voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden. De kleine Duif. ihouwen, Yerspreiding Ér bevolking. II. almen 'ezangen r litgevcr. Vrijdag 17 October 1890. Vijfde Jaargang No. 241. Cl J i ti'McvoluMoi tail IN HOC SIGNO VINCES T. BOEKHOVEN. SOMMELSDIJK. FEUILLETON. Ikening op \}ke Scheur- Almanak 9M Ik alen der" Jeugdis lesteld. |Boekverkoo- en onze uit je Correapon- |s-Inrichting, I teekenlijsten. (uitdeeling) geschriften Ijk logeren 62, Igen houden 5. chting te Neer- Psalmen) ce Voor- \Lerh. list by de |egcn. band 1,75 getallen erking is op fOORUITGANG Overflakkee, |Oct. 1890. nm 12,30 uur ),10, nm 1,30 n ■5, 3,00 115, uur B0 let die van 8,30 en i en 12,45 uur van bT. (Raderboot). Iterdam. jig voorm. 5,uur 6.30 nam. 2. in 30 Oct. oomb.dienst) llharnis. ptobor. 3RDIENST. ,890. terdam. 's morgens 4,30 nre ■ag 8,I. amiddag 1,45 2.45 Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs: per drie maanden 50 Cent, franco p. p. Afzonderlijke nommers 5 Cent. redacteur-uitgever Advcrteiltiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend. Ailvertentiëu worden bij den Uitgever ingewacht tot Woensdagavond. Alle stokken voor lie Hedoelie bestemd, Advertentie» en verdere Administratie, frauvo toe te arenden non den Uitgerer. De i/ProtNoordbr." geeft ons in het no. van Vrijdag j.l. een keurig opstel, dat wij zoo vrij zijn in zijn geheel over te nemen. Toen God onze eerste ouders had gescha pen naar zijn beeld zegende Hij henen zeide Hij tot hen: Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt en vervult de parde en on derwerpt haar." Waren zij nu gehoorzaam gebleven aan het proefgebod, zoo zou deze uit spraak volkomen vervuld zijn, zonder eenige storing in de onderlinge verhouding hunner talrijke nakomelingschap te brengen. Maar de zonde, die alles verkeerten den zegen vaak tot een vloekt maakt, heeft ook op dit gebied de grootste ellende over ons gebracht. God heeft zijne toezegging gestand gedaan, l>et enkele menschenpaar is reecjs tqt veer tien honderd millioen zielen geworden en hoewel het bewoonbaar gedeelte der aarde groot genoeg isom het dubbele van dit getal te dragen en te voedenlijden vele Staten en Steden van Europa aan overbevol king. Dit kwaad zou niet bestaan, indien men eenvoudig acht had gegeven op het bevel des Heeren «Vervult de aarde en on derwerpt haar." 18 Laat dus af een godin te aanbiddendie niet bestaat en buigt u liever voor uw Schepper eu Ouderhouder neder. Leert Hem kennen, want Hij heeft zich aan ons geopenbaard in een Heilige Schrift, die ik u wil leeren lezen. Ieder, die met dit doel naar ons fort komt, zal welkom zijn en als vriend ontvangen worden. Doch wie voort blijft gaan in zijn kwaad, zal eenmaal de geduchte straf van den Grooten God des Hemels ondervinden; want deze is rechtvaardig en straft allen, die huns naasten bloed vergieten of die kwaad doen. Hij wil, dat wij elkander, ja onze vijanden liefhebben en wel doen, doch, al is Hij groot van genade en liefde, Hij is ook rechtvaardig en daarom moet deze moordenaar sterven. Wie bloed vergiet, diens bloed zaj ook vergoten worden. Bienville gaf thans aan de gereedstaande solda ten een wenk, het vonnis te voltrekken. Voordat dezen hunne geweren daartoe in orde hadden ge maakt, en geladen, drongen zich een aantal Nat chez, waaronder vele vrouwen met hare kleine kinderen vooruit, om met hunne lichamen den gevangene te beschermen. Met geweld moesten zij teruggedreven worden, - en het was een geluk, dat Bienville de overige gevangenen nog onder zijn bereik had, want alleen uit vrees, dat ook dezen iets kwaads zon overkomen, deden de Natchez geen poging, met ge weld het plan van Bienville te verhinderen. Toen het vonnis des dools was uitgevoerd, Al dadelijk na den zondvloed openbaarde zich do geest van verzet tegen de ordinantie Gods. In plaats van zich uit te breiden en van lieverlede de aarde te vervullen, koos men de vlakte van Sinai, om daarin een stad en toren te bouwen, opdat zij niet mis schien over de gansche aarde verstrooid wier den. God kwam eohter op eene wonderda dige wijze tusschenbeide en verijdelde