voor de Zuid-Holandsche en Zeeuwsche Eilanden. Vrijdag 21?Februari 1890. Vierde Jaargang N°. 208. Qinti-oKcvoiwJCioyiai^ tyOzefiMctd IN HOC SIGNO VINCES W. BOEKHOVEN. SOMMKUSDIJK. Alle stukken voor de Sledaetie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever. V erdraagzaainlieid. n. Het Ministerie. Uit «le Pers. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijsper drie maanden 50 Cent, franco p. post Afzonderlijke nummers 5 Cent. i UITLGEVER Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend. Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur Behalve mot de liefde brengt Gods Woord de verdraagzaamheid nog in verband met het geloof en de hoop, gelijk wij zien kun nen in 1 Tess. 13, alwaar geschreven staat: Wij danken God altijd over u allen, uwer gedachtig zijnde in onze gebeden; zon der ophouden gedenkende het werk uws ge- loofs en den arbeid der liefde en de verdraag zaamheid der hoop op onzen Heere Jezus Christus, voor onzen God en Vader." Iets van en ten nutte van anderen te ver dragen, onderstelt dan ook 'vooreerst dat er liefde bij den verdrager is, waarom hij het wil doendat er geloof is, dat hij het moet doen, en tevens hoopdat hij het kan doen, en dat die last niet eindeloos zal duren. Reeds onder natuurlijke, onwedergeboren menschen valt hiervan iets waar te nemen, daar de ondervinding leert dat zeer gejaagde ontevreden naturen, die zelfs wat hun aard- sche leven betreft, geen vooruitzicht hebben, in den regel het onverdraagzaamst van aard zijn; terwijl aan de andere zijde bij christe nen de mate der verdraagzaamheid vaak merkbaar af- of toeneemt, naar gelang zij met meer zielsruimte hun geloof durven be lijden. Een deugd of plicht nu, die in zulk een dadelijk verband staat met het geloof, met de hoop en de liefde, moet wel een vrucht van het leven uit God zijn, en kan dan ook bezwaarlijk gezocht worden bij dezulken, die dat leven niet bezitten. Zoo verstaan wij dan ook, hoe de Apostel Jacobus kon schrijven: „wij houden hen gelukzalig die verdragengij hebt de ver draagzaamheid van Job gehoord, en gij hebt het einde des Heeren gezien, dat de lleere zeer barmhartig is en een Untfermer (Jak. 5: II). Alleen van den christen kan men de rechte verdraagzaamheid verwachten, dewijl hij gelooft in een God, die gezegd heeft: wreekt uzelven niet beminden! maar geeft den toorn plaats, want er is geschrevenmij komt de wraak toe, ik zal het vergelden, zegt de Heere indien het mogelijk is, zooveel in u is, