIe stul&ken voor de ISedactle i>e§temcf, Advertentiën eis verdere Administratie franc© toe te eenden aan den Uitgever.
@>e Provinciale
verkiezingen.
In de Standaard van 24 Fe bij.1.
zet de redacteur nog eens heldemit-
een, waarom er tot dusverre volsfekt
geen kans is op geregelde samen
werking onzer partij met de ki ho-
lieken, bij de provinciale stemks.
Zeker, men kan, zooals ook Dr.
Bakhuis Roozeboom van Leiden an-
ried, scherp onderscheiden tuss len
samenwerking aan de stembus en
politieke samenwerking in de C [le
ges.
Men kan voor ditmaal de polityke
beteekenis van de provinciale ir-
kiezingen geheel op den achtergrond
schuiven, omdat er toch in lange
jaren geen uitzicht is, de Eeme
Kamer „om" te krijgen.
Men kan het wenschelijke beto
gen, dat in elk geval de minderhedm
elkaar steunen bij de stembus, tm
einde in de Colleges niet alle gele
genheid om althans mee te sprekéi
te verliezen.
Maar dan blijft altijd nog de vraig
over: wie en waar zijn debedoele
„minderheden"? Wantr immers e
„minderheid" onderstelt partijve!
band.
Nu is er in Amsterdam, in Friet-
land en een deel van Groningen wil
een radicale „minderheid" te vinde|
en in Den Haag een conservaties
„minderheid"; omdat èn die radica
len èn die conservatieven in hoofj-
zaak ééne lijn trekken. Doch wafr
is de katholieke „minderheid" jte
vinden? Haar als een kerkelijke
partij of „minderheid" in de Colleges
te brengen is toch geheel in strijd
met de antirevolutionaire beginselen;
die willen, dat men de kerkelijke en
de bui-gelijke belangen uiteen zal
houden. Het is bovendien geheel
overbodig, want kerkelijk kunnen
de roomschen zichzelf best redden,
en hebben de protestanten van samen
werking' met hen geen voordeel te
wachten.
Er moet dus, als wij met de room
schen als „minderheid" aan de eene
of andere stembus zullen samenwer
ken, een corps kiezers te vinden zijn,
dat voor bepaalde beginselen strijdt.
Anders is liet geen „minderheid".
En waar nu de roomsche partij
of „minderheid", die van'88 tot'91
scheen te bestaan, uit elkander viel,
en zich nog geen andere „minderhe
den" hebben gegroepeerd en ver
klaard, baat al dat praten over het
het
belang
met de roomschen in
der minderheden niets.
De Boodschapper schijnt, blijkens
zijn schrijven in het nummer van
24 Febr. de a. s. provinciale ver
kiezingen van weinig meer beteekenis
te houden dan de gemeenteraadsver
kiezingen, waarbij men het ook wel
op proportioneele vertegenwoordiging-
aanstuurt.
Hiertegen merken wij op, dat de
Prov. Staten veel invloed hebben op
den gang der gemeentelijke zaken,
omdat zij de Gedeputeerde Staten
hebben te verkiezen, en deze met het
dagelijksch toezicht op het werk der
plaatselijke besturen belast zijn.
Doch al reikte die invloed ook niet
verder dan die van de gemeenteraden,
men zal toch ook bij een gemeente
raadsverkiezing kwalijk kunnen on
derhandelen met de katholieken, als
men vóóruit weet, dat die lieden geen
kiesvereeniging hebben, of dat zij
zich aan de daar genomen besluiten
toch niet houden.
En zoo is het nu ook bij de Pro
vinciale stembus. Benoorden Moerdijk
vormen de roomschen in geen enkele
provincie een aaneengesloten politieke
of burgerlijke „minderheid".
De Maasbode raadt openlijk en de
Tijd meer bedekt de samenwerking
af; terwijl de volgelingen van Dr.
Schaepman dit gedoogend. w. z.
zich niet losmaken van zulke raad
gevers, maar stil met hen in dezelf
de kiesvereenigingen blijven zitten.
Hoe spijtig het dus ook zou zijn
als onze partij eenige zetels in de
Prov. Staten moest ruimen, er zal
vermoedelijk weinig te doen zijn om
het te voorkomen.
Alleen de roomschen kunnen deze
schade keeren. Wij niet.
Staatsbemoeiing*.
Volgens het verslag in de locale
bladen heeft de heer Goeman Borge-
sius in een Vwfelezing te Naaldwijk
(op 22 Febr. j.l.) gezegd, dat de
heer De Savornin Lohman zich in
'89 sterk tegen de enquête in het
arbeidersvraagstuk had verklaard,
zonder meer.
