eeuwsche Eilanden.
Geen Monsterverbond.
De kleine Duif.
Sit iti-oilivoiiiUovtmi
Vijfde Jaargang No .242.
tyCcvAêtab
IN HOC SIGN O VINCES
Vrilling 24 October 1890.
T. BOEKHOVEN.
FEUILLETON.
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs: per drie maanden 50 Cent, franco p. p.
Afzonderlijke nommers 5 Cent.
REDACTEUR-UITGEVER
SOMMELSDIJK.
Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend.
Adverteutlëll worden bij den Uitgever ingewacht tot Woensdagavond.
Alle stukken voor tie Redactie bestemdAtlverlenliën en verdere Administratie, franco toe te arenden aan den Uitgever
Wat is het moeilijk vooroordeelen te over
winnen. Dat dacht ik heden weder eens een
artikel lezende over het schrikkelijk mon
sterverbond tusschen anti-revolutionairen en
Roomschen. Daar werd weder aan de tijden
der Hervorming herinnerd en het toen ge
beurde aangevoerd, om te toonen, hoe scherp
toen beiden tegen elkander overstonden, wat
de gereformeerden toen van de Roomschen
te lijden haddenhoe zij vervolgd, veroor
deeld, verjaagd werden. Hoe konden zij dan
nu vereenigd optreden bij verkiezingen en
samenwerken op het gebied van den staat
Zoo vroeg men en zoo vraagt men gedurig.
Men zou kunnen zeggen dat er in het
geheel geen verbond bestaat, mi ar dat is al
zoo dikwijls gezegd en aangetoond, dat hot
overbodig is nog eens te herhalen. Maar ik
wil liever op den grond wijzen waaruit als
van zelf die samenwerking tusschen anti-re
volutionairen en Roomschen ontstond en
ontstaan moest in onzen tijd. Wij leven immers
niet meer in den tijd der hervorming, maar
in de 19e eeuw.
En zie nu rondom u. Is er niet eene
nieuwe, eene andere strijd ontstaan die oin
geheel andere punten gevoerd wordt op het
gebied van godsdienst en staat? Niet over
19
De groote Zon scheen ook dat nauwelijks te
bemerken. Reeds waren de beide gevangenen aan
de martelpalen gebonden reeds maakte men zich
gereed om hen onder ontzettende martelingen het
leven te benemen, en zich aan het gehuil en
gejammer der aldus ten bloede toe gepijnigden te
vergasten, toen de groote Zon snel opsprong,
de krijschende en tierende schare op zijde drong
en met een scherp mes de banden der slachtoffers
doorsneed.
//De krijgslieden der Chicahaws en Choctaws
geven wij de vrijheid weder" sprak hij. //Zij kannen
naar hun jachtgebied terngkeeren en den krijgs
lieden van hun stam, en hun opperhoofden den
kleinen Beer en den z vatten Wolf verkondigen
wat de groote Zon zoo aanstonds tot hen zeggen zal,"
Hij gaf den Priesters een teeken, om de vrou
wen uit den Tempel te verwijderen. Toen dit
geschiedt was, zette hij zich op zijn vorige plaats,
en sprak
»De Natchez, de Chibahaws en de Choctaws
zijn reeds gedurende vele winters doodvijanden
geweest. De schedelhuidenwelke in de hut
van de groote Zon hangen zijn van verslagene
vijanden. Het aantal daarvan is groot. De woning
van geen Opperhoofd der Chikahaws en Choc
taws in ooit met een z66 groot aantal schedel
huiden versierd geweest. De groote Zon is alom
gevreesd en geducht. Thans zien de krijgslieden
de opvatting des Christendoms, niet over
dwalingen of over de wijze van Godsvev-
eering, niet over de verhouding van Kerk en
staat tot elkander, maar over het al of niet
bestaan van God zeiven over de vraag of
de bijbel de hoogste openbaring Gods bevat,
of een wespennest van fabelen is, of Chris
tus de Zone Gods de eenige Heiland en de
verlosser voor zondaren is of een mensch als
wij, een leeraar, een wijze en niets meer
in een woord over het bestaan, en de waarde
van het Christendom zelf loopt de strijd.
Daar gaat een geest van ontkenning dooi
de wereld, die niets gelooft, die alleen zich
zeiven vereert en vertrouwt, en in het meest
stoute atheïsme en pantheisme, evenzeer zich
uit als in het modernisme, in zijne verschil
lende vormen van de eenvoudige ontkenning
tot de sentimenteele ideoliserino des Christen-
doms, waar die, in wolken vorm ook, altijd
tegen de stellige, geopenbaarde waarheid in
Gods woord over Staat.
