voor de Zeeuwsche Eilanden De kleine Duif. A. Jongejan. Cl nU-McvAiitionah IN HOC SIGN O VINCES Vrijdag 21 November 1890. T. BOEKHOVEN. Dit nummer bestaat uit 2 bladen. Eerste Blad. T. BOEKHOVEN. ONZE SOLDATEN. FEUILLETON. De stembus van 26 November. BEDENKELIJK. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag'. Abonnementsprijs: per drie maanden 50 Cent, franco p. p. Afzonderlijke nominers 5 Cent. B UITGEVER: SOMMELSDIJK. Advertcntiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend. Advertcntiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Woensdagavond. A tie s lult tie ii voor (le Kedaelie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franeo toe te reenden aan den l'ilr/ever. Beleefd verzoeken wij onze geachte lezers goeden nota te willen nemen op de voorletter van den naam van den Uitgever van dit blad. Uitgever. Slot. Het is eene schande voor ons volkdat het niet veel eer tegen de gruwelen van het kazerne leven in verzet gekomen is. Hetkost ontzachlijk veel moeite 0111 ons volk uit eene valsche rust te doen opschrikken. Het is wat loom van aard, en uit dien karaktertrek is het te verklaren, dat eerst in onze dagen met klemmenden ernst aan den toestand van het kazerneleven de aandacht is gewijd. In de binnenkameren en op den wegzoo „onder onsjeswerd het wel zonde voor Hod genoemd, dat er in dienst zoo gevloekt werd en de verleiding er zoo groot was, maar daar bleef het dan ook bij. Onze ministers werd het leven in de Tweede Kanier wel lastig gemaakt over vele aangele genheden op militair gebiedmaar hoe zelden werden Hunne Excellenties in het verhoor geno men over hunne bemoeingen in zake de eeuwige belangen van den soldaatdie toch nauw met zijn tijdelijk welvaren samenhangen. En dit had gemoeten. Niet maar ter loops, als in'tvoorbijgaan, niaarmetaandrangenklem. Wat baat liet een leger, of het al van top tot teen gewapend is naar de allernieuwste en aller beste uitvindingenwat helpt hetof zijne offi cieren Von Moltkes zijn in krijgsbeleid, wat geeft het ten slotte, of de geoefendheid der man schappen niets te wenschen overlaat, als in het 23 Het vooruitzicht op den strijd tegen de gehate blanken deed hen juichen: de hoop op deonraete lijken buit van het fort wekte hun onverzadelijken hebzucht op. Keeds zagen zij in de gedachten hunne hutten met alles getooid wat hun smaak en woeste hartstochten, streelde, en zelfs de gerigste onder hen zou nu een vuurroer bekomenDe groote Zon had hun de overwinning beloofd en zij schonken hem een onbepaald vertrouwen zoodat het in hun schatting al was, of zij de overwinning en den buit reeds behaald hadden. Het grootste gewoel en de levendigste bedrijvig heid begon onmiddelijk in het dorp te heerschen. Allen rustten zich ten strijde uit. Niemand wilde achterblijven-- want het verlangen naar roof en buit brandde in ieders borst. Was bet niet genoeg als de zwakke grijsaards en de kinderen bet dorp bewaakten Geen vijand behoefde men te verwachten, want de Chikahaws leger de Naam dos Hoeren niet een Schild is ter bevrijding maar een mikpunt van lastering en vervloeking Toen prins Willem III in 1672 het bevelheb berschap over het leger van den staat aanvaardde, werd hij commandant van het ongelukkigste leger, dat zich denken laat. En nu weten wij heel wel, en daar dingen wij niets oj) af, dat prins Willem ongeëvenaarde talenten bezat, en over een voorraad geestkracht beschikte, die bergen verzetten kon, maar wie, zelfs der liberalen, durft ontkennen, dat het bo venal het onwrikbaar vertrouwen in den Al machtige was, dat hij zelf bezat en waarmee hij zijne manschappen bezielde, waardoor het hem gelukt is van ongeoefende strijdhonden eene ge duchte slagorde te vormen, die den Pranschen geweldenaar, zooal niet overwinnendan toch met goeden uitslag weerstaan kon. Prins Willem III vreesde GodHem wilde hij geëerbiedigd zien door zijne soldaten, en hij heeft overmocht. Wij weten zeer goeddat het in onzen tijd niet aangaat, dat een minister van oorlog of een garnizoenskommandant zich in bijzonderen zin met den Godsdienst der soldaten inlaat, aange zien in de kazernen allerlei gelooven vertegen woordigd zijnGereformeerden, Lutherscheu, lloomschen, Joden enz. Dat kan eenvoudig nietmaar weet ge, wat wel kan Dit, dat er in de kazernen scherp worde toegezien, dat er met den levenden God niet gespot wordt. Onze Staat als zoodanig erkent nog altijd God Almachtig. Dien Eénen mag onze Staat niet loslaten. Zoodra het staatsbeleid niet meer gevoerd wordt in den Naam des Heerenis Nederland weg. En daarom j uist, omdat Nederland geen God- dclooze Staat ismoet ook in het leger van den Staat met den levenden God gerekend worden. Een leger, dat niet gedekt is door de gunste des Heeren, heeft in oorlogstijd alles te vreezen en niets te hopen. Er moet in de kazernen gezorgd worden, dat er voor den soldaat tijd en gelegenheid is 0111 te en Ch oetaws hadden de vredespijp aangenomen en waren thans in vollen vrede met de Natchez. Nog voor dat de zon den volgenden morgen in het Oosten daagde, trok de groote Zon met zijn geheele bende Indianen tegen bet fort op. Langs een grooten omweg trok hij daarop aan want den- zelfden dag wilde hij het fort niet meer bereiken. „De krachten der Natchez moeten frisch zijn, frisch als het gras op de bergvlakte na den nachtdauw," zeide hij. .Eerst wanneer de Z011 we der opgaat, zullen zij het sterke fort zien." Aan deu avond van denzelfden dag keerde de oude jager Eerrior, van wien we in lang niet ge hoord hebben, in zijn eenvoudige hut terug. Hij wooude daar reeds lang, aau den oever van een kristalheldere beek, midden in het bosch. Daar had nog geen Europeaan den voet gezet, en als als een Iniaan zijn erf betrad, kwam hij als vriend. Onbezorgd kon Ferrier zijn hut alleen laten. Geen Indiaan zou die gedurende zijn afwezigheid betre den hebben. De pelzen en huiden der door den jager geschoten dieren, welke hij eens per jaar aan de koopliedeu in Nieuw Orleans ging verkoopen, lagen in zijn open hut veiliger als achter de wallen van het fort. Op zijn rug droeg Ferrier den huid en de beste stukken vleesch van een pas geschoten hert. Hij bidden en te danken, als het etenstijd is. Het is zonde voor God, dat er nu nog kazernen zijn, waar de soldaten als de beesten aan het eten vallen. Waarom niet overal op commando vóór en na het eten een oogenblik van eerbiedige stilte, opdat iedere soldaat, die bidden endanken wil, daartoe gelegenheid hebbe P Waarom zijn er nog kazerne-can tines, waar jenever verkocht wordt Het is waar, des Zondags hebben de soldaten voor zoover de dienst toelaat, gelegenheid 0111 naar de kerk te gaan, maar kan er niet wat scherper op gelet worden, of van die gelegen heid al of niet gebruik wordt gemaakt Zou het kerkgaan niet bevorderd worden, in dien militairen, die bijv. des Zondagsmorgens langs de straat slenterden of in kroegen be trapt werden, behoorlijk gestraft werden Wij vragen slechts. Dit staat evenwel vast: er moet een anderen geest in ons leger varen. Vloekers en verleiders moeten gestraft worden. Met den Naam des Heeren mag niet langer ge spot, eerbaarheid moet weer geacht en onrein heid verfoeid worden. In één woord: God moet in ons leger weer tot Zijne eere komen, anders baat ook geen persoonlijke dienstplicht. Dat Neêrlands regeering toezieWij vorde ren, maar wel wat langzaam. Wel eenigszins met vreeze gaan wij aan staande Woensdag te gemoet. Het zou ons zoo hartelijk verblijd hebben indien de heer Jongejan bij eerste stemming met vlag en wimpel tot lid der l'rov. Staten gekozen was. Wij hadden blijde kunnen zijn, als onze geest verwanten beter op hun tollen hadden gepast- De liberalen hadden twee candidaten. Hunne verdeeldheid had ons ten goede kunnen ko men. Die kans is nu verspeeld. Gij kunt er op aan dat de liberalen bij de was ver weg geweest en sedert lang had hij zulk een vermoeidheid niet gevoeld. Langzaam, met vooro ver gebnkt hoofd schreed hij voorwaarts, terwijl zijn oude dook nog sterke en altijd trouwe hond hem op den voet volgde. „Ja, mijn