Ons dunkt, de heer B. had zijn
overigens vrij kalme reden niet moeten
ontsieren door zulk een onvolledige
halve meededeeling.
Indien hij bepaald in zijn schets
over de cociale toestanden den heer
Lohman wilde noemen, dan had hij er
bij moeten zeggen waarom deze staats
man tegen het instellen van een onder
zoek was. Want nu konden de hoor
ders denken, dat het den heer L. er
om te doen was geweest, de maat
schappelijke ellende bedekt te hou
den.
Toch was de heer L. zooals de
antirevolutionairen wel weten, en
zooals ook de heer Borgesius wel
bekend werd, alleen hierom tegen
meerdere enquête, om dat hij
Kamers van arbeid wilde opgericht
zien, waarin werkgevers en arbeiders
in onderling verband eikaars belangen
zouden bespreken, en de termen voor
de tusschenkomst der overheid formu-
leeren.
Had men dien wensch vervuld,
dan zou men wellicht veel eerder
en op veel natuurlijker wijze, de
arbeiders met wettelijk voorschriften
hebben kunnen helpen. De stof en
de maat voor die wetsbepalingen
hadden de arbeiders dan zeiven kun
nen leveren.
Maar of men al jaar in, jaar uit
aan het naspeuren blijft, en men
doet niet te gelijk pogingen om het
kwaad te beteugelen, dat geeft niet
veel.
En hoe licht kan de Overheid te
ver gaan met haar inmenging, als zij
enkel vragen doet (bij de enquête)
aan lieden van allerlei stand en be
roep, en alleen daarop haar wetgeving
baseert.
De heer Borgesius gaf, volgens
genoemd verslag, geen grens aan
voor Staatsbemoeiing, maar zeide
dat die bemoeiing aan deze drie
voorwaarden moest voldoen 1° dat
de particuliere krachten te kort schie
ten, 2° dat de Staat kans ziet, den toe
stand te verbeteren 3° dat hij door
wegneming van zeker kwaad geen
ander kwaad in het leven roept.
Maar wie moet over dat alles
oordeelen? Alleen de Overheid?
Is het niet veel voorzichtiger, dat
de belanghebbenden zelf een stem
in het kapittel krijgen?
Dit nu wilde juist de heer Loh
man.
„ËFFATHA"
k
li
Ql
Abonnementsprijs per drie maaiden franco per post 50 Cent.
Yoor Amerika bij vooruitbetalng f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent
UITGEVER:
gjM.
Groote letters en vignetten "worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
Met dit nummer begim een
nieuwen Jaargang.
Nieuwe abonné's worden ietren
werkdag aangenomenbij alle heren
BoekhandelaarsBrievengaarderen
Agenten van dit Blad.
j
HET MORGENROOD DES
EVANGELIES.
XXII.
In 775 eu '76 ondernam Karei nog
maals krijgstochten tegen de Saksers,
waarvan velen zich onderwierpen en lie
ten doopen. Het volgende jaar 777 werd
hij door vele Saksers op een rijksdag te
Paderborn gehuldigd, maar hun koning
Wittekind onderwierp zich nog niet. Dit
alles zal bij de meer Noordelijk wonende
stammen wel bekend geweest zijn en er
toe bijgedragen hebben, dat men zich aan
Lebuïnus niet vergreep. Hij heeft
ook de kerk te,.Deventer zonder verhin
dering weder kunnen opbouwen en in ver-
eeniging metMarcellinus kerken gesticht
te Heemze bij Harden berg aan de vecht, te
Ootmarsum en te Oldenzaal, waar Mar
cellus gestorven is, en nog de tegenwoor
dige kerk door haren zonderlingen bouw
trant, de dikke muren, schaarsheid van
licht, vele oudheden en versierselen hoogst
merkwaardig is. Haar oudste gedeelte dag-
teekent van 924 en is wellicht de uitbrei-
ding van de stichting der genoemde zen
delingen. Het sterfelijk hulsel van Marcel-
linus werd te Deventer begraven, waar
ook Lebuinus in zijne kerk zijn laatste
sluimerstede vond; nadat hij, volgens de
woorden zijner leven schrijvers, naar ouder
gewoonte nooit had opgehouden de leer
der zaligheid aan zijn volk voor te dra
gen, tot hij zijne lieve ziel aan den Op
perherder gegeven heeft.'' Deze tweede
kerk is nogmaals door de Saksers ver
woest en door Ludger herbouwd, aanwien
volgens de legende, Lebuinus in eene
verschijning de plaats van zijn graf had
aangewezen. In 1040 werd zij in 1235
en 1334 nogmaals een prooi der vlam
men, om als een feniks uit de asch te her
rijzen. De tegenwoordige Lebuinuskerk
met een toren uit de 15Y2 eeuw, die in
1613 zeer verfraaid werd, is de grootste
der geheele provincie.
