voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden,
Cli iti-ofhvoli dioncm
Bericht
IN HOC SIGN O VINCES
Vrijdag 13 Waart 1891,
Zesde Jaargang No, 262
T. BOEKHOVEN.
SOMMELSDIJK.
^ONBERISPELIJK."
Een zonderlinge stembus-
reclame.
Uit ons Parlement.
A fr^-
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijsper drie maanden 50 Cent, franco p. p.
Afzonderlijke Hommers 5 Cent.
UITGEVER:
Adverteiltiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent
Advertentiëu driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend.
Adverteiltiëu worden bij den Uitgever ingewacht tot Woensdagavond
Alle atuhhen voor tie ttedaclie bestemd, Atlverlen tien en verdere Administratie, Jranro toe te arenden tutn den l'itffever
Verschillende omstandigheden, onafhanke
lijk van onzen wil, zijn oorzaak dat wij onze
uitbreiding, een viertal weken aangekondigd,
enkele dagen moeten uitstellen.
DEN UITGEVER.
Zoo nu en dan hoort men in den laatsten
tijd sommigen onzer geestverwanten, en on
der hen zelfs tamelijk ontwikkelde mensclien
klagen«Och, het tegenwoordig Ministerie
geeft ook al niet veel." Hetgeen dan zeg
gen wil, dat zij van dit Kabinet geheel an
dere dingen hadden verwacht, en dat zij in
die verwachting zeer teleurgesteld werden.
Wij zouden aan deze klagers wel eens
willen vragen of zij over den politieken toe
stand van ons land wel eens diep en ern
stig hebben doorgedacht.
Want waaruit anders komt zulk een ge
voel van teleurstelling voortdan hieruit
dat men te veel zag op enkele personen
die als Ministère zitting nemen en te weinig
met hun positie en met 's lands toestand
heeft gerekend.
Men spande zijn verwachting te hoog,
veel te hoog, en daardoor moed de uitkomst
wel tegenvallen.
Bekwame staatslieden kunnen als zij op
den hoogen ministers-zetel geplaatst zijn ont
zaglijk veel ten nutte van de natie uitrich
ten. Dat is zeker. Maar men moet zich
nooit inbeelden, dat zij, hoe talentvol en
v hoe uitnemend ook gezind, in een paar jaren
's lands toestand kunnen omtooveren.
Op hetzelfde oogenblik, dat zij een minis-
teriëele portefeuille aanvaarden, komen zij in
allerlei ambtelijke verbanden, en moeieüjk-
heden.
Een volksvertegenwoordigerhet zij in of
buiten de Kamers heeft het maar ronduit
voor het zeggen hoe hij het landsbestuur
zou wenschen ingericht te hebben. En het is
zeer goed, dat hij het zegt, ook. Men mag
en moet zich een ideaal stellenen hoe
schitterender en welsprekender dit voorge
steld wordthoe beter. Maar een ideaal
verwezenlijken is heel wat anders. De schoon
ste beginselen zijn door de beste Ministers
vaak niet naar wensch toe te passen. Een
raadsman van de Kroon moet zich wel ge
bonden achten aan vele omstandigheden.
Hij heeft allereerst te rekenen met de Grond
wet; vervolgens met de organieke wetten
en bestaande koninklijke besluiten; dan met
den Raad vau State, met den stand der par
tijen in en buiten het Pailement, met zijn
ambtenaarspersoneel, ten deele ook met de
verrichtingen zijner ambtstvoorgangers. En
als het nu aan Ministers van een andere
richting gelukt om zich nu en dan wat bo
ven al deze windselen te verheffen en lang
zamerhand de stuurraderen van het staats
schip een weinigje om te wenden, dan moet
men al verheugd en dankbaar zijn.
Wie nu nog twijfelen mocht omtrent de
groote verdiensten van het thans zittend
Ministerie, dien raden wij aan, het keurig
en glashelder gesteld hoofdartikel in de
„Standaard" van 2 dezer eens na te lezen.
Daar wordt niets meer of minder betoogt,
dan dat het Kabinet over het geheel onbe
rispelijk heeft geleefd. In zijn oorsprong was
het stipt constitutioneel, dewijl het een ge
mengd karakter droeg, in overeenstemming
met do partijen door wier samenwerking
het was opgetreden. Wat soliditeit, ernst
van karakter en bekwaamheid betreft, be
hoefde het voor geen zijner tien laatste
voorgangers onder te doen, en de heer
Mackay inzonderheid betoonde zich een zeld
zaam en talentvol en practisch leider. Als
administrateuren van het Rijk hebben zij zich
zeer gunstig doen kennen. Men heeft vol
strekt niet aan hen kunnen bemerken dat
zijn nieuwelingen waren op de Departemen
ten. Van partijdigheid heeft men dit Kabinet
volstrekt niet kunnen beschuldigen. Het heeft
gewerkt met een schier voorbeeldeloozen
ijver, en tal van belangrijke en omvangrijke
wetsontwerpen in gereedheid gebracht.
En wat ten slotte het politieke standpunt
betreft, waarop dit Kabinet zich plaatste
zoo had de redactie van de „Standaard"
liever gezien, dat het de zaken watforscher
had aangepakt, doch zij erkentdat dit een
verschil van inzicht geldt, en dat de uitkomst
heel goed toonen kandat het Kabinet
scherper zag dan zij. Het Kabinet heeft zich
niet aangediend als Hervormings-ministerie
of als antirevolutionair Kabinet. Maar het
trad alleen op met de bedoeling om, voor
zooveel dit onder de bestaande omstandig
heden, zonder hevige beroering mogelijk was,
het verdrukte deel der natie een weiuigje
uit zijn vernedering op te beuren, en ver
ademing te bieden, en om inmiddels de
allernoodigste wetten voor te dragen. Het
schaamde zich zijn christelijk karakter niet,
maar begon er daarom nog niet aande
opperheerschappij der revolutie-beginselen
voor goed te beteugelen.
De heeren Ministers gingen dus voorzich
tig te werken dat niet uit zwakheid of
schroomvalligheid (getuigen het vasthouden
van de legerwetdie zooveel verdeeldheid
onder de rechterzijde heeft aangericht) doch
kennelijk uit overtuiging, uit liefde tot het
Vaderland, oordeelende dat zóó het Vader
land het best wordt gediend.
In antwoord op tot hein gerichte vragen om
trent zoogenaamde «gemengde huwelijken", gaf de
Heraut-redacteur een paar weken geleden a s zijn
gevoelen te kennen, dat het huwelijk van een in
waarheid en ernst «dolcereud" jongeling of meisje
met een meisje of jongeling, die bepaald binnen
het kerkelijk verband van 1816 wenseht te blijven,
zijn eigenaardige moeielijkhedeu heeft. Hij wees
er op, dat het huwelijk een innige levensgemeen
schap eischt eu zonder wezenlijke zielsverwant
schap onmogelijk op den duur recht gelukkig kan
zijn, zoodat het verschil van gevoelen omtrent de
kerkelijke plichten en het in te nemen kerkelijke
standpunt bij inenschen die het inderdaad meenen
met hun godsdienst, allicht storend op hun echtelijk
geluk zou inwerken.
Dit is, duukt ons, een hoogst eenvoudige rede
neering, eu we zouden wel eens willen hooren
wie zoo knap is, haar op goede gronden te weer
leggen.
Op zingenot alleen is toch geen bestendig huwe
lijksgeluk te bouwen. Als burgerlijk contract voor
het organiseeren van een stoffelijke huishouding
kan het evenmin bevredigen. Het geheim en het
geluk moet dus wel grootendeels zitten in het
saamsinelteu of harmonieeren der zielsneigingen.
Maar hoe zal die harmonie bestaan, als men beide
in den dienst des Heeren het hoogste goed zoekt
entevens zeer verschilt in de opvatting van
dien dienst, zoodat de een op kerkelijk gebied een
gewichtigen levenstap meent te moeten doen,
terwijl de ander even ernstig meent, dien stap te
moeten nalaten, en man en vrouw dientengevolge
in een verschillend kerkelijk instituut terecht
komen.
