mm ia
Vrijdag 11 December 1891.
Zesde Jaargang No. 317.
Antirevolutionair
Orgaan
m iiiii
IN HOC SIGNO VINCE S
PREMIE,
T. BOEKHOVEN.
sonnsiLsihBJBi
Alle stukken voor tie Redactie Desteind, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te Kenden aan den Uitg-ever.
Het kerkelijk vraagstuk.
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Voor Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever:
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte dio zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
UITSLUITEND VOOR Hïï.
ABONNE'S VAN DIT BLAD
De Abonne's van dit Blad kunnen te
gen betaling van slechts 25 cents een
boeiende degelijke Christelijke Scheurka
lender bekomen. Deze kalender is aan
beide kanten bedrukt en geeft aan de
voorzijde behalve dag en datum, op- en
ondergang van zon en maan, een bijbel
tekst met verklaringen aan de achter
zijde degelijke Christelijke verhalen. Het
prachtige schild voorstellende „De opwek
king van het dochtertje ven Jaïrus" is
in 10 kleuren gedrukt en is bepaald een
sieraad in de huiskamer.
Zij die zich met 1 December op dit
blad abonneeren kunnen, ook tegen beta
ling van 0,25 deze kalender bekomen.
Men gelieve zijne aanvrage te richten
aan den Boekhandelaar W. BOEKHO
VEN Sommekdijk en dit wel zoo spoedig
mogelijk op dat wij de oplage zoude kun
nen bepalen.
Vele onzer lezers kunnen zeker
den keer Noordtzij wel, sedert tal
van jaren leeraar aan de Theol.
School te Kampen (o. m. in de
Egyptologie en de Assyriologie)
tevens lid van den Gemeenteraad
aldaar, en een man met zooveel ge
zond verstand en zulk een ruimen
klik, dat hij in de stad zijner woning
niet alleen door zijngeestverwanten op
godsdienstig of kerkelijk gebied, maar
ook door de liberalen zeer koog
wordt geacht en als om strijd in
het stedelijk bestuur wordt begeerd.
Bij zijn jongste raadsverkiezing wa
ren op enkele na, alle stemmen op
hem v.ereenigd.
Men weet het nu eenmaal, in heel
den omtrek van Kampen, dat de
heer Noordtzij een practisch man is.
Sinds jaren was hij de vraagbaak
en de welwillende raadgever van
eenvoudige lieden in allerlei netelige
quaestiën. En toen hij dan ook, nh
het vertrek van Jhr. van Aseh van
Wijck (vroeger Burgemeester van
Amersfoort) naar Suriname, als diens
opvolger in de Tweede Kamer werd
gecandideerd, vloeiden hem honder
den stemmen meer toe dan hij noodig
had om er te komen.
Jammer slechts, dat hij het lid
maatschap der Kamer moeielijk kan
vereenigen met het geven van het
gewenscht aantal colleges aan de
Kampensche school. Hij moest dus
'kiezen, en heeft ten slotte de koo-
gere theol. studie verkozen hoven
het opgaan in de politieke bemoei
ingen. Hetgeen hem echter niet heeft
verhinderd om voorloopig als Ka
merlid zitting te nemen.
De vruchten bleven niet uit. Het
bleek terstond, dat. zij die in den
heer Noordtzij veel talent en aanleg
voor het parlementaire leven veron
derstelden, juist gezien hadden. Zijn
eerste rede sneed terdege hout.
Wij willen uit die rede het een en
ander mededeelen, nu niet om den
voortreffelijken vorm van zijn spre
ken, maar wegens het hoogst be
langrijke van de door hem aan de
orde gestelde quaestie. Yroeg of laat,
maar liefst tijdig moet daar toch
nader over gehandeld worden, want
de wijze waarop thans de kerkelijke
gezindheden worden bejegend van
overheidswege, kan, zooals de heer
N. betoogde, moeielijk den toets van
recht en billijkheid doorstaan.
Doch laat ons Prof. Noordtzij
zelf het woord geven.
Hij begon met te erkennen, dat
er op dit gebied voetangels en klem
men liggen, maar voegde er tevens
de verzekering bij, dat hij sprak wiet
als lid van een zekere kerkelijke
gezindheid, maar namens degeheele
antirevolutionaire partij, de droite
zoowel als de gauche (d. w. z. de
meer conservatief zoowel als de
meer radicaal getinte leden), en dat
do gehoole partij in hoofdzaak één
stemmig over deze zaak oordeelt.
Over de scheiding van „Staat en
Kerk," zóó ging hij voort:
„Over de scheiding van Staat en kerk
„door een zeer geacht lid der liberale
„partij ook mijnsinziens terecht ge-
„noemd „het hoofdbeginsel van ons
„staatsrecht", wensch ik thans te spreken,
„en wel zóó, dat ik mij veroorloof de
„vraag te stellen, of dat hoofdbeginsel
„van ons staatsrecht reeds zoodanig is
„doorgewerkt, dat de kerkelijke gezind
heden geacht kunnen worden vrij te
„zijn en gelijk recht te hebben. Die vraag
„stel ik niet alleen met het oog op de
financiëele zijde der quaestie, maar ook
„in verband met, wat ik in deze tegen
stelling wensch te noemen, den zedelij-
ken kant van het vraagstuk."
Verder herinnerde hij, dat volgens
een geacht liberaal rechtsgeleerde
de Grondwet in rechtskundigen zin
inhoudt het voorschrift: „dat de
Staat aan alle kerkelijke, zedelijke
lichamen gelijk recht verzekert, zon
der het èène boven het andere te
bevoordeelen" en dat dus, waar dat
gelijk recht niet bestaat, rechtsher
stel plicht is.
Willen de liberalen dus de ver
houding tusschen Staat en Kerk
losser, gemakkelijker maken, wij
antirevolutionairen willen dat ook
zooals men zien kan uit ons beginsel
program en uit ons werkprogram
van 1888. Doch als twee hetzelfde
doen, is het daarom nog niet het
zelfde. „Er is toch groot verschil
„in beginsel, onderscheid in het
„hoofdmotief, uit krachte waarvan èn
„de liberale èn de antirevolutionaire
„partij aandringen op scheiding van
„Kerk en Staat evengoed als wat
„betreft de wijze waarop de schei
ding van Kerk en Staat moet wor-
„den doorgevoerd."
Om het verschil in beginsel te
doen inzien haalde hij het zoggen
van Mr. Groen van Prinsterer aan,
die steeds eischte„eene meer dan
zoogenaamde scheiding van Staat en
Kerk" een ware en geen schijn-
scheiding; een scheiding niet in revolu
tionairen, maar in christelijken zin
een scheiding, waarbij de Kerk niet
langer geboeid blijft aan een van den
godsdienst losgescheurd en Staat.
En wat het verschil over de wijze
van doorvoering der scheiding aan
gaat, herinnerde spr. aan het kern
achtig vragen van Groen„Moet de
gelijkstelling van rechten der gezind
heden uitloopcn op gelijkheid van
onrecht?"
In deze vraag ligt natuurlijk op
gesloten, dat de verschillende ker
kelijke gezindheden thans geen ge
lijk recht genieten, on de heer N.
toonde aan, dat dit zoomin in geldelij-
ken als in zedelijken zin het geval is.
De uitbetalingen, die thans nog
aan vele gezindheden geschieden
krachtens art. 171 der grondwet,
rusten niet op denzelfden grond. Die
welke naar de tweede zinsnede
van genoemd artikel, worden ver
leend krachtens eene zuivero lite-
ralitas. De Staat mag subsidie geven,
aan hen die haar nog niet genieten
maar kunnen is slechts kunnenhet
schept geen verplichtingzooals die
bestaat ten opzichte van de gods
dienstige gezindheden welke in de
eerste alinea van art. 171 worden
genoemd.
Deze verplichte- en de vrijwillige
subsidiën wil de antirevolutionaire
partij niet over èèn kam geschoren
hebben. Immers, vele van die ver
plichte subsidiën rusten op grond
van rechtzij vloeien voort uit het
tot zich nemen van kerkelijke goe
deren, en waar de Staat zich toe
eigende, wat aan de Kerk behoorde,
is hij (bij doorvoering van het be
ginsel) tot teruggave verplicht.
