13.
H IS
I
cle
Zaterdag 4 Juli 1891.
A n tl re vo Iv tionair
Zesde Jaargang No. 294.
Orgaan
l
I 1
i
ïHUIS,
IEHUIS.
.EN
alons.
INHOCSIGNO VINCES
MS
T. BOEKHOVEN.
FEUILLETON.
He Schipbreuk.
1 I
t
I
IUW,
-
Alle sljsiikea voor de ISetlaclie bestemd. Advertenties! ess verdere Administratie franco toe te Kenden aan den Uitgever.
ix.
ooten van
nz.
6 cents en
te KOFFIE
vijl brieven,
n bezoekers
aring geno-
Bhouder.
TERDAM.
No. 13.
RNITUREN
/h
Overflakkee.
>,30 nm. 2,30 u,
9,45 nm. 3,45 u
11,15 5.00
5,30
;ing met die van
roetsluis en 9 en
tg vm. 5.u.
•nis.
nm. 5 uur.
ïltffi,
irdam.
oorm. 5 uur.
snymph.
aart 1891.
iterdam.
l,10en 4,40 u.
1,10 en 4,40 u.
en 5,u.
i.
30 en 5,-- uur
oetsluis.
en 5,u.
uur later,
elle.
,en 5,uur.
uur later.
Rijks veerboot op
vm. 5,15; Zater-
2,30; Woensdag,
t. 5,30; Zaterdag
nm. 3.
en Dinsdag vm
dag (laugs Oud-
n Zaterdag nm. 2
imber) op werk-
ondags vm. 83,0
ndag en Dinsdag
rland) tla. 2uur
elke maand zal
naar Rotterdam
ig en Vrjjdag.
5,45, van Oud-
ud, Zuidland en
AS&.
yf 'J? t 1 S"
*lïl H J jiïi'f ïï«r ld.
1
'•wall ^JUBJI
S
Deze Courant vergbhijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 1' 1.
liet Zaterdagsnummer alleen 50 Cent.
Voor Amerika bij vooruitbetaling f 5,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever:
SOMMiüLSEigJ Ei
5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maa[
5 Cent per regel en ''/3 maal.
Advertentie» van 1
Boekaankondiging
Dieustaanvrageu en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 uur.
i;mie jaarlijksehe
samenkoiiet
van de leden der Vereenigiilg voor
llooger Onderwijs op fiere formeerden
Grondslag, gehouden te Rotterdam,
op 24 en 25 Juni 1891.
Woensdag- jongstleden, des avonds
te acht uren, werd de Jaarvergadering
voorbereid met oen Ure des Gebeils,
waarbij als voorganger optrad dr.
L. H. Wagenaar van Leeuwarden.
Spreker hield geen hoogdravende
uiteenzetting over het Universiteits
wezen of de wetenschap in het al
gemeen, maar als voorbereiding
tot het gebed sprak hij ook over
het gebed; over het lioogc voor
recht daarvan, over do eischen van
waakzaamheid, volharding en dank
baarheid, die daarmede gepaard moe
ten gaan, over de vruchten, daar
door te wachten, enzoovoort iu
aansluiting aan het gekozen tekst
woord Col4 2.
Een .uitvoerig verslag vau deze
rede te gevcD, ligt niet op onzen
weg. Alleen merken wij op,
dat de spreker het als een groot
voorrecht beschouwde, dat juist in
het hart van mannen, behoorcnde
tot een partij, die men wel eens
„niet-denkend deel der Natie" heeft
genoemd, de lus1 en de moed was
gerezen om op geheel vrij terrein
cle hoogere wetenschap te gaan
kweeken, terwijl hij zoowel den
curatoren cn professoren als den
studenten en belangstellenden in de
Vrije Universiteit het voordurend
Niettegenstaande al onze pogingen
konden wij het schip met onze boot niet
bereiken. Het was voor den wind en werd
met geweld vooruitgedreven, terwijl: wij
met de grootste krachtsinspanning slechts
langzaam vooruit kwamen. Doch eindelijk
toen wij. de hoop al bijna hadden opge
geven draaide de wind eensklaps en het
schip kwam op ons. aan. W elk een vreug
de! De oogeu vulden zich met tranen
en de afgematte armen kregen weder
kracht. In de nabij beid gekomen werden
er van bet schip touwen uitgeworpen,
waaraan de vlugsten zich naar boven
werken. Ik echter was zoo uitgeput dat
ik liet touw nauwelijks kon vasthouden
en zoo geschiedde liet dat ik alleen in
de boot achterbleef en daar nog zou z jn
omgekomen, ware het niet dat de stuur
man van het schip zich aan een touw
had nedergelaten en mij een lus om het
lijf wierp, waaraan ik werd opgetrokken,
en zoo werd ook mijn ieven gered.
