mm m ®is!iiiM na mmm i "S a Woensdag 28 Maart 1891. Antirevolutionair Zesde Jaargang No. 265, Orgaan IN HOC SIGNO VINCES r IS. FEUILLETON" reis, I arms T. BOEKHOVEN, «ou melhmjk. Alle stukken voor «Ie Redactie bestemd. Adverteutien en verdere Administratie franco toe te /.enden «aas den Uitgever. Br. A. W. Bronsveld. Het Geheimzinnige Huis. Ut ohm Parlement. M v~: y. ,aange- ten on- ordtde nieuwe bd wer- f regis- -dt, om id (167 I slechts I eboden; I prijs, jarige KIj tansche Mlij. 'OPSÏE T. de kan te Btut- 'rdam k bij oningen. iterwijk. Overflakkeo. |T. 3,00 nm. 12,10 u. [,10 nm. 1,10 u. 3.00 I uur. J,30 uur. liting met die van jroetsluis en 9 cn fMBOOT. IWS. Bag vin. 5,u. [en vm. 6,30 nm. 2,— 26 Maart. mixg. prnis. nm. 5 uur. imel. Jotterdam. a'morgens 4,30 u. 'gens 6,30 uur. [Donderdag 1.45 u. nsnynipli. Februari 1891. sterdam. 8,30* en 2,10 u. en 3,10 u. dam. 2,30 uur. 'oetsluis. tn. 12,45 en 2,30 u. 1,45* en 8,30. fuur later, ielle, 2,20 uur. ,30 uur. uur later. Rijks veerboot op dienst. g vm. 5,15; Zater- af 17 September 2,80; Woensdag, m. 2,30; Zaterdag nm. 3. ag en Dinsdag vm ij dag (langs Oud en Zaterdag nm. 2 tember) op werk- es Zondags vm. 8 andag en Dinsdag erland) nm. 2 uur. au elke maand zal nd naar Rotterdam Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post f 1.— Het Zaterdagsnummer alleen 50 Cent. Yoor Amerika bij vooruitbetaling f 5,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. UITGEVER: Adverteutien van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 uur. In het 41ste nommer van „Onze Eilanden" komt de redactie met Dr. Bronsveld op liet tapijt. Deze Utrechtsche predikant, die, wat predikgaven, ijver en opgewek- ten zin betreft, gerust bekeken kan worden, beweegt zich minder voor- deelig op staatkundig terrein. „Daar wordt hij immer vervolgd door een spooksel, dat wonderwel op Dr. A. Kuyper gelijkt. Dat spook sel, zoo meent de overigens nuchtere leeraar, zit hem en de Utrechtsche Universiteit en de Ned. Herv. Kerk voortdurend op de hitden en zal niet rusten, vóórdat het die allen als een andere Charon naar de onderwereld gevaren heeft. Nu weten onze lezers bij ervaring, dat er geene slechtere raadgeefster is dan de trees. En de vrees voor dat spooksel speelt Dr. R. dan ook hooze parten. Alles, wat op staatkundig gebied van antirevolutionaire zijde geschiedt, brengt hij of sleept hij in verband met Dr. Kuyper en diens lieillooze bedoelingen. Zoo ook in het door „Onze Ei landen" aangehaalde fragment uit de „stemmen der waarheid en vrede." Daarin erkent Dr. B„ dat de tegenwoordige ministers knappe man nen zijn, van wien wat hunne talenten betreft, wel wat goeds voor ons lieve Vaderland te verwachten was. Maar wat was hun ongeluk Dit, dat zij zich door Dr. K. op het schild lieteu heffen, dat zij botweg zwegen, wan neer mannen van het genre Br. door Dr. K. door het slijk werden ge sleurd, dat zij den doleerenden ter wille zijn geweest, dat zij zich met Ultramontanen verhonden hebben. Nu hebben wij zoo nauwkeurig mogelijk acht gegeven, hoe dit mi- Hoofdstuk. 1 2) DE POORT DER GEVANGENIS. Een oogenblik keek de vrouw hem na, maar toen zij zag, dat de man in de dog- kar baar meer vragen wilde doen, spoedde zij zich voort, en zag niet om, voor zij aan het einde van de lange rechte straat was. Tten even omziende, bemerkte zij, dat de Heer nog niet weder terug was, maar de koetsier was uit gestegen en door de vensters van het pakhuis naar binnen stond te kijken Met een zeer bezwaard hart vervolgde de vrouw haren weg. Zij kon de reden niet gissen van de snelle vlucht van ha ren man, zij wist zeer weinig van zijn manier van leven. Hij vertelde haar nooit, hoe hij aan het geld kwam, dat hij liaar van tijd tot tijd bracht; dat hij het door oneerlijke middelen verkreeg, geloofde zij zeker. Zij gevoelde, dat er een sluier lag over al wat hij deed. Als hij des avonds uit ging, haar en haar kind alleen