voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche
De kleine Duif,
IN HOC SIGNO VINCES
Vrijdag 18 Juli 1890.
Vijfde Jaargang N°. 229.
£LnU- Slcvoiwtionaizs
<3lV&cM>iad
W. BOEKHOVEN.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan «leis Uitgever.
Is er aan de Overlieid^uni-
versiteiten ook plaats
voor een faculteit
der Theologie?
FEUILLETON.
üTu meer dan ooit een dank
offer.
BaajBOJaa-Jtv. jsneassnanm
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijsper drie maanden 50 Cent, franco p. post
A&o aderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVER
SORflEXSRIJli.
Adverteutiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Advertentiën cfciemaal geplaatst worden sleclits tweemaal berekend.
Adverteutiën. worden bij den Uitgever ingewacht tob Donderdagmiddag 5 uur
IE
Achtereenvolgens gaat Dr. K. nu in zijn
betoog na, wat een faculteit is, wat een
Theologische faculteit beteekent, en wat de
beteekenis is van onze publieke Univer
siteit.
Prof. Tiele uit Leiden, die in Amster
dam kwam pleiten voorliet onveranderd be
houd der Theologische faculteit aan de over-
heidshoogescholen, zegt in zijn publiek ge
maakt referaat over deze aangelegenheid,
dat hij den naam „godsdienstwetenschap"
verkieslijk acht boven dien van theologie,
maar dat hij „aan namen niet veel hecht."
Maar reeds in dit zeggen ziet Ur. Kuypor
terecht een bewijs van zwakheid, want als
de woorden geen vaste beteekenis meer heb
ben, dan krijgt de leugen vrij spel.
Een historisch onderzoek, ingesteld door
Heinrich Denille, heeft aan het licht ge
bracht, dat het woord faculteit is te verslaan
in den zin van de-.bevoegdheid van een gilde
van geleerde mannen om zeker studievak te
zamen publiek te doceeren en daarin gra
den te verlcenen. Oorspronkelijk was de
faculteit volstrekt niet een onderdeel van
de Universiteit, maar beide beteekenden
niets anders dan een gilde ol' corporatie;
en zij verschilden hierin van elkaar, dat
lot de corporatie dor Universiteit zoowel
de leeraren als de leerlingen behoorden,
en tol de faculteit alleen de docenten.
Voor zoover nu deze leeraren en studenten
als corporatie zekere burgerlijke rechten
De jager glimlachte even. „Ik ken," sprak
hij, de Chikahaws en ook de Choctaws, van
wie u spreekt.'™ Het is waar, zij zijn dapper,
en, wanneer er één van hen een Natchez ont
moet, vechten zij met elkander zoo lang tot
een van beiden bezwijkt. En toch, als het er
op aankomt, de bleeke gezichten, zooals zij u
noemen, te bestrijden, zit de eene wilde stam
den anderen niet aanvallennog veel minder
zullen zij u bijstaan tegen elkander."
„Welnu, dan zullen wij de moordenaars al
leen gaan straffenriep Bienville en wendde
zich tot den kommandant, die met Alice het
gesprek stilzwijgend en in de diepste ontroering
had aangehoord. „Kommandant" sprak hij, gij
hebt zooeven den wensch uitgesproken de Nat
chez te leeren kennen, welnu, wij zullen hun
een bezoek in hun dorp brengen. Wanneer zij
ons de schuldigen uitleveren, dan zullen wij
ons daarmede tevreden stollen, maar dat moeten
zjj ook doen of wij zullen ben daartoe dwin
gen. Voornamelijk de groote Zon is bet, die
hen tot het kwade aandrijft, dat weet ik, en
hem moeten wij in de eerste plaats gevangen
nemen en verhooren."
Hij wendde zijn paard en reed naar het fort
bezaten, in onderscheiding van de overige
burgerij, vormden ze saam een Universi
teit. lie faculteit daarentegen was een
gilde of corporatie enkel van de leeraren,
en doelde niet zoozeer op eigenaardige bur
gerlijke rechten, als wel op de bevoegdheid
om te doceeren en te gradueeren. In de
faculteit waren dan ook alleen de leeraren
van één bepaald vak van studie vercenigd,
waarin lag opgesloten, dat de leden der
faculteit in solidaire gemeenschap onder
wijs gaven, en dus voor elkanders onder
wijs aansprakelijk waren.