Nu zal men wel deuken, dat allen zich
in bljde juichtonen uitstorten, en hun
dankbaar loflied lieten weerklinken! Maar
dat was zoo nieh Na de eersie opwelling
kwam de gedachte aan bet verlies dat
wij allen geleden hadden, nu wij al ons
goed kwijt waren, weer boven. Het
leven van de menscben was wel gered,
zoeken van den Zegen des Aller-
hoogsten voor die Inrichting aanbe
val. Hij wees er op hoe do lioog-
leeraren in het gebed een ontspan
ning en verademing hadden te zoe
ken bij hun alle vermogens eischeude
studiën; alsmede, hoe de jongeling
schap daardoor de hoogere eenheid
zou vinden tusschen het echt studenti
koze en het wezenlijk Christelijke.
Donderdag dos ochtends te 9 ure
nam de Algemeene Vergadering in
in de ruime en luchtige Doelezaal
een aanvang. Zij werd geleid door
den president-curator, den Heer mr.
L. W. C. Keuehenius, die na het
zingen van een paar verzen uit Ps.
103, het lezen van een gedeelte van
Joh. 5 en na gebed, een hartelijk
welkom toeriep aan de vele opge
komen leden en begunstigers der
Vrije Universiteit, vergaderd in de
stad, versierd met dc standbeelden
van Erasmus en Gijsbert Karei Van
Hogendorp, de stad, herinneren 1
zoowel aan Neerlands oude glorie
op het gebied van handel en nij
verheid, als aan Neerlands wor
stelingen op het gebied van weten
schap en godsdienst. Voorts gedacht
hij het verlies van onzen grijzen
Vorst op hot einde des vorigen
jaars. Ilij rekende zich daartoe
verplicht, omdat onder diens regee
ring welke zoo zeer bevorderlijk was
aan de bevestiging van vrijheid en
recht, het is mogelijk gemaakt om
een vrije Hoogeschool op te richten
alsook omdat onder Zijn bestuur
maar ach! alles was door de woeste zee
verslonden, wat zij het hunne mochten
noemen, en dat de vrucht soms van jaren
arbeids was. En wat mij betrof, het
verlies dat ik leed, wikkelde mij in schuld,
waarvan ik nu nog niet ben verlost. Maar
het meeste smartte mij het verlies van
mijn boeken, mijne preeken en hand
schrift, de vrucht van zooveel jaren ar
beid en studie. Doch het was hoog3t on
dankbaar, morrend de wegen des lleeren
te bedillen. Op wonderbaarlijke wijs bad
Hij ons gered, zouden wij ons dan verder
niet geloovig aan Hem toevertrouwen
Wij kregen den volgenden dag een
gunstigen wind om naar Noorwegen te
geraken, want daarheen was ons schip
bestemd, omstreeks den avond kwamen
wij iu 't gezicht van de kust, maar deze
was zoo vol bezet met rotsen en klippen,
dat wij er met de duisternis niet dicht
bij durfden komen, en daarom besloten
wjj, af te houden en tot den volgenden
morgen in open zee te blijven. Toen
zetten wij ons neder om onzen avond
maaltijd te gaan gebruiken. Sommigen
van ons hadden in den laalsten tijd bijna
niets gegeten, en ook ik had in geen
vijf dagen door de verwarring en ont
steltenis epn hartig maal kunnen doen,
doch nu maakte wij ons gereed ons door
het gebruik van krachtige spijs te ver
sterken, hetgeen wij dan ook, met
dankbare harten aan den Gever van deze
goede gaven, deden, waarna wij ons ver
genoegd ter ruste begaven.
Doch, wie beschrijft onze schrik, toen
menig blijk van waard sering van
zulk eeu Stichting micht gezien
worden.
Deze herinnering bracht spreker
als van zelf tot een kleine histori
sche uitweiding over hetgeen ons
dierbaar Oranjehuis voor de hand
having van de gewetensvrijheid, voor
de rechten van den godsdienst en
niet minder voor de wetenschap
gedaan heeft. Ook Koning Willem
III bleef in dat sclioone spoor. Een
Zjner Ministers, die van Binnen
landsche Zaken, woonde toch in
1880 de opening der Vrij; Unive;-
siteit bij; prof. Woltjer, werd gere
geld elk jaar iu de Commissie voor
het afnemen van exanans am dc
Staatsacademie bonoeinden twea
Ministers worden gekozen uit de
Curatoren en hoogleeraren der Vrije
Universiteit. En wie werden tot
dat hooge ambt geroepen Twee man
nénvan wie de een te voren beschuldigd
was van de prerogatieven der Kroon
te hebben aangerandde ander
beticht, dat h j zich aan rustverstoring
en het hanteeren van ongeoorloofde
maatregelen zou hebben bezondigd.
