Verblind door partij-
auciii.
„Hecht Iets zuiver
individueels"?!
Uit. de Pers.
Uit ons Parlement.
Volkeren «lei* Aarde.
zoowel als aan rle niet-cliristenen,
Evenwel^ men begrijpt, nu ona
volk eenmaal onder bet bewind der
liberalen in zulk een toestand van
rechts ongelijkheid als hot ware is
ingegroeid, is er weer heel wat tijd
noodig om dien toestand om te
werken. In de eerstkomende vier
jaren kan er slechts iets in die
richting gedaan worden, cu daarom,
wel beseffende, dat een antiliberaal
Ministerie geen ijzer met handen
breken kan, heeft men bij liet stel
len van een concept-werkprogram
alleen het meest voor de hand lig
gende genoemd, nl. het opruimen
van de theologische faculteit aan de
Ovorheids hooge scholen, welke
feitelijk alleen dient 0111 voor een
van de bestaande Kerkgenootschap
pen in ons land (en niet voor de
andere) predikanten op te leiden;
een opruiming die ook reeds in den
Anisterdamschen G emeenteraad meer
malen ter sprake is gekomen.
En een ander onderdeel van ons on
derwijs program dat eveneens het
meest voor de hand ligt is het verlee-
xien van maatschappelijke geldigheid
aan de graden der Vrije Universitei
ten, voor zooveel betreft de Juridi
sche, de Letterkundige ondeNatuur-
kundige Faculteiten hetzij door het
instellen van geheel vrije Staatsexa
mens, waar ook zij verschijnen kun
nen die niet aan een O verheids hooge-
scliool hebben gestudeerd, bf wel door
aan de graden van de Vrije Univer
siteiten gelijke maatschappelijke be
voegdheden te verbinden als aan die
der Overheidshoogcscholen. Want
wat baat het anders, of een Vrije
Universiteit al leerstoelen voor aller
lei vakken daarstelt, als haar stu
denten in vele van die vakken straks
toch niet vooruit kunnen in de maat
schappij
In Art- 5 leest men.
„Rechtverschaffing aan den stand
onzer Landbouweren -Arbeiders, door
naast de Kamers van Koophandel en
Nijverheid thans ook Kamers van Land
bouw en van Arbeid in te stellen, ten
einde deze Kamers gehoord, aan beide
deze takken van ons volksleven zoo
danige bescherming bij de Wet te ver-
leenen, als door de tijdsomstandigheden
wordt geëiselit."
de sociale quaestie, en wel speciaal
over het verschaffen van recht aan
twee hoogst belangrijke standen in de
maatschappij. Natuurlijk onderstelt
dit een bestaand onrecht. En dit on
recht is hierin te zoeken, dat zoo
lang de liberalen den meesten invloed
bij de Regcenng hadden de Overheid
veel meer steun bood of kan bieden
aan de kooplieden en fabrikanten dan
aan de landbouwers en do arbeiders.
Dit kwam daardoor vooral, dat de
kooplieden een orgaan hadden, waar
door zij nu en dan met de Regeering
in correspondentie konden treden ter
wijl de landbouwers en de arbeiders
dat misten. Maar nu eiseht het recht
en dringt de sociale nood om voor die
twee andere standen ook zulke orga
nen ook Kamers op te richten, waar
in zij onderling over huil stands be
langen kunnen raadplegen.
Och als er wat meer liefde in de
maatschappij werkte, zou er tussehen
de kooplieden en de landbouwers,
tussehen de fabrikanten 011 de werk
gevers niet zulk een verwijdering en
partjdige verhouding zijn gekomen,
en dan waren de Kamers van Arbeid
en van Landbouw niet zoozeer noo
dig. Maar bij het meer en meer wij
ken van den godsdienst week ook de
liefde tot den naaste en zorgde ieder
maar voor zichzelf, ook iedere stand
de werkgevers, die inmiddels gelegen
heid vonden, om veel arbeid die
vroeger met de handen verricht werd,
machinaal te doen verrichten, bekom
merden zich weinig om het lot der
overbodig geworden werklieden. En
de kooplieden stoorden zich vaak
weinig aan de belangen van den
landbouwstand. Zoo geraakte een deel
van de maatschappij in een zeer ge-
drukten toestand.
Maar nu is juist de Overheid er
voor, niet om zich onnoodig met al
les te gaan bemoeien, maar 0111 het
reeht zooveel mog'élijk te herstellen
waar het verbroken is. E11 dit kan
door geen enkel middel beter dan dat
de Regeering aan de gedrukte stan
den gelegenheid verschaft om geza-
inelijk (in onderling' verhand aan de
Regeering mede te deelen welke hun
grieven zijn en hoe z j meenen dat die
kunnen weggenomen worden. Op
die manier krijgt do Regeering een
zekere basis voor haar verdere socia
le wetgeving'. Zij kan dan de advie
zen en verzoeken van de Kamers van
Landbouw, van Koophandel en Nij-
verheid, en van Arbeid naast elkaar
leggen, onderling vergelijken en
daardoor tot wetsbepalingen geraken,
die voor geen van die drie standen te
drukkend zijn.
Bj de stembus in '88, toen het
nog onzeker was, welke partij onder
het nieuwe, uitgebreide kiezerskorps
de meerderheid zou behalen, bracht
de Nieuwe Roüerdamsche gedurig
lange redenen voor den dag om te
betoogen, dat de liberalen heusch
nog zoo slecht niet geregeerd had
den als hun tegenpartij beweerde,
en dat in elk geval de toestand
veel minder zou worden, als de an
tiliberalen aan het bewind mochten
komen.
„Zj weten het ook wel, de cleri-
cale woordvoerders in de pers en op
het spreekgestoelte, dat er in het
land, zelfs onder de gemoedeljke
wenschen in hunne eigen partij, lang
niet zoo ongunstig over de liberalen
wordt gedacht, als men wel zou
wenschen Zij stuiten overal
op het diepe besef bj het volk, dat
het onder eene liberale regeering nog
zoo slecht leven niet is Het
zijn de liberalen, die de vrjheid
weten te handhaven, haar verde
digen met al hunne liefde, als het
hoogste goed, dat aan een volk kan
geschonken worden. En wat
zal er worden van de godsdienstige
belangen der natie, wat van de vrj
heid van godsdienst en geweten,
wanneer het opzweepen der blinde
hartstochten slaagt, en het land wordt
overgeleverd aan uiterste kerkelijke
partijen, die uit haren aard de rech
ten van anderen niet eerbiedigen
partijen, wier kenmerk hier en in
draagzaaniheid is.
Zóó pleitte de Nieuwe Rotter-
damsche op 3 Maart '88 voor haar
eigen partij, en zóó profecteerde zij
omtrent andere partijen.
Dat de liberalen de afgescheide
nen zoo wreedel jk hebben vervolgd
dat zij op alle trappen van het on-
derwjjs alleen scholen naar hun smaak,
overeenkomstig hun wereldbeschou
wing hebben ingericht op kosten van
alle medeburgers, dat zij bijna uit
sluitend hun geestverwanten voor
benoeming in voorname en minder
voorname Staatsbetrekkingen in aan
merking brachten, dat alles was zij
toen zeker vergeten, en daarvan wil
zij natuurlijk ook nu liefst niets hoo-
ren.
Doch diezelfde vrijheid en onpar-
tjdigheid, welke zij ten onrechte
voorgeeft, dat vroeger onder de lieer-
schappj der liberalen genoten is,
werd in werkelijkheid ervaren onder
het Kabinet, door de Rechterzjde
geformeerd.
Onder dit Ministerie had er niet
de minste vervolging om des gewe
tens wil plaats. Het Chr. lager on
derwijs werd met het niet christelij
ke van Regeeringswege gelijkelijk er
kend, en openlijk gesteund. En zon
der in een tegenovergesteld uiterste
te vervallen, werden er beurtelings
lieden van verschillende richting voor
gewichtige Staatsambten benoemd.
Wat wil meer of anders?
Doch neen, in plaats dat de. Nieuwe
Roüerdamsche nu erkent, vroeger de
„clericale" partijen veel te zwart
voorgesteld te hebben in plaats van
minstens te belijden, dat het ook
onder een niet - liberale Regeering
„nog zoo slecht leven niet is,"
in de plaats daarvan is zij nu dezer
dagen weer bezig met telkens aan
haar lezers te zeggen, dat dit Kabi
net niet genoeg „hervormde."
Alsof zij naar die hervormingen
(in den geest der rechterzjde) ver
langde
Maar wie door partijzucht ver
blind zijn, hebben het nooit naar
hun zin, zoolang zij alleen niet aan
het roer zitten. Dat is het bezwaar.
Somtijds wjrdt door liberalen be
weerd, dat de antirevolutionairen
hen in een verkeerd daglicht plaat
sen bj het volk en dingen van hen
vertellen, die bepaald onwaar of
overdreven zjn.
Nu, wj nemen niet gaarne alles
voor onze rekening wat onder anti-
rev. vlag zoo nu en dan over de
tegenstanders verhandeld wordt.
Ook hebben wj reeds meer gezegd,
dat wij geen oordeel vellen over de
aanhangers of medeloopers eener
partij, maar wel ernstig bij ven let
ten op do beginselen en het stre
ven der partjen in haar geheel.
Welnu, wie dat doet, kau niet
ontkennen, dat wat er ook overi
gens moge overdreven worden, dit
althans niet overdreven is, dat de
liberale party als zoodanig zich aan
God of godsdienst niet stoort.
De kenmerkende woorden van
den heer Kappeyne (een der meest
vereerde liberale Kampioenen) in de
Kamerzitting van 10 April jl.
„Recht is iets zuiver individueels"
hebben dit bj vernieuwing be
wezen.
Zulke korte, besliste, absolute
uitspraken, geljk ze uit des heeren
Kappeyne's mond wel meer verno
men zjn, teekenen het karakter
der part j veel duidel jker dan ellen
lange redevoeringen.
„Recht iets zuiver individueels",
iets zuiver persoonljks. Volgens den
heer Kappeyne heeft het reeht dus
geen vasten oorsprong, geen voor-
werpeljken, door allen gezamenlijk
te erkennen grondslag, maar wat
recht is of onrecht bepaalt ieder
op zijn eigen hand, en alleen zijn
persoonljk gevoel beslist in deze.
Hiermede is alle onfeilbare Gods
openbaring verworpen, ja zelfs de
natuurljke Godskennis genegeerd.
Aan wie nu de schuld, als straks
de socialisten inet alle geweld hun
theorie in praktijk brengen, en dan
zeggen ons „individueel reohtsbe-
UH, ,,y r
ticuliere eigendommen tot staats
eigendom verklaren en ten alge-
meenen nutte aanwenden.
Wat de mensch zaaitdat zal
lij maaien, ook al is de vrucht
naar ons dunken te wild opgescho
ten.
ant zeer zeker oefenen de li
beralen op het doen der socialisten
ernstig eritiek geoefend, maar dat
zelfde geschiedt van socialistische
zjde op het niet of niets-doen der
liberalen.
Het recht tot eritiek is weder-
zijdseh en staat geljk.
Een vasten maatstaf, waarmede
de liberalen zichzelf als een betere
party kunnen staande houden, be
zitten zj niet.
Alle takken van een boom, hoe
welig ook uitgeschoten, dragen in
zich hetzelfde sap, dat uit den wor
tel opkomt. En het socialisme is
een taic uit den liberalistischen wor
tel levendedat wil zeggen uit
gaande van de leer, dat ieder slechts
aan zjn eigen rede en zjn eigen
gevoel heeft te toetsen wat recht
en bill jk is.
ALTIJD RAAK.
Toen anti-revolutionairen en roomsch-
katkolieken het eens waren, heette het
in bladen als de Vaderlander van Dr.
Bronsveld, dat „wij ons aan Rome ver
kocht hadden."
En nu de anti-rev. niet willen bui
gen voor de wenschen van enkele roomsch-
katholieken en dus blijk geven alles be
halve zich aan Rome verkocht te heb
ben, nu is het ook weer niet goed.
In genoemd blad toch wordt van de
verdeeldheid aan de Rechterzijde gezegd:
„Had dit niet kunnen voorzien
worden
„Er is toch overleg gepleegd, er
zijn onderhandelingen gevoerd tussehen
de protestantsche en de roomsch-katho-
lieke anti-revolutionairen. Heeft men
ten aanzien van het zoo gewichtig punt
van den persoonlijken dienstplicht alles
maar overgelaten aan het toeval
Maar welk een roekeloos spel is dat
dan geweest
„Wij moeten de protestantsche an
tirevolutionairen hiervoor aansprakelijk
stellen. Zij hadden de voorwaarden,
waarop zij met Rome zouden samen
werken, nauwkeuriger moeten om
schrijven waar het gold zulk een aan
gelegen punt als de weerbaarheid des
lands.
„De vrucht, welke wij nu van de
coalitie met de roomsch-katholieken
aanschouwen, is een schoolwet, die
volkomen beantwoordt aan hetgeen
Dr. Schaepman en zijne vrienden
verlangden, en een oorlog tegen een
eerlijke en krachtige poging, om ons
weerbaar te maken.
„Wij vertrouwen, dat alle prote
stanten, en vooral zij, die het Evan
gelie van Jezus Christus belijden, nu
'zich zullen afwenden van het Centraal-
Comité, dat weldra met zijn „Depu-
taten" zal samenkomen."
Het laatste doet de deur dicht.
Welk een onzin!
Of liever wat te denken van een
schrijver, die dergelijke taal durft
te laten drukken.
Inplaats van hulde te brengen aan
het Kabinet en aan de zelfstandigheid
der anti-revolutionairen, wordt den
„protestant" aangeraden niet op anti
revolutionairen te stemmen, omdat
zij het niet eens zijn met de
Roomsch-Katholieken(Boodsch.)
De schoone redevoering van den Min.
van Oorl. over de legerwel werd Dinsdag
opgevolgd door eenige eveneens belang
rijke redevoeringen van drie andere Mi
nisters. Vooral Min. de Sav. Lobman
sprak uitmuntend. We willen er het een
en ander van mededeelen.
„Ik wil mededeelen welke verschill.
bepalingen den toestand of denzelfden
laten of verbeteren.
Vooreerst is het percentage der dienstpl.
vergeleken met den toest. van 1881 vrij
wel hetzelfde; de duur van den werkelij-
ken dienst verschilt ook niet; de duur
van den diensttijd is korter; tegenover
de herhalingsoefen, staat de afsch. der
schutterij. Een zeer groot voordeel is,
dat eene vrij ruime gelegenh. wordt ge
geven om het jaar te kiezen, waarin men
zijn dienstplicht wil vervullen. De opge
legde last blijft dezelfde; de wijze, waar
op dit geschiedt, is veel lichter te dragen.
Hij, die eenmaal is vrijgeloot, blijft vrij
geloot en is niet, zooals nu, in de on
zekerheid over zijn toekomstig lot.
Ik meen, dat vele kiezers verstandiger
gedaan hadden, als zij niet zoo uitslui
tend zich zelf beschouwd hadden als de
geheele natie, wier belang „maatgevend"
voor de Kamer behoort te zijn. Het
spreekt van aolf, dat do koofr to
zur^öii v uor ut; bv/la>ngon dor goheele nu-
tie. De vraag is niet, wat de kiezers
verlangen, maar wat de geheele natie
verlangt.
Men wil aan de natie blijven zeggen:
zorg gij voor vrijwilligers, maar als gij
niet betalen kunt, leg ik u een pers. last
op, die oneindig veel zwaarder is dan
het betalen de? geldsom voor het stellen
van een vrijwilliger.
Dat is niet billijk. Neen, de wet legt
aan de natie een zwaren last op, maar
tengevolge van de bepalingen van die
zelfde wet wordt de vervulling van dien
last in veler oog bijkans een schande.
Wanneer daaraan nog twijfel kon be
staan, dan beroep ik mij op de redevoe
ringen in de laatste dagen hier gehou
den.
Toen ik nog geen lid van dit Kabinet
was, heb ik eens eene uitdrukking ge
bezigd, die mij door sommigen zeer ten
kwade is geduid; n.l. wij mogen de school
strijd niet opgeven, al gaat, wat God
verhoede, het vaderland daardoor ten
gronde. Men heeft dit gezegde toege
schreven aan partijdrift en gebrek aan
vaderlandsliefde.
Ik handhaaf het nog ten volle. Docli
laat mij nu een ander woord daartegen
over stellen, dat voortkomt uit hetzelfde
gevoelen, namelijk, dat wat het hoogst
is, ook het hoogste moet blijven.
Laat recht en billijkheid worden be
tracht; laat liet vaderland behouden blij
ven, al moetenwat ik niet wensch, par
tijen daardoor ten gronde vallen of uiteen
gaan.1''
„Hoeden af!" heeren liberalisten voor
zoo'n uitspraak; huldigt nu in den antirev.
Min. eens den man van beginsel, die
liever in den strijd wil sneuvelen, dan
door konkelen en knoeien en verdacht-
maken zijn post behouden. We vreezen
echter, dat vooral in de eerstkomende
weken deze woorden zullen begraven
wtfrden onder een berg van uit hun ver
band gerukte phrasem om de kiezers te
misleiden.
Min. Godin de Beaufort betoogde, dat
de leger en marine uitgaven, sedert 1856
niet verdriedubbeld, maar nog lang niet
verdubbeld zijn. En wat de staatsselmld
betreft, herinnerde hij, dat die nog iets
verminderd was.
„Men ziet tegen die twee millioen
meer op," zoo zeide hij, maar die zijn
niet dadelijk noodig. Dat cijfer zal lang
zamerhand toenemen, om eindelijk in de
eerste jaren van de 20e eens de 2,000,000
te bereiken.
Het is nooit mijne gewoonte geweest
om aan (de kamer geflatteerde balansen
ie verstrekken. Ik herinner er slechts
aan, dat toen de schoolwet hier is behan
deld, mij dezelfde vraag werd gedaan
alsnu, n.l. hoe ik zou komen aan de ton
nen gouds, die de uitvoering van de wet
zou vorderen, zonder nieuwe belastingen
voor te stellen. Thans zou ik willen vra
gen, of er één lid is, die op dit oogenblik
eene nieuwe belasting noodig acht om te
voorzien in de kosten der gewijzigde on
derwijswet? En zoo acht ik het ook thans
waarsch. dat als we een jaar verder zijn
zal blijken, dat de enkele tonnen, die
in de eerste jaren voor deze wet benoo-
digd zulleu zijn, kunnen gevonden wor
den, zonder eene nieuwe belasting voor
te stellen. Dit legerstelsel komt mij voor
de draagkracht der natie niet te boven
te gaan."
De eerste spreker was de nieuwe Min.
Kruys, die do marine-quaestie verde
digde.
De heer Keuchenius verdedigde de
wet. Hij roemde de rede van Min.
Bergansius als een meesterstuk in de
parlementaire geschied, en den Min. zelf
als een man, d(e getoond heeft bezield
te zijn met eene heilige overtuiging en
een vast geloof, en bij groote gaven en
bekwaamheden, ook de kracht bezit om,
zonder eenig zwaard, zijne vijanden al
leen door zijn woord kau verslaan.
„Richter noemde den oorlog", zoo sprak
hij, het perpetuïm mobile van den duivel.
Door het militarisme is de vrede, waar
onder Europa leeft, niet minder gemaakt
en geworden tot des duivels perpetuïm
mobile, zoodat zijne macht zich zoowel in
oorlog als in vrede gelden doet. Deze
schijnvrede lean met nog meer recht dan
een openbare, maar snellijk besliste oor
log, genoemd worden een kanker, die
knaagt aan het geluk en het welzijn der
volken. Wij, Roomseh-Kath. en Pro
testanten vereenigen ons nu reeds in de
aanbidding en vereering van Jezus Chris
tus, als den Zaligmaker on als het hoofd
van alle macht en overheid, maar wij
doen het op verscli. standpunt en met
versch. geloofsbelijdenissen. Wij zullen,
geloof ik, het best doen van ook die eer
en telkens met meer ernst en waarheid,
aan onzen Heer en Zaligmaker te blijven
bewijzen. En daarin is de Min. van Oor
log niet te kort geschoten, als hij het
stelsel der plaatsverv. afgeschaft wenscht
te zien.
Gelijk we reeds in ons vorig nummer
deden zien is den lsten Mei hoewel niet
rustig dan toch nog al tamelijk goed
voorbij, en daarmede ongetwijfeld de angst
en zorg van velen weggenomen.
Over het algemeen zijn de berichten
aangaande de betoogingen in de verschil
lende landen van Europa, zonder rust-
„-orotoring^ afgeloopen.
In Duitschland, Oostenrijk en Zwit
serland was er al bijzonder weinig druk
te, terwijl in België wel overal optoch
ten met muziek en roode vlaggen ge
houden werden doch zonder dat er bot
singen plaats hadden.
België.
In België is een groote werkstaking
uitgebroken onder de mijnwerkers, on
danks het advies van het bestuur der
arbeiders-vereeniging In het district Char
leroi hebben 30,000 man het werk ge
staakt, terwijl ook uit andere oorden
werkstakingen gemeld worden.
De centrale sectie der Belgische Ka
mer heeft de vraag behandeld, of den
koning liet recht zou verleend worden
hij gewichtige zaken een volksstemming
uit te schrijven. De afgevaardigde De-
borchgrave deelde mede, hoe koning Le
opold hem had gezegd, met verlof om 't
inede te deeien, dat de vorst slechts dan
zijn bekrachtiging zou verleenen aan het
voorstel tot Grondwetsherziening als de
Kamer het bovengenoemde voorstel aan
nam.
Frankrijk
Parijs was rustig, alleen in een der
voorsteden losten een veertiental perso
nen, die door de politie achtervolgd wer
den, uit een koffiehuis pistoolschoten,
waardoor twee gendarmes en twee agen
ten ernstig gekwestst werden.
Nog van enkele andere plaatsen uit
Frankrijk komen berichten van onlusten,
0. a. van Avesner, alwaar de werklieden
poogden de gevangenen te verlossen, wat
het krachtig optreden der troepen noo
dig maakte. Zeven aanvallers werden
doodgeschoten en velen gewond, waaron
der enkele soldaten.
Zoo ziet men dat de 1ste Mei, helaas
weêr menig menschenleven gekost heeft.
Viiitschland.
Bij dè herstemming te Geestemunde
is Bismarck met ruim 10 duizend stem
men tot lid van den Rijksdag gekozen.
De Socialistische tegencandidaat verkreeg
ruim 5 duizend stemmen.
Onder toevloed van een groote volks
menigte is Von Moltke's lijk te Ivreisau
ter aarde besteld. Infanterie en kurassiers
waren aangetredenvan beide troepenaf-
deelingen werd om beurte de lijkbaar door
16 onderofficieren gedragen. Daarachter
volgden afgevaardigden van militaire ver-
oenigingen, leden van den Rijksdag, offi
cieren, enz. enz. Toen de lijkkist zichtbaar
werd presenteerden de troepen het geweer