Zaterdag SI Maart 1891.
Antirevolutionair
Zesde Jaargang No. SOI.
Orgaan
iw BB «NKJLtwen sa mmm uia
Bericht.
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON-
T. BOEKHOVEN.
SOMMEIjSMJK.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te Kenden aan den l'itgrcver,
IJberaten
en liberalisten.
DE TWEE BOEREN.
Dezo Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post f 1.—
Het Zaterdagsnummer alleen 50 Cent.
V oor Amerika bij vooruitbetaling f 5,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVER:
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en ''/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Grooto letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 uur.
"We herinneren onze lezers, dat
zij die het Woensdagnummer onzer
„bode" niet wensehen te lezen, dit
ons uiterlijk vóór 31 Maart gelieve
te berichten, dewijl na 31 Maart
geene afschrijvingen meer kunnen
aangenomen worden.
Wij twijfelen niet of deze onze
uitbreiding zal door velen worden
toegejuigd en gesteund, vooral van
hen, die den politieken drampkring
tusschen Maas en Schelde kennen,
en weten hoeveel daar nog voor
de antirevolutionaire partij te win
nen is.
Vele onzer politieke vrienden zeg
gen, dat zij dit of dat liberaal blad
moeten lezen voor hun handelsbe
langen, voor officiëele beurs- of
marktnoteeringen, enz. Maar indien
ieder, die aldus redeneert, zich op
ons blad abonneerde, dan werden ook
uij in staat gesteld en zoude ook
onze financieele draagkracht toelaten,
tal van zulke officiëele noteeringen
op te nemen.
Dat dan ieder, die het wel meent
met onze beginselen, de handen eens
aan den ploeg moge slaan.
Abonnementen worden steeds aan
genomen bij den uitgever
T. BOEKHOVEN.
Onlangs deed ons een geacht le
zer de vraag, waarom wij in ons
blad zoo herhaaldelijk gewaagden
van de libèralisfeM, als wij de libe
rale partij bedoelden, en waarom wij
maar niet liever eenvoudig van „de
Hoofdstuk 1
GESCHEI DEN.
(1
Het was een prachtige stille zomera
vond. Vriendelijk wierp de ondergaande
zon haar purperen schijnsel van den
diep blauwen hemel, die zich straks met
een vaal grijzen sluier zou bedekken en
verguldde den roestigen weerhaan van
den ouden dorpstoren veel schooner,
dan een schilder het ooit had kunnen
doen.
Enkele lichtstralen gleden over het
rimpelige water van het beekje, dat zich
als een zilveren lint door de sierlijk
groene weiden slingerde en werden in
duizendvoudige flikkering teruggekaatst.
Een enkele straal dwaalde af en vond
zijn weg naar het raam eener boerenhui-
zinge en speelde met de blonde haarlok
ken van een drietal meisjes, die met de
overige huisgenooten rondom den wel-
voorzienen disch hadden plaats genomen.
De boer vouwde zijne grove handen
en enkele minuten lang heerschte er
eene plechtige stilte. Ouders, dienstbaren
en kinderen smeekten den Heere om
Zijnen onmisbaren zegen over de gaven,
die Hij hun ruimschoots had toebedeeld.
Of Derksen, de huisvader, echter in
eene rechte stemming was om in den
gebede voor Gods heilig aangezicht te
verschijnen, betwijfel ik wel. Het gelaat
van den bidder vertoonde niet de min-
liberalen" spraken.
Hij meende, dat sommigen zich
aan zulk een uitdrukking zouden er
geren, omdat zij er iets in vinden
zouden wat op smaden of „schelden"
geleek.
Het kan heel goed zijn, dat deze
lezer gelijk heeft; maar als dat zoo
is, dan gelooven wij dat de ergernis
in dit geval op een misverstand be
rust.
"Wij zeggen: in dit geval, omdat
wij natuurlijk niet ki, nnen beloven
in het algemeen zóó t schrijven of
het geschrevene later zóó te ver
duidelijken, dat ieder er vrede me
de neemt.
Iemands politieke beschouwingen
vormen wel een bepaald onderdeel
van zijn Zeucnsheschouwing; maar zij
staan toch hij een denkend lezer of
schrijver met het geheel van die le
vensbeschouwing in onafscheidelijk
w o r t e 1 v e r b a n d, en die levens
beschouwing komt zoowel uit het
hart als uit het hoofd voort.