latende, kon zij soms uren wakker liggen om op zijn zoo getrouw mogelijk hunne hande lingen bespied. Maar wij moeten eerlijk verklaren, dat wij van dat „op hot schild laten heffen door Dr. K." nooit iets be merkt hebben, noch van een bond genootschap met Ultramontanen dan ter verwerving van billijke rechtsge lijkheid in zake het vrije onderwijs, noch van een ter wille zijn van de doleerenden, noch van een „door het slijk sleuren" enz. Dit hebben wij wel gezien, dat, toen ondanks de tegenwerking van Dr. Br. c. s. de meerderheid in de Tweede Kamer om was, wijlen onze geliefde Koning deze ministers in de plaats der eere gezet heeft; dat, toen de wet van 1878, die de dood drukking van het vrije onderwijs, zoowel van Roomsehen als antirevo lutionairen beoogde, in stede daarvan de werkzaamheid der voorstanders van het vrije onderwijs prikkelde en verhoogde, Roomschen en antirevolu tionairen beide geworsteld hebben zoo langetot er eene regeering aan het bewind kwam, die het vrije onderwijs uit den staat van vernedering ophief. Wij hebben ook gezien, dat onder de tegenwoordige regeering de Ned. Herv. Kerk in geen enkel opzicht is bemoeielijkt, en de doleerenden al lerwegen uit eigen middelen zich zelve hebben moeten bedruipen zon der één enkelen penning uit 's lands kas te ontvangen. Het is ons ook niet ontgaan, dat de doleerende mi nister de Savornin Lohman de Utrechtsche Universiteit zóó graci euselij k heeft bejegend, dat wij de onderstelling wagen, dat zelfs Dr. Br. tot zijne vriendjes heeft gezegd „Wie had dat kunnen denken!" Een hondgenootschap met de Ul tramontanen En de persoonlijke dienstplicht dan Als het ministerie terugkomst te wachten, tot dat zij in den vroegen morgen opstond om hem in te vaten, maar nooit wilde hij haar zeggen Iwaar hij geweest was of wat hij gedaan had. Dit schrikkelijke geheim vergalde haar leven. Want eens had zij hem hartelijk liefgehad, neen, nog had zij hem hartelijk lief. Indien zij hem niet liefgehad had, had zij dien langen treurigen dag niet op hem gewacht aan de poort der gevangenis. Het was de eerste maal, dat hij gevan genisstraf onderging; men had hem gevon- nisd over het uitgeven van valsch geld, maar op de plechtigste wijze had hij haar verklaard, niet te hebben geweten, dat het valsch was, en terwijl iedereen van zijn schuld overtuigd was, trachtte zij nog aan zijn onschuld te gelooveu. Donker zag het leven er uit voor deze arme vrouw, en met vermoeide schreden ging zij langzaam huiswaarts. Hoofdstuk II DE KLEINE BLINDE BREISTER. De lantaarns waren opgestoken in de straten, voor de arme vrouw de smalle kronkelende steeg bereikt had, waar zij woonde. Vlak aan den ingang dier steeg, stond een pandjeshuis, met drie gouden balleu als uithangbord, en hier vond zij tot haar gelijk is, is het dan niet juist een bewijs, dat 'stowJsbelang hij deze ministers voorzat Zal hun val dan niet juist hunne eere zijn Wat praat Dr. Br. danWij kunnen ook niet begrijpen, dat de redactie van „Onze Eilanden", het betoog der Kroniek aanhalende, van den schrijver getuigt, dat hij in dezen zoo scherp en zoo juist ziet. O. i. mist Dr. Br. op staatkundig gebied alle juistheid en scherpte van blik. Hij ziet te onrechte verschrik kingen op den weg. En het gevolg daarvan is, dat hij speelt in de kaart der liberalen. Dat is het treurige der zaak. Evenals Rome in den persoon lijken dienstplicht de gebinten barer Kerk hoort kraken, eveneens hoort Dr. Br. in de zege der antirevolu tionaire beginselen het hoongelach der doleerenden op de puinhoopen der Ned. Herv. Kerk. Och. dat Dr. Br., die in zijne prediking zoo bij uitstek nuchteren is (niet streng-orthodox, gelijk de red. van O. E. meent), toch ook nuchteren werd op staatkundig ge bied Zijne tegenwerking even zeer als die der Roomschen is koren op den molen der liberale partij. En Dr. Br. kan er zeker van zijn, dat de beginselen dier partij niet rusten