Maar wat doet nu de Kerkelijke Courant?
Zij maakt van deze raadgeving opzichtens het
huwelijk een ifmóaj-reclaiue. Zij wil er een zwaard
van maken om bij de a.s. verkiezing de anti-revo
lutionairen die «doleeren" en de anti revolutio
nairen die niet «doleeren" uit elkander te drijven.
Na kortelijk de waarschuwing van Dr. Kuyper
met betrekking tot het huwelijk vermeld te hebben,
laat zij er wat een sprong 1 leukweg op volgen
«En dezen man zal men in Juni volgen naar
de stembus als gedweeë schapen. Is er in deze
gedragslijn niet iets, dat aan bovennatuurlijke
verblinding doet denken?"
Nogmaals moeten wij uitroepen: wat een sprong
van de huwelijksboot naar de stembus wat een
reclame
Dus zij, die niet zielsinnig één genoeg zijn om
met elkaar in het huwelijk te tredeu, zouden elkaar
ook niet moeten steunen bij de stembus
Blijkbaar heeft deze schrijver er nog schrikkelijk
weinig besef van, dat wij thans onder een gemengde
natie wonen, en dat het er in onze eeuw daarom
maar op aankomt om het landsbestuur zoodanig
in te richteu, dat het dragelijk is eu bevorderlijk
voor de vrijheid van alle partijen.
Werd dit wat meer bedacht, dan zou men op
politiek gebied niet aarzelen oin op te trekken met
allen die vóór den Christus eu tegen de revolutie
partij wenschen te kiezen.
Doch men is, naar hst schijnt, te enghartig
en maakt geen onderscheid tusscheu hoofdzaak en
bijzaken.
Tot welke kerkelijke gemeenschap iemand behoort
is op burgerlijk terrein in een land waar geen
staatskerk is, waarlijk geen hoofde aak. Maar wel
is het- hoofdzaak of zij die met ons naar de slem
bus gaan, en zij die wij bij de stembus steunen
zulleu, ook de beginselen hunner politiek putten
uit Gods Woord, en bij het licht van dat Woord
hun politieken arbeid wenschen te verrichten; en
voorts, of zij op het stuk van het onderwijs, op
zichtens de regeling der belastingen, de organi
satie van ons leger, de vaststelling van het kies
recht, het koloniaal bestuur, enz. dezelfde inzichten
hebben en dezelfde plannen voorstaan.
Een huwelijk is een band voor het geheele leven,
in al den rijkdom van deszelfs verlakkingen. Doch
de stembus-vereeuiging waarop de Kerk. Courant
doelt, dient enkel voor het politeke leven.
Dat maakt toch waarlijk een groot verschil 1
Ook die bijvoeging: «als gedweeë schapen" is
kenmerkend.
Waartoe dient zij anders dan om effect te maken,
om te speculeeren op het eerge/oel der burgers,
en af te schrikken van de samenwerking?
Want welk antirevolutionair leider heeft ooit
gevergd, dat de kiezers hem «als gedweeë schapen"
zullen volgen? Wie vergde ooit meer van de
antirev. kiezers dan dat zij als mensehen uit over
tuiging zouden volgen?
Óf is er soms in het volgen op zichzelf iets
onteereuds, iets schaap-achtigs?
Dat zon het misschien zijn, ja, als alle mensehen
precies evenveel kennis en doorzicht bezaten, als
de opvolgende geslachten niet op eikaars schouders
stonden eu als vereeniging geen onmisbare voor
waarde was voor het uitoefenen van een eenigszins
beteekenenden invloed. Of neen, dan nog niet.
Maar zoolang 's mensehen levensgang grooten
deels bepaald is door de omstandigheden, die hij,
onafhankelijk van zijn wil, bij zijn optreden in
de maatschappij vindtzoolang er kinderen en
volwassenen, dwergen en reuzen in het verstand
zijnzoolang slechts eendracht macht maaktzoo
lang is het volgen van leiders allerminst een schande,
maar veeleer een plicht en een deugd.