In de katholieke Broerekerlc werden
drie uitmuntend--geschreven en prachtig
versierde Evangelieboeken bewaard, die
door Lebuinus zouden geschreven zijn. Zij
zijn echter van lateren oorsprong, maar
toch nog merkwaardig, omdat de graaf
van ArenburgjJoen hij in 1535 als stad
houder van Overijsel gehuldigd werd, op
een der zelve de rechten dezer provincie
bezwoer.
Ongeveer gelijktijdig met de twee be
sproken Evangelieboden werd door Gre-
gorius nog een derde uitgezonden en wel
naar Dokkum, volgens de woorden van
een oud geschiedschrijver „nog warm van
der martelaren bloed." Het was weder
een Angelsaks uit Northumberland afkom
stig van der jeugd af de vreeze des
Heeren, het beginsel der wijsheid, opge-
smeekt, ontgloeide in jeugdigen Willekod
op het hooren van de vordingen die het
Christendom onder Friezen en Saksers
maakte, de lust om ook als zendeling uit
te gaan. Waarom hij eerst verlof aan den
koning moest vragen en dit in eene ver
gadering van bisschoppen en geestelijkeu
eerst moestr onderzocht worden, zooals ge
meld wordt, is dit duidelijk.
Of er voorwaarden gesteld werden, om
de beste krachten niet uit het land te
zien gaan, dan wel of men geene onge-
schikten wilde wegzenden, weten wij niets
kortom het verzoek werd hem toegestaan.
In de omstreken van Dokkum werd hij
met open armen entvangen, want het aan
tal Christenen was er toegenomen en
ontmoette ook geene tegenwerking meer.
Met onze doofstommen in „Effatha" gaat het
gelukkig voortdurend wel. Zij ontwikkelen lief
en spreken reeds een tal van woorden. Ze zijn
vlug en levenslustig. Onlangs overviel ik hen in
de speelkamer, midden onder het spel. Ze wa
ren Zondags te voren samen in de kerk geweest.
En nu stond één hunner te preêken en al mijne
gesten en bewegingen op den kansel na te bootsen
terwijl de anderen in luisterende houding zaten,
en een hunner een saamgeknoopten zakdoek aan
een stok had gebonden, wat het zakje verbeelden
moest, en waarmee hij rondging. Een spel dat
bij andere kinderen niet zoo heel ongewoon is,
maar wat mij van doofstommen toch bijzonder
opviel. Vooral de beschaamdheid waarmede hij
Vooral wijdde hij zijne krachten aan jeugd
en jongelingschap en legde zoo eene goe
den grond voor de toekomst. Zelfs de aan
zienlijken des lands zonden hem hunne
kinderen ter opvoeding.
Maar toen hij hoorde, dat op eenigen
afstand Oostwaarts van Dokkum nog al
gemeen het Heidendom heerschte, besloot
hij daarheen te gaanzoo kwam hij over
de Lauwers naar Humarcken of Hum-
sterland (in Groningen) om daar de af
goderij te bestrijden. Op de gewone wijze
onderhield hij het volk over de onbedui
dendheid hunner goden en de dwaasheid
stomme steenen beelden te aanbidden;
maar dit verwekte zulk eene verbittering
dat men besloot door het lot uit te maken,
of men dezen vermetelen aanrander hun
ner goden zou verdrijven of dood en. Ge
lukkig bleef het bij het eerste en de ijve
rige Willihad Was dus genoodzaakt, een
ander zendingsgebied te kiezen. Hij volg
de den loop der Hurrse, opwaarts en kwam
in het landschap Trentonia (Drente), dat
ook nog geheel in dèn nacht des Heiden-
doms verzonken lag. Wellicht ging hij
hier op eene andere, misschien meer be
zadigde wijze te werkwant in veler
harten vonden zijne woorden weerklank,
die den dominee moest verbeelden, zijne gela-
ren enzijne krabbeltaal afbrak, toen hij mij zag, en
in een hoek wegschool, terwijl de anderen hem
uitlachten.