zullen, voor ze ook dat gene wat hem lief en dierbaar is, onder den voet hebben gehaald. Niet te haastig. Yan verschillende zijden wordt door wel ingelichte personen aan onze land bouwers den raad gegeven om niet te haastig te zijn met het sluiten van con tracten voor de levering van suikerbieten tenminste niet voor 9 of 9,5 gulden per 1000 kilo. Men ziet in dit lage bod der fabri- verbazing haar man op haar wachtende. Met zijn handen in de zakken stond hij dood bedaard te kijken, naar de uitgestalde voorwerpen in het raam van den pand jeshuishouder. „Kom inee„' zeide hij kortweg, „het is koud. „Ach Robert„ zeide zij, „waar zijt gij geweest en wat deed u zoo ijlings vluchten?. Hij antwoordde haar op geen dezer vragen, maar gaf haar ruw den raad zich met hare eigene zaken te bemoeien en voort te gaan. „O, Robert,, zeide zij snikkende, „nooit had ik kunnen denken, dat gij zoo tot mij zoudt spreken, en dat, nadat ik sinds van morgen reeds op u stond te wachten. Hij scheen door deze woorden eenigs- zins getroffen, althans op vriendelijker toon zeide hij: „Gij zijt eene goede vrouw, Anna,, lk spreek dat niet tegen; maar gij moest uw tong wat meer bedwingen.. Zij wilde antwoorden, maar hij voor kwam haar door te zeggen: „Laten wij voortmaken, Grada zal den ken, dat wij nooit komen." Het huis, waar zij voorstonden, was klaarblijkelijk zeer oud, want de bovenste verdieping stak over de onderste heen en de geheele bouworde was wonderlijk en ouderwetsoh. In de benedenverdieping- wet" door de Eerste Kamer te doen verwerpen. Zeker zullen de fabrikanten of liever de aandeelhouders bij de nieuwe rege ling van den accijns eenige overwinst derven, toch kan deze nog groot genoeg zijn om den prijs der vorige jaren 11 a 12 gld. te besteden, daar de suiker prijzen gerezen zijn en met de over- ponden nog altijd goede zaken kunnen maken. Vele landbouwers zijn in betrekke- lijken zin afhankelijk geworden van de fabrikanten daar zij behoeften hebben aan de voorschotten, doch de fabrikan ten mogen niet vergeten, dat zij niet minder afhankelijk zijn van de boeren, daar zij zonder bieten niet kunnen wer ken. Het is alweer te betreuren, dat ook op dit terrein de macht van het kapi taal gebruikt wordt om de landbouwen de klasse te drukken in plaats van hen op te beuren, wat tot beider profijt zou strekken. Bij de voortz. van de beraadslagingen over de nieuwe postwet, werd door allo sprekers groote lof gebracht aan den Min. van Waterst. De heer Mees stelde een amendement voor, om de Reg. de bevoegdheid .te verleenen gedurende 14 dagen in het jaar het port der félicitatiekaartjes te verdrievoudigen, met het oog op de Nieuwjaarsdrukte. Dit werd gelukkig verworpen waarom zou men ook aan zoo'n onschuldige volksgewoonte een einde maken Het port der nieuws bladen tot 4 0 gram werd op eene halve cent bepaald. Door versch. sprekers, zoowel anti-rev. als lib. werd op meer Zondagsrust aan gedrongen voor de postambtenaren. Het deed ons genoegen, dat er in dit debat niet écn wanklank vernomen werd allen waren het eens, dat de postdienst des Zondags moest beperkt worden. Maar hoe? Dit was de moeilijke vraag waarvan het rechte antwoord door nie mand gegeveu werd. Toch beloofde de Min. alles te doen, wat hij kon, om in deze verbetering te brengen. De postwet is aangenomen. was een oud-kleêrwinkel en Paterson,de eigenaar, was juist bezig de oude jassen en broeken, en de afgedragen kleederen, die den geheelen dag buiten gehangen hadden en nu druipnat werden door den regen, binnen te hangen. „Wel, wel, Robert zijt gij terug?" zeide Paterson, toen zijne liuisgenooten hem voorbijgingen. „Ja, ik ben terug" zeide Robert. „Gij kwaamt er goedkoop af, Jacob." „kom,kom; een volgende maal is het mijne beurt;"was zijn antwoord, terwijl hij do lichten wat opdraaide, om den ha- veloozen rijkdom van zijn winkel beter te doen voorkomen. Man en vrouw gingen nu een smalle trap op, die naar de bovenste verdieping van dat oude huis leidde. Terwijl zij dit dedden hoorde zij het geluid van een zin gende kinderstem uit de bovenkamer ko men. De man liep vooraan, en hij hield stil om te luisteren. Het was een godsdien stig lied, veel overeenkomende met het Iste vers van den 42sten psalm, en werd met zachte, maar toch heldere stem gezon gen. „Wie leerde haar zoo iets zingen?" vroeg de man op ruwen toon aan zijne vrouw, maar in plaats van eenig antwoord, liep zij hem schielijk voorbij, en wierp de deur open boven aan den trap. voor den Min. van Marine min aange name motie aangenomen, deze n.rn.l. „De Kamer, betreurende de houding- hoor den Min. van Marine aangenomen dij de behandeling van deze interpellatie, gaat over tot de orde van den dag." Wat daarvan de reden was Deze in de Eerste Kamer had de Min. ver klaard, dat hij het Tweede Kamer lid Land, luit. ter zee, niet benoemd had tot luit. kapit., „omdat, naar zijne vaste overtuiging, de heer Land niet geschikt is voor den rang- van hoofd-officier." Daarom vroeg de lieer Levyssohn Nor man den Min. Stond do niet-geschikt- heid van den heer Laud, door den Mi nister van Marine als beweegreden voor zijne niet bevord. tot hoofd-officier aan gevoerd, reeds vast vóór zijn optreden als lid van de Tweede Kamer De Min. verklaarde dat hem de woorden „niet geschiktheid" ontsnapt waren, en „dat het volstrekt zijn plan niet geweest was den heer Land in het openbaar te veroordeelen". En verder„Ik herhaal, dat het mij in hooge mate leed doet, dat ik niet kan voldoen aan het car- dinale punt, aan het verlangen van een groot deel der Kamer om nadere in lichtingen te geven. Deed ik dit, dan gaf ik de zaal: ter beoordeeling aan de Kamer, terwijl de bevoegdheid om te beoordoelen of een officier of een ambtenaar geschikt is ter bevordering niet bij de Kamer berust. Ik kan verklaren, (lat de politiek voor mij in deze zaak er geheel huiten heeft gestaan." Hierover brak een storm los aan bei de zijden der Kamer. De heer Schaep- man zeide „Ik meen, dat er een eer gevoel is, dat medebrengt, dat als een officier iets geschiedt, als den lieer Laiul overkomen is, hij het niet zou wagen langer in 's lands dienst te blijven. Ik moet eerlijk verklaren, dat mijn ver trouwen in dezen bewindsman zeer is geschokt." En do heer A. van Dcdcm: ,,'s Min. woorden hebben een onaange- namen indruk op mij gemaakt. Er is in zekeren zin eene beschuld. tegen den heer Land uitgabracht, die nader be hoort gestaafd te worden." De heer Heems kerk zeide „Wannner ik een uitweg voor de zaak moest zoeken, zou het de ze zijn dit de Min. gedwaald hebbende, „Grada, hier is vader," zeidezij. Een kleine vreugdekreet werd door de zangster geslaakt en zij stond op van haar stool en hield hare armen uitgestekt naai den man, die binnentrad. Zij was slechts negen jaar oud, hoewel haar gelaat een hoogoren leeftijd deed vermoeden. Zij was niet schoon, en toch was er iets in haar gelaat, dat aantrok zoodra men haar maar eens gezien had. Men kon het geen kindergezicht noemen, er was te veel uitdrukking, te veel ka rakter in; en daardoor en omdat zij er zooveel ouder, dan haar leeftijd was, uitzag, hadden hare buren haar den naam gegeven van „oude Grada". Toch lag al de uitdrukking van haar ge laat in haar mond, want de blauwe oogen zeiden in 't geheel niets. De kleine Grada was blind. Zij had nooit de vogels gezien, wier gezang zij somwijlen hoorde, noch de bloemen, wier geur zij een enkele maal had ingeademd; haar moeders gelaat had zij nooit aanschouwd, zoo min als zij iets wist van de spelen waarmede zich andere kinderen van baai-leeftijd vermaak ten. Maar op hare manier was zij ver standig, en veel van wat voor andere kinderen verloren ging, die zich jjin liet bezit van goede oogen mochfen verheu gen, werd door haar ter harte genomen. Wordt vervolgd. M I

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1891 | | pagina 1