Een bescheiden en wijs mensch volgt ook gaarne
zijn meerderen in kenuis en doorzicht. Alleen een
misplaatst gevoel van zelfstandigheid, meestal uit
hoogmoed of antipathie voortkomende, kan tegen
het volgen van andereu bedenking doen oprijzen.
Men ziet dus, dat er aan deze stembus-reclame
bij eenig nadenken geen draad heel blijft.
En nu meene niemand, dat wij deze kritiek op
het schrijven van de Kerkelijke Courant inbrengen
omdat wij het de redacteur kwalijk zouden nemen,
dat zij het niet met dien Heraut-redacteur eens is
in diens oordeel over «gemengde huwelijken.
Had de Kerk. Crt. het daarbij gelaten, had zij
alleen een pleitrede gehoudep om te betoogen, dat
het huwelijk van een «doleerend" met een „her
vormd" menscheukind wel terdege gelukkig kan
zijn, wij zouden er over gezwegen hebben.
Want in dit blad achten wij het niet noodig of
wenschelijk telkens de kerkelijke snaren aan te
roeren.
Maar zie, de stembus van Juni e.k. had zij er
buiten moeten laten.
Dat zij huiselijke, kerkelijke en politieke belangen
met elkaar verwart, daartegen alleen gaat ons protest.
Want door zulk een verwarring komen de
mensehen op een politiek dwaalspoor.
Of iemand „doleert" of niet, daar mag bij de
regeling der staatkundige zakeu niet naar gevraagd
worden.
Als burgers in den gemengden staat zijn beide
ons even lief.
Eu beide kunnen onze partijgenooten in den
politieken strijd zijn, mits zij beide het antirevo
lutionair program onderschrijven; d. w. z.dezelfde
staatsrechtelijke beginselen aaukleven.
Lezer, laat ons waken tegen alle „crericalisme"
Politiek mort politiek blijven. Hier mag geen
aanzien des kerkelijken persoons gelden.
Wie met dr. Kuyper niet medegaat in de ker
kelijke sfeer, kan het nochtans heel goed in poli
tieke eu burgerlijke quaesties doen. Als men de
dingen maar bezadigd opneemt en goed onder
scheidt.
«In de laatsté tijden is er zeker eene groote
belangstelling getoond in Surinaamsche zaken, maar
ik mag er wel bijvoegen, dat die belangstelling,
of liever de wijze waarop die belangstelling zich
uit, wel eens afbreuk kan doen aan liet gezag in
Surinamewelk gezag toch door de Reg. moet
gehandhaafd worden." Ziehier woordendoor min.
Mackay in de E rste Kamer gesprokenwaarmede
wij ten volle instemmen.
«Alweder Suriname 1" zijn onze lezers gewis
geneigd uit te roepen. Ja, vrienden, wij moeten
u wederom iets over deze kwestie melden. De
aanhouder wint, denken de, liberalen. De familie
Lohinan is hun een doom in het oog, en niet
één lid dezer familie, hoe éminent ook, kan in
hun oog eenig goed meer doen. Weg er mee dus
Liever het gezag met voeten getrapt, dan zoo
iemand aan het bewind gelaten. Toch, ondanks
alle lasteringen kan de Min. niet anders verklaren
dan: «De tot nu ter kennis der Reg. gekomen
tin was uu ciftgreetrs ver
was zij daar. Slechts
zij uit den omtrekt
mei was laarin tien acntermnMag, toen weéf, daf fiét irfiju voornemen niet was
er aan haar wachten een einde kwam.
Men kon liet geluid hooren van zwari
een leugen te zeggen. Het was zoo nabij
de w m-hcid als ik durfde gaan.'
was; slechts een minuut vroeger had zij
zijne voetstappen achter zich gehoord en
nu was hij uit liet gezicht, even nlotsr
vensters van het leege pakhuis, en liep
hen schielijk de steeg iQ, die naar do
"--Sr leidde. nru .,i