Verder stelt Dr. K. in het licht, dat
een Theologische faculteit, om dien naam
naar waarheid te kunnen voeren, moet be
antwoorden aan deze navolgende eischen
to haar doel moet zijn om te doceeren en
te gradueeren '2o moet zij eene verecni-
ging zijn van mannen, die saam als facul
teit doceeren, evenals ze saam als faculteit
examineeren en gradueerenöo de in
houd van wat ze doceeren moet niet zijn
„de godsdienst"noch „God ook zelf",
maar de geopenbaarde kennisse Godsen
wel, ter onderscheiding van de Philoso
phic, die elders thuis hooi t, die kennisse
Gods, die geopenbaard is op bovennatuur
lijke wijze4o. om dit te kunnen doen,
moet zij voor haar onderwijs uitgaan van
een belijdenis5o moet deze belijdenis,
zal ze doceeren voor de practijk des le
vens, saamvallen met de belijdenis dei-
kerken, op de vorming van wier dienaren
ze het oog heeftÖo kan ze in geen
universitair verband slaan met andere
faculteiten, die haar bovennatuurlijk uit
gangspunt en het bestaansrecht der hoven
terug. Chepar, de kommandant, Alice en de
beide handelaars volgden hem. Een oogenblik
stond de jager besluiteloos of hij mede zou
gaan of niet, toen richtte hij zijne schreden
ook naar het fort, niet om daar bescher
ming te zoeken, maar om wat kruit en kogels
te koopen, zooals hij gewoon was.
„Voert de Gouverneur zijn plan uit," sprak
hij halfluid „dan zal de weg tot het fort voor
langen tijd voor mij gesloten zijn, en daarom
is het goed een flink portie kruit en lood op
te doen."
In het fort aangekomen, heerschte er spoedig
de grootste onrust. De beide handelaars hadden
hun ongeval verteld, en dat ging als een loo
pend vuurtje rond. Met de levendigste kleuren
schilderden zij den moord aan hunne kameraads
gepleegd. Het besluit van den kommandant,
om de roovers te gaan straffen, was ook al
bekend geworden en met de grootste vreugde
door de soldaten vernomen, die, helaaszich
verlustigden eens eene afleiding van hun eento
nig leven, en welke afleidingte hebbeD.
Zóó is het hart van den onwedergeboren
mensch. In plaats van zijn lust te hebben in
liefde en vrede, is strijd en tweedracht eer
der zijn leven geworden. Alleen de Geest des
Hoeren is in staat het beginsel van bet nieuwe
leven er in te leggen, dat de ware mensch-
lievendheid beoefent, uit liefde tot God.
Met verlangen blikte dus menig oog van
over de wallen van bet fort op den geweldigen
de natuur uitgaande openbaring, princi
pieel of feitelijk, bij hetgeen ze zijzclven
doceeren, loochenen.
Vervolgens toont Ur. K. in zijn uit
voerig referaat aan, én uit de termen,
én uit do historie, én uit het beschreven
recht, én uit liet beginsel van ons Staats
recht, dat onze publieke of Uvcrheidsuni-
versiteiten, gelijk die in Nederland be
staan, onder elk opzicht ongeschikt zijn
om een theologische faculteit te herbergen.
Uit alles werd met zoo dringende en
klemmende redenen omschreven, dal liet
ons niet verwonderde, dat men zich niet
in het debat waagde met den geleerden
opsteller.
Evenwel hopen wij, dal ook vele te
genstanders, die de voordracht niet ge
hoord hebben, de in druk verschenen
rede mogen nagaan en daardoor van liet
goede recht van onzen strijd te beter
overluigd worden.
Ja, een Dauk-offer, dat moet ditmaal in de
eerste plaats onze Unie-Collecte zijn.
Een offer was het altijd. Een zeer eigenaar
dig offer zelfs, als men nagaat, wat aanleiding
tot het brengen er van gegeven heeft.
Een offer, waarbij we, in antwoord op de
tegen alle waarschuwing in doorgezette Wet
van 1878, niet onze tegenstanders, maar ons
zeiven belastten met eene extra-gave ten behoe
ve van de Scholen met den Bijbel.
Een offer, waardoor we toonen konden, dat
het ons ernst was met het strijden tegen een
ontkerstend Schoolwezen, en dat we, behalve
onze woorden, ook daden over hadden voor
hetgeen we zeiden te beminnen en te begeeren.
stroom, de Mississippi en de groene oevers.
Slechts zelden mochten de soldaten daar buiten
komen om te jagen; al zagen zij het wild m
grooten getale, zij mochten het niet gaan be
machtigen, omdat de kommandant geen aan
leiding tot oorlog met de Natchez wilde geven,
die zeker niet zouden toelaten, dat hunne jacht-
gronden door de „bleeke gezichten" aanhoudend
werden betreden.
Eindelijk zouden zij dan eens een tochtje
maken naar de dorpen der Indianen, waarvan
zij al dikwijls hadden hooren spreken, maar
die zij nog niet betreden hadden. Onder vroo-
lijk gezang zaten de soldaten kunne buksen
schoon te maken en kogels te gieten, want zij
moesten natuurlijk welgewapend en welvoorzien
den gevaarlijken tocht gaan aanvangen.
