mm m PMtamisit m mrnrn
nm
D
Antirevolutionair
Orgaan
ag M'ICugusEuS^Öi.
IN HOC SIGN O VINCES
a
Vriendelijk versoek.
FEUILLETON.
4
rfl
m
li
Zesde Jaargang "No. 30(1.
T. BOEKHOVEN.
AiSe stukken voor de Bfteilactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe Se zenden aan den Uitgever.
l id de EBei>.
i
(i
ojxifo.hvi..
en 399
a
«H
r
w
w
O
I Orerflakkee.
130 nm. 2,30 u
1,45 nm. 3,45 u
1,15 *5.00
5,30
f met die van
fcetsluia en 9 cn
BOOT.
MS.
vm. 5.u.
6,u.
6,30
nm. 2,
3,—
kngustua
l\G.
■Augustus
XC,
dam.
orra. 5 uur.
tyuiph.
art 1891.
jrdam.
l,10en 4,40 u.
,10 en 4,40 u.
n.
en 5,u.
cn 5,uur
italuis.
5,—u.
ur later,
le.
en 5,uur.
ir later,
ijks veerboot op
rm. 5,15; Zatcr-
,30; Woensdag-,
5,30; Zaterdag
nm. 3.
en Dinsdag vm
ag (Jangs Oud-
Zaterdag nm. 2
nber) op vrerk-
dags vm. 83,0
ag en Dinsdag
md) n a. 2uur
elke maand zal
laar Rotterdam
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Voor Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVER:
SO Ji.13 EBjSüBJ Ei
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en m ia
Boekaankondiging 5 Cent per regel en ''/3 maal.
Dienstaauvragou en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zjj beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
ft ij die hunne inkoopen doen op
L de in dit blad voorkomende adver
ts tentiënworden beleefd verzocht de
naam van one blad daarbij te noemen.
Hierdoor verplicht U zeer,
de Uitgever.
Toespraak van Ik. BS. Br
fl&orï aan de
dea-svan 1M31 in «le CJroo-
le Meek te 's Ilage.
Bij hunne komst in de Groote
Kerk vonden de strijders het ruime
bedehuis gevuld met eene belangstel
lende schare uit deze stad.
Geen enkel plaatsje was onbezet:
op de galerijen, de zijbanken, den
orgelomgang, ja zelfs in de gangen
hadden de overtalrijko belangstel
lenden zich verzameld.
Als voorganger trad op Ds. H.
L. Oort, eveneens gelijk zoovelen
zijner toehoorders versierd met het
Metalen Kruis.
Spreker begon zijn rede, met er
op te wijzen hoe het 60e herden
kingsfeest aan de gebeurtenissen
tijdens de Belgische woelingen aio in
in den lande bijval had gevonden.
Voor geen klein deel zal hiervan
wel de oorzeak zijn geweest, dat
juist de herdenkingsdag van den
tiendaagschen veldtocht samenvalt
met den verjaardag van onze geliefde
Koningin-Regentes.
Het was, zeide spr., eene aangena
me uitnoodigiging die tot mij ge
richt werd, hier heden voor u op
te treden, want, waarom zou ik
het verzwijgen, een oud man spreekt
nog gaarne eens over de gebeurte-
DER HELPER IN DEN NOOD.
3.
„Ziet do hand des Heeron is niet ver
kort, dat Ui) niet zou kunnen redden, en
zijn oor is niet zwaar, dat II jj niet zou
kunnen liooren" «Het gebed dor recht
vaardigen vermag veel."
De woekeraar had inderdaad, zonder
het te willen of te weten, den spijker
op den kop, zoo als men wel eens zegt,
geslagen en was als middel door God
gebruikt om den koopman op zijn Hel
per in den nood te wijzen.
Loest gevoelde, dat de Heere God tot
liem door deze onreine lippen had
doen spreken; een wonderbare kalmte
en vrede verspreidde zieh in zijn hart.
Met vasten tred ging hij huiswaarts.
Daar gekomen, sloot hij zich in zijn
binnenkamer op, hij wierp zich op zijn
knieën en smeekte de vergiffenis van
zijn Zaligmaker af; van zijn Helper in
zoo menig bang oogenblik zijns levens,
omdat hij zich liet eerst tot „de ge
broken bakken die geen water kondon
houden" had gewend, in plaats van al
lereerst tot de Fontein van genade ge
gaan te zijn.
Versterkt, verfriseht en getroost rees
hij van zijne knieën op. De volgende
dag was een Zondag; inderdaad een
Sabbath voor zijn zielal zijn bekom
mernissen op den Heere werpende, ge
noot hij een stillen zaligen vrede, hij
liet opgaan naar Gods huis en bij het
aanhooren van de woorden des Levens.