hun plan, als geheel in strijd met zijne bedoeling, en de nakomelingen Noachs werden tegen hun zin verstrooid over de gansche aarde. De geest der torenbouwers is echter onder hunne nakomelingen blijven doorwerken zoodat we zoowel bij de verschillende volken der oudheid, als bij die der latere tijden telkens de neiging kunnen opmerken om zich op te hoopen in steden. En geen won der, de mensch op het platte Ignd levende, gevoelt zich in vele opzichten afhankelijk, en is dikwijls gedrongen om zooveel moge lijk in zijne behoeften te voorzien en dit kost inspanningterwijl men zich in de steden van allerlei geriefelijkheden eD ge makken kan bedienen, die echter grootere uitgaven medebrengen. Maar vooral zijn de steden aantrekkelijk voor den mensch, die zijn deel in dit leven zoekt en zich niet om de eeuwigheid bekom- gaf de gouverneur het lijk aan de jammerende schare terug. „NatchezI" riep hij weder, „gij hebt gezien hoe het kwaad gestraft is. Nog heb ik vier van uwe jonnen in mijne macht. Ik zal die met mij mede nemeu naar het fort, omdat ik dat voor mijn veiligheid noodig acht. Bij het geringste teeken van vijandelijkheid denkt er wel aan, zult gij uw Zonnen niet terug zien. Maar, omdat het recht voldaan is, beloof ik u, wanneer ik in het fort onbeschadigd teruggekomen ben, de vier gevangenen onmiddelijk los te laten, en die mogen dan onverhinderd naar u terug- keeren." Geen van de Natchez gaf eenig antwoord, maar uit hunne oogen straalde het vuur van een machteloozen haat. Zonder verder te dralen, liet Bienville den teruginarsch naar het fort aanvangen. De tenten waren spoedig opgerold en ingepakt, en snel was alles gereed. Onder hoorngeschal vertrok de troep. Bienville en Chepar reden vooruit, echter nog voorafgegaan door een kleine afdeeling verkenners. Alice volgde te paard, terwijl de kleine Duif naast haar medehuppeldedoch nauwelijks was de troep een kwartier uurs op weg of een woest geschreeuw klonk achter hen. Het was slechts ééne vrouw, die met loshangende haren kwam aansnel len. De kleine Duif kromp van schrik ineen; zij herkende hare moeder 1 Deze Indiaansche vrouw, waarschijnlijk geen reden meer ziende hare dochter aan de bleekge- zichten aftestaan, daar deze toch de van mooid overtuigde Zon niet gespaard hadden, kwam nu met woest gebaar hare dochter terug eischen. Alice kon en mocht zich niet tegen dezen eisch verzetten. De moeder had recht op haar kind en mert. Aan de begeerlijkheid der oogen, dc grootschheid des levens en de begeerlijkheid des vleesclies, den driehoofdigen afgod dezer eeuw kan daar dagelijks geofferd worden hij heeft daar zijne tempels en altaren in menigte. In weerwil van de meerdere uiter lijke beschaving, waarop de bewoners der steden zich kunnen beroemen is het dan onweersprekelijk, dat aldaar ongerechtighe den en gruwelen gepleegd worden, waarmede de eenvoudige dorpeling onbekend is. Het toenemen van de bevolking der steden is dan ook een bedenkelijk verschijnsel van onzen tijd, waarop van verschillende zijden de aandacht gevestigd wordt. Vooral de massa ambachtslieden, die zich van liever lede van de dorpen naar de steden verplaat sen Rebben de ftnanoitielen toestand der steden mede bedorven, terwijl vele gegoeden ter wille van de hooge stedelijke belastingen zich naar buiten verplaatsen of liever daar hun domicilie kozen, terwijl zij hunne zaken in de stad bleven voortzetten. Zoolang er overvloed van werk was gevoelde men dit niet zoo dadelijk, ook de huiven en breke- beenen in hun vak vonden werk en brood maar bij mindere behoeften aan werklieden laat men deze thuis en juist deze zijn het die do gelederen der socialisten aanvullen. dus vermaande Alice haar, met hare moeder mede fe gaan. Zij nam een hartelijk afscheid van het teleurgestelde meisje. „Gebeurt er iets, dat u aanleiding geeft mij in het fort op te zoeken," zeide zij verder „dan zijt ge altijd welkom. Ja, ge moet mij beloven mij met goedvinden van uw moeder te bezoeken. Ik zal u altijd een geschenk voor haar medegeven", sprak zij. Nog een omhelzing en Alica had hare kleine vriendin, die zich snel met haar moeder in het boseh verwijderde, uit het oog verloren. De Zon neigde zich alreeds ter kimme en de schaduw der boomeu waren reeds lang geworden, toen de groote Zon, het opperhoofd der Natchez, in het dorp kwam. Hij had een hoogeslanke gestalte en telde ougeveer dertig jaren. Hij was getooid met den opschikden wilden phantasi- scheu opschik van een oorlogsman der Natchez. Ofschoon elke van zijne bewegingen een groote buigzaamheid en kracht verried, zoo was zijn gang licht en bevallig en zijn lichaam zweelde als het ware daarheenalsof de voeten zorgvuldig wilden vermijden geen spoor op het gras of in het zand achter te lateu. Het gezicht van de groote Zon was mannelijk schoon, toch droeg het thans de sporen van. diepen ernst en ongerustheid. Het donkere oog schoot soms vlammen, en dan gleed de blik weder als onverschillig en koelbloedig in het rond. De hoofdman wist dat de „bleeke gezichten" in het dorp geweest waren, en zelfs een van zijne naaste bloedverwanten doodgeschoten hadden. Hij wist dat zij bovendien nog vier van zijne familie leden hadden medegevoerd eu dat die nog niet terug waren gekeerd. De treurigheid van zijn gemoed maakte weldra plaats voor een gloeiende wraakzucht- Juist zoo De kwaal, die van lieverlede ontstond kan niet in eens verholpen worden- Elk middel, dat er daarom iets toe zou bijdragen dient aangegrepen te worden. Toen ons hoofdorgaan «de Standaard" zijn eerste artikel over de arbeiderstreinen te lezen gaf, vermoedden weinigen van hoe veel beteekenis de gedachte was, die dit artikel had ingegeven- Nader uitgewerkt, ge voelt men echter duidelijk, dat hierdoor een greep gedaan wordt in het nn atschap- pelijk en het zedelijk leven onzer arbeidende klasse in de groote steden, die van liever lede weer naar het platte land teruggebracht moet worden. Zeker zal men bij de uit voering van zulk een plan op ïuoeileijkheden stuiten, doch wij achten het eene uitnemende practische gedachte om in de nabijheid onzer groote steden dorpen te doen verrijzen waar een groot gedeelte der ambachtslieden samen wonen en bij hun handwerk, dat zij in de steden blijven uitoefenen, zich ook nog bezig kunnen houden met het bebouwen van een stukje gronds tot voorziening in hunne hui selijke behoeften. Al werden deze dorpen dan ook op schralen, weinig kostenden grond aangelegd, gelijk die tusschen Amsterdam Utrecht en Arnhem vooral in overvloed voorhanden is, zou die al spoedig in vrucht els de mensch van nature is, was ook hij be- geerig het hem gedane leed dubbel te wreken. Mochten de vrouwen al klaagliederen aanheffen om het verlies van zoo veel mannen van hun stam als er nu gedood waren, hij dacht er slechts aan hoe hij het best zijn wraak zou volvoeren. Zonder zijn eigen hut te betreden en zijne vrou wen want bij de opperhoofden dezer heidenen was de veelwijverij in gebruikte bezoeken schreed hij langzaam naar den Tempel der Zou en liet zich zwijgend nevens het groote altaar, waarop aan hunne goden menschenoffers gebracht werden, nederzinken. Voor hem lag het lijk van den gedooden Natchez. Slechts een vluchti- gen blik wierp hij op dezen bloedverwant. Zijn fonkelend oog richtte zich strak voor zieh uit op den Grond. Zijne wenkbrauwen waren somber gefronsdzijne lippen op elkander genepenzijn rechterhand hield den krijgsbijl vast omsloten. Zonder beweging zat hij aldus een geruimen poos. Nu en dan kwamen er eenige vrouwen binuen om den doode te oeweenen en te betreu ren; ilij hoorde het niet of scheen er ten minste niet op te letten: zijn haatdragende ziel was geheel met het denkbeeld der wrake vervuld. Daar werd op eens een luid rumoer buiten den tempel vernomen. Twee krijgslieden der Chikabaws en Choctaws werden gebonden in den Tempel gebracht; zij waren op den krijgstocht door liet volk der groote Zon gevangen genomen. Deze ongelukkigen werden daar heen gesleept, met de bestemming als offer te worden gedood om de Godin te eeren en den geest des verslagenen in de gewesten der onsterfelijkheid te dienen. [Wordt vervolgd.) I :1 W '1 /V

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1890 | | pagina 1