In zooverre dus in onze politieke
redeneeringen ook onze algemeene
levens- en wereldbeschouwing wordt
medegedeeld, kan het wel niet an
ders of wij stooten nu en dan tegen
anderer beschouwing aan, en de
wijl of voor zoover deze uit het
hart voortkomen wekken zulke
tegenbeschouwingen dan noodzakelijk
eenige ergernis.
De meest vreedzame schrijver kan
dit niet vermijden.
Wat zeggen wij? Neen, zelfs de
Zaligmaker, de groote Vredevorst,
Hij die volmaakt de volle waarheid
sprak en steeds door de teederste,
oneindige liefde werd bewogen,
sprak nog vaak woorden, waarvan
ste blijmoedigheid, veeleer was er op
zijne trekken een zekere mate van boos
aardigheid te lezen. En waar er wrevel
in het harte is kan men al heel slecht
zijn ziel tot den liefderijken,maar ook
rechtvaardigen God verheffen.
Mietje, de oudste dochter, eene gezon
de blozende deerne, blaatste den pot met
dampende soep op de tafel en weinig
later lieten allen zich hun lievelingskost
recht goed smaken. Alleen de boer zelf
bleef bewegingloos zitten en liet het bord
onaangeroerd. Dat was geheel tegen zijn
gewoonte.
Luisterde hij wellicht naar den wind,
die de takken der grauwachtige wilgen
onder melodieus gefluister te zamen hoog
of tuurde hij naar gindsche hofstede
„Het Ooievaarsnest" waar alles den stem
pel van welvaart droeg?
Boer Derksen zag of hoorde eigenlijk
niets. Hij was thans onverschillig voor
alles om zich heen en hoe meer hij peins
de, des te onvriendelijker werd zijn blik.
Het lange zwijgen begon eindelijk den
knecht te hinberen.
„De boer schijnt van avond geen
trek te hebben", begon hij binnensmond,
met den vinger op diens bord wijzende.
De kinderen zagen hun vader tersluiks
in het gelaat en ook moeder wachtte,
wat haar echtgenoot zou antwoorden.
„'tls geen wonder, dat ik onttsemd
ben", zeide hij op grommenden toon. „Ik
heb woorden gehad met buurman Meier
over den dikken eik, die zooals gij weet
juist op de grensscheiding onzer lande
rijen staat."
„Eene mooie boom," merkte Geert
op, zijn lepel aan den mond brengende.
een groote schare zeide deze rede
is hard, trie kan dezelve hooren?
Natuurlijk mag deze veelbeteeke-
nende waarheid geen dekmantel of
voorwendsel zijn om maar onvoor
zichtig er op los te redeneeren.
Dat is een groot kwaad. Doch er
blijkt dan toch uit, dat het per se
nog niet tegen iemand pleit, als hij
iets zegt, dat ergernis verwekt.
Wat echter de verstoordheid over
het gebruik van het woord „libera
listen" betreft, deze meenen wij
door eenige nadere opheldering goed
deels te kunnen wegnemen, omdat
zij op een misverstand berust.
Men schijnt zich namelijk hier en
daar in te beelden, dat als wij van
de „liberalisten" spreken, wij daar
mede alle burgers op het oog heb
ben. die zich tot hiertoe bij de li
berale partij schaarden.
Doch dit is geenszins het geval.
Onder „liberalen" en „liberalisten"
verstaan wij lang niet dezelfde per
sonen. En liet is juist om de echte,
eerlijke liberalen buiten gevecht te
stellen en in hun volle waardigheid
te laten, dat wij ons vaak uitslui
tend keeren tegen de libera listen.
Naar de taalkundige beteekenis
van het woord maken wij antirevo
lutionairen óók aanspraak op den
naam van vrijzinnig of liberaal. Dat
wil zeggen, ook wij begeeren in den
burgerstaat vrijheidzoowel voor an
deren als voor ons zelf. En dewijl
wij gelooven, dat alleen in gemeen
schap met Christus en bij het licht
van Zijn Woord de ware, de hoog
ste vrijheid is te kennen, èn te ge
nieten, èn te gebruiken op de rech
te wijze, ook ten bate van anders
denkenden; daarom meenen wij anti-
„Ja een pronkstuk, zooals er maar
zelden een voorkomt", antwoordde Derk
sen. „Meer dan eens heb ik in de laatste
dagen mijne armen om den forschen stam
heengeslagen en bij mij zelf gezegd, dat
het eindelijk tijd werd den ouden reus
neer te vellen. De hreede kruin, die
zich zoo beschermend over een deel van
ons beider bezittingen uitbreid zal een
flinke winterbrand opleveren, terwijl de
stam mij wel door Damstra, den wagen
maker voor eene goede som zal worden
afgekocht.
„Maar ik begrijp niet, hoe gij over
dien boom ongenoegen met onzen buur
man hebt kunnen krijgen", sprak zijne
vrouw, hem vragend aanziende. „Wij
zijn sinds jaren de beste vrienden met
elkander geweest en zouden wij dan nu
in vijandschap gaan leven"?
„De band tusschen onze gezinnen
is voor goed verbroken", bromde Derksen.
„Toen ik straks naar huis terugkeerde,
zag ik boer Meier om den eik loopen en
nauwkeurig de grensscheiding opnemen,
alsof hij berekende, wat hem nog bij het
zijne toekwam.
„Goeden avond, buurman," zeide ik;
„mij dunkt, dat de oude reus daar reeds
lang genoeg heeft gestaan. Hij bederft
den boden maar en 't is derhalve beter,
dat ik hem laat kappen. Baas Damsia
heeft een stevigen eik noodig en kan
dus den stam gebruiken, terwijl de tak
ken ons in den winter menig vuurtje zul
len opleveren."
Mijn buurman zette een gezicht zoo
zwart als de nacht en sloeg zijn handen
vol verbazing te samen.
„Wat zegt ge" riep hij vol ver-
revolutioneiien nog wèl zooveel aan
spraak te hebben op den naam van
liberaal als zij, die de politiek en
den Godsdienst streng willen ge-
scheidon houden.
Doch het woord „liberaal" heeft
ook een historische beteekenis. En
dan wil het uitdrukken, dat men de
politieke quaestiën enkel bij het na
tuurlijk redejicht wenscht te behan
delen en er alle godsdienstige ge
voelens of ongodsdienstige neigingen
buiten wil laten.
Nu begrijpen wij er niets van, hoe
het mogelijk is om ooit belangrijke
levensqnaestiën te behandelen, zon
der dat het uitkomt of men godsdien
stig of ongodsdienstig is.
Het verschil toch tusschen het
geloof en het ongeloof raakt niet den
bouw van het leven alleen, maar
ook wel terdege de. grondslagen.
Zoolang men het nu niet over de
fundamentlegging eens is, kan men
moeielijk met elkaar praten over den
bouw.
Ilet menschdom is nu eenmaal
zoo geschapen, dat het niet buiten
godsdienst toont te kunnen.
Berust alle godsdienst op inbeel
ding, gelijk de radicale ongeloovi-
gen in onze dagen driestweg beweren,
dan moeten de staatslieden, die met
zulke radicale ongeloovigcn mede-
gaan, er voor alles op bedacht zijn
en hartelijk verlangen, om het arme
menschdom van dezen waanzin te ver
lossen.
Maar leeft er, gelijk voor ons bo
ven allen redelijken twijfel verre
verheven is, een almachtig, allesbe-
sturend God in de onzichtbare ge
westen, dan zijn wij bij ons werk
ook nooit los van dien God en heb-
wondering uit„heb ik goed gehoord.
Gij zoudt dien boom willen vellen Maar
wie geeft u daar het recht toe. Vraag
het den ouden Hornstra en hij zal ge
tuigen, dat een mijner familieloden ruim
Vijftig jaren geleden den eik heeft ge
plant. Zijn wortels beslaan voor meer
dan de helft mijn bouwgrond
„De boom staat op mijn eigendom
en er is niemand die mij het recht om
hem om te houwen kan betwis
ten" wierp ik hem tegen.
„Gij zult het wel laten u aan den
eik te vergrijpen," bulderde hij. „Ik doe
van mijn erfgoed geen afstand en als de
lieeren van de Justitie komen, zult gij
vreemd op uw neus zien, als zij u kort
en goed gaan beduiden, dat gij niet do
geringste aanspraak op uw vermeend
recht bezit."
Ik lach met uwe bedreigingen,"
zeide ik nijdig. "Gij zoudt zeker wel
wensehen, dat ik geheel mijn boerderij
aan u afstond. Het lust mij niet, voor
u weg te kruipen. De boom wordt ge
kapt, en verder moogt gij doen, wat gij
wilt."
„De politie heeft een langen arm,"
lachte de valschaard. „Pas op, wat gij
doet"
„Ik wilde den dwaas niet langer aan-
hooron en ging heen. Zoowaar ik Derk
sen heet, zal niemand mij beletten, mijn
plan te volvoeren. Ik krijg hem wel,
wacht maar."
De boer zweeg en trommelde verdrie
tig met zijn vingers op den rand dei-
tafel.
„'t Is een lastig geval," meende
eert en als het mij aanging, zou ik
ben wij bij eiken arbeid niet Zijn
inajestueuzen wil en Zijn lioog be
stel te rekenen.
Met andere woordenhet Gods
bestaan; of men het erkennen wil
of niet; het Godsbestaan en de Gods
openbaring is de groote spil, waar
om zich zoowel de lands- als dc
wereldgeschiedenis beweegt.
Ook alle politiek wentelt zich dus
om dit middelpunt. Den gods
dienst er buiten houden, wezenlijk,
dat verstaan wij niet.
Maar wel nemen wij aan, dat er
menschen zijn, die in gemoedc mee
nen, dat dit wèl kan, en zelfs moet
geschieden, tot heil der menschheid
En in zooverre deze lieden nu
ook eerbied toonen te hebben voor
anderer overtuiging, en hun volle
vrijheid en gelijk recht van mee
spreken willen gunnen, hebben wij
met zulke „liberalen" als burgers van
hetzelfde vaderland liefst geen questie.
Het zijn onze naastenonze natuur-
en tijdgenooten; zij staan met ons
geschaard om het helaas bijna uitge
storven maar nog altijd hoog be
minde stamhuis van Oranje. Ter
oorzakc van een andere levensover
tuiging mogen wij ons niet aan hen
onttrekken, maar wij behooren hun
op burgerlijk gebied zooveel moge
lijk liefde en toegenegenheid te be-
toonen, en met hen samen te wel
ken.
Naast en tusschen die eerlijke,
heusche liberalen echter bewegen
zich een massa dwingzieke liberalen
die altijd hun gevoelens aan ande
ren met hoog gezag willen opdrin
gen; lieden die beweren, dat alleen
de leerstellingen der liberalen eer
baar zijn, en dat de niet liberalen
de zaak in der minne vereffenen, voor
dat gij meer schade dan voordeel van
den twist hebt."
De boerin, een knappe en zachtmoe
dige vrouw, knikte bevestigend met het
hoofd en wierp een droevigen blik op
haren man.
„Zotte praat," beet de hoer zijn
knecht toe. „Wanneer ik van mijn eisch
afstand deed, zou de eigenaar van het
„Ooievaarsnest" zeker denken, dat hij
ons de wet kan stellen. Laat hem eens
aan den boom komen
De maaltijd was intusschen afgeloopen,
en na gedankt te hebben, zocht ieder
zijn legerstede op, om in eenen ver-
kwikkenden slaap nieuwe krachten te
vinden voor den arbeid, die hun morgen
weder wachtte.
De boerin borg de schotels weg en
nam toen naast haar man plaats.
„Derksen," begon zij op zaclitcn
toon, „laat u toch niet door drift tot
een onverstandige daad vervoeren. Een
waar christen moet ootmoedig zijn, ne
derig en goedertieren en dient geen
wraakzucht in hot hart te voeden. De
Heere vermaant ons zelfs: hebt uwe
vijanden lief, doet wel dengenen, die u
haten en bidt voor degenen, die u ge
wold aandoen. Gij hebt heden al heel
slecht deze les opgevolgd. Moet ik u
herinneren, dat de vrucht des geestes is
liefde, vrede, zaehtmoedigheid, geduld."
uGij hebt goed praten," antwoord
de Derksen, het hoofd beschaamd af
wendende. „Moet ik mij dan alles laten
welgevallen en dat om dien trotschaard
niet te benadeelen. Ik zal hem wel vin
den."