Evenwel deelde hij niemand van zijn
huisgenooten mede, wat Jhem was weder-
nisson zijner jeugd, en vooral over
die herinneringen waaraan men met
blijdschap terugdenkt.
Maar dit is niet de eenige reden
waarom het verzoek voor mij zoo
aangenaam was. Er is iets gewich-
tigers. Het was de gedachte, die
mij streelde, dit feest in een Godshuis
te vieren. Want daar voornamelijk
kan inen getuigenDo Heer heeft
groote dingen aan ons gedaan".
Vooral bij bet herdenken van den
dag van 5 October 1830, toen de
Koning het „Te wapen! deed hoo-
ren, toen was liet „met God voor
vaderland en Koning'dat wij naar
de grenzen snelden.
Als wij nu terugdenken aan den
strijd die eenigen tijd later volgde,
mogen wij ons beroemen op do trouw
van God die Hij in die dagen aan
ons heeft betoond.
Herinnert gij het u nog, ouden van
dagenvervolgde spreker, hoe het
woord Te wapen" door onzen Ko
ning tot ons gericht, allen in don
lande als het ware electriseerdc en
hoe honderdon bij honderden aan die
roepstem gehoor gaven? Het zal u,
medestrijders, nog wel, evenals mij,
voor den geest staan, hoe ons het
wachten in werkelooze rust aan de
grenzen begon te vervelen, en wel
ken blijden moed ons bezielde, toen
eindelijk den '2den Augustus 1831
een lang verwacht „Voorwaarts"!
langs onze gelederen klonk.
Het zou mij te ver voeren, alle
bijzonderheden in die tien dagen van
bloedigcn strijd, maar tevens tien da
gen van overwinning, aan te stippen
want ieder heeft daarvan zijne eigen
herinneringen bewaard
varen. Sedert lang was hij weduwnaar,
en noch tot zijn bejaarde zuster, nocli
tot de oude en vrome, dienstmaagd, die
zoolang in zijn huishouden had geholpen
achtte hij het goed, een enkel woord
van zijn ondervinding mede te deelen.
Hij geloofde, en wist dat „de Heere het
voorzien zou."
Den volgenden morgen, Maandag, was
hij niet al te vroeg wakker. -Da zon
stond al vrij hoog, toen hij ontwaakte
Ijlings sprong hij uit iiet bed, kleede
zich en begaf zich, na zijn morgengebed
te hebben uitgesproken, naar heneden.
Tot zijn groote verbazing, vond hij zijn
zuster en winkelknecht beiden al druk
aan het bedienen der klanten, waarvan
er een ongewoon aantal opdaagden. Ter
stond begon ook hij aan 'twerk. En o
wonderden geheelen dag stond het niet
stil. Een stroom van bezoekers vulde
den winkel, en nauwelijks waren dezen
geholpen of oudere kwamen weer binnen
Nooit, zoo lang hij koopman was geweest
kon Loest zich herinneren het zóó
druk gehad te hebben. Er was letterlijk
geen tijd om te eten, en zoo gebruikten
zij maar onder de hand een stuk brood
terwijl zij met bedienen van de klanten
voortgingen.
En het was niet alleen, dat men voor
contant geld zooveel inkoopen kwam
doen, maar verschillende reeds lang uit
gestaan hebbende rekeningen kwamen,
met vriendelijk verzoek of Mijnheer
het niet kwalijk wilde nemen, dat de
betaling zoo lang achter wege was geble
ven zoo dat Loost elk oogeblik moest
uitroepen: Het is de Heere wiens hand
deze stroom van weldaden over mij,
onwaardige, uitstord O, wil nu ook aan
Onder al die herinneringen is er
echter eene, die zeker toch nog wel
ieder voor den geest staat, aldus ricli-
te de geachte spreker zich moor in
het bijzonder tot de oudstrijders, het
is de herinnering aan den Prins van
Oranje, onzen dapperen veldheer, den
edelen handhaver van onze smotloo-
ze Oranjevaan.
Ik zie hem nog voor mij in mijne
verbeelding, hoe hij met zijne flinke
houding te paard het kamp rondreed
en hoe hij met zijn open blik in een
oogwenk den ganschen omtrek gade
sloeg. Hij was een man in wien alle
eigenschappen vereenigd waren van
den bekwamen veldheer. Eén woord
van hem, een wenk tot ons gericht,
hernieuwde onzen moed en sterkte
onze krachten. Zijn beeld, door al
die herinneringen ons dierbaar, blijft
ons dan ook gewis diep in hot ge
heugen gegrift, ten minste vrij wat
beter dan door liet standbeeld op het
Buitenhof het geval is. De herinne
ring aan dezen riddelijken Prins van
Oranje had, evenals zijn voorvader
Prins Willem I, door een ruiterstand
beeld levendig gehouden moeten wor
den.
