voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Vrijdag 11 April 1890.
Vijfde Jaargang N°. 215.
1JVHOC SIGNO VINCES
W. BOEKHOVEN.
SORRKLSDIJM.
.411e stukken voor de Redaetie bestemd, Advertenties en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den lil sever.
59c Belastingvoorstellen.
De verdeeldheid der libe
ralen.
Isolement.
Politieke Rede,
Sinti-Sl evolutionair
tyVctMlad
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijsper drie maanden 50 Cent, franco p. post
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgeveii
Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend.
Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur
Kort geleden kwamen er in de Tweede
Kamer een zestal belastingvoorstellen aan
de orde, ingediend door den heer Goeman,
Borgesius en nog vier andere Kamerleden.
Deze voorstellen bedoelden in hoofdzaak,
lo. afschaffing van den accijns opliet
zout en vermindering van het invoerrecht
daarop
2o. afschaffing van het patentrecht, behal
ve voor naamlooze maatschappijen
3o. afschaffing van de opcenten op de
rechten van registratie, wegens over
dracht van onroerend goed
4o. invoering van een inkomstenbelasting
om het verlies van de schatkist, (ongeveer
9 millioen) hetwelk uit de boven bedoelde
opheffingen voortvloeit, te dekken.
De heeren Dorgesius c. s. schenen niet
langer meer te kunnen wachten op voorstel
len van de Degeeringzij zouden eens als
redders optreden, zij zouden ons belasting
stelsel eens hervormen, en daardoor toonen
hoeveel vlugger en knapper do liberalen
wel zijn en hoeveel zij meer voor den
minderen man gevoelen dan de partijen der
rechterzijde.
Vroeger, toen de liberalen nog den mees-
tcn regeeringsinvloed hadden, werd er
naar een heter belastingstelsel schier niet
omgekeken. iNoch de heer Van Dosse, noch
Blussé, noch Gleichman, noch Vissering,
noch eenig ander liberaal Minister van
Financiën heeft op dit gebied naam gemaakt
De liberalen hebben de uitgaven steeds
hooger opgevoerd, ja daarin zochten zij
hun kracht E" nu hel den antirevolu
tionairen Minister Godin de Beaufort geldt,
wil men den schijn aannemen, als ware het
een gemakkelijk werk om de belastingen
heter te regelen, of als ware langer uitstel
van belastinghervorming onverantwoorde
lijk-
YVij ontkennen volstrekt niet, dat er aan
de belastingen wat verbeterd kan worden.
Daarom ook stelde onze partij in 1888 in
haar program van aclie voor om enkele ac-
cijnsen, die vooral de onbemiddelde volks
klasse drukken, af te schaffenom de
invoerrechten te verhoogen, ter bescher
ming van onzen nationalen handelen
om de effecten te belasten. Ook hoopte
onze partij, dat de Minister van Financiën,
die thans aan liet roer is, wat spoediger
met zijne plannen voor den dag zou komen.
Maar dit bewijst nog volstrekt niet, dat
eenige liberale Kamerleden in staat zijn
om te volbrengen wat vroegere liberale
Ministers èn tot dusver ook de heer De
Beaufort hebben nagelaten.
De heeren Borgesius c. s zijn dan
ook koud van de reis gekomen.
Reeds hij de beraadslaging in de af-
deelingen bleek duidelijk, dat de ontwer
pen veel te onpraktisch waren en geen kans
van slagen zouden hebben, zoodat de voor
stellers wijzer hadden gedaan met hun werk
niet aan eene nieuwe kastijding in het open
haar debat te wagen.
Evenwel had de publieke behandeling
dit voor, dat er nog eons weer gedach
ten gewisseld werden over de meest doel
matige regeling der belastingen, en dat
de Minister van Financiën eenige toezeg
ging deed.
De thans overwogen plannen kunnen op
den naam van „doelmatig'' geen aanspraak
maken. Dit hebben de bh. Heemskerk,
Schaepman, lluher en A van Dedem hel
der aangetoond.
En niet alleen de leden der rechterzijde,
ook eenige liberalen, zooals b. v. de bh.
Bulgers van Rozenburg, lleldt, Gleichman
en Sanders hadden hunne bedenkingen. Wel
verklaarden allo liberalen woordvoerders,
dat zij het met de hoofd beginselen van Bor
gesius' voorstellen eens waren, maar dat
konden zij gemakkelijk doen, omdat zij wel
vooruit wisten, dat er toch geon meerder
heid voor te vinden zou zijn in de Tweede
Kamer.
En gelijk ieder dacht, is het ook uitge
komen. Met 47 legen 45 stemmen is art 1
bevattende het beginsel der wetsvoorstellen,
verworpen, en daarna zijn zij ingetrokken.
Natuurlijk schrijven de liberalen nu deze
verwerping toe aan den „onwil" der rech
terzijde. Doch zij die de Kamerverslagen
nagingen, weten heter.
lloe hoog de lieer Borgesius ook opgaf
van het nut zijner voorstellen, hij kon de
tegenspraak niet weerleggen, want deze
was zeer gegrond.
Mot afschaffing van don accijns op zouten
zeep zoo werd hem voorgehouden zou
den «kleinen man" ongeveer 10 a 15 Cl per
week bespaard worden maar als daarente
gen alle burgertjes, die meer dan f 600
inkomen hebben, inkomstenbelasting moe
ten betalen, zonden zij eer achter-dan voor
uitgaan.
Ook de Minister van Financiën verklaar
de zich tegen inkomstenbelasting. Liever
wil hij trachten de personeele belasting te
verlagen in het voordeel van de minder ge
goede standen en een belasting op het roe
rend kapitaal beproeven.
Wordt aan dit voornemen, gelijk wij
vertrouwen, eerlang gevolg gegeven, dan
wordt tegelijk het antirev program van
aclie uitgevoerd. Hiernaar wordt harlelijk
verlangd.
Vaak wijzen do liberalen erop, dat de
thans samenwerkende partijen der rechter
zijde, de roomschen en de antirevolutionai
ren, het in den grond niet eens zijn.
Natuurlijk is dit niet geheel te loochenen.
Hel is door de antirevolutionairen nooit ver
bloemd, dat zij op staatkundig gebied van
goeddeels andere beginselen uitgaan dan de
katholieken. Beide partijen erkennen, dat
het regeeringsgezag van God afdaalt en niet
berust op den wil eener telkens veranderde
meerderheid. Doch hot groolo verschil be
staat hierin, dat de roomschen zoowel in
staats- als in kerkelijke zaken de hoogste be
slissing willen laten nemen door den Paus
en zijn kerkelijke ambtenaren. In beginsel
stellen zij het gezag der kerk, dal is liet ge
zag van hun geestelijken boven hel gezag
Gods. Daarom is er met deze partij, in zoo
verre zij een stoffspartij hceten kan, alleen
praetische samenwerking op te voren nauw
keurig beschreven punten mogelijk.
Maar dit bewijst nog volstrekt niet dal de
liberalen in eendrachliger geest kunnen sa
menwerken.
Wel nemen zij soms den schijn daarvan
aan, doch als het er op aankomt, kunnen zij
het ook niet eens worden.
Thans willen zij het soms laten voorko
men, alsof de liberalen gezamenlijk voor
leerplicht, voor den persoonlijken dienst
plicht en voor inkomstenbelasting zijn; maar
toen zi| in de meerderheid waren, voerden
zij geen van deze drie in.
Zij zi jn onderling vooral niet minder ver
deeld dan de antiliberalen. Dit weten zij
zeiven zeer goed, en zij spreken het soms
ook uit.
Zoo b.v. het anders zoo fel liberalistisch
Utrcchlsch Dagblad.
Na er op gewezen te hebben, dal de libe
rale medehelpers aan de tot standhrenging
der nieuwe schoolwel, door hun andersden
kende partijgenoolen (dez.g.,,palstaanders")
„op onware cn onwaardige wijze zijn ge
brandmerkt als tegenstanders der openbare
school," schrijft dit blad:
„Er moet gekozen worden; afscheiding in
twee of meer groepen of aaneensluiting van
alle vrijzinnigen zonder onderscheid of scha
keering."
Reeds het stellen van zulk een „keuze"
bewijst, hoe groote verschillen er lussclien
dc liberalen zijn, en hoe onnatuurlijk hun
aaneensluiting „zonder onderscheid of scha
keering" zou wezen.
Om dus één meer eendrachtige partij aan
het roer te krijgen, behoeven de liberalen
waarlijk niet gesteund te worden. Als er in
ons land iets van heteekenis zal gedaan wor
den, dan dient hel te geschieden door samen
werking van verschillende partij en of groepen
In een land met zeer gemengde bevolking is
dat ook zeer redelijk. Niet één partij moet
de zaken sturen, maar alle partijen moeten
en mogen hun invloed daarop laten gelden.
Eenige dagen geleden hield de Roomsch
Kalh. centrale kiesvereeniging Hecht voor
allen te Utrecht hare algemeene vergadering.
Men sprak in die vergadering de hoop uit,
dat de plaatsvervanging bij liet leger gehand
haafd zoude blijven, en dat de R.-K. Kamer
leden eendrachtig zouden samenwerken voor
dit doel, maar tevens hoopte men, dat zij de
R.-K. partij „voor isolement zouden weten
te bewaren." Verscheidene sprekers uilten
de vrees, dat uit een zoodanig isolement
reeds in 1891 gevaren zouden kunnen ont
staan.
Uit dergelijke uitdrukkingen speurt men
duidelijk het verschil tusschen de antirevo
lutionairen en de roomsehen.
De antirevolutionairen zijn zoo bang niet
voor alleen-staan. Zij willen, als dat op
goede gronden, met een vast plan, mogelijk
is, gaarne met elke partij samenwerken voor
korter of langer tijd, maar zij willen tevens
waken legen vermenging met andere partijen
en als zij hebben te kiezen tusschen bcgin-
selverlochening en verlies van aanhang en
invloed, dan kiest ieder goed antirevolutio
nair tienmaal liever het laatste. Want de
regeenngsinvloed is voorbijgaande, doch de
beginselen blijven.
De roomschen kampen met de liberalen
om den boventoon in de Regeeringskringen.
Doch de Calvinisten maken zich op dit punt
liefst geen illusiën. Zi j welen wel, dat hoog
stens een vijfde deel der bevolking van ons
land hun beginselen deelt, cn daarom willen
zij zich, als dat moet, ook gaarne schikken
in de nederige positie van hoofdzakelijk een
getuigende partij te zijn. Hot Calvinisme
oefent daardoor veel zedelijke kracht, en
kan bij tijden cn oogenblikken geroepen
worden om de teugels van het bewind op te
vatten. Maar op den duur de toestanden bc-
hcerschen och neen, daarvoor heeft de
Calvinistische staatkunde een veel te uitgo-
breiden tegenstand. En derhalve keert onze
partij, zoo noodig ook met gelatenheid terug
in haar geïsoleerde positie.
gehouden door Mr. D. P. D. Fabius te
Oud-Beierland op S April jl.
Donderdag jl. hield mr. D. P. D. Fabius
van Amsterdam voor een talrijke schare een
rede in de Chr. School te Oud-Beierland.
Spreker opende de vergadering met gebed.
Na er op gewezen te hebben dat, hoewel debat
aangekondigd was, alleen datgene wilde be
antwoorden wat direct met zijne gedachten
gansch in betrekking stond, begon hij zijne rede
waarboven, volgens spreker, als opschrift zou
kunnen staan wat wij zijn en wat wij niet zijn."
Vele zijn de voorstellingen van der antirevolu
tionairen streven, handelen. Zijn ze ook altijd
waar, altijd juist. Voorzeker niet. Hoe kan
prof. Doedes, 20 jaar geleden er zich over
beklagen dat de autirevol. partij waarvan het
hem toen pas duidelijk was, wat zij wilde, den
naam Chr. historisch aannam (een naam reeds
I vroeger in Groens geschriften voorkomendj.
j Een ander hoogleeraar, niet in de godge-
I leerdheid maar in de Staatsrechten, prof. Buijs
uit zich aldus in »de Gids" Jan. '88 „meer
en meer treedt op den voorgrond de toeleg
om 't geheele onderwijs aan 't kerkelijk gezag
te onderwerpen." N. B. alle onderwijs van ker
kelijk gezag. Wij wenschen niet eens ons, ons
vrij onderwijs aan kerkeljjk gezag te hinden.