voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden. PARTIJEN. De kleine Duif. Clnti-oïlcvcli itionaii QCcofiêlab IN HOC SIGN O VINCES Vrlldag 31 October 1890. Vijfde Jaargang No. 243. T. BOEKHOVEN. FEUILLETON. vindt •a. utioT'- Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag'. Afzonderlijke uoiumers 5 Cent. - REDACTEUR-UITGEVER Advcrteiitiën van 15 o p. p. Advertentiën driemaal j SOMMELSDIJK. Advertcutiëu worden bij berekend Alle i lult ken voor de Heltin-lie bestemd, AdeertenliVn en verdere Administratie, J'runro toe te menden aan den Uitgever. Wat zijn toch eigenlijk staatkundige par tijen vroeg mij dezer dagen iemand, die het zoo ongelukkig vond dat er zoo gedurig ver schil en strijd was tussehen de zonen van het zelfde Vaderland. Hij kon maar niet begrijpen dat politieke partijen noodig en nuttig waren in een staat. En toch is het zoo. De mensch voelt maar al te goed dat op de ze aarde alles onvolmaakt is, dat er ook op het gebied van het maatschappelijk leven veel ontbreekt, veel anders is als het moest zijn en veel zou kunnen verbeterd worden. Hij stelt zich voor een betere toestand en denkt over de middelen om die te bereiken, maar vraagt gij hem, welken toestand hij dan zou verlangen en hoe hij daartoe zou wenschen te komen, dan ontvangt gij een zeer verschillend antwoord. De socialist roemt u een toestand van genot en gelijkheid, die hij meent te verkrijgen door oorlog te voeren tegen het kapitaal, omverwer ping der maatschappelijke ordeweinig werk en veel loon. Anderen, daarvoor terugdeinzen de, willen verbetering van alles, maar langs wettigen weg en vinden in algemeen stemrecht het middel dat. hun den weg zal openen tot hetgeen zij zich voorstellen, daarmede zullen zij hun ideaal bereiken. 20 Haar kleine voeten traden zoo voorzichtig daar heen, dat zelfs de drooge bladeren niet ritselden een vos die stil kwam aansluipen kon dat niet voorzichtiger doen. Zij naderde den Tempel, en zette zich in elkaar gedrongen op den drempel daarvan neder. Daar binnen waakten de Priesters nog; zij zag hen hier en ginds zich bewegen, en bleef nauwlettend een gelegenheid afwachten om onbemerkt in den Tempel te sluipen. Ben poos bleef zij zoo in de schaduw bewe gingloos zitten. Geen slaap look hare oogen. Het vuur op het zonnealtaar flikkerde zoo fel Eindelijk zag zij dat de Priesters zich neder- legden. Of zij sliepen Ze luisterde inet inge houden adem. Alles werd eindelijk stil: slechts knetterde het vuur op het altaar, en daar buitenver in het boschweerklonk het gehuil der boschwolven. Nu werd het tijd. Als een slang kroop zij den Temdel binnende oogen onophoudelijk op de plek gericht,waar de Priesters lagen te slapen. De schaduw beschutte haar, maar het minste ge- druisch kon haar verraden. Langzaam, langzaam kroop zij verder. Eindelijk had zij het altaar bereikt; slechts vier schreden verder rustten de Priesters, door de vlammen verlicht. Zij hadden de oogen gesloten. Aan het altaar hing nog het bundeltje witte staafjes, welke de dagen aangaven, na wier verloop de Vraagt gij het den zoon der R. C. Kerk, hij verwacht heil van de zegepraal zijner kerken van de doorwerking der christelijke beginselen in de maatschappij. En de anti-revolutionair? Hij weet dat de toestanden hier altijd onvol maakt en gebrekkig zullen blijven omdat de zonde eenmaal in de wereld gekomen, heerscht en zich doet gelden, maar juist daarom streeft hij er naar die zonde zooveel hij vermag te bestrijden en ook in den staat de eere Gods en Zijn wil en gebod te handhaven en te doen eerbiedigen. Ziedaar de oorsprong der staat kundige partijen. Zij hebben ieder hun doel zij kiezen ieder de middelen om dat doel te verkrijgen en hoe begeerlijker dit doel hun toe schijnt, met des te meer kracht streven zij om het te bereiken. Daarom zijn de uiterste partij en de ijverigste. Maar waarom zijn er dan zooveel onverschil ligen, zooveel die zich tussehen dc partijen be wegen Omdat die geen doel helder zich voor oogen stellen omdat zij zich nog nooit de vraag gesteld hebben wat wilt gij, waarin zoekt gij het heil van de maatschappijvan den staat, van u zei ven en de uwen Wat doet gij daarvoor, welken weg kiest gij. Er zijn er zoovelen die wel zeker van het christondom en van christelijke beginselen heil verwachten en die in den staat ook wel zouden wenschen eenigszins geëerbiedigd en toegepast te zien, maar bij wie het begrip dier blanke mannen overvallen en vernietigd zouden worden. Zacht strekte zij de hand uit en trok vier der staafjes uit het bundeltje. Haar kleine hand sidderde. Zij was een kind des doods wan neer er een van de Priesters, op dit oogenblik de oogen had opengedaan. Voorzichtig kroop zij achteruit en terug. Zoo geraakte zij gelukkig weder nabij de deur; onge zien en onbemerkt. Spoedig snelde zij naar hare woning. Toen zij die bereikt had zonk zij van uitputting ineen. In haar kleine hand hield zij de vier staafjeswelke hare weldoenster het leven moesten redden, onder Gods beschikking, die haar als werktuig daartoe gebruikte. Geen mensch kon het vermoeden, dat iemand zoo iets had durven wagen, en het zou zeker wel niemand in de gedachte komen de staafjes nogmaals te tellen. En als het laatste staafje verbroken was zouden immers de krijgslieden der Natchez opbrekenom het fort aautevallen Doch hun macht was dan gebroken, want nog vier maal moest de zon in de verre oceaan nederzinken eer dat de andere In dianen kwamen. En dan zou de aanval der Natchez wel afgeslagen zijn en zij, onderling oneens ge worden, over het onverklaarbare feit, dat zij el kander in den steek gelaten hadden, zouden onverrichterzake naar hunne dorpen keeren. Dat was de haar van Boven ingegeven gedachte. Haastig groef zij ter zijde van hare hut een kuiltje in de aarde en verborg de verbroken staafjes daarinen toen zij haar legerstede weer opzocht had ook hare moeder, die in een anderen hoek van de hut sliep, niet bemerkt dat haar doch ter de woning een poos verlaten had. Verscheidene dagen verliepen. De gevangene Zonnen waren van het fort teruggekeerd en de krijgslieden, welke tot de Chikahaws en Choktaws gezonden waren, weder in het dorp teruggekomen. beginselen zoo flauw is en onduidelijk, dat zij meenen daarom toch wel met de liberalen mede te kunnen gaan op staatkundig gebied en uit vrees voor overdrijving zelfs den eersten stap niet durven doen. Daarbij komen nu nog allerlei redenen, erkende en niet erkende, en men blijft zweven en twijfelen en als het op handelen aankomt, vooral bij verkiezingen, blijft men tehuis of gaat met de liberalen mede en jammert er over dat er partijen bestaan. Men is bang voor Rome, men is bang voor Dr. Kuyper, men wil zelfstandig zijn en men eindigt met mede te gaan met de vrijzinnigen, die immers het meest onafhankelijk zijn! Zoo bedriegt men zich zelvcn en komt waar men toch niet wezen wil. Zoolang immers verschil lende levensbeschouwingen bestaan en daar uit verschillende levensrichtingen ontstaan, zullen er ook Staatkundige partijen zijn en zijn zij noodzakelijk in den Staat. Wij kunnen geen twee heeren dienen, en God de IJeere en de wereld, die in het booze ligt, staan nu eenmaal tegenover el kander Ligt uw levensdoel hier op de wereld, is geluk en genot hier het hoogste, waarnaar gij streeft, wenscht gij slechts alles voor den mensch en hoopt gij het van den mensch, welnu wees dan eerlijk en flink liberaal, hoe gij nu ook u noemen wilt, gij behoort tot die partij, gij vindt in haar uw Zoowel de opperhoofden de kleine Beer als de zwarte Wolf hadden de vredespijp aangenomen en zich bereid verklaard, wanneer het laatste staafje verbroken wis, met al bune krijgslieden opterukkeu en de Natchez ter zijde te «taan in den strijd tegen de gehate bleekgezichten. De haat tegen deze wai gemeenschappelijk onder degenen der Indiaansche stammen, welke sedert jaren on derling doodvijanden waren geweest Deze haat was niet alleen ontstaan door de menigvuldige onge rechtigheden die de Europeanen werkelijk in de Nieuwe Wereld hadden bedreven, maar werd ook gevoed en levendig gehouden door het onbestemde voorgevoel, dat deze eens zeker den ondergang van al de Indiaansche stammen zouden bewerken, een voorgevoel, 't welk sedert ten volle bewaarheid is! Behalve nog bij den gemeenschapelijken haat, kwam noch de zucht tot roof en moord, die in de harten van deze ongelukkige, niet door het Evan- gelielicht- bestraalde menschen, huisvestte. Ook zij kenden de ver dragende kracht der buksen of geweren. Slechts weinigen van hen waren in 't bezit van zulk een begeerd moordtuig. En thans hadden zij in 't vooruitzicht, dat ieder krijger een geweer zou bekomen Met een groote genoegdoening vernam de groote Zon de boodschap van den kleinen Beer en den grooten Wolf. „Geen voet van eenig bleekgezicht zal voorlaan het jachtgebied van de Natches meer betreden," sprak hij. „De wolven zullen het overschot van onze vijanden verteren en wanneer wij op die wijze in 't bezit van al wat zij hebbenen dus ook van hunne kostbare vuurroeren gekomen zijn dan kunnen wij aan degenen, die na hen in ons land nog mochten durven komen, gemakke lijk den toegang tot ons beletten. Want waarop gronden zij hun recht ons telkens lastig te vallen partijgenooten. Maar zijt gij overtuigd dat de eer van 's Heeren naam u boven alles moet gaan, dat Hem te verheerlijken op elk levensgebied, bij elke handeling uw eerste plicht is, Zijn naam te belijden, Zijn wil te doen steeds uw pogen en streven moet be- heerschen, dan ook eerlijk en open partij gekozen en u niet laten weerhouden door allerlei bedenkingen, door vrees of wat ook. Het leven is een strijd, dien strijd mogen en kunnen, wij niet ontwijken en mogen ons niet laten mislijden door hen die daar roepen vrede, vrede en geen gevaar. Niet verantwoordelijk voor de uitkomst, zijn wij het wel voor de plaats die wij in dien strijd aannemen. Wij moeten partij kiezen en daardoor tot een partijook in het staatkundig leven, belmoren. Want voor onverschilligen is er geen plaats, van zelf, door de beginselen die wij belijden, door de eischen onzer overtuiging worden wij tot eene partij gedrongen en naar mate ons levendiger voor oogen staat, wat wij willen en zoeken, wat plicht is en roeping, zullen wij te ijviger en beslister voor onze partij opkomen. Marr de wapenen moeten eerlijk zijn en de kracht moet gezocht worden bij God onzen Heer, niet ons zeiven maar de eere zijns naams moet het doel der strijd blijven. Dan is ook de strijd der partijen op staatkundig gebied niet een reden van Alleen de oude jager aan den oever van den grooten stroom willen wij in ons land dulden. Hij is een vriend der Natchez, en heeft ons nooit kwaad berokkend. En waarom zijn de andere bleekgezichten niet even als hij ia? Dan zouden zij onze vrienden geworden zijn: nu zijn zij on- verandelijk vijanden der Natchez." Eiken morgen, als de Zon opging,trad hij in den Tempel, trok een staafje uit den bundel en verbrak dat in tegenwoordigheid der priesters. Geen vermoeden had hij, dat een andere hand reeds meerdere staafjes uit den bundel getrokken had. Slechts de krijgslieden wisten van het geheim af en wie ter wereld waren stilzwijgender en ver trouwbaarder om geen geheim te verraden dan die van zijn stam De kleine Duif leefde in de vaste hoopdat haar zoo stoutmoedig en schrander uitgedacht plan gelukken zoude; daar vernam zij op eens van een der vrouwen van het opperhoofddat de groote Zon in zijn eigen huis een bosje witte staafjes had hangen en dat hij daarvan elke mor gen één doorbrak en verbrandde. „Wat mocht dat beteekenen?" vraagden de nieuwsgierige vrouwen. Zij kenden de bedoeling daarvan niet, want het was als een ondoordringbaar geheim door de krijgslieden zelfs niet aan hunne vrouwen verteld. De kleine Duif kromp van schrik ineen, toen zij de voorzorg van de groote Zon vernam. Thans scheen het vergeefsche moeite te zijn geweest, wat zij had gewaagd tot redding van hare vriendin Alice en van zoovele bleekgezich ten. Onfeilbaar moest de groote Zon het nu gewaar worden, dat er eenige staafjes uit het bundeltje, dat in den Tempel hing op een onverklaarbare wijze verdwenen waren en zou de zaak bij het verminderen van de staafjes weldra uitkomen! (Wordt vervolgd.}

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1890 | | pagina 1