voor de
eeuwsche Eilanden.
kken
ver.
De kleine Duif.
f
Cl 11 ti-Slcvolutim tail
1
ring
Vrijdag 14 November 1800.
Vijfde Jaargang i\n. 245.
9 Cc
IN HOC SIGN O VINCES
T. BOEKHOVEN.
Dit nummer bestaat uit 2bladen.
Eerste Blad.
ONZE SOLDATEN.
FEUILLETON.
Y ER U ACII
Uit de pers.
I
[ibedden,
24.50,
Dito
Iff 3.—,
lens alle
ihadoek-
■oruitgang
verflakkee
1S90.
nm 12,30 uur
I, nm 1,30
3,00 u
■uur
r! h
die van 8,30 en
12,45 unr van
Raderboot).
Idam.
|room. 5,uuy
6.30
nam. 1.30
27 Xov.
Iib.dienst)
amis.
|DIENST.
rdam.
Inorgens 4,80 ure
J 6,30
lag le Kerstdag,
Irgens 6,30 unr.
ftddag 1,45
1,45
prdag en Zaterdag
lag le Kerstdag,
lenst.
my
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijsper drie maanden 50 Cent, franco p. p.
Afzonderlijke nominees 5 Cent.
uitgever:
SOMMELSDIJK.
Advertentie» van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Advertentie® driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend.
Advertentie» worden bij den Uitgever ingewacht tot Woensdagavond.
Alle sluHUen voor de Mtedaelie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, J'raneo toe te senden aan den Uitgever.
i.
Een ieder, die met belangstelling den staat
kundigen toestand van Europa gadeslaat, treft
liet, dat bijna alle vorsten thans niets liever
schijnen te weuschen dan liet behoud van den
vrede.
Keizers en koningen bezoeken elkander, be
groeten elkaar op het allerhartelijkst, eten en
drinken samen zoo gezellig en broederlijk mo
gelijk alsof er geen spoor van onweer aan de
lucht is.
Dit verschijnsel is daarom zoo treffend, om
dat bijna geheel Europa tot de tanden gewa
pend is. De budgetten van oorlog hebben
schier overal het maximum bereikt.
Frankrijk, Duitschland en Rusland tellen
hunne soldaten bij honderdduizenden, en Oos
tenrijk en Italië willen volstrekt niet onderdoen.
Italië, dat weinig financiëele draagkracht bezit,
heeft zich letterlijk uitgeput om toch maar een
leger op de been te kunnen houden, dat niet te
zeer bij de legioenen van zijne beide trouwe
bondgenooten, Duitschland en Oostenrijk, ach
terstaat.
Geen wonder, dat ernstige staatslieden in
dezen gewapenden vrede eene profetie zien van
eene geweldige uitbarstingdie vroeg of laat
heel Europa van den oorlogsdonder zal doen
dreunen.
Wij gelooven in Godden Almachtigeen
zijn ons bewust, dat Hij slechts behoeft te spre
ken en de bangste verwachtingen worden be
schaamd; maar toch is het niet te verwonderen,
dat een klein volk als het onze wél doet om te
22
„Hebt gij het aan iemand verteld of niemand
gewaarschuwd
„Neen," spraken de bleeke lippen van het
'ongelukkige jonge meisje. Eene minuut lang stond
de 'trot'sehe Hoofdman nog voor haar, als ware
hij besluiteloos wat hij doen zou. Toen verliet hij
met rasse schreden de hut.
Zonder zich te durven verroeren, bleef de kleine
Duif zitten. Ten einde was haar jeugdig leven,
en ook ten einde dat van hare beschermster, die
z;j zoo gaarne had willen redden. Verdoofd door
deze smartelijke aandoeningen en gedachten ging
het eene kwartier na het andere voort.
Op eens schrikte zij op, en kromp ineen toen
zij de groote Zon weder zag. Zoo woest had zij
zijn oog nooit zien flikkeren. Zonder een woord te
spreken greep hij haar aan, en sleepte haar mede
naar buiten. Daar stonden verscheidene krijgers,
die een wild, schuimend paard vasthielden.
Licht als een veder nam de groote Zon haar op,
wierp haar ruggelings op het paard en bond
haar met handen en voeten op het woeste dier, dat
den ongewonen last trachte afteschudden
„Nu mag de kleine Duif zelf de bleekgezichten
overwegen, hoe het zich zelf in staat van tegen
weer zal brengen om niet verrast te worden,
als straks de bom naar alle zijden losbarst.
Deskundigen zijn het er vrijwel over eens,
dat wij thans niet gereed zijn. Te bevreemden
is dit niet. Wij hebben in de laatste jaren vele
ministers versleten, maar het zijn vooral do mi
nisters van oorlog geweest, die hunne porte
feuilles het zuurst hebben betaald.
Te recht of te onrechtedit laten wij in het
midden, maar deze heeren moesten meestal het
veld ruimen vóór zij tijd hadden gehad hunne
denkbeelden omtrent de legerorganisatie te
verwerkelijken.
Tegenwoordig staat minister Bergansius aan
het hoofd van het departement van oorlogen
het zal gelukkig zijn voor Zijne Excellentie
als hij niet erg zenuwachtig is, maar het hoofd
zoo lang mogelijk boven water houdt omwat
hij goed acht in het belang des vaderlands, tot
stand te zien te brengen.
Het zou evenwel niet te verwonderen zijn
indien ook deze minister de kluts kwijt raakte.
Zooals wij weten, is hij vóói persoonlijken dienst
plicht; dit zijn óók de antirevolutionaire, voor
zoover zij zich op dit punt niet verloochenen
dit zijn óók de meeste liberalen; maar wat doen
nu de Roomschen, althans de meesten hunner?
Met een vuur, een beterezaak waardig, spreken
ze en schrijvenzetegendenpersoonlijkendienst-
plicht, alsof er de ondergang hunner kerk of
van ons land mee gemoeid is-
Als minister Berg: nsius nu protestant was
zou er ten minste nog reden kunnen zijn om
„een adder in het gras" te vermoeden, maar
zijne Excellentie is zelf Rootnsch, en zoo dwaas
zal hij toch niet zijn om te.gen beter weten in
verraad aan zijne kerk of aan ons vaderland
te plegen.
Wat ons betreft, wij zijn vóór persoonlijken
dienstplicht en zien ter wereld niet inhoe er
één afdoend argument daartegen gevonden wor
de tijding gaan biengen, en de groote Zon scheukt
Laar een paard daarbij, omdat zij te zwak is, zoo
ver te loopeu. Zij zal er nu wel gauw wezen dwars
door het woeste bosch heen, als de wolven haar
maar niet verscheuren; zeide het opperhoofd
spottend.
De mannen lieten het paard los, en nauwe
lijks zich vrij gevoelende, stormde dat het woud in,
te vergeefs beproevende den last van zijn rug te
werpen, en daardoor al wilder en wilder wordende.
Het naderde een bergstroom, sprong er in, zwom
naar de overzijde en galoppeerde aan den anderen
oever met dezelfde onstuimigheid voort. Weinige
oogenblikken later, en bet pijlsnelle dier was
tusschen de boomen verdwenen.
De groote Zon zat na het oubarmhartige von
nis voltrokken te hebben iu zijn hut, eenzaam en
alleen- Geen medelijden kwam er in zijn hart op
bij het herdenken van het gebeurde. Hij dacht
niet aan het ongelukkige meisje, dat thans vast
gebonden op den rug van het wilde paard, door het
woud werd medegesleurd. Wat bekommerde hij er
zich over of het tedere lichaam door de doornen
en struiken werd verscheurd; wanneer het paard
afgemat nederstorte, dan zouden de wolven haar
wel vinden en was het spoor der misdaad tegelij
kertijd van de aarde weggevaagd meende hij,
zonder dat de arme onkundige heiden er aan dacht,
dat God de. Almachtige ieders werk in het gezicht
zal brengen. Door de wraak van zijn natuurlijk
hart medegesleept, scheen geen straf hem zwaar
genoeg voor het verraad aan den stam der Nat
chez gepleegd.
den kan, mits, en hierop drukken wij, mits het
kazerneleven den ouders onzer soldaten gecne
bange zorg behoeft te baren.
Het is nu eenmaal niet te loochenen, dat liet
kazerneleven ontzachlijk veel te wenschen heeft
overgelaten.
Ons land moet soldaten hebben, dat is nu
eenmaal niet anders, en het is niet moer dan bil
lijk, dat alle ouders verplicht worden omin
dien even mogelijk, dooreen tijdelijkenafstand
hunner zonen aan de weerbaarheid van onze
erve mede te werken. Maar dan mogen de
ouders ook aan de regeering den onverbidde-
lijken eisch stellen, dat zij toezie dat hunne zo
nen juist inden evaarlijksten'tijd huns levens
niet als een wisse roof den verleider der zielen
in handen vallen.
Dat toezicht heeft maar al te veel outbroken.
Het heeft ons altijd verwonderd, hoe opeenvol
gende regeeringendie zeiden een hart voor
onze kinderen te hebben, die schatten bij schat
ten hebben besteed om het openbaar onderwijs,
naar zij meendenzoo Christelijk en degelijk
mogelijk te maken, er geen been iu zagen om
de jongens dier hooggeloofde openbare scholen,
als zij groot geworden waren, in kazernen te
herbergenwaar met allen Godsdienst en eer
baarheid de draak gestoken werd.
Indien de liberale regeeringen werkelijk
ineendendat in de openbare scholen het aan-
kweeken van Christelijke deugden (wij volgen
een oogenblik hunne manier van spreken) voor
de leerlingen noodzakelijk is, waarom dan die
zelfde leerlingen op twintigjarigen leeftijd in
eene omgeving geplaatstwaar de Christelijke
deugden met voeten getrapt werden?
Iu „de Zaaier" van 26 Sept. (eerst heden ons
geworden) lazen wij een zonderling stukske van
de redactie en den uitgever.
Zijne gedachten verwijlden op de plannen die hij
koesterde, om de bleekgezichten te verdelgen. Deze
hadden zich op de jachtgronden der Indianen ne
dergezet en matigden zich de heerschappij over het
land aanden grooten stroom beschouwden zij
als hun eigendomzij durfden zich zelfs in het
dorp der Natchez vertoouen, ja schenen zelfs de
harten der Natchez ten minste van sommigen hun
ner te hebben ingenomen, want hoe zou anders de
kleine Duif zulk een stoutmoedig en gevaarlijk stuk
hebben durven wagen?
Deze gedachte, dat een van zijn volk, al was
het maar een jong meisje, had getoond het met de
gehate blanken eens te zijn deed zijn bloed in de
aderen koken. Hoeveel staafjes had zij weggeno
men? Kon zij hun toch geen bericht gegeven
hebben, al hadden hare lippen het geloochend.
Zou hij thans aan den zwarten Beer en den
kleinen Wolf laten vragen hoeveel staafjes er bij
hen nog over waren? Dan zouden zij immers
antwoorden: „de Groote Zon heeft ons de staafjes
gezondeu, is hij een kind, dat hjj niet meer weet
hoeveel er geweest zijn? Hij weetimmers hoe dikwijls
de Zon sedert dien dag neder is gedaald, welnu laat
hij zien hoeveel staafjes er nog bij hem in den Tem
pel hangen!"
Zijn trots liet het niet toe te bekennen, dat hij
door een kind was misleid. Eindelijk had hij een be
sluit, genomen. Hij richtte zich op, riep de voor-
naamsten van zijn stam tot zich, en sprak hen toen
aldus aan
„Krijgslieden der Natchez," de vos is listiger
als de sterke buffel en. onbekommerd om den vos
Wij danken de redactie van „Onze Eilan
den," dat zij aanstonds op hetverdachtmakend
karakter van dat schrijven de aandacht gevcs -
tigd heeft.
