voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden. De kleine Duif. Vrijdag 12 September 1890. Vijfde Jaargang N°. 237. <SlnU-ctïevofaUionaiZ' fyVceMlad IN HOC SIGNO VINCES W. BOEKHOVEN. Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever. Uit de Pers. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijsper drie maanden 50 Cent, franco p. post Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever SOSIWELSDUli. IN LIQUIDATIE. Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend. Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur BONI) TEGEN BOND. Met dwang komt mon er niet. Wie daartoe zijn toevlucht moet nemen, toont, dat hij óf zwak staat of niet het rechte inzicht heeft. De geschiedenis heeft het gonoeg bewe zen, dat zij, die met dwang begonnen, ten slotte met toegeven moesten eindigen, Iedere regeering, welke hare roeping gevoelt, neemt slechts die maatregelen, waarvan zij overtuigd is, dat zij zooal niet dadelijk, dan tóch in de toekomst goed zullen zijn voor het volk. Maar zoo die regeering niets anders vvoot dan dwang, toont zij klaarlijk, dat zij hare roeping niet begrijpt. God heeft over een volk eene overheid gesteld. Aan die overheid heeft het te gehoorzamen. Dal is het goede en gezon de beginsel, hetwelk de anti-revolutionai ren zullen trachten te coiiserveercn en te handhaven. Maar wee, indien dit groote conserva tieve beginsel zóó wordt toegepast, dat nu eene overheid ook het recht heeft ha re meening steeds als de eenig juiste te FfcUILLETOri. beschouwen, en het niet noodig is op de teekenen der tijden te letten indien eene regeering, zonder eenig middel tot weg neming van maatschappelijke kwalen aan te wenden, de gevolgen dier kwalen met dwang tracht te koeren. Dan wordt mis bruik gemaakt van de macht, welke God gaf; dan vergeet de overheid hare roe ping, dat zij moet zijn niet tot een oor deel maar tol voordeel van eene natie. Het is in deze lijden van roering noo dig -daarop steeds te wijzen. Er is toch een streven, om alle mis standen in de maatschappij goed te rede neeren zóó een blik op de toestanden te werpen, alsof er geen reden is, om tot verbetering over te gaan. Natuurlijk, doet men zóó, dan wordt der overheid de raad gegeven zich om de woelingen on der den arbeidersstand b. v. met te be kommeren, dan komt de regeering er van zelf toe om, niet verder ziende, die woe lingen als misstanden te beschouwen en ze met geweld te keeren. Van dat conservatisme, hetwelk nog al te zeer ook in ons land wordt waarge nomen, van die struisvogel-polilick, die nog maar al te zeer aanhangers vindt, 13) Bezorgder zagen er Alece en Chepar uit, welke zich op den achtergrond hadden gehou den en met de grootste belangstelling evenwel getuigen waren geweest van alles, wat er ge beurd was. „Welk eene verharding! sprak Alice. „Wat heeft de Vorst der Duisternis deze arme hei denen in zijne macht „Ja," hernam de vader, „maar laat ons niet vergeten, dat zóó het beeld van den natuur lijken mensch is, vol bedrog, venijn en onge rechtigheid. Elke bekeering van een zondaar, 't zij hij heiden of zoogenaamd Christen is, - - blijft een eeuwig wonder van genade." „Zal men ons hier nu niet trachten aan te vallen, Gouverneur vraagde Chepar. „Hoogstwaarschijnlijk niet, kommandantIk ken de zeden der Natchez. Het bloed der ver wanten van hun opperhoofd geldt bij hen als heilig. Eer zullen zij de helft van hunnen stam opofferen, dan dat zij toe zullen laten dat de zen mannen leed geschiedt. Zoolang de bloed verwanten van de groote Zon in onze handen zjjn, zullen zij uit bezorgdheid voor het leven van dezen niet de geringste vijandelijkheid tegen ons durven ondernemen. Vooral ook niet, omdat hun tempel voor welken zij een even hijgeloovigen eerbied hebben, in onze macht is. Wjj zijn dus oogenschijnlijk even veilig als achter de wallen van het fort. Hier zullen wij ons leger opslaan, en wanneer ik_de plaats doe versterken, waar zich onze gevangenen bevinden, dan is meer niet noodig-" Zonder verwijl gaf Bienville bevel tot die versterking. Eene vrije diepe sloot werd gegra ven rondom de plaats, waar de gevangenen be waard werden, en deze sloot werd met eene omtuiming van palen omgeven. De geoefendste soldaten kregen bevel, de gevangenen beurte- gruwt ieder goed anti-revolutionair. Daarom werd onzerzijds steeds de poli tiek van een Von Bismarck afgekeurd; vond ook de daad van den jeugdigen, maar moedigen Keizer van Duitschland toejui ching. De daad nl. om de socialistenwet af te schaffen en door eigen onderzoek zich op de hoogte te stellen van de oorzaken der woelingen. Hartelijk hopen wij dat, de vorst bij zijne goede voornemens zal blijven en dat hij weldra andere dan dwang-maatregelen zal kunnen voorstellen, om do gevolgen der ontevredenheid onder de arbeiders te kunnen keeren. Het valt o zoo gemakkelijk, om hard te oordeelen over de werkstakers; doch hel is veel moeilijker, maar heilzamer voor de menschheid om middelen te beramen, ten einde de oorzaken van de werkstakingen trachten weg te nemen. Voor iedere overheid is het eene dure roeping naar die middelen om te zien. Bepaaldelijk in deze dagen. De werklieden vereenigen zich ten einde met grooter kracht tegenover fabrikanten en maatschappijen te kunnen optreden. Maar ook de patroons beginnen zich te lings te bewaken tevens werd hun nog uit drukkelijk onder het oog gebracht, hoeveel er, voor het leven van allen, van hunne waakzaam heid en voorzichtigheid afhing. Geen teeken werd van de zijde der Natchez bemerkt. In het dorp bleef alles stil en bedaard. De vrouwen en kinderen brachten den sol daten korfjes met vruchten ten geschenke. De Gouverneur liet zich door deze uitwendige vriend- schapsbetooningen niet misleiden, maar zag daarin de bedoeling hem tot zachtheid te stem men, om de gevangenen wellicht los te laten, of dien wellicht zooveel vrijheid te geven, dat zij ontsnappen konden. Des avonds verschenen verscheidene jonge krijgslieden, en brachten hem de vredespijp en het bloedend hoofd van een krijgsman der Natchez. „Wij zijn uw verlangen nagekomen" spraken zij. „Wij hebben den schuldige, die de vrienden van de bleeke mannen gedood heeft, opgezocht en met den dood gestraft. Neem nu de vre despijp aan ea geef de onschuldige bloedver wanten van ons opperhoofd, die in uwe macht zijn, de vrijheid weder. De Natchez wensehen de vrienden van den grooten koning der Fran- schen, die aan gene zijde van de zee woont, te blijven en voortaan zullen zijne onderdanen en hunne vrienden ook, ongemoeid over den breeden stroom kunnen varen het gebied der Natchez zal ook voor hen open staan, en zij zullen daarin even zoo veilig wezen als in het fort der bleeke mannen zelf." Bienville doorschouwde echter hunne list. Om de gevangene zonnen te redden had zich een krijgsman van hen vrijwillig opgeofferd, en nu bracht men bedriegelijk het hoofd van de zen, terwijl de schuldigen ongestraft bleven. Hij nam de vredespijp en wierp die op den grond. „De Natchez meeuen, dat het oog van den blanken man zwak is, maar toch is het even zoo scherp als hun eigen. Hij ziet, dat dit het hoofd van den schuldige niet is. Gaat terug en zegt, dat ik dit hoofd niet aanneem, maar dat ik den schuldige zelf voor mij zien wil en wanneer gij werkelijk den vrede be geert, zult gij aau mijne rechtvaardige begeerte voldoen." Zwijgend en treurig gingen de jonge krijgs lieden heen. De vrouwen en kinderen gingen voort met allerlei eetwaren aan te brengen. Zonder de geringste stoornis ging de nacht voorbij, en ook Bienville ging gerust slapen want hij wist, dat men hem niet zou durven aanvallen om de gevangenen niet in gevaar te stellen. Deze lagen goed bewaakt, aan handen en voeten gebonden, bewegingloos ter neder. Geen geluid kwam over hunne lippengeen trek op hun gelaat verried, wat in hun gemoed om ging en hardnekkig weigerden zij eenig voed sel tot zich te nemen. Den volgenden morgan verschenen de vroe gere jonge krijgslieden wederom en brachten vier bloedige hoofden. „Vertoornt u thans niet