Spreker besprak verder eenige bij
zondorheden van den tiendaagschen
veldtocht en voorts de teleurstelling
die het leger ondervond, toen het be
vel tot terugtrekken uit Holland
kwam.
Ook in het opvolgen van dit be
vel van zijn koninklijken vader toon
de de Prins van Oranje zieh con hold.
Niettegenstaande hot gevecht zijn cle
ment was, en het teleurstelling voor
hem was hot zoo goed begonnen en
voortgezette werk niet te kunnen vol-
niijn ziel den van vollen stroom Uwer
genade niet onthouden, maar laat ik met
al Uw vrjjgekoehten en verlosten Uw
deugden roemen en Uw majesteit en
Goddelijke liefde verheerlijken."
Eindelijk was de dag voorbijgegaan
en de nacht daalde neder. Leest en
zijn huisgenoten waren letterlijk uitge
put van vermoeienis. Eerst nu hadden,
zij gelegenheid zieh aan den maaltijd
te vereenigen. En 11a hun harten in
lof en dank te hebben uitgestort ging
Loest met zijn zuster eens natellen wat
de ontvangst van dien dag bedroeg. Die
geheele ontvangst beliep 603 'daalders en
14 stuivers. Zoo waren dan de 600 daal
ders die den volgenden dag moesten be
taald worden, aanwezig en er was nog
ongeveer zooveel over al don vorigen Za
terdag in kas was, om daarvoor hun
levensbehoeften don volgenden dag te koo-
pen.
„O welk een wondervolle God is de
onzesprak Loest terwijl hij onder
tranen van aandoening de geschiedenis
aan zijn zuster mededeelde, welk een
wondervolle God is de onze die in liet
bestuur van het groote Heelal, mijn klei
ne en geringe zaken ook niet vergeet,
maar zoo merkwaardig aan mij Zijn be
lofte heeft vervuld „Roep Mij aan in
den dag der benauwdheid en Ik zal er
u uithelpen en gij zult Mij eeren„Hoe
talloos moet het heirleger Zijner Enge
len zijn, daar Hij ook dezen heeft ge
bruikt om dezen of genen in het hart te
geven,„Koop dat of dat van daag bij
Loest, of „Betaal Loest van daag, wat hij
nog van u hebben moetO, vergeet
geen van Zijne weldaden, 0 mijne ziele."
Zoo sprak de eenvoudige vrome man
eindigen, trok hij met zijn overwin
nend leger terug tot bij de grenzen
en toonde, dat hij zich als veldheer
kon verloochenen, ten einde het bloed
zijner soldaten niet noodeloos te doen
vloeien. Hij bewees hierdoor een waar
held te zijn, wanneer men denkt aan
hetgeen geschreven staat„wie zijn
geest weet te beheerschon is sterker
dan hij die eene stad inneemt".
Hoe korfde strijd ook duurde, de
overwinningen waren schitterend.
Holland kan fier zijn op de jOranje-
vaan, die in 1831 onbesmet is ge
bleven.
Na voorts nog een woord van op
wekking gesproken te hebben tot de
jongeren van dagen om, wanneer de
oorlogskreet zich wederom in den
lande ooit mocht doen hooren 011 ons
Holland gevaar dreigt, zich den voor
rang te betwisten de eerste te zijn
om op te komen voor de plichten
die God ons oplegt en de leus van ons
volk „Ik zal handhaven" gestand te
doen en de Oranjveaan omhoog te
houden, eindigde spreker zijne rede
met den wensch God geve echter dat
die roepstem niet noodig zal zijn in
lengte van dagen
Vervolgens smeekte de predikant
in eon gebed 's Hemels zegen af voor
ons vaderland en over onze beide
Koninginnen.
Een plechtig oogenlik was, toen op
verzoek van don grijzen godsdienst
leeraar zijne toehoorders gezamelijk
het vierde couplet van ons volkslied
staande aanhieven. Kachtig klonk het
„Bescherm 0 God bewaak den grond"!
door de Kerkgewelven.
Na hot uitspreken van de zegen
bede verlieten allen het Kerkgebouw,
en hij had gelijk, al drukte hij zieh wat
kinderdijk uit.
De Dinsdag daaraanvolgende brak aan
en hetgeen op Maandag was gebeurd,
herhaalde zich. Weder stond het den ge
heelen dag niet stil van koopei's. Weder
kwamen er achterstallige schulden in, en
des avonds vond Loest zieh in het bezit
van de vijfhonderd daalders, die hij op
dien volgenden dag moest terugbetalen
aan zijn vriend. Des Woensdag ging liet
weer even zoo en de ontvangst van dien
dag verschafte hem de vijfhonderd daal
ders die hij aan de executeurs moest be
talen. Op Donderdag ontving hij de vier
honderd daalders, die zijn vriend hem had
verzocht op vrijdag terug te betalen. Het
bedrag van Vrijdag stelde hem in staat
de weduwe van zijn handolsvried op Za
terdagmorgen de driehónderd daalders te
gaan brengen, welke zij, naar hare
verklaring, dringend noodig had, en die
hij tenminste rechtmatig schuldig was.