Tegen dien geest gaat nu de strijd on niet
alleen van antirevolutionairen, maar ook van
Roomschen. Of heeft de Roomsche kerk niet
nog steeds de leer der heilige drieëenheid,
de leer der verlossing van zondaren door
Christus; van 's menschen val en verderf, van
's menschen onsterfelijkheid, van oordeel en
eeuwige zaligheid of ellende En is het dan
der vijanden het opperhoofd van den machtigen
Natchez stam droefgeestig en ontstemd. De bleeke
gezichten zijn in ons dorp gekomen en hebben
een van zijn geliefste familiebetrekkingen dood
geschoten. De bleeke gezichten hebben aan
den oever van den grooten stroom een sterk
fort, zij hebben een menigte vuurroeren, hun
oog is zeker en hun hart is nog sterker dan dat
des buffels, dat geen genade kent. Zij stellen zich
aan 'als beheerschers,, van ons land, en zullen weldra
den meester spelen op de jachtgronden niet alleen
van de Natchez maar ook op die van uwe stam
men. Vraagt nu aan de wijze mannen van uwe
stammen of die bleeke gezichten recht hebben
zich hier te vestigen. Waarom blijven zij niet op
hun eigen jachtgebied aan de overzijde van de
groote zee? Al strijden onze verschillende stara
men om het een of andere jachtgebieddaarop
hebben zij recht; maar de bleeke gezichten hebben
geen recht hier te komen. Zij vertrouwen op
hunne macht en zij zijn ook sterk. Alleen als de
Natchez, Chikahaws en Choctaws zich vereenigeu
en met vereende krachten hen aanvallen, dan zul-
leu de bleeke gezichten door onze krijgslieden
worden vertreden, als een wolf onder de hoeven
des buffels. Hun fort zal dan vernietigd worden,
het land weder vrij en de groote stroom aan de,
zonen des lands worden teruggegeven. Daaro n
reikt de groote Zon aan u thans de vredespijp
en geeft u de boodschap mede: //Wij hebben aileu
slechts éénen, waren vijand, de blanken. Laat ons
zoo als voor vele winters voortaan in rust en vrede,
leven, maar eerst de bleeke gezichten vernie
len. Zegt dat aan uwe opperhoofden en alle andere
dappere krijgslieden. De groote Zon zal hier in
den Tempel vier maal zeven witte staafjes ophan
gen en eiken morgen, wanneer de Zon in het
O osten rijst, een der staafjes aftrekken en verbre-
wonder dat dc geloovige gereformeerde en
de geloovige roomsche zich tot elkander aan
getrokken gevoelen waar zij beiden den strijd
aanbinden tegen dien geest der ontkenning,
tegen ongeloof en ontcliristelijking?
Tegen denzelfden vijand strijden zij, en al
scheidt hen ook een groot verschil, tooh is
dit verschil heel wat minder dan dat wat
den geloovige van den ongeloovigen scheidt.
Nu jr, zegt men, maar al moge dit waar
zijn, wat doet dit af op het gebied van den
staat, daar geldt het immers niet gelooven
en niet gelooven, daar is die strijd zonder
beteckenis. Zoudt gij dat denken? Waarde
geloovige de souvereiniteit Gods als beginsel
aanneemt, het bevorderen der eere Gods als
zijn hoogste levensdoel beschouwt, Godswil
en woord als de onveranderlijke regel voor
zijn handelen op elk gebied aanvaart, zou
daar dan ook geen verschil zijn tusschen de
beschouwingen en handelwijze van ongeloo
vigen en geloovigen?
Laten wij het erkennen, twee levensbe
schouwingen staan in onzen tijd tegenover
elkander, de Christelijke en de Moderne.
Zij beheerscht niet alleen het denken, maar
ook het handelen, en wie nu meent, en vele
meenen het ter goedertrouw, dat zij eene
andere levensbeschouwing kunnen volgen op
het gebied des geestes, eene andere op het
ken. Brengt aan den kleinen Beer en den zwarten
Wolft' ook viermaal zeven witte staafjes, en laat
deze ook eveneens doen als de groote Zon. En
wanneer zij het laatste staafje verbroken hebben
dan moeten zij optrekken en met al liuune geza
menlijke krijgslieden het fort van de bleeke mannen
aanvallen; daar zal zich ook de groote Zon met zijn
krijgers bevinden, en eer de zon zich tweemaal spie
gelt in de groote stroom, zullen de bleeke gezich
ten verslagen en van het sterke fort niets anders
als zwart geblakerde puinhoopen overblijven. Groot
zijn de schattendie zij daar opgehoopt hebben:
de groote Zou zal die met zijn vrienden deelen
en voortaan zal geen krijgsman der Natchez noch
der Ohikahaws op de jacht gaan, zonder een goed
geweer van de bleeke gezichten bfj zich te dragen.