De Gouverneur had zijne dochter Alice naar
bare kamer begeleid, waar het godvruchtige
meisje treurig nederzat. Wat waren hare plan
nen, om het Evangelie aan die arme heidenen
bekend te gaan maken, nu eensklaps verstoord
In plaats van de gezegende, blijde boodschap
van redding en verlossing door Jezus Christus
voor armen en verlorenen, zou nu de oorlogs
fakkel wellicht worden aangestoken want dat
de Natchez zich dadelijk onderwerpen zouden,
geloofde niemand.
Met de voornaamste officieren werd nu een
krijgsraad gehouden wat er te doen stond
meu kwam overeen^ dat, alleen wanneer de schul
digen werden overgeleverd en met name de
groote Zon, om hem in't verhoor te nemen,
Telken jare heeft dat Augustus-offer een in
drukwekkend cijfer mogen bedragen. Al deden
de ongunstige tijdsomstandigheden een enkele
maal het cijfer dalen, afgezien van de eb eu
vloed, die daarbij heerschton, bleef het peil toch
meer dan bevredigend.
Inderdaad iets, dat op zichzelf eene dank
zegging waard is.
Want, vergeten we bet niet, dit geschiedde
onder den druk; terwijl de wet van '78 d
concurrentie dubbel zwaar voor ons maakte en
hare werking in het kwijnen „leegpompen"
zou men tegenwoordig zeggen van vele par
ticuliere bijzondere scholen voortdurend gevoeld
werd.
Ja, de palmboom groeide onder den druk
Het was inderdaad wonderlijk. Hoe scherper de
concurrentie, hoe meer de Unie-Collecte steeg
en de geestdrift eiken nieuwen 17J,!11 Augustus
scheen te vermeerderen.
En nu de kans gekeerd en de Wet gewij
zigd, en ons beginsel, dat de School aan de
Ouders behoort, door den Wetgever aanvauke-
ljjk gehuldigd is, nu zouden we vertragen Nu
zouden we voorbarig op onze lauweren gaan
rusten en zeggen Het is genoegna dé lange
inspanning begeeren we rust
Het zou verregaande ondankbaarheid zijn, in
dien we die gedachte bij ons lieten postvatten;
nog erger, indien we er naar handelden
Gevoeglijk toch kunnen we, wat nu in de
Wetswijziging verkregen is, vergelijken met de
eerstelingen van den oogst.
De eerstelingen zijn de oogst niet, maar de
voorproef er van de belofte en het onderpand
van hetgeen d,.arna staat te komen.
Maar daarom moet op het inzamelen der eer
stelingen terstond het dankoffer volgen want
door dit dankoffer wordt het verkregene aan
den Heere als den Gever gewijd, en in die wij
ding erkend, dat Hij het is, die dit goede begin
schonk, en dat we van Hem ook het meerdere
verwachten.
Dat was bij Oud-Israël zoo, maar voor ons
is het niet anders. De grondgedachte, die er uit
spreekt, verandert niet.
het vredesverdrag van kracht zou blijven, terwijl
in het tegenovergestelde geval de Natchez als
vijanden zouden worden behandeld.
De Kommandant vond des Gouverneurs be
sluit, om de Indianen in hunne dorpen op te
zoeken, bedenkelijk. „Wij begeven ons dan mid-
den onder hen," sprak hij. „Als ze met over
macht ons aanvallen, zijn we allen kinderen des
doods, en hoe zal het dau met het fort gaan,
waar zoovele vrouwen en kinderen ook uwe
dochter bijna onbeschermd achterblijven ?1'
„Het is de eenige weg, die ik er op weet",
sprak de Gouverneur. „Wanneer wij maar een
maal in het dorp zijn, zullen zij zoo gemakkelijk
geen gevecht beginnen, want zij hebben een
bijgeloovigen en grooten eerbied voor hun zon
netempel, die dan wellicht afgebrand zou kunnen
worden. Daarom is het het beste, om spoedig
alles gereed te maken tot den tocht. Zij weten
nog niet, dat wij van plan zijn hen te over
vallen. Hoe spoediger hoe beter voordat zij
het misschien bemerken."
„Welnu dan! zoo als u wilt," zeide de Kom
mandant „Spoed gemaakt, voordat zij door dezen
of genen verrader gewaarschuwd worden. Maar,
u hebt er toch wel aan gedacht den jager
hier te houden. H ij is hun vriend en zou ze
zeker gaan waarschuwen."
Deze gedachte trof den Gouverneur.
„Gij hebt gelijk i" sprak hij. „Nog is de
jager in het fort. Ik ztl hem zoo lang hier
houden." Dadelijk gaf hij bevel den jager te
laten roepen. IVordt vervolgd.)