Van de heerschende ziekte is tot dusver, Gode
zijdank, ons „Effatha"-gezin gunstig verschoond
gebleven. Een kleine ongesteldheid van Johan
na Bilderbeek liep, onder de vriendelijke en zorg
volle behandeling van Dr. De Jonge, door 's Hee
ren goedheid, met een paar dagen af. Het doet
het harte goed aan de kleinen te merken dat ze
onder zulke omstandigheden, deelneming betoo-
nen in elkanders lief en leed. Een bewijs dat de
opvoeding, die ze van don heer Oranje en Echt-
genoote, bijgestaan door de helpster Maria Eggink,
ontvangen, ook aanvankelijk niet vruchteloos
bleef. Natuurlijk i3 het niet alles lief en aange
naam wat men met doofstomme kinderen door
leeft. er komen ook zakon voor die bestraffing
noodzakelijk maken, evenzeer, en nog vrij wat
meer als bij andere kinderen. En is aanhoudend
geduld, een vaste hand en een biddend hart noo-
dig om doofstommen op te voeden. En als onze
lezers, die weten wat bidden is, eens, in hunne
binnenkamer gaan, verzoeken wij hun vriendelijk
vooral ook aan „Effatha" te willen gedenken.
Daar er zich hier en daar al weer nieuwe
aanvragen opdoen, om tegen den volgenden cur
sus in „Effatha" opgenomen te worden, staat het
wel te denken dat wij tegen Augustus een tweeden
onderwijzer zullen noodig hebben. Het is te
hopen dat do Heere ons ook ditmaal een geschikt
jongmensch aanwijzen zal, die lust en aanleg heeft
om zich aan dezen arbeid der liefde te wijden.
Het is wel een moeielijk, maar tevens een zeer
heerlijk werk.
En aan ouders of voogden, die hunne doof
stomme kinderen overeenkomstig hunne doops-
belofte wensohen opgevoed te zien en ze daarom
in „Effatha" willen doen opnemen, zouden wij
radn meldt U zoo spoedig mogeluk bij het Be
stuur van „Effatha" aan. Want er is niet voor
een zoo'n heel groot getal plaats beschikbaar. De
kosten in het gesticht zijn f200 per jaar, bij
vooruitbetaling van drie maanden, benevens een
goede uitrusting volgens tarief en f 10 voorver
stellen. Het Bestuur zal op de uitrusting nauwer
dienen te letten daar sommigen hun kinderen
kleederon mee geven van te slecht allooi, om het
tegen het spelen en ravotten der kinderen lang te
kunnen uithouden. Men neme toch vooral geen
gemeen goed waar geen kracht in zit. Allo infor-
matiën zijn bij den heer Oranje, bij de Bestuurs
leden en bij de Correspondenten van „Effatha" te
bekomen.
Dat „Effatha" bij vermeerdering van personeel
ook meer den steun van ons Christelijk, met na
me van ons Gereformeerd volk hohoeft, spreekt
van zelve. Enkele giften wei-den ons, sedert onze
laatste opgave gezonden, die we echter in een
vólgend artikel zullen meedeelen, wijl we nu niet
meer plaats durven vragen. Tot onze vreugde
vernamen wij dat bij onzen Penningmeester o. a.
ook eene gift voor „Effatha" was ingekomen van
ƒ2000.
Het is te hopen dat aan „Effatha" nog vele groote
en kleine giften zullen toevloeien. Ook dat onze
Correspondenten hunne inteekeningslijsten aan
velen zullen aanbieden en nog vele leden voor
onze Yereeniging zullen winnen.
Vooral zij aan de Kerkeraden van Gereform.
beljjdenis en aan onze Jongelings-, aan Jonge-
doohters- en Yrouwenvereenigingen gevraagd:
Is Uwe Corporatie alreeds tot „Effatha" toegetre
den Broeders en Zusters laat ons werken ter
men liet de afgoden varen en nam de pre
diking des kruises aan. Het duurde even
wel niet lang, of de eerste liefde der nieuw
bekeerden ontaarde in eenen te grooten
ijver, die ben zeiven en kunne zendeling
in gevaar braebt. Zij meenden geroepen
te zijn, overal in den omtrek datgene, wat
vroeger heilig geacht werd, omver te ha
len maar tegen deze soort van beeld
stormerij kwamen de niet bekeerden krack-
dadig op. Ziedend van toorn^trokken zij
liet zwaard, besloten alle Christenen te
dooden.
Reeds bracht een der Heidenen een
zwaardslag toe, om Willehad bet hoofd
af te slaanmaar als door een hoogere
macht, bleef hij ongedeerd. Om zijnen hals
droeg hij een stevig koord, waarvan eene
doos met relispriën hing. Het zwaard trof
het koord, en de daardoor gebroken slag
kwetste hem niet eens. De Drentenaren
beschouwden dit alles een wonder, en nie
mand waagde het, Willehad en zijne aan
hangers, die nu ook in hunnen ijver wel
wat zullen bekoeld geworden zijn, verder
eenig leed te doen.
Wordt vervolgd.