voor de en Zeeuwsche Eilanden. Vooruit... halt! De kleine Duif. A. Jongejan. Vrijdag 7 Novflmkr 1800. Vijfde Jaargang \o-244. dn ti-Slc vch t tionah IN HOC SIGN O VINCE S T. BOEKHOVEN. FEUILLETON. Oiid-Baierland, Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden 50 Cent, franco p. p. Afzonderlijke nommers 5 Cent. REDACTEUR-UITGEVER SOMMELSDIJK. Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Advertentiëu driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend. Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Woensdagavond. Alle .1 hi It leen vuur tie Mtefliielle bestemd, Advertentiën en venlrre Administratie, franco toe te eentien aan den Uitgever In „Onze Eilanden" krijgt de regeering er geducht van langs om haar nietsdoen. Nu, aan die klappen is ze reeds gewend. De schrijver somt een 40-tal wetten en wetjes op die sinds het voorjaar van 1888 tot stand gekomen zijn, en roept dan jammerend uit: „Zietlezers, dat is nu alles!" Wij willen voor een oogenblik eens aannemen, dat het voorbereiden, ontwerpen, bepleiten en tot stand brengen ran een goede veertig wetten en wetjes eene kleinigheid is in een kort tijdsverloop van nog geen twee en een half )*a.r, maar dan vragen wij toch den schrijver op den man af: Meent ge werkelijk, dat onze tegenwoordige regeering, zooals ge Uwen lezers ver telt, onder zoo buitengewoon gunstige omstandigheden het bewind aanvaard heeft? Eilieve, welke waren dan die buitengewoon gun stige omstandigheden? Was de anti-liberale meerder heid in de Tweede Kamer zóó groot? Waren de libe rale bewindvoerders uit vroeger dagen zóó liberaal geweest om uiet-liberale heeren ruimschoots in de gelegenheid te stellen zich in de regeerkunst te be kwamen? En ge weet toch ook wel, dat geen wet uitgevoerd mag worden, die de Eerste Kamer niet heelshuids ge passeerd isEn hoe is het met die Eerste Kamer ge steld? Zitten daar ook zoo vele vrienden van de re geering als in de Tweede Kamer? Neen, mijnheerMogen wij eens wat zeggen Onder zeer ongunstige omstandigheden is ons mini sterie aan het bewind gekomen. Hun optreden ge tuigde van grooten moed. In 1888 zat de wagen van Staat letterlijk vast. Hij kon niet heen of weer. De uieerderheid van ons volk was anti-liberaal, en dank zij de uitbreiding van het kiesrecht, waren de verhoudingen in de Tweede 21 Vergeefs verzon zij op een middel om dit bezwaar te verwijderenNiets was er op uit te denken, dan in de hut van de groote Zon doortedringen en aldaar hetzelfde te doen wat zij in den Tempel gedaan had, namelijk ook vier staatjes uit het bundeltje te verwij deren. Maar spoedig moest het geschieden, anders moest het onfeilbaar in het oog loopen- Eiken dag kon het te laat zijn! De grootste moeilijkheid was nu: hoe in het huis van de groote Zon toegang te vinden Niemand werd daarin ooit toegelaten, dan die tot het huisgezin behoorde Ook voor de dienstmaagden der vrouwen van de groote Zon stond de toegang open en van die laatste gelegenheid maakte zij behendig gebruik. In overleg met hare moeder, die nogthans niets van hare ware bedoeling wist, besloot zij zich aan een der vrouwen van de groot» Zon, aan dezelfde, die haar dat vau den bundel staafjes had medegedeeld en die nog eenigszins tot hare bloedverwanten be hoorde, als dienstmaagd aan te bieden. Haar oog rustte op deze vrouw angstig luisterde zij, welk ant woord zij geven zoude; en verrukt was zij bij het vernemen van de toestemming eenige dagen tot proef in dienst te mogen komen. En zoo gebeurde het ook. Reeds op den tweeden dag ging de groote Zon op de jacht en hadden de vrouwen zich buiten het huis begeven. Ras was haar besluit genomen. Vier staafjes te gelijk durfde zij niet te nemen, alleen nam zij er tweeverbrak die, en wierp die in het vuur. Een blijde vreugde doortintelde haar toen zij de Kamer zoo eenigszins de afspiegeling van de verhou dingen ouder het volk. Wij verhalen zoo eenigszins. Want ge weet toch ook wel, dat bijv. uit Amsterdam en Rotterdam geene andere dan liberale heeren naar de Tweede Kamer gezonden worden Is dat soms, omdat in die twee grootste steden van ons land alleen liberale kiezers wonen? 't Mocht wat! In Amsterdam en Rotterdam inoge de meerderheid der kiezers liberaal zijn, er is dan toch ook in beide steden eene belangrijke minderheid, wier stemmen door de meerderheid eenvoudig onderdrukt worden. Aan dien valschen toestand wil de stedenwet een einde maken. Als die wet in debat komt, zullen we „Onze Eilanden" nog eens met bijzondere oplettend heid lezen. Maar goed. In de Tweede Kamer was de meerder heid dan toch anti-liberaal. Niet alzoo echter in de Eerste Kamer. Wij hooren nog het lawaaidat de liberalen maakten maaktentoen Minister Maekay eens eventjes liet doorschemeren, dat hij o zoo gaarne ook in die Eerste Kamer de afspiegeling van d& partijverhoudin gen des volks zou zien. Wel, wel, wat een drukte En wat deden de liberalentoen de laatste maal overal in den lande gekozen moest worden voor de Provinciale Staten Het volk een blinddoek voor de oogen binden. Zij wisten wel, de slimmerds, dat de Provinciale Staten het kiescollege waren voor de Eerste Ka ner. Maar dat moest vooral zoo weinig mogelijk verteld worden aan de inenschen. De meer derheid der kiezers mocht eens denken Wij moeten Mackay helpenanders heeft hij links eene 'J'weede Kamer, die zegt: Vooruit! en rechts eene Eerste Kamer, die uitroeptllalt Dit wetende, gingen de liberale heeren den burgers en buitenlui een sprookje vertellen „Menschen," zoo heette het, „de Provinciale Sta ten hebben met uwe beginselen niets te maken, niets hoor! Daarvoor zijn de Tweede en Eerste Kamer. De Prov. Staten zorgen slecht voor uwe provincie, voor witte asch in elkander zag zinken en snel begaf zij zich ook naar buiten aan eenig huiswerk om geen argwaan op te wekken. Mocht de groote Zon na ver loop van twee dagen teruggekomen zijn, dan hoopte- zij het andere tweetal staafjes spoedig daarop te ver branden. Maar eerst wilde zij afwachten of haar daad bemerkt zou worden. Toen de groote Zon terug was gekomen, be schouwde zij hem met aandacht, terwijl hij twee staafjes, tegelijk, omdat hij twee dagen op jacht was geweest uittrok. En toen hij ze, zonder ver der op iets acht te slaan, verbrak en in het vuur wierp toen jubelde haar hart: want hij had de staafjes niet geteld Een derde en vierde staafje liet zij de volgende dagen door de vlammen verleren. En toeu meende zij geheel klaar te zijn. Al telde de groote Zon ze nu, en al vergeleek hij ze met het aantal staafjes dat in den Tempel aanwezig was, nu geen nood meer. Hij kon er onmogelijk meer achterkomen hoeveel staafjes er verdwenen waren. Zoo zou hij dus vier dagen vroeger dau zijn bondgenoten uittrekken om het fort te overvallen. Tevergeefs zou zijn oog naar de hulpbenden der Chikahaws en Choctaws uitzien. Dan zou hij eindelijk wel merken, dat hij bedrogen was, maar wie dat gedaan had daar zou hij niet ach ter komen, meende zij. Nog eene geliefdkoosde gedachte koesterde de kleine Duif op dat oogenblik. Zou zij hare bescherm ster, de goede bleeke jonkvrouw niet kunnen laten waarschuwen toch vooral niet buiten het fort te gaan. Maar om haar deze waarschuwing te doen geworden hoe zij er ook op peinsde, neen daartoe zag zij geen kans. De onrust en de zenuwachtigheid van de kleine Duif was den listigen Hoofdman, de groote Zon, niet ontgaan. Wel kon hij niet doo gronden wat er in dat jeugdige hart omging, en kon hij niet beseffen tot welke stoutmoedigheid dit teedere kind in staat was, doch zijn donker oog had reeds herhaalde malen uwe polders en wegen; het is in dezen maar de vraag, of het knappe menschen zijn, die veel eigendommen hebben en veel verstand van zaken." Velen, van wie men betere dingen gehoopt had hebben dat sprookje geloofd, en de liberalen hebben de voldoening gesmaakt, dat onze anti-liberale minis ters zich nu tienmaal bedenken moeten, eer zij in de Tweede Kamer met eene wet komen aandragendie kans heeft in de Eerste Kamer verworpen te worden Waarom heeft Keuchenius den aftocht moeten blazen? Deed die minister soms niets 1 Geen liberaal zelfs, die het gelooft. Maar met geene mogelijkheid had hij er slag van om zijne Christelijke beginselen onder stoelen en banken te steken, en daarom.weg met hem Keuchenius viel in de Eerste Kamer. Onthoudt dat lezers, gij vooral kiezers van Oud-Beierland die ons ministerie liefhebt en straks geroepen wordt een lid naar de Provinciale Staten van Zuid-Hollandaf te iaardigen. De Prov. Staten kiezen de leden voor de Eerste Kamer. Zij kiezen ook (uit hun midden) de Gedeputeerde Staten, die het recht hebben Uwe gemeentebegroo- tingen goed of af te keuren. Laat U niet bedwelmen door het zoet gefluit der liberalen. Als zij IJ zoover brengen, dat ge huncandi- daat steunt of thuis blijft, lachen zij U achter den rug uit, en dan hebben ze gelijk. Wjj moeten wakker zijn. Dat verdienen onze leids lieden, dat verdienen onze ministers. Niet alles wat wij gehoopt hadden, niet alles wat zij gewild hadden, hebben onze ministers ten uitvoer gebracht. Wij, anti-revolutionairen zijn ons zeer goed bewust nog lang niet te zijn, waar wij wezen willen. Heel ons staatswezen is van liberalistisch maaksel. Daarin brengt men in een paar jaar tijds geene noemenswaar dige verandering. Thorbecke was een staatsman, die zich niet te vrede stelde met Nederland aan zijne denk beelden argwanend op haar gestaard en toen hij weder eens op de jacht ging had hij, zelfs buiten weten van zijne vrouwen aan een jongen krijgsman opgedragen, de kleine Duif zorgvuldig in het oog te houden. In een donkere hoek van het vertrek, ineengedo ken onder een hoop buffelhuiden welke de groote Zon tot slaapplaats dienden, had de jonge Indiaan gezien, dat de kleine Duif een staafje uit den bundel trok. Het was juist het laatste, dat zij waagde wegte- nemen. Teen de groote Zon het dorp weder betrad, wist hij reeds van den bespieder wat dat vreemde mefsjein zijn huis had durven ondernemen, maar hoeveel zij er had weggenomen, dat wist hij natuurlijk niet. Eer hij naar zijne woning ging, trad hij de Tempel binnen en zijn onheilspellend oog telde al daar de nog overgebleven staafjes aan het altaar. Toen ging hij naar huis, en zette zich rustig neder. Een vluchtige blik op het bundeltje dat daarvoor hem hing, overtuigde hem dat het aantal staafjes daar en hier even groot was. Bewegingloos zat hij aan hel vuurzich te koesteren en staarde iu den gloed. Tegen zijne gewoonte had hij in huis zijne wapenen niet afgelegd. Krampachtig hield zijn-», vuist den strijdbijl omklemd. De kleine Duif, van geen kwaad bewust en aan geen ontdekking denkende bracht hem spijs en drank. Hij roerde het niet aan. Slechts wierp hij een gloeienden blik op het meisje, dat eensklaps haar bloed naar haar hart voelde stroomen. Zou hij inder daad iets gemerkt hebben Zij begaf zich zoo spoedig mogelijk met een onrustig kloppend hart aan haar werk. Langer dan een uur zat de groote Zon bewe gingloos daar. Eindelijk stond hij op, riep de kleine Duif tot zich en zeide „Toen het meisjes de dochter van den dapperen Natchez, die gevallen is door de pijlen der Chika haws, zich als dienstmaagd in mijne woning aanbood, en mijne toestemming daartoe gevraagd te binden v or den tijd, dat hij leefde, maar die met vaste band en ongeëvenaard talent den weg gebakend heeft, waarop ons volk moest voortschrijden totdat eene andere persoonlijkheid van den eersten rang het tot stilstaan dwingen zou om het veiligerpad te wijzen, waar de Naam dei Heeren luidfc weerklinken zou. Dank zij Thorbeckes opzet, zijn de mannen, die wij de onzen mogen noemen, nooit tot eigene, volle dige ontwikkeling kunnen komen. De bolsters moe ten langzamerhand wegvallen, en dan zal het blijken, dat het zoogenaamde niet-denkeud deel der natie met Gods hulp der natie tot rijkeren zegen zijn zal dan de liberale denkers ooit geweest zijn. Wij moeten cordaat en beslist zijn, en zeggenwij willen regeeringsinannen, die met den levenden God rekenen in huis en school, in kerk en staat, geene andere, al hadden zij alle wijsheid in pacht en al waren zij zoo rijk als Croesus. Daarom kiezers van Oud-Beierland, kiest niemaud anders als den heer JOfkGEJAÜf. Hij is de rechte man op de rechte plaats. Dan zullen wij opschieten, misschien zeer langzaam want regeeien is ook eene kunst, die door langdurige oefening geleerd moet worden, maar God van den Hemel zal het ons doen gelukken. Nog eenmaal kiezers, laat U niet verleiden door het zacht gefluit van den vogelaar, maar kiest als óón man de Heer „De Standaard!' schrijft onder bovenstaand op schrift Den 29 October vergaderde in Klaaswaal de cen trale kiesvereeniging van het district Oud-Beierland met de anlirevolkiezers uit den Hoeksehewaard, werd, heeft de groute Zon die aanstonds gegeven omdat hij haar tot geen schelmachtig stuk in staat achtte want haar vader was mijn vriend. De kleine Duif is echter niet de dochter van dezen dapperen krijgsman en in hare aderen vloeit het bloed der Nat chez niet, anders zou zij de bleeke gezichten niet boven haar eigen volk en stam beminnen. Zij heeft haar eigen volk en haar opperhoofd de groote Zon verraden aau de bleekgezichten. Het geheim van de krijgslieden heeft zij beluisterd. Van de witte staafjes, die aan het altaar van de groote godin hangen, heeft zij er eenige afgenomen, en vervolgens met list hier in deze woning van haar opperhoofd den toegang zien te verkrijgen en daar ook hetzelfde schelmstuk volvoerd. Het oog van de groote Zon reikt verder dan dat van de kleine Duif. Hij weet alles Als door een verlamming getroffen en vernietigd zal het meisje daar neder. Zij waagde het nauwelijks adem te halen. Medelijden kon zij van het bedrogen opperhoofd niet verwachten. Haar leven was in zijne hand. Reeds meende zij den scherpen strijdbijl op haar hoofd te zien nederdalen. „Wat heeft de kleine bedriegster hierop te zeg gen P" sprak hij. Zij zweeg. „De tong van de kleine Duif is zoo valsch niet als haar hart," sprak de groote Zon verder „want zij waagt thans niet te loochenen noch te liegen. „Spreek de waarheid dus, en zeg mij alleen we ten de bleekgezichten iets van hetgeen de kleine Duif afgeluisterd heeft en heeft zij aan ben verrader lijk bericht daarvan gegeven Dit zeggende was het opperhoofd overeind ge sprongen en stond voor het sidderende meisje met den scherpen krijgsbijl in de hand. „Antwoord mij, of ik zend u dadelijk naar de vel den der geesten, die u verschrikkelijk voor uw ver raad doen boeten," zeide hij. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1890 | | pagina 1