Het is duidelijk, dat de redactie van „de
Zaaier" ons op zijde dringen wil; welnu, dat zij
liet beproeve, maar dan op eerlijke manier.
Een vreein den ind ruk maakt op ons de koorts
achtige druktewaarmee „de Zaaier" zich het
air geeft van locaal antirevolutionair blad voor
de districten Zierikzee en Overflakkee. Het
heeft wel wat van eene overrompeling in Napo
leontisch en geest.
Een weinig bedaardheid zou „de Zaaier"
niet schaden. Wij hopen stillekens voort te
gaan en niet door veel bombarie maar door de-
gelijken inhoud ons het vertrouwen onzer lezers
waardig te maken.
Liberaal Plan Campagne.
De „Zaanlandsche Courant" ontwikkelt een
plan, waarnaar de liberale partij dient te handelen,
wil zij 1891 de meerderheid heroveren. Allereerst
moeten de liberale kiesvereenigingen aan den arbeid
en met de kiezerslijsten voor zich, man voor man de
kiezers monsteren en onder appel brengen. De ge
trouwen moeten geteld. Maar daarna volgt het be
arbeiden der duizenden en duizenden onverschil
ligen.
Voor hen moeten twee middelen gebezigd worden:
het woord en de pers. Iu elk district moeten
van nu af geregeld acht of tien spreekbeurten worden
gehouden, toegankelijk voor alle kiezers, en in het
openbaar.
Bekwame sprekers zulleD er genoeg zijn, die zon
der vergoeding willen optreden. Blijven alleen de
kosten, de, zaalhuur en andere kleine uitgaven.
Bovendien behoort een verkiezingsblad te worden
uitgegeven, dat op gezette tijden verschijnt en gra
tis aan alle kiezers moet worden verstrekt. Hiertoe
behoort de „Liberale Unie" het initatief te nemen.
Laat haar kas het niet toe, dan behooren allen, die
zoekt de buffel zijn weg door de eenzame prairiën.
De groote Zou heeft n medegedeeld, dat hij u tot het
fort der bleekgezichten zal voeren, als het laatste
staatje iu den Tempel verbroken is. Uw oog kan na
gaan hoeveel er nog aan het all aar hangen. Doch
onze groote Zongodin heeft het plan van haren zoon
veranderd. Zijn de Natchez alleen niet sterk genoeg
de blanken te verslaan Waarom zouden zij de sche
delhuiden met den kleinen Beer en den zwarten
Wolfdeelen hunne eigene hutten hebben plaats
daarvoor genoeg. Zullen zij de krijgslieden der
Chikahaws en Choctaws laten inededeelen van de
vuurroeren der blanken? De krijgslieden der Nat
chez zijn onoverwinnelijk, wanneer zij met vuurroe
ren gewapend zijn, en behoeven dan niemand meer
te vreezen. Wij kunnen alléén de bleekgezichten wel
vernietigen. Als onze groote Zongodin morgen aan
den hemel stijgt, dan zal ik met u naar lwt fort op
trekken. Versiert u tot den oorlogsdans, want gij znlt
overwinnen. De Zongodin heeft mij een weg gewezen
om in medetevoerenwant dc bleekgezichten zullen
ons niet ontkomenal hunne bezittingen zullen
wij hun ontnemenen zij zeiven zullen onder onze
krijgsbijlen sterven. Het oog van de groote Zon ziet
het fort reeds verwoest en de scalpen der blanken bij
menigte in onze hutten.
Zonder er acht op te gevenwelken indruk zijne
woorden maakten, stond het opperhoofd op, en
begaf zich langzaam en statig naar zijne wouiug.
Met wilde geestdrift hadden de krijgslieden de
woorden van hun opperhoofd vernomen.
(Wordt vervolgd.)
FT