Woensdag 23 Juni 1891.
Zêsde Jaargang No. 291.
Orgaan
MMIMÏJKiïS 211 E2ÏIKM2 HMMih
7
P
IN HOC SIGN O VINCES
FEUILLETON.
Eet Geheimzinnige Huis.
T. BOEKHOVEN.
«OHM MBjMiii.S Ei
Alle stukken voor «Ie Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie (franco toe te zenden aan dea Uitgever.
Werk- en strijdnianieren
iu de
lloekselic Waard.
S nfl ülUyjli iiö*t
ii Ovorflakkee,
5,3 0 nm. 2,30 u
9,45 nm. 3,45 u
11,15 5.00
5,30
iting met die van
voetsluis en 9 cu
p0 en 5,u.
I-u.
1.30 en 5,-- uur
Ivoetsluis.
- en 5,u.
ÏU'uur later.
Irielle.
3,en 5,uur.
r uur later.
IsRijks veerboot op
Dienst.
jvm. 5,15; Zater-
2,30; Woensdag,
hm. 5,30; Zaterdag
I 8, nm. 3.
lag on Dinsdag vm
ïnjdag (langs Oud-
en Zaterdag nm. 2
Iptember) op werk-
Zondags vm. 83,0
aandag en'Dinsdag
ierland) ma. 2uur
tn elke maa'oro zal
nd naar Rot* l'dam
dag en Vrijdag,
m. 5,45, van Oud-
bad Zuidland en
-v
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco por post f 1.—
Het Zaterdagsnummer alleen 50 Cent.
Voor Amerika bij vooruitbetaling f 5,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever:
Advertentiëu van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 centon3/2 maai.
Boekaankondiging 5 Cent per regel cn k/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 uur.
■mboot.
Ir si s.
Bag vm. 5.u.
lag u.
Idag 6,30
lag nm. 2,—
r* 3
I Juni
men
het
ptlSG.
m.
Lrnis.
r nm. 5 uur.
'jr_
"i
[uur.
;terdara.
voorm. 5 uur.
2,50 uur.
c-
asiiyinpfi.
j f
Maart 1891.
f!-
Jtfcerdam.
1,1 Oen 4,40 u.
1,10 en 4,40 u.
dam.
w
'en
Nu de stembus gesloten is, al
thans in de districten waarvoor „liet
Nieuwsblad," gewijd aan de belan
gen van Do Hoeksche Waard cn
IJselmonde" een lijstje van liberale
candidaten aanbeval, hebbeii wij met
of ten aanzien van dit blad nog een
appeltje te schillen ter oorzake van
een in het nr. van 6 Juni j.l. ge
plaatst artikel „Voor mij, voor u."
Onder het vele toch, dat te mid
den van de verkiezingsdrukte werd
gezegd en gesebreven, zal men moeie-
lijk een staaltje vinden, zóó boos
aardig en verdachtmakend en tevens
zoo gemoedelijk overgoten met een
schijnbaar - godsdienstig sausje.
De liberalen hebben ditmaal in
Ridderkerk een triomph behaald, en
in Brielle zijn zij met een flink aan
tal kiezers verschenen. Maar bet
is toch waarlijk niet hetzelfde hoe
men zijn medehelpers aanwerft. Een
door misleiding en laster verkregen
winst moet ten eerste ongezegend
en vruchteloos blijven, en kan in de
tweede plaats ook niet duurzaam
zijn.
Wat beeft dan de redactie van
jln
der
(Slot.) Hoofdstuk XII
GENa, O GOD.
Zij kon nauwelijks geloovcn dat haar
vader was heengegaan, en was zeer on
genegen om hem te Terlaten. Ella ging
met hen mede naar hun eenzaam te
huis, en bleef daar dien nacht om hen
te troosten en te helpen cn leerde Gra-
da aan haar vader te denken, niet langer,
als aan een ziek en lijdend mensch,
maar ais aan iemand die volle vrede en
vreugde genoot iu de tegenwoordigheid
van een gaarn vergevend God.
Maar niemand sprak tot haar van
haars vader misdaad. Grada vernam
nimmer de geschiedenis van het geheim
zinnige huis. Zij had dus geen pijnlijke
herinnering van den Vader dien zij
lief gehad had en als zij Tan hem sprak
en van zijn groote liefde voor haar,
verduisterde geen donkere schaduw haar
herinnering van het verledene,
Vreedzame en gelukkige dagen waren
er voor Grada en hare moeder in aan
tocht.
De heer Trevor vergat zijne belofte
niet, die hij aan den stervenden man
gedaan had, welke zijn leven had gege
ven om dat van zjjn kind te redden.
Hij was een vermogend man, en be
woonde een buitenplaats in betzelfde
dorp, waarheen de vroege morgenwan
deling van Robert Snowden was gericht,
op den dag van het ongeval.
„het Nieuwsblad" aan de kiezers
zoeken wijs te maken Ondermeer:
Dat de partijen slechts voortkomen
uit „den strijd om het bestaan."
Dat „eer- en heerschzueht;" bij
de tegenstanders voorop staan.
Dat het bijzonder onderwijs een
willekewig onderwijs is, en dat de
voorstanders van het bijzonder on
derwijs ook de openbare school „aan
de willekeur onderwerpen" willen,
zoodat zij niet meer „toegankelijk
voor allen" is (1)
Dat de antiliberalen „de kerk
afbreken.1'
Dat zij den beul weer „te werk"
willen stollen.
Dat zij aan het pokkengift weer
een vrijen loop willen laten."
Dat zij „achteruit" willen.
Dat zij den lie Jon „wat voorba
den om hen in te pakken," dat zij
de kiezers vleien en hen later uit
lachen.
Al deze lasterlijke beschuldigin
gen, deels vragenderwijze, deels in
insinueerenden vorm opgesteld, wor
den ingeleid met een soort zedepredc,
waarin de schrijver wijst op den
ernst van het leven, op den strijd
en het lijden daaraan verbonden,
(l)AVelk een onzin. Alsof do neutrale school wel
▼oor allen toegankelijk ware
Daar was juist een van de parkwo-
ningen ledig, en de heer Trevor deed
dit lieve, met klimop bedekte buisje
voor Juffrouw Snowden en baar kind
gereed maken. Hij voorzag het van al
les wat zij konden noodig hebben of
wat tot hun genot kon bijdragen. Er
was zelfs een lichte tuinstoel voor Gra
da, die onder de boomen van het park
kon worden neergezet, en een kleine
tuintafel, waarop zij baar breiwerk of
haar schrijfboek kon neerleggen, als zij
ophield te werken, om te luisteren naar
het gezang der gevederde boschbewo
ners, of naar de stemmen der beesten
uit de volière vlak buiten het park, of
naar hot vreedzaam gekir der wouddui
ven in de bosschen in den omtrek.
AI deze geluiden klonken haar zacht
en liefelijk in de ooren, en geen echo
van een verontrust geweten gaven daar
aan een andere klank, zooals dat het
geval geweest was met Robert Snowden,
toen hij ze op zijn vroege wandeling
hoorde.
Grada hield van de vogels, en ook
van de bloemen in den tuin achter haar
huisjezij genoot van de geur der ver
schillende bloemen. Zij kon er uren
ineê bezig zijn om naar de geur, de ver
schillende soorten te bepalen, en trach-
te zich zelf !de wereld met wat er op
was, voor te stellen.
Grada had vele vrienden. Anna, het
kleine meisje uit het landhuis aan den
voet van den heuvel, haalde dikwijls
het kleine meisje, om het naar haar
grootmoeder te brengen, én Grada leer
de al de verzen van den kalender, voor
namelijk dat over de eeuwigheid, het-
op de verantwoordelijkheid tegen
over bet geweten op de behoefte aan
geestelijke renten voor den ouden
dag, enz. enz.
Het artikel begint heel deftig en
bedaard en godsdienstig. Zelfs de
„Grever aller dingen" en de wijze
Salomo worden er bij aangehaald.
Wel wordt er van Salomo een tekst
aangehaald, die in den geheelen Bij
bel nergens te vinden is. Maar dat
doet er niet toe. Het heeft dan
toch den schijn, als of hij de woor
den der Bijbelheiligen op hoogen
prijs schat. Het effect is er bet
zelfde om. En als de schrijver daar
na ook nog gewaagd van „Gods
goedheid en genade" (betoond in
het doen uitvinden van do koepok
stof en van „het plichtverzuim van
de kerk") wordt dat effect niet wei
nig versterkt.
Na deze innemende voorrede of
inleiding komen de algemeenemin
of meer bedekte beschuldigingen
omtrent de tegenstanders, later ge
volgd door meer persoonlijke en
rechtstreeksche verwijten.
Zonder iemand te noemen, wordt
er zoo leukweg aangevoerd„Er
zijn altijd menschen geweest, die,
anderen trachtten mede te sleepon
welk haar vader zoozeer had getroffen.
De kleine Majorie liep aanhoudend
af en aan, en zij vond iu niets behagen
indien zij het niet met Grada deolen kon.
Zij was zoo zorgzaam voor het blinde
meisje, dat Grada's moeder haar gerust
aanhare zorgkonjtoevertrouwen, en menige
heerlijke wandeling hadden zij te samen
door de bosschen van het park, en langs
de kalm vlietende beken die in alle
richtingen liet park doorsneden.
Tante Ella kwam telkens haar wel
verdiende vacantiedagen in het huisje
doorbrengen en een rustig plaatsje was
het; de dikwijls vermoeide verpleegster
was gewoon het haar aardBch paradijs
to noemen.
Maar zij ón Grada's moeder spraken
dikwijls te zamen over het hemelseh
Paradijs, over de stad Gods hier boven,
waar zij die lange, lange eeuwigheid
hoopten door te brengen. Zij spraken
dikwijls van die blijde dagen welke aan
staande waren, wanneer Grada, de kleine
Grada, niet langer blind zou zijn, maar
den Koning in Zijne schoonheid zoude
zien, en met hare eigene oogen het land
zoude aansoliouwen, nu nog zoo onein-
eindig ver.
Zij spraken dikwijls over hen, die reeds
vooruitgegaan waren, en die hen wach
tende waren onder die groote schare,
met witte kleederen bekleed, kleederen
gereinigd van eiken smet, en wit ge
maakt in het bloed des Lams.
Eens daar, zouden zij niet meer uit
gaan want zij zouden voor altijd bij
den Heer zijn.
zich door anderen trachtten te doen
dienen, ter bevrediging van bunne
eer- en heerschzueht." Hot spreekt
vanzelf, dat de redactie van het
„Nieuwsblad" daarmede de andere
partijen wil zwartmaken, want an
ders zou haar bewering doelloos en
overbodig zijn, en geheel misplaatst
in een opstel dat dient, niet om een
algemeene beschouwing over den zon
digen, eerzichtigen aard van bet
mensehdom te geven, maar om kie
zers te winnen voor candidaten van
een- bepaalde politieke kleur.
In dit verband kau zulk eeu uit
val niet anders beteekenen dan dat
de redactie den lezers wil influiste
ren past op voor de wiW-liberalen
onder hen vindt gé die eer- en
heerschzuchtigen.
Nog duidelijker wordt deze be
doeling als men leest wat er op
volgt
„Geen middel wordt in den strijd
te slecht geacht, wanneer er een doel
te bereiken is. Op den godsdienst zin
des volk, op zijn vrijheidsliefde, op
zijne spaarzaamheid, kortom op al
zijne deugden wordt gespeculeerd.
JLaat ons toch tusscben waar-
aebtigen godsdienst en gehuichelde
vroomheid onderscheiden."
Wie. zijn het, die er openlijk
IETS OVER HET ONWEDER.
De meeste menschen hebben van hun
jeugd af geleerd met zeker ontzag te
spreken van donder en bliksem. Wij
denken daarbij gewoonlijk aan die ge
vallen, waarin de onweders voor enke
le deelen dor aarde nootlottig zijn, ter
wijl wij de groote voordeelen over het
hoofd zien, die daaruit voor de mensch-
heid in het algemoen voortspruiten. Maar
denkt u eens een dampkring, bezwan
gerd met ontelbare schadelijke en hoogst
verderfelijke uitwasemingen. Die lucht
moet gij inademen, en is voor uwe ge
zondheid van onberekenbaren invloed.
Eeu ieder kent bij ervaring den toe
stand van uitputting en afgematheid ten
gevolge der drukkende hitte in den zo
mer. En is het dan niet een groote wel
daad, waarvoor wij God niet dankbaar
genoeg kunnen zijn, wanneer door een
heilzaam onweder de lucht gezuiverd
wordt van al die bestanddeelen, die haar
tot inademing ongeschikt maken* Zon
der die gevreesde wolken zouden die
verderfelijke uitwasemingen ziek op on
rustbarende wijze vermenigvuldigen, en
den dood van duizende menschen en
dieren veroorzaken. Is het dan billijk te
klagen over de verwoestingen en de
schade, nu en dan door het onweder te
weeg gebracht, of past het ons niet veel
meer God te danken voor de groote
voordeelëïi, die het aanbrengt?
Daarbij komt nog dat de onweders
hoogst nuttig zijn voor de gewassen. De
ondervinding toeh heefc geleerd, dat de
regen, die gedurende een onweder ne
derdaalt, het meest gesehikt is' om den
grond vruchtbaar te maken. De zout-
voor uitkomen, dat de godsdienst bij
allen arbeid te pas komt, en dat er
een kern is onder onze natie, die
nog steeds prijs stelt op bet beoe
fenen van dien godsdienst? Immers
vindt gc hen onder de «nG'-libera-
len. Eu wie zijn het, die den z.g.
godsdienst van het leven en den
arbeid willen scheiden, en des on
danks vaak vrome, bijbelsche klan
ken bij de stembus doen hooren?
Dat zijn, ieder weet bet, de libera
len.
Eigenlijk treft de schrijver dus
bier zijn eigen partij. Maar dat kan
zijn bedoeling natuurlijk niet wezen,
zoodat bij stellig ook met deze be
schuldiging zijn tegenstanders wil
benadeelen. Zij heeten de huiche
laars.
Veel duidelijker nog word dit,
als wij lezen wat er nu geleidelijk,
in hetzelfde verband, volgt
O
„Wat een opofferingen beeft bet
aan onze ouders en grootouders niet
gekost, eer zij het onderwijs geregeld
hadden aan de willekeur van den par
ticulier, aan bet plichtverzuim van
de kerk?"
Hier worden dus de oude school
wetten en de daarop gegronde re
gelingen, die zooveel twist en twee-
en zwaveldeelen, die tijdens een onwe
der, den dampkring vervullen, worden
door den regen medegevoerd, en worden
tot een uitstekend voedsel voor de plan
ten, zonder nog te spreken van die tal-
looze menigte kleino insecten en zaad
korreltjes, die mede door den regen wor
den neergeworpen, en die men met be
hulp van een microskoop in iederen wa
terdruppel kan ontdekken.
Dergelijke beschouwingen zijn wel in
staat om de al te groote vrees van ve
len oenig8zins te matigen, een vrees,
die maar al te zeer bewijst het klein
geloof en het gering vertrouwen op God.
Wel verre van onze harten met vrees
en schrik te vervullen, moet het onwe
der ons nader brengen tot dien grooten
en barmhartigen God, Die alle dingen
met wijsheid en liefde bestuurt, en dan
zegt het geloof uit de volheid des harten
„Heere, Gij zijt liet, Die den donder
gebiedt en de bliksemen uitzendt; Gij
zijt machtig ons te bewaren of ook te
vernietigen. Naar uw woord moet bet
onweder dienen om onze akkers te ver
woesten of vruchtbaar te maken. Wat
vermogen wij tegen U, waar zouden wij
beenvlieden, indien uw toorn ons wilde
vervolgen? Maar wij zijn uwe kinderen,
Gij doet niet met ons naar onze zonden
wij mogen U kennen als een vergevend
Vader, Die ons met IJ verzoend hebt
door den dood uws ZoonsGij spreekt
tot ons ook door liet onweder, maar ai-
leen om ons ook te zegenen, niet om
ons te verderven. Onze verwachting is
van U, ons vertrouwen op U. Geprezen
zijt Gij, Heere, van nu aan tot in eeu
wigheidAmen!"
I I
1} j|
I
ff;