Het zou inderdaad in het belang
der subsidie genietende kerken zei
ven zijn, als hot geannexeerd kapi
taal aan de recüthcbbenden spoedig
terug geschonken werd, en alzoo de
geldelijke band tusschen Staat en
Kerk op redelijke, voorzichtige ma
nier ontknoopt werd.
Want terwijl er thans onrecht ge
schied, doordien ongeveer acht hon
derd plaatselijke gezindheuen geen
subsidie genietenonrecht ook, door
dien de subsidiën voor de verschil
lende kerkelijke gezindheden onre
gelmatig zijn toegenomen (iets waar
ook de tegenwoordige Minister van
o o
Justitie vroeger op gewezen heeft)
in verband met de ontwikkeling
van radicalisme en socialisme is de
vrees gegrond, dat bij langdurig
uitstel later de subsidiën wel eens
allen konden geschrapten de histo
rische rechten van derden geschon
den worden.
Zoo is het dan in het belang,
èn van den Staat (dewijl de geschei
denheid, van de Kerk ook volgens
het getuigenis van liberalen het ce
ment onzer volkseenheid moet ge
noemd worden), én van de Kerk
(die moet vreezen, dat de aanrol
(1) „Aan de leeraars, welke tot nog toe uit
's Lands kas geen, of een niet toereikend
traktement genieten, kan een traktement toe
gelegd, of liet besta a nde vermeerderd worden,"
lende revolutie-golven weg zullen
sleepen wat zij thans in beginsel
naar recht genieten)het is in het
welbegrepen belang, zeggen wij, van
die beide dat de hand aan den ploeg
geslagen wordt en een afrekening
tusschen Staat en Kerk worde voor
bereid.
„Mijne heereu Ministers, in verband
„niet uwe eigene beginselen, in verband
„met de dingen die misschien zullen
„komen, waag ik het met bescheidenheid,
„maar toch ook met allen aandrang te
„vragen, acht ge het niet noodig spoe-
„dig een regeling voor te bereiden, die
„leiden kan tot de doorvoering van het
„hoofdbeginsel van ons Staatrrecht?"
Aldus vroeg de heer Noordtzij.
En wat antwoordde de Minister
van Justitie? Hij zoude nader be
scheid geven bij de behandeling van
het hoofdstuk der Staatsbegrooting,
dat zijn departement betreft.
Maar hij deelde reeds nu mede,
dat hij volstrekt geen kans zag op
wijziging van art. 171 der Grondwet,
en ook niet wist hoe hij daarop
aansturen, haar voorbereiden zou.
Waartegen de heer Noordtzij weer
opmerkte, dat de zaak toch ook naar
de eigen bekentenissen des Ministers
uit vroegeren tijd, groote haast heeft,
en dat men althans beginnen kan
met een betere administratieve on
derscheiding tusschen verplichte en
onverplichte hitgaven krachtens art.
171, benevens de beteekenis van het
woord „gezindheid", plaatselijk of
algemeen, vast te stellen.
Van meer beteekenis was de toe
zegging des Ministers omtrent de ze
delijke zijde, de vrijheid tot zelf
standige organisatie, waaromtrent de
heer Noordtzij aantoonde, dat zij ook
zeer veel te wenschen overliet. Hij
toonde zich niet onbereid om, indien
mogelijk, bestaande belemmeringen
voor het leven der kerken weg te
nemen, hetzij door het aannemen
van betere regelen omtrent de toe
passing van de wet op de Kerkge
nootschappen, èf door die wet, zoo
noodig, te wijzigen.
Doch hierover, over het staatsrech
telijk bestaan der kerken een vol
gend maal.
Volkeren der Aarde.
De politieke toestand van Europa kan
zeer goed bij het weder vergeleken wor
den. Nu eens vertoonen zich donkere
wolken, die het ergste doen vreezen, dan
weer is alles zoo vreedzaam dat er geen
wolkje aan de lucht is.
Dit laatste was het geval toen de
Duitsche rijkskanselier de bekende rede
gehouden had in den Rijksdag, en daar
in de verhouding tusschen de volkeren
als gunstig bestempelde.
Ook het bezoek van den Russischen
minister Von Giers heeft te Berlijn een
goeden indruk gemaakt.