Wel een bewijs, dat er voor het
optreden van dc voorgangers bij de
Vrje Universiieit nog een andere
beschouwing mogelijk is dan dat zij
revolutie zouden willen drj ven. Juist
hot tegendeel is dan ook hun streven.
liet opwerpen van een dam te
gen den stroom der revolutie is hun
ideaal, daar de revolutie de grootste
ramp is op maatschappelijk gebied,
wij door een bevigen schok werden wak
ker gemaakt. Die schok was zoo gewel
dig dat niemand bleef slapen. Het schip
kraakte. Ik wist niet wat er gebeurde
en vloog den trap op, die naar liet dek
voerde. Onderweg hoorde ik do matrozen
die boven waren al roepen en kermen
Heere wees ons genadig!" Ik kwam boven
en ontmoette den kapitein van ons eigen
verloren schip, die mij met tranen in de
oogen toeriep: „Ach! bid toob, want wij
zullen allen vergaanIk kon eerst niet
gelooven dat de man waarheid sprak,
maar spoedig werd ik daarvan overtuigd,
- - want de omringende zeelui met den
doodsangst op bet gelaat lieten mjj geen
twijfel over, of do kapitein liad de waar
heid gezegd. Zoo viel ik dan op mijn
knieën ak een veroordeelde misdadiger
en begon met vele zuchten en tranen te
bidden, en langzamerhand kwam er een
zoete vrede en kalmte des .geloofs in de
zoenverdiensle van onzen Zaligmaker in
mijn ziel, zoodat'ik vertrouwende op zijn
Borggarechtiglieid wel baast tot sterven
bereid was. Na een half uur, begonnen
wij ons te verwonderen, dat het zwaar
beschadigde schip nog niet gezonken was.
Toen werd ons de reden duidelijk. Het
had God behaagd, dat het schip tusschen
twee klippen, die een gomeenschappelij-
keu rotsgrond hadden liep, en daarop
bleef vastzitten, zoodat wij van weerszijden
door zulk eeu klip tegengehouden even
vast zaten als de rots zelf, tenminste
voorloopig, want op den duur kon het
s;!iip do geweldige zeeën niet wederstaan
sedert de komst van Jezus Christus
in de wereld aanschouwd; een
ramp even ingrjpend in dc ze
deljke wereld als de ramp van
Krakatau (in 188-1) er een was
op natuurkundig gebied. Tegen zulk
een ramp konden een paar anti-revo
lutionaire Ministers in 'korten tijd
geen afdoende maatregelen nemen.
Dat spreekt van zelf. De bewerking
van den geest des volks is geen zaak
van Regeeringsbesluit, maar daartoe
is een gestadige, volhardende bear
beiding der natie noodzakelijk. En
uit dit oogpunt beschouwd, is de Vrje
Hoogeschool zoo noodig tot voorlich
ting en waarschuwing van ons volk
opdat liet, zoo mogeljk, nog worde
afgebracht van de paden des onder-
gangers. Ja, al ware die ondergang
ook niet meer te keoruu, toch is ar
beiden en getuigen in een betere rich
ting dc dure plicht van allen, die de
gevaren der revolutie zien aankomeu.
Ook de thans gevallen beslissing
op staatkundig gebied, die wellicht
het aftreden van het huidige Minis
terie tengevolge zal hebben, dringt
te meer om ernst te maken mot hot
leven. Want van tweeen dén, óf ons
volk zal weer in zjn meerderheid
Oristus als den Koning der Konin
gen moeten eoren, óf het zal in mencsh
en redevergoding zichzelf steeds moor
nadeel toebrengen. De Koning C'ris-
tus, Koning ook van de wetenschap
is niet anders to kennen dan uiten
door de II. Schrift, die aan de Vrje
Universiteit geeerd en als de waar-
en ten langen leste zou wel het uiteen
geslagen worden, maar toch vooreerst
hadden wij geen nood.
Zoo bleven wij dan te samen, over
leggende wat ons te doen stond, tot in
den morgenstond. Alstoen besloot de ma
troos Bird naar den vasten wal te zwem
men hetgeen bij ook deed met een touw
om bet lijf geknoopt. Het eone eind werd
aan de mast vastgebonden en bet andere
eind door Bird aan wal vastgemaakt en
zoo stevig vastgebonden dat con ander
langs dat touw aan land kon gaan. Op
deze wijze ging onze geheele bemanning
en ook do Denen, die acht en twintig
in getal waren aan wal. Ik zeg daar
aan wal doch het vaste land waar wij
meenden gered te zijn was niels anders
dan een uitgestrekt rif of groote rotsbank,
te midden der klippen, zoodat wij, hoe
wel voorloopig van verdrinken gered,
nog in 't geheel niet veilig waren.
Terwijl al do mativzen en de beman
ning nu op dat rif waren aangekomen,
kwam ook ik aanloopeh, om denzelfden
weg tot behoud te beproeven. Juist was
de laatste man, een Deen, die nog met
den Kapitein en mij aan boord was,
bezig een kleinen zwarten lederen koffer
met zioli langs liet touw mede te trekken,
om dien ook to redden. Doch zoolra bij
zag dat ik mij nog aan boord bevond
en ook nog niet gered was, liet hij
zijn koffertje in de steek en presenteerde
mij mede te nemen langs het touw naai
den vasten grond. Daarvan maakte ik
mot dankbaarheid gebruik, en zoo bereik-
heitl beleden wordt, ook onder an
dere, bljkons de studie van prof. Fa-
bius over „het Mozaïsch recht", on
langs in druk verschenen, cn blijkens
de dissertatie van dr. ICuypèr Jr.,
den eersten student, die aan de Vrje
Universiteit tot docf-r in de theologie
promoveerde; een dissertatie, welke
in de officieelecourant der Ned. Her
vormde Kerk als eeu inderdaad diep
wotenschappel jke is gowaai-uoerd.
Met een opwekking tot dankbaar
heid voor het goede, in het afgeloo-
pen jaar door de V. U. genoten, en
met verzoek om voortdurend de Yer-
oeniging voor 11.0. op gereformeer
den grondslag ijverig te steunen,
eindigde spreker deze openingsrede.
Een oogenblik trad jhr. Elout van
Soeterwoude, de 85 jarige Eero-voor-
zittor van het Bestuur der Y. U., op
verzoek van mr. Keuehenius, naar
voren, en nadat hem een zegenwensch
door de Vergadering was toegezongen
drukte lij in harteljke bewoordingen
en met borosp op eigen ervaring en
die zjner tjdgonooten, bj verwjzing
naar Bilderdjk on Da Costa, zjn
warme sympathie uit voor het Cris-
tel jk Iiooger Onderwijs. Jammer was
het dat de aanwezigen van deze toe
spraak slechts weinig konden ver
staan, doch hieraan werd tegemoet
gekomen door prof. Rutgers, die za-
keljk het gesprokene vertolkte. In
de Heraut zal het bovendien zoo veel
mogeljk gereleveerd worden.
Nadat vervolgens dc presenticl jsfc
was voorgelezen, de notulen der vo
te ik, dwars door de golven heen, die
mij soms van bet touw afsloegen den
vasten grond én kroop ik op banden en
voeten naar do andere schipbreukelingen
toe.
Maar welk een ontzettend schouwspel
aanschouwden wij toen! Hetseliip begon
op dat oogenblik te waggelen on achteruit
te glijden, hetwelk de kapitein die nog
maar geheel alleen aan boord was be
merkende, ons op hartverscheurende
wijs toeriep hem toch niet aan zijn lot
over te laten, maar hem van een gewis-
sen dood te redden! Doch wat konden
wij doen? teruggaan was onmogelijk: ook
was er geen boot om daarmee de redding
te beproeven, zelfs al ware het mogelijk
geweest met een boot door de felle bran
ding boen te komen. Terwijl wij daar
zoo iu wanhoop en handenwringend heen
en weder liepen, gleed liet se.iip al ver
der uit eu verdween eindelijk in de diep.e.
Dus verdronk deze goede man, die zoo
veel gedaan bad om onze redding te
helpen bewerken, liet was het treurigste
gezicht dat men zich denken kon, nu hij,
die ons leven had gered, zelf hot zijne
verloor. Ik zag hem met een lantaarn
in de hand, "in zee vallen. O welk oen
treurig geziciu! Nog kan ik daaraan
niet zonder diepe droefheid denken.
Misschien,' als hij niet le lang gedraald
had om te helpen, zou hij even als wij
in veiligheid gekomen zijn. Doch het
was naar Gods onnaspeurlijken wil, dat
hij zijn loven daar moest eindigen.
Word! vMl o jd.)
y
I
I
II