Dan behoort aan ons elke buffel der prairieelk
hert van het woud wij zullen sterker zijn dan de
blanken want wij dragen hunne wapenen.
,/Een krijgsman der Natchez zal u begeleiden en
mij het antwoord van den kleinen Beer en van
den zwarten Wolf brengen. De krijgslieden der
Chikahaws en Choctaws zijn sterk en dapper,
zij zullen hun mond gesloten houden, zelf tegen
hunne vrouwen, opdat de bleeke gezichten niet
vernemen, wanneer het laatste staafje gebroken
wordt, en de Zon voor de laatste maal over hun
fort zal opgaan. Wat ons aangaat, wij zullen liever
sterven eer onze lippen dit geheim verraden. Neemt
nu de vredespijp mede, en gaat. Laat uwe
voeten niet rusten, voordat gij bij uwen stam aan
gekomen zijt. De groote Zon kent U, en weet
dat een hert eerder vermoeid is dan de krijgs
lieden der Chikahaws en Choctaws."
Yoor ons is de nacht helder gelijk de dag,"
antwoordde een van de gevangenen, </wij weten
van geen vermoeienis, en vóór dat de zon hoog
aan den hemel staat, zal ik den kleinen Beer de
gebied van staat en maatschappij, zij be
driegen zich zeiven, zij hebben de diepte niet
gepeild die beide van elkander scheiden en
meenen die te kunnen overbruggen, maar
zien zich altoos bedrogen. Er moet gekozen
worden, en voor wien de Christelijke levens
beschouwing als waarheid geldt, hij moet die
op elk gebied verstaan, zij is hem eenmaal
levensbeginsel geworden, zij beheerscht hem
en brengt hem van zelfs zich aan te sluiten aan
hen, die drarin met hem overeenkomen al be
staat er nog zooveel verschil omtrent vele bij
zonderheden. Tegenover den geest dezer eeuw,
tegenover de geestelijke boosheden in de lucht,
tegenover wereld en zonde is de strijd niet
meer alleen, een strijd van gereformeerde en
roomschen, maar een strijd van beide, somtijds
welligt met verschillende wapenen, tegenover
een gemeenschappelijken vijand.
Wie zal de wereld bcheerschen, Christus of
de menschen? Wat zal als de hoogste wet
gelden, Gods wil en woord of de wil der meer
derheid Bij zulk een strijd verwondert het u
dan nog dat gereformeerden en roomschen
samen gaan.
Geen monsterverbond, maar gemeenschappe
lijke strijd brengt hen samen en houdt hen
samen en zal hen samenhouden, zoolang zij
beide blijven gelooven in de openbaring Gods.
M.
staafjes overrijken en de woorden van de groote
Zon boodschappen. Wij zullen te zamen vereenigd
strijden om de bleeke gezichten te vernietigen:
hunne schedelhuiden zullen onze hutten versie
ren I"
„De Zwarte Wolf," sprak de andere //zal,
wanneer het laatste staafje verbroken is, met zijn
krijgslieden optrekken, en aan den oever van den
grooten stroom zal spoedig geen enkel bleek
gezicht meer gevonden worden. De Natchez zullen
onze vrienden zijn en de bleeke man onze vijand."
De groote Zon antwoordde niets meer. In ge
dachten verzonken zat hij weer neder.
Zonder langer te wachten gingen de beide krijgs
lieden weg en twee der Natchez vergezelden hen.
De vuren op de altaren waren bijna uitgebrand.
Duisternis was in dit akelig verblijf. De Priesters
wierpen versche takkenbosschen op het altaar,
dewijl het vuur nooit geheel uitgebluscht mocht
worden. Het volk stroomde den tempel uit,
en toen allen zich verwijderd hadden, snelde een
kleine donkere gedaante uit een verholen schuil
plaats des Tempels en verdween in een oogenblik.
Die gedaante was de kleine Duif geweest. Met
een bang voorgevoel had zij begrepen dat er iets
vreeselijks in aautocht was, en in het oog van
de groote Zon had zij gelezen, dat hij op wraak
tegen de hleeki gezichten peinsde. Het leven van
het lieftallige bleeke meisje, dat haar van den
wreeden vuurdood had geredwas wellicht ook
in gevaar; zou zij niet trachten er achter te komen,
wat de groote Zon aan zijn verbitterde krijgslie
den mede zou deelen Snel verbergde zij zich
met gevaar van haar leven, indien zij ontdekt werd,
en van uit haar verborgen schuilhoek had zij
alles gehoord!
Sidderend en bevend was zij weldra ongemerkt
in haar hat teruggekeerd. Wat kon zij zwak meisje