Te Berlijn moet Von Giers aan keizer
Wilhelm en den kanselier een en ander
medegedeeld hebben, dat door de vrede
lievendheid, die er in doorstraalde, een
bevredigenden indruk maakte.
De donkere wolken blijven evenwel
niet uit. Er loopen geruchten dat Rus
land er aan denkt, de uitvoer van paar
den te verbieden. Dergelijke maatregel
wordt gewoonlijk alleen genomen, indien
er gevaar van oorlog is. In Duitschland
is men bevreesd dat die geruchten waar
heid zuhen worden, waardoor het Duit
sche leger gebrek aan paarden zou krij
gen. Jaarlijks komen er wel 25000 uit
Rusland voor hot Duitsche leger. In hoe
verre het waar is, zal de tijd moeten
leeren.
Uit de Krim, waar zij in engen kring
te Lividia hun zilveren bruiloft vierden,
zijn de Czaar en zijn gezin naar Peters
burg teruggekeerd. Bij alle stations waai
de trein kwam, stonden vele boeren in
lompen om den Ozaar smeekschriften aan
te bieden om hulp in den hongersnood.
De politie konde menigte niet terug
houden. Vele bladen verlangen, dat de
regeering de speculanten in tarwe dwin
gen zal den buitengewoon hoogen prijs
te verlagen.
De bezetting van Egypte door Enge
land is Frankrijk altijd een doorn in 't
oog geweest daar het natuurlijk Enge
land te doen was een overwicht te hebben
in de Middellandsche zee, bij mogelijke
botsingen met Turkije. Nujschijnt Frank
rijk er iets op gevonden te hebben, om
ook een goede positie nabij het Suez ka
naal te verzekeren.
Volgens de Kreuz-Ztg, heeft de sultan
aan Frankrijk een zeer belangrijk stuk
land aan de Roode Zee afgestaan. Kaap
Clieik tegenover het Britsche eilandje
Perin aan den zuideringang der zee.
Een Fransch handelshuis kocht dit land
(165,000 H. A.) in 1868 van de Ara
bieren. De Fransche regeering vestigde
er een steenkooldepöt, dat echter in 1870
wegens den oorlog verlaten werd. Steeds
weigerde Turkije Frankrijk's recht te
erkennen, maar thans, nadat nieuwe
voorstellen door den Franschen gezant
gedaan waren, heeft de sultan, waar
schijnlijk in verband met de Egyptische
zaak, toegegeven. Het blad merkt op dat
de ingang der Roode Zee nu niet langer
uilsluitend in de macht der Engelschen is.
De influenza heerscht in sommige dee-
len van Europa weer zeer hevig. Zoo
o. a. in Berlijn, Londen en Weenen.
De aarts-hertog Hendrik van Oostenrijk
is aan de gevolgen van influenza overleden,
eenige uren na zijn gemalin. Deze stierf
Zondag, juist op haar verjaardag, aan
dezelfde ziekte, door haar aan het ziek
bed van haar gemaal opgedaan.
In Silozië breidt de influenza zich uit.
De hospitalen te Breslau zijn overvol.
Ook te Hamburg heelt de ziekte een
zeer ernstig karakter aangenomen. In de
voorgaande week kwamen 380 gevallen
voor, waarvan een tiende deel met nood-
lottigen afloop.
In Engeland maakt de ziekte ook veel
slachtoffers. De ziekte moet bijzonder he
vig zijn, en meer aanleiding geven tot
longontsteking dan voor een paar jaar,
dat is v )oral gebleken bij lijders die wêer
te spoedig hun kamer verlieten.
Wat China betreft, met den dag wor
den de berichten die van daar komen
treuriger. Op meer dan eene plaats is
een vreeselijke opstand uitgebroken, waar
bij allereerst de Christenen het moeten
ontgelden.
Reeds vielen verscheidene steden in
handen der oproermakers en trekken
groote benden opstandelingen op de hoofd
stad Peking los. Hartverscheurend zijn
bijzonderheden omtrent de mishandelin
gen waaraan de Christenen bloot staan.
Geve God dat ook in China blijke,
dat het bloed der martelaren het zaad
der Kerk is!