langer," spraken zij en laat uw hart zich verzoenen. Geef den ge vangenen de vrijheidwant ziet, wij hebben de schuldigen gevonden en gestraft." Bienville bleef onwankelbaar, doch in zijn hart kwam de grootste deernis met zulke ver blinde trouw op. „Welk eene beschaming'' zeide hij tot degenen, die hem omringden „voor ons.,, Deze heidenen ofleren blijmoedig hun leven voor hun opperhoofd op, en wij, hoe gedragen wij ons tegenover onzen oppersten Koning en Heer'Met liefde offeren zij zich op, om hem een blijk van hunne verknochtheid en trouw te geven, terwijl wij Hem zoo dikwijls ver loochenen en niet erkennen door woord en daad. Laat ons van hen leeren, hoe wij alles met vreugde moeten willen opofferen waar het Zijn heiligen dienst geldt Tot de Natchez sprak hij Arme verdwaas de menschenGij zondigt tegen den grooten God des Hemels en der aarde, doordien gij leugenachtig en met bedrog handelt, en bo vendien aan die misdaad onschuldige meuschen ter dood brengt. Ik wil het leven van onsehuldigen niet, wel de straf der schuldigen. Daarom, neemt Zoo word verleden week te Londen eene vereeniging opgericht van al de reeders van het Koninkrijk, eene Ver eeniging die zicli vooral ten doel stelt zich tegen de dwingelandij der werkstakers te verzetten. Een kapitaal van 1'200 inillioen gulden zal aan dien Bond do noodige kracht bijzetten. Aldus: Vereeniging tegen vereeniging, bond tegen hond. Zal daardoor de toestand heter worden? Natuurlijk niet. Immers worden daardoor met kwistige hand de zaden van ontevre denheid en verwijdering gestrooid. Een arbeider gaat dan van zelf in zijn patroon zijn tegenstander zien. Gaan de arbeiders en de patroons zóó voort, dan zal weldra do bevolking van iedor land in twee partijen tegenover el kander slaan„werknemers" en „werk gevers". Wordt het nu geon tijd voor de regee ringen, om op te treden en al haar aan dacht te wijden aan eene betere verhou ding? Ligt het ook voor onze regeering niet op haar weg, om, daartoe overgaande, al vast te beginnen mol arbeidsraden Bood sch.) deze hoofden terug, het bloed van deze ver moorden schreeuwt om wraak over uw opper hoofd de groote Zon, wiens hand ik in deze listige streken maar al te goed herken.'1 „De groote Zon verwijlt achter de bergen" gaven zij rustig ten antwoord. „Gaat heeuriep Bienville en waagt het niet weder andere onsehuldigen te dooden. Alleen met uw opperhoofd, die de ware schul dige is, wil ik spreken." „Nu steeg de ongerustheid der wilden, man nen en vrouwen, meer en meer. Zij ijlden naar den Zonnetempel, die midden in het dorp stond, om de vertoornde godheid te verzoenen en haar door offers te bewegen, de gevangenen te bevrijden. De tempel der Zon was een groot, lomp ge bouw overladen met versieringen waaraan duizenden handen sedert jaren hadden ge arbeid. Binnen in dezen afgodstempel werd op al taren een altijddurend vuur onderhouden, als zinnebeeld der zon en dit behoorde tot den plicht der priestersop verscheidene altaren rookten dus vuren, om de offers, die aau de godheid gebracht werden, te ontvangen. Nooit werd daartoe iets gebruikt uit het plantenrijk. Alleen datgene, wat leven in de aderen had, mocht als offer aan de Zon worden toegebracht. Op deze altaren werd het voornaamste van de jachtbuit geofferdja zelfs gebeurde het, dat ook gevangenen aldaar werden gemarteld en verbrand en niet alleen gevangenen, maar ook menschenoffers uit hun midden. Wanneer de priesters bedriegelijk voorgaven, dat de Zon vertoornd was, gebeurde het soms, dat kinderen van den eigen stam levend in de hoog opflikkerende vlammen werden geworpen, ja de moeders brachten die zelf in rampzalige verblindheid, meenende hunne godin daarmede een dienst te doen, of te bevredigen. Dan za gen zij de onnoozele kinderen onder de offer bijl vau den priester vallen, eu wanneer zij het overschot in de vlammen zagen opgaan, werden zij als gelukkig geprezen, dewijl de Zon het offer had aangenomen.Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1890 | | pagina 1