mm sta mumm rnia
rij dag 8 Januari 1892.
Zesde Jaargang No. 321.
Antirevolutionair
Orgaan
"feuilleton
IN HOC SIGN O VINCES
T. BOEKHOVEN.
SOM iff OjLSJD SJ Si.
Alle ütiiklicn voor tie Ifiedactie bestemd, Advertenties! en verdere Adsmnistratie franco toe te zenden aan den Uïtg-ever.
Voorwaarts!
Deze Courant versehjnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Voor Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever:
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/a maal
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote lettors en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zj beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
ligt in dat zeggen een
Wij moeten vooruitEn wij gaan
ook -vooruit, of wij het goedvinden
of niet.
„Zelfs zij, die hun horloge op
1618 hebben gezet, kunnen niet
verhinderen, dat wij thans 1892
schrijven" zoo merkte een spot
blad aan.
Maar
waarheid.
Slechts is het de vraag, met wel
ke inzichten en bedoelingen, en in
welke richting wij ons vooruitbewe-
gen. Want, al zijn wij kinderen onzes
tijds en al hebben wij ons tot op ze
kere hoogte te schikken naar de
bestaande toestanden en gebruiken
onzes tijds, daarom behoeven wij ons
karakter nog niet uit te wisschen,
en de strijd voor onze beginselen
op te geven. Dat mogen we niet doen.
Wij hebben wel met de hedendaag-
sche omstandigheden te rekenen
maar we mogen er ons niet slapend
bij neervleien of den toongevers der
wereld slaafs aankleven. Zóóver mag
onze toegeeflijkheid niet gaan. Leven
de in de wereld, mogen wij niet
ons persoonlijk leven inrichten naai
den zin der wereld, indien wij na
melijk een andere overtuiging, van
hooger oorsprong, in onze ziel om
dragen.
Ja, wij moeten vooruit. Maar wij
behoeven, wij mogen het niet doen
als machines. ISIeen als redelijke
HET MORGENROOD DES
EVANGELIES
xxv.
Later zette hij zijne studiën voort in
het klooster te Nutshall in het bosckr jke
Hampshire. Die landstreek was toen reeds
en nog eeuwen later het lievelingsver-
blijf van de grooten der aarde; in de
overoude kathedraal der hoofdstad Win
chester, een der indrukwekkendste Go-
thisohe kerken van Engeland, die toen
reeds bestond en nu nog, hoewel onaan
zienlijk van buiten, zeer goed bewaard
gebleven is, lieten vele koningen zich
kronen en vonden er ook na hun veel
bewogen leven hunne laatste rustplaats.
Onder vele anderen rusten er Alfred en Ka-
naet, die beiden de Groote toegenaamd wor
den. New-Forest was het geliefkoosd
jachtterrein van Willem den Veroveraar,
en het nabijgelegen eiland Wight is
nog vaak zomerververbljf der konink
lijke familie. Hoewel deze rijke land
streek eenigszins inwerkte op het karak
ter van Winfried, werd zijn ijver voor
het hoogere niet verkoeld. Op dertigja
rigen leeftijd werd hij in den geestelijken
stand opgenomen en 5 jaar later treffen
wij hem aan in de Dorestad bij Radboud.
Onverrichter zake teruggekeerd, wilde
uien hem, die door Godsvrucht, geleerd
heid en welsprekendheid uitmuntte, tot
abt verkiezen. Iemand, die hem per
soonlijk heeft gekend, heeft van hem
opgeteekend„Bij de strengheid der be
straffing ontbrak de zachtmoedigheid niet,
en de kracht der prediking niet bij de
zachtmoedigheid. De zachtheid der lief
de matigde den ijver.
Rijkenenmachtigen, kinderen en slaven
gaf hij hetzelfde onderricht van heilige
vermaning, zoodat hij de rijken door
mcnschen moeten wij rondom ons
zien en oordeelen on kiezen tusschen
goed en kwaad, recht en onrecht,
waarheid en leugen, en waar
wij het eene aanvaarden, hebben
wij tegen het andere te getuigen,
ook al zien wij daar niet dadelijk
de vrucht van. Op Gods tijd zullen
wij maaien, als wij niet verflauwen
en verslappen.
Gewis, wij gaan vooruit. Maar
wij behoeven, wij mogen het niet
doen als stompzinnigen, die niet eens
bemerken, dat zij zich vooruitbewe-
gen. Wij mogen ook gerust eens
omzien, en moeten dat zelfs doen.