Wat het wonderlijkste was in do oogen
van Loest, was, dat er eiken dag niet
ineor werd ontvangen, dan hij strikt
noodig had. Er bleef geen grootere som
over, als het bedrag waarmede hij de
week aanvingdaar liet overschot telkens
van drie tot vijf daalders groot was.
Op den Zaterdag morgen, tot welken
wij mot onze vertelling nu zijn genaderd
vertrok de knecht met driehonderd daal
ders voor de weduwe, en onze vriend
Loost bleef nu achter met twee daalders
en twintig stuivershet kleinste overschot
dat hij tot nog toe had gehad, en
wat zonderbaar, ja verontrustend was,
de drukte was geheoloverZóó overkropt
druk hij het in de laatste vijf dagen
had gehad, als wanneer hij nauwelijks
onderwijl het orgel het W i e n N e r-
1 a n d s c h Bloed bleef spelen
Hoe jammer, dat zich de feestvie
ring niet bepaald heeft tot ccnc dank
zegging in het Huis des Gcbeds op
den dag- des Ileeren. Wat voorafge
gaan en gevolgd is op deze toespraak,
was weinig in overeenstemming met
de herdenking van „de trouwe Gods
in die dagen betoond."
Waarom moest deze feestviering
aanleiding geven dat duizenden den
dag des ileeren hebben ontheiligd!
P. N.
GROOTE MOEIELIJKHEDEN.
Hot is dan nu uitgemaakt, dat de
Koningin-Regentes wei degelijk aan den
lieer van Tienhoven de opdracht heeft
gegeven een Kabinet te vormen, en dat
de lieer Tak van Poortvliet daarbij de
behulpzame hand biedt.
Aan al do praatjes van hof-intriges,
enz. is daardoor een eind gemaakt. De
Regentes werd voorgesteld als te zijn
ouder den invloed van haar particulieren
secretaris. De Amsterdammer treed, naar
aanleiding daarvan, reeds in een breed
voerige beschouwing over de Ilof-invloe-
den. In de Tijd werd zeer voorzichtig
natuurlijk de veronderstcllinguitgespro-
kon, dat er een geheim tractaat met
Duitsohland was gesloten, waarbij in de
eerste "plaats Nederland de verplichting
op zieh had genomen een leger h la
Pruisische te organiseeren.
Met eenigen weerzin lazen wjj dit
alles. Voor oen Nederlander, die do Re
gentes heeft weten te waardceren, had
dergelijke zinspeling op de onzelfstandi
ge houding der Vorstin iets stuitends.
Een buitenlander zou cr allicht den
indruk door verkregen hebben, dat de
Koningin-Regentes zich meer liet leiden
door haar gehechtheid aan Duitsohland
tijd had 0111 te eten en te drijnken,
zoo stil en doodig was het op eons ge
worden.
Geen enkele klant liet zich meer zien.
Ieder scheen voorzien, zelf geen kind
kwam er, om een paar ellen band of een
dozijn spelden te halen!
Zoo ging de tijd langzaam voort,
en Loest zat op zjjn toonbank te mijme
ren Om 4 uur precies zoude knecht van
den kassier komen, om de driehondore
daalders waarmede de betaling in deze
gedenkwaardige week zouden afgeloóden
zjjn.
En zou hij zê wezeljjk hebben, of zou de
laatste wissel nog geprotesteerd worden
en hij aldus toch nog zij 11 crediet verlie
zen 'f Zou hij, na zoo dicht bjj dc haven
van redding geweest te zjjn toch nog
verongelukken Het ongeloof zou gezegd
hebben: „zoo de Heere vensteren in
den Hemel maakteKoest was stil
en bezat zjjn zielin lijdzaamheid wanthjj
wist dat 's Ileeren tjjd de beste tjjd was,
en hjj begeerde wakende en biddende
te blijven. En toch was deze proef het
zwaarst, want, werd de kassier met den
gezegelden wissel ledig weg gezonden,
dan was het crediet van Loest geschokt
en zouden zjjn vijanden en benjjders
wier haat om dezen zeldzamen loop der
gebeurtenissen al bijzonder hoog gestegen
was, toch nog juichen in zijn val
Ondertusschen was het nu al drie uur
geslagen en Loest zat nog altijd op zjjn
toonbank te wachten. Nog één enkel uur
en de kassier zou met den wissel ver-
schijnen.
(Wordt vervolgd.)
>i
vl
'ij|
H
I
Jwmgtxw
J.