beestje, sprak hij, terwijl hij stil stond om wat uit te rusten „wij worden heiden oud, en het gaat zoo vlug niet meer als vroeger. Eens wisten wij beiden er niets van, om den ganschen dag op de been te zijn, eu het spoor van het wild te volgen, inaar nu houden wij het zoo lang niet meer vol. Toch hopen wij nog lang bij elkaar te blijven in de eenzaamheid want eerst in het uiterste geval wil ik onder de mensohen terugkee- ren, en jij zoudt liet ook niet uithouden buiten het vrije wilde bosch." Alsof het dier deze woorden verstaan had en deze meening ook was toegedaan, keek het zijn meester verstandig in de oogen, en vleide deu kop tegen diens knie. Wat was dat? Een half huilende, half blaf fende toon trof het scherpe oor van den ouden jager Verrast richtte hij het hoofd op, want hij was gewoon op het minste gdruiseh te letten. „Hoe heb ik het nu?" sprak hij „de wolven zijn toch niet gewoon bij vollen dag te jagen I" Ook de hond had gemerkt, dat er onraad was en spitste tegelijkertijd de ooren. „Indianen zijn het niet," sprak Ferrier in stembus van 26 November schouder aan schou der zullen staan, en al het mogelijke zullen doen om den heer Ovenvater de overwinning te be reiden. Doet gij nu ook al het mogelijke, antirevolu tionaire kiezers van Beierland! Loopt nog Dinsdag het vuur uit uw sloffen om dezen of genen onverschilligen buu. rman'op te wekken om Woensdag zijne stem uit te brengen op den heer En als uw buurman vraagt: hé waarom de heer Jongejan? Zeg hem dan, dat onze minis ters niet kunnen opschieten, als er geen Eerste Kam.komtdie nphunnehand is. Zeghcmvoorts dat de leden van de Eerste Kamer gekozen wor - den door de Provinciale Staten(lat het er dus op aankomtdat de Prov, Staten hel eens zijn met onze regeering, en vertel hem daneindelijk, dat de heer Jongejan een vriend is van ons te genwoordig kabinet, en dat de heer Overwater wenschtdat de ministers hoe eer hoe beter heengaan. Ziet ge, dan weet uw buurman er alles van. Bidt, omdat ge niets kunt en werkt, alsof ge alles vermoogt. Dan eerst gaat gij vrij uit, heizij de heerJon- gejan liet onderspit delve, hetzij hij, wat wij hartelijk hopen, de zege behale. Het „Nieuwsblad van de Iloeksehe Waard" schijnt er een vroolijken redacteur voor het „Politiek Overzicht" op na te houden. Jammer, dat zijne vroolijkheid soms wat ge kunsteld is, maar dat ze ook wel eens bedenke lijk wordt, is erger. Van prof. Kochs geneeswijze voor de long tering verhalende, schrijft hij o.a. „Als men hel eens zoover bracht, dat niemand meer stierf? Wel dan zou men er ook voor moeten zorgen, dat niemand meer geboren werd. Wat kiezen we? Als bet sterven ophield en de rest voortging op den gewonen voet, dan zouden we zich zelveu. Die geven een heel ander geluid als zij elkaar teekens in de verte willen geven en bovendien maken zij het geluid van den wolf op den klaarlichten dag niet na." Hij legde beide handen aan den mond eu bootste het huilende geblaf van de wolven natot antwoord vernan hij een duidelijker blaffend gehuil. „Het zijn wolvenik wist het wel," sprak hij. Zij zullen een afgejaagd, en misschien aangeschoten hert op de hielen zitten. Ongelukkig is de band, die zoo'ii arm dier niet op eens den dood geven kan. Zeker zijn het de onhandige soldaten uit het fort, die dat gedaan hebben." Hij legde het hertevel en de stukken vleesch, die hij den op rug drosg op den grond en onder zocht met nauwkeurigheid en snelheid zijn geweer of hij zoo noodig onmiddelijk vuur kon geven; want al nader en nader klonk het wolfgehuil. Nog verhinderde het bosch hem voor zich uit te zien wat er uit dien hoek zou komen opdagen. Al nieuwsgieriger geworden kwam de jager meer ter zijde in de richting van het geschreeuw. Plot seling stond hij verrast stil. Hij aanschouwde een wild paard, op welks rug een mensehelijke gedaante hing. Een wilde hoop wolven volgden liet reeds uitgeputte paard, dat tusschenbeide nederstortte doch dan weer angstig opsprong. Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1890 | | pagina 1