Persoonlijk bewegen wij ons allen
naar het graf. Maar ook de
tegenwoordige gedaante onzer maat
schappij in haar geheel gaat snollijk
voorbij, om plaats te maken voor
nieuwe toestanden. Zij gaat dns óók
naar het graf. En alleen wat met
God in geestelijke betrekking staat
blijft. De beginselende kiemen
van dat met God in betrekking staan
de leven zijn onvergankelijkzij
treden met telkens vernieuwde kracht
weer te voorschijn.
Wij gaan vooruitzóó snel voor
uit zelfs, dat wij als van het ééno
jaar in het andere vliegen. Maar
toch hebben wij als redelijke en ze
delijke schepselen onzen weg te over
denken, ons heden uit het verleden
te verklaren en met de toekomst in
verband te brengen.
vleierij niet verwende, noch de anderen
door strengheid te veel druktevolgens
het voorbeeld des Apostels is hij allen
alles geworden, om allen voor de zalig
heid te gewinnen." Het uitzioht op ker
kelijke betrekkingen hield hem echter
niet tegen in zijn plan om als zendeliug
uit te .gaan tot de Heidenen. Hij bleef
in het kloostér, tot de broeders een
waardigen abt gevonden hadden en ver
liet daarna zijn vaderland; eerst ging
hij op aanraden van Woichesters bisschop
naar Rome, om de machtiging van den
Paus te vragen. Natuurlijk werd deze
niet geweigerd en hij ontving een last
brief, geteekend in het begin van Mei
719, „om tot alle volkeren te gaan, die
nog in ongeloof ronddoolden, en denzel-
ven de verborgenheden van het konink
rijk der hemelen bekend te maken door
de prediking des Ouden en Nieuwen
Testaments, maar hun ook op te leggen,
zich in kerkgebruiken enz. aan de voor
schriften van den heiligen Apostolischen
stoel te houden." Ook ontving hij aan
bevelingsbrieven en reliquiën, en zoo
trok hij vooreerst naar Beieren (Franken
land) en Thüringen. Maar spoedig moest
hij ervaren, dat hij zonder krachtige
hulp der wereldsehe overheid weinig
vermocht op het Heidendom. Zoo schreef
hij aan de bovengenoemde bisschop van
Winchester: „Zonder de bescherming
van den vorst der Franken kan ik nook
hot volk regeeren, noch de Christenen
verdedigen, noch de gemeenten der Hei
enen cn hunne afgoderij in Duitsehland be
strijden." Hij besloot alzoo den machti
gen majoor Domus te bezoeken en diens
hulp te vragen. Maar toen hij vernam,
dat Radboud was gestorven, begaf hij
zich tot de Friezen, om gedurende drie
jaren Willebrords medehelper te zijn.
Daarna werkte hij met gunstig gevolg
in Heisenlaud en Thüringen. Op be-
En hoe zullen wij dat doen zonder
aan God te gedenken?
Of was Hij het niet, die ons in
het 'voorgaande jaar bij veel tegen
spoed ook een njke schat van zege
ningen schonk? En moet dan ook
niet op Hem het oog en de hope
voor de toekomst gevestigd worden?
Wie zijn eigen leven en het welzijn
onzer natie liefheeft, zegge hierop
ja! „Geeft eer den Heere uwen God,
eer dat Hij het duister maakt, en
eer uwe voeten zich stooten aan de
schemerende bergendat gj naar
licht wacht, en hij dat zelve tot
eene schaduw des doods stelle, en
tot eene donkerheid zette" zoo
liet God door zijn profeet Jeremia
aan Israël waarschuwenen gelijke
vermaning mag wel tot ons volk uit
gaan.
Want zie, geljk het huis Israels
en het huis van Juda eenmaal ver
kleefd waren aan den dienst van
Jehovah, om Hem te zijn tot een
volk en tot een naam, en tot lof
en tot heerlijkheid, zoo was het
ook eertjds met onze natie, toen zij
Gods Woord eerde, op Zijn dienst
prijs stelde, naar Zijn geboden vroeg,
en alle godonteerende misbruiken
uit 's Heeren kerk zocht te weren.
Thans echter, nu de groote massa
bij de rede alleen wil leven, op Gods
kerk geen acht meer slaat, en Zjn
bevelen verzaakt, nu is or een toe
nemende verwarring in ons land,
richt hiervan naar Rome ontboden, werd
hij na afgelegde geloofsbelijdenis door
den Paus tot bisschop der Duitsehers
geordend, in den herfst van 723, maar
tevens plechtig tot gehoorzaamheid aan
den Paus verbonden. Dit laatste is hem
wel eens zeer euvel geduid, als zoude
liij meer de pauselijke macht dan do
zaak des Evangelies gediend hebben.
Maar wij moeten wel in het oog houden,
dat Bonifaeius nog moeielijk de onwaar
heid kon doorgronden, dat de pauselijke
stoel de Apostolische niet waa en van een
anderen kantook niet vergeten, dat hij eens
in een brief den Pa,us terechtwees over de
reeds ingeslopen misbruiken, de Simonie,
en de Heidensche ceremoniën bij het
begin des jaars. Hij schrijft: „De Hei
denen denken, wanneer zij iets van liet
slechte, dat wij hun verbieden, te [Rom
zien doen, dat zulks door de Priesters
toegelaten wordt; zij beschuldigen ons
en ergerenzich, en onze prediking wordt
tegengewerkt." Slaan wij verder acht
op zijn werken en woorden, alsmede
op zijnen marteldood, dan zal ook daaruit
blijken, dat Bonifaeius met hart en ziel
voor de uitbreiding des Christendoms
ijverde. Weder ontving hij tal van aan
bevelingsbrieven aan Karei Martel, aan
verscheidene wereldsehe en kerkelijke
overheidspei sonen, aan voorname Thü-
ringers, zelfs een voor dat gekeele volk
en een voor de Oud-Saksers.
Uit den laatsten willen wij een-en
ander aanhalen, om den geest te leereu
kennen, waarin de Paus het Christendom
door Bonifaeius verkondigd wilde zien.
Er wordt onder anderen in gezegd„Ik
ben wijzen en onwijzen een schuldenaar,
zeer geliefde broeders, en wil u doen
weten, welk eene zorg ik voor u draag,
zoowel voor hen, die reeds het woord
der vermaning tot het geloof in Jezus
Christus hebbeu omhelsd, als voor dege-
en gaan wij ón 'op zedelijk èn op stof
felijk gebied hard achteruit, zoodat
ook Neêrlands oude roem in het
buitenland meer en meer uitslijt.
Men probeert wel veel, men zet
wel veel op touw, maar er komt o
zoo weinig tot stand. Wat men heden
opgericht waant, ligt morgen weer
omver. Zoo is het in de wetenschap,
in den handel, in de politiek, ja
schier in alles.
Geven wij ons dus aan geen illu
sion over, maar laat ons in het jaar
dat nog grootendeels voor ons ligt
nuchteren en wakende trachten te
zijn, en onszelf gedurig afvragen wat
God in den tegenwoordige tijd van
ons eischt.
Want ja, de tijd is machtig, hij
voert ons mede. Doch God is veel
machtiger. Hij staat boven den tijd.
Hem alleen zijn wij ook verantwoor
ding schuldig.
Zien wij nu op den vorigen jaar
kring, dan moet schaamte ons aan
gezicht bedekken, ook van wegc onze
nationale afwijkingen en tekortko
mingen.
Dat de staatkundige toestand zoo
veranderd is, dat onze christenmannen
uit het bewind moesten treden, het
ging niet buiten het Gods bestuur
om, maar letten wij daarbij op onze
volkszonden, dan moeten wij uitroe
pen het was rechtvaardig.
Maar God betoonde zich tot hiertoe
ook dc getrouwe en de goedertierene.
nen, die het nog zullen omhelzen, opdat
uwe harten vertroost worden, toegerust
met de liefde en al den rijkdom van de
volheid des verstands tot de kennis der
verborgenheid van God, den Vader van
Jezus Christus, iu wien, volgens den
voortreffelijkeu Apostel, alle schatten der
wijsheid en der kennis verborgen zijn.
Dit zeg ik u, dewijl hot Koninkrijk
Gods nabijgekomen is, en opdat niemand
u met verhevene woorden verleide, om
bij eenig metaal uwe zaligheid te zoeken,
door de aanbidding van beelden, door
's menschen band uit goud, zilver, koper,
steen, of waarvan ook gemaakt, welke
met een valscken naam door de oude
Heidenen goden genoemd zijn, maar
waarin booze geesten wonen, want alle
Heidensche goden zijn booze geesten,
gelijk de Schrift zegt;' maar onze God
heeft de hemelen geschapen. Allen onder
u, die onzen Heer Jezus Christus hebben
aangenomen, moeten in Hem wandelen,
geworteld, opgebouwd en bevestigd in
het geloof, overvloedig zijnde in dank
zegging. Wijkt af; mijne zonen van
de afgoderij kent en aanbidt den Ileere
God, die den hemel en de aarde gemaakt
heeft en de zee en al wat daarin is, en
uwe aangezichten zullen niet beschaamd
worden. Legt af den ouden mensoh
en doet Christus aan den nieuwen, ver
latende alle boosheid, toorn, gramschap,
lastering; geen vuile rede ga uit uwen
mond, zegt de vereering der afgoden
vaarwelwant reeds neigt de dag dezer
eeuw ten avond en nadert de tijd der
duisternis. Zijt niet ledig, maar werkt
liever het goede werk, opdat Christus
in u wone, enz. Dit echter vermaan
ik u, broeders 1 dat ieder, die onder u
zich tot Christus wil bekeeren, gj hem
niet tegenhoudt of dwingt de beelden te
aanbidden, omdat Christus de Heer zelf,
met God den Almachtigen vader, leeft
Ilij bereidde ons in den vorigen jaar
kring vooral op kerkelijk gebeid
groote zegeningen. Hij bracht de
harten van vele broederen tot elkaar.
Hij sch >nk ons een sociaal congres,
•waar ae volksnooden met groote
helderheid besproken werden.
Ons volk werd gespaard voor oor
logsrampen en pestelentiën Ja, hoe zul
len wij de voornaamste zegeningen
tellen, die God ons schonk.
Dit vcrlevendige dan onze hoop
voor den nieuwen jaarkring.
Wij gaan vooruit, cn wij willen
ook wel vooruit, want onze tijd is
kort en de arbeid dien wij te verrichten
hebben, eischt de inspanning van alle
vermogens die ons geschonken zijn
maar wij willen niet anders vooruit
dan mèt God
Lezers, zij dit uwe cn onze be-
botuiging. De Heere zegene u allen,
en bekwame u om, een ieder in
zijn kring mede te werken tot heil
van kerk, vaderland en maatschap
PÜ-
Onder geheel andere politieke
omstandigheden zijn wij dit jaar in
getreden, dan het vorige. Aan samen
werking met andere staatspartijen
valt voor eerst niet te denken. Maar
als het oog omhoog gericht is, behoe
ven wij ook nu niet moedeloos neer
te zitten, aangezien God regeert, en
alle mensehenharten kan neigen als
waterbeken.
Nog eens dusvoorwaarts, niet
in eenheid des Heiligen Geestcs tot in
alle eeuwigheid, Amen! Geliefden, het
is een getrouw dienaar en mededienst
knecht in den Heer, onze broeder en
medebisschop Bonifaeius, dien ik tot dit
einde tot u heb gezonden', opdat lij leere
kennen, hoe het met u gesteld is en
uwe harten vertrooste door het woord
der vermaning in Christus Jezus, onzen
Heer, opdat gj, bevrijd van het bedrog
des duivels, veraienen moogt, om opge
nomen te worden onder de kindereu
der aanneming en van de eeuwige ver
doemenis verlost, bet eeuwige leven heb
ben moogt." Uit de vele bewaard
gebleven berichten aangaande Bonifaeius
blijkt duidelijk, dat hj op deze wjze
ook werkzaam is geweest. Hj is wel
een steunpilaar der pauselijke hiërarchie
geweest en steunde ook niet altijd op
den onzichtbaren Heer der kerk, zoodat
lij wel eens minder geesteljke wapenen
gebruikte, ook -bj het bestrijden van
Evangelische begrippen zijner mede
christen' maar hoofdzaak bleef hem
toch de verkondiging van een armen
zondaar en een rijken Christus. Na een
bezoek bj Karél Martel, trok bij weder
naar zjne Hessen. In de nabijheid van
het dorp Geismar aangekomen, treft hj
eene schaar Heidenen aan, die in een
heilig woud onder eenen reusachtigen
eik^aan den God des donders hunne offers
brachten. Gedachtig aan Gods bevel tot
Mozes„Hunne altaren zult gj omver
werpen, en hunne opgerichte beelden
zult gj verbreken en hunne bosseken
zult gj afhouwen", (Ex. 34: 13) wordt
lij door een Eiiasgeest bezield, haalt
een bijl en begint met krachtige slagen
den üonareik om te hakken.
Wordt Vervoigd.