Aiitlrei Orgaan INHOC SIGNO VINCES IS \w® g nt T. BOEKHOVEN. FEUILLETON. Het Geheimzinnige Huis. 3 Alle stukken voor de Iledactie bestemd. Adverteutiën en verdere Administratie Franco toe te xemlen aaa den Uitsever, Aois' iets omtrent de verwerping van de Kt eden wet. ;<1 1U>, fS 6 It* ?STE Financieex lira. 2,30 u' i am. 3,45 u 5.00 5,30 p met die van sluis en 9 cn vm. 5.v 6,— u 6,30 nm. 2, 3,— ril. Ai. kG, im. in. 5 uur. - dam. orgens 4,30 u. 6,uur. lDonderdag iiipSi. t 1891. lam. lOen 4,40 u. 0 en 4,40 u. 5,u. en 5,— - uur. luis. u. later. 5,uur. later. :s veerboot op 1.5,15; Zater- b; Woensdag-, 1,30; Zaterdag n. 3. l Dinsdag vm (langs Oud- Jiterdag nm. 2 Ier) op werk- fags vm. 83,0 en Dins dag Id) E:a. 2uur. jke maand za Bar IloHerdaml ;n Vrijdag. ,45, van Oud- A ii? rl Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post f' 1. Het Zaterdagsnummer alleen 50 Cent. Voor Amerika bij vooruitbetaling f 5,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. UITGEVER: SOMS.fi SjS.SBi gj Mi Adverteutiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en ''/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Grootc lettors cn vignetten worden berekend naar do plaatsruimte die zij beslaan. Adverteutiën worden ingewacht tot Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 uur. Om nog eens helder te doen zien, welk een zedelijke nederlaag de Eerste Kamer zich op den hals haalde door het verwerpen van de z.g. „Stedenwet", en hoe kloek en waardig de Minister Lhoman zich tegen haar verweerd heeft, zullen wij hier de slotwoorden afdrukken, waarmede de Minister zijn tweede of laatste rede, die onmiddellijk aan de fatale stemming voorafging, eindigde. De heer Fransen van de Putte, zoo sprak de Minister. De heer Fransen van de Putte heeft en dit deed mjj genoegen duideljjk en klaar gezegd, dat het hier wel degelijk een politieke quaestie geldt en aangetoond dat in andere landen de indeeling der kiesdistricten ook als eene politieke quaestie wordt opgelost. Het is misschien de fout van deze Heg., dat zij dit niet genoeg be seft dat zij te veel uitgaat van het beginsel, dat zij niet is eene partjj-re- geering, maar staat boven de partjjen. De heer Fransen van de Putte heeft zelf het argument aan de hand ge daan om aan te toonen, welke te de zen aanzien de aard is van deze lteg., want hij heeft zeer juist herinnert, dat de wjjziging der wet op het lager onderwjjs niet heeft gestrekt om aan eene partjj genoegen te geven, maar dat zij ook strekte om, wat anders niet in de tendenzen van deze lieg. kon liggen, het openbaar onderwijs te versterken. Ik mag nog meer zeggen, Mjjnbeer de Voorzitter. "Wij staan op ditoogen blik voor de verkiezingen. Een groote strijd zal daarbij gestreden worden niet tusscben linker- en reebterzijde alleen, maar ook in de rechterzijde zelf, omdat de Reg. den moed heeft gehad om te vragen omtrent een ge wichtig punt van Reg.-beleid, niet wat eischen de partjjen, maar wat 7) Hoofdstuk. V. De SCHIJN-VOGEL. „Hij vliegt voort, Grada,tot dat hij aan een groote donkere bfl komt, die in die ruimte zweeft, dat is de ma®, Gra da. Onze vogel heeft een langen weg af gelegd, als hij de maan bereikt heeft, hoe ver denkt gjj wel, Grada Twee honderd veertig duizend mijlen „0! zeide Grada," ik kan mjj zulk een langen weg zelfs niet voorstellen, «juffrouw Ada!" «Maar dat is nog niets, Grada, bjj den afstand, die onze schjjnvogel heeft afte leggen." «Hoe ver moet hij dan nog, juffrouw [Ada?" «Hjj moet doorvliegen, altijd door, Gra da hij zal nimmer liet einde der ruim- ie bereikenhij zal nooit aan een plaats I komen, waar hjj zjjn vlucht zal kunnen I matigen; deze ruimte is onbegrensd; is I oneindig, is eeuwig j «0" zeide Grada," bedachtzaam," nu |zie ik, waarom gjj mij van dezen schjjn- ivogel verteldet, juffrouw Ada; gjj wil- |det mjj duidelijk maken, wat eeuwig i." -.Begrijpt gjj het nu. Grada eischt 'slands belang? En toen zjj dit naar haar beste weten had uitgemaakt, in dien zin heeft gehandeld, advienne q.ue pourra. Daarom heb ik de vrijheid genomen en bljjf ik volhouden dat ook dit voor stel is gedaan in 's lands belang om der rechtvaardigkeidswille, door eene Regeering, die staat boven de partijen, en ten sterkste ontken ik, wat gezegd is door den Hoer Fransen van de Put te, dat dit wetsontwerp zou dragen het kenmerk" van eene partjj wet, dat het is." Mijnheer de Voorzitter, liet is geen bedreiging, wanneer ik er op gewezen heb dat na verwerping van dit wets ontwerp anderen buiten deze Kamer zullen oordeolen, wio in deze recht heeft gehad of onrecht. Ilot is geen bedreiging, wanneer ik verwijs zelfs naar het oordeel van de politieke ge- loofsgenooten van de meerderheid van deze Kamer. Velen, die over deze zaak zullen oor- deelen in het land, zullen al deze discussiën niet kunnen volgen en niet al deze haarkloverijen en bespiegelin gen nagaan. Wanneer ik liet woord haarkloverijen bezig, dan bedoel ik hiermede geen minachting uit te spre ken voor de gevoerde beschouwingen, maar alleen uit te drukken, dat voor liet publiek, dat over deze zaak een oordeel zal vellen, al deze uitleggin gen van wettelijke bepalingen haar kloverijen schijnen. Dat publiek zal dus daarover niet oordeelen, maar wel over de vraagwaarom aan een deel van het land een voorrecht wordt ge geven, dat aan het andere wordt ont houden. Indien men in deze Kamer gezegd haddit voorrecht moet ophou den, maar dien een ander wetsont werp in, want in het tegenwoordige zijn fouten, dan ware eene afstem ming nog te verdedigen. Maar nu te zeggen, dat er van geen bevoorrech ting sprake is; dat men niet zoo ja- loerscji op elkander moet zijndat het wel goed is dat de eene kiezer wat meer invloed heeft dan de ander, dat komt mij voor niet verdedigbaar te zjjn; dat is wel heel genoeglijk „Ja," zeide het kind ernstig„eeuwig beteekent, geen einde hebbende, altijd, altijd en altijd voort te duren." Hoofdstuk VI. HET GEHEIMZINNIG GETIK. „Vader," zeide Grada dien avond, toen zij thee dronken, „weet gjj wat eeuwig be teekent." „O ja, dat weet ik," „zeide hjj lachen de „heeft uw toovertante u dat van daag geleerd?" „Ja vader; het is toch wonderlijk, is het niet?" „Wat is wonderlijk, Grada Te denken, dat gjj en ik altjjd, altijd altijd door zullen leven; het doet mjj hoofdpijn krijgen door er aan te den ken." „Denk er dan niet over, Grada," zei de hjjhet is niet goed voor kleine meis jes als gij, aan zulke dingen te den ken." „O, maar ik moet er aan denken vader, omdat het waar is, zooals gij weet, en ik het nog beter wensch te verstaan. Juf frouw Ada zeide, dat, wanneer milioenen en milioenen jaren zouden zjjn voorbij gegaan, ik toch leven zal. Nu vader, denk daar eens aan." „Wel Grada," zeide haar vader, „ik denk, dat zjj gelijk heeft." voor degenen, die de macht daardoor in handen houden, maar het is on- billjjk voor hen wien rechtmatige in vloed daardoor ontnomen wordt. Ik besluit, Mijnheer de Voorzitter, en bljjft volhouden, dat dit voorstel is ingediend alleen om een onrecht weg te nemen, dat, natuurlijk naar het subjectieve oordeel der Reg., bestaat, en dat men dit heeft trachten te doen op zoodanige wijze dat geen an dere parjj het recht heeft te spreken van partjjwet". Met deze korte samenvatting van heel de historie heeft de Minister op meesterlijke wijze aangetoond waar het bij de splitsing der groote steden omging, liet was den anti liberalen te doen om het recht in de groote steden zijn vrijen loop te geven, en te voorkomen dat in het vervolg een onevenredig groot ge tal stemmen door een kleine meer derheid zou kunnen worden gesmoord. Maar de liberalen hadden er geen zin in. Alleen de meer radicale heeren Yeegens, Kerdijk en van Houten stemden in de Tweede Kamer voor dc splitsing. De partij als geheel bescdiouwd, kantte er zich tegen. Maar natuurlijk, als men met partijdige oogmerken een onrecht bestendigt, dan is het niet te ver wachten, dat dc schuldigen dit be lijden. Gemakkelijker Schijnt het, om dan bovendien nog de schuld op een ander te schuiven, en dien ander met zijn voorstel tot betrachting van recht en billijkheid op don hoop toe nog booze bedoelingen toe te dichten. Zóó deed tenminste de heer Kapijeyne. Zie wat hij zeide Maar ik wil rondborstig spreken. Wat is, rnjjns inziens, het moge niet bij den Minister zijn, maar hij hen, die dezen maatregel hebben aan geprezen, de ware drjjfveer „Door armen om zjjn hals slaande" gjj en moeder, en wij allen." „Hij sprak niet, hjj had geen lust te denken over die lange eeuwigheid, die aanstaande was. Hjj draaide onrustig op zjjn stoel, en begon Grada een menigte vragen te doen, omtrent de familie in Grosvenor Square, en haar lessen aldaar, enkel met het doel een ander onder werp van gesprek te bekomen. Maar Gra da was niet af te Jeiden." „Vader," zeide zij," zullen gij en ik al dien langen, langen tjjd hjj elkander zjjn?" „Dat weet ik niet, Grada," zeide hij. „O vader," ging zjj voort, „ik moest u dit noodzakelijk vragen, want juffrouw Ada vertelde mjj, dat alleen zjj, die den dienst des Heeren Jezus gekozen hebben, dan bjj Hem zullen zjjnzjj zeide, dat liet daarom zoo noodig was in waarheid te kunnen zeggen" „Christus voor mjj" Jezus mijn Zaligmaker." „Wel Grada, ik moet weg" zeide haar vader, terwijl hij haastig opstond en van haar ging, „goeden nacht." Hjj kon de woorden van het kind niet langer verdragen, hjj voelde, dat hij de straat moest opgaan om ze te vergeten. Maar hoewel hij wegging, tocli kwelde hem de vraag van Grada: „Zult gjj en ik al dien langen, langen tjjd te zamen zjjn?" had zjj gezegd. uitbreiding van het kiesrecht en ver honden daarmede de enkelvoudige districten, heeft men het overwicht weten te brengen hjj hen wier graad van ontwikkeling medebrengt, dat zij gemakkelijker luisteren naar stom en wachtwoord van de kerkelijke leiders. Dat wil men in de grootste steden evenzeer doen, men wil do kiezers daar evenzeer itoleeren (van elkaar afzonderen), want men is de spreuk nog niet vegetendivide et inpera (verdeel en heersch); men heeft ech ter vergeten, dat men de groote steden niet kan splitsen zonder ze te verdeelen in meer en minder aan zienlijke buurten, en dat men niet alleen kerkeljjke voordeelen behaalt, maar tevens de vertegenwoordiging des volks maakt tot eene repretentatie van klassen." Wij laten nu daar het gezochte onjuiste en door den heer Lobman met ernst weersproken argument, dat de splitsing vergroote steden zou moeten zijn een verdeeling in rijke en eenvoudige buurtenwij laten daar, dat de hoer Kappeyne in ge breke bleef, aan tc toonen, waarom er wel een speciale groote steden vertegenwoordiging mag zijn, maar geen „klassen" vertegenwoordiging zooals hij ten onrechte zeide, dat er door splitsing komen zoudemaar wij willen met de aanhaling uit Ivappevne's rede alleen doen zien, hoe de liberalen gevoeld hebben, dat als het ontwerp doorging, hun een voorrecht van beteekenis zou ontno men wordenen hoezeer zij er op gesteld zijn de groote steden als bol werken van den liberalistischcn geest te behouden. Yolgens den heer Kappeyne is de oorzaak, dat de kiezers in de klei nere gemeenten luisteren naar de „kerkelijke leiders" dan de inwo ners der groote steden, gelegen in hjj wist zeker, dat dit niet geschieden zou. liet was hem of hjj voor zich een smal, helder verlicht pad zag, zich kron kelend door de lange eeuwen der eeuwig heid, en op dat pad hand aan hand wan delend, zijne moeder, zijne zusters, zjjn vrouw en zjjn kind, allen blijde en ge lukkig, door de heerlijkheid en den zon neschijn van liet eeuwig tehuis; en hij zag zich zelven, zonder vrienden of be trekkingen, van allen verlaten, hen be spieden van uit de buitenste duisternis. Toen het geheel donker was, en hjj zeker was, dat Grada te bed lag, kwam hij thuis om zijn avondeten to gebrui ken. „Robert." zeide zjjn vrouw met angst in haar stem, „gjj gaat toch van nacht niet uit?" „Ja wel," antwoordde hjj op knorri- gen toon, ik moet! „O Robert, indien ik slechts wist, waar gjj waart en wat gij doet," zeide zij indien ik er slechts zeker van mocht zijn, dat in uw werk geen verkeerds of slechts is, zoo zou ik er niet zoo voel omgeven, hoe treurig het ook zjjn moge, om nacht op nacht alleen to zijn, en te liggen luisteren naar den wind en uwe terug komst zoo met vreeze en angst verhei dend. „Ik kan er niets aan doen," zeide haar man„ik ben er nu eenmaal in, hun achterlijkheid of gebrek aan ontwikkeling. Bij vernieuwing hoeft hij dus de antichristelijke stelling verkondigd, dat „ontwikkeling" en christelijke nederigheid en gehoorzaamheid el kaar tegenstaan. Nog altijd dus het oude beweren zij, de liberajen zijn alleen de den kende, ontwikkelde lieden en moeten 't meeste recht hebbenzij hebben het met hun „ontwikkelings" mid delen in de groote steden wat ver der gebracht dan elders, en daarom moeten die groote steden een extra buit voor de liberale partij blijven leveren! Of dat billijk is of niet, dat komt er minder op aan. Het is maar de vraag, of de liberalen er hun doel mede bereiken kunnen. En aan de ontevreden wier recht verkort is, roept hij toeoch, ge moet zoo jaloersch niet zijn op een aantal stemmende wet organiseert het kiesrecht niot om aan eiken kiezer een recht te geven. Neen, om op die wijze te komen tot eene goede keuze van leden van de StatenGeneraal. Als dus de heer Kappeyne c. s. denken, dat men met het ongesplitst laten van de groote steden de beste dat zijn natuurlijk in zijn oog „liberale" vertegenwoordigers krijgt, dan moet niemand vragen naar recht cn bil lijkheid. Want ziet u, zoo voegde hij er nog bij„recht is iets zuiver individueels." Dat wil zeggen, dat hangt zoo van ieders smaak af. De heer Kappeyne, die eenmaal ronduit heeft verklaard, dat de min derheden, „zoo noodig," maar on derdrukt moesten worden, heeft dus zjn bekend karakter dat tevens en gjj behoeft mjj niet te vragen wat mijn werk is, of waarheen ik ga, want ik ben niet van plan u (lat te vertellen." Toen alles stil was in de straat, en de lichten in do meeste huizen waren uitgedoofd, ging hij zachtjes de trap af en vond Paterson aan de voordeur op hom wachten. De twee mannen gingen te zamen iti dien donkeren nacht. Het was wild stormachtig weer, de wind had de lantaarn voor den winkel reeds doen uitgaan. De regen joeg hen in het ge zicht, toen zjj den hoek van de straat omgingen. Zjj hadden een lange wande ling voor zich, cn hoewel het weer zeer onaangenaam was, dacht geen van beiden aan terugkeeren. Zij spraken zeer weinig tot elkander op den weg, en de stilste straten werden door hen gezocht, en wanneer zij iemand zagen of hoorden aankomen, gingen zjj zoo mogelijk van elkaar, elk aan eene zijde van de straat, of verborgen zich- zelven in een donkeren steeg, totdat de vooi'bijganger een hoek omgeslagen was. Niemand zou meer verwonderd ge weest zjjn dan Grada, had zjj geweten welke richting haar vader volgde; zij zou verbaasd geweest zjjn, indien het haar verteld was. hee dikwijls hjj in Grosve nor Square geweest was. En weinig ver moedde zjj, toon zjj hem verhaalde, waar haar toovertante woonde, hoe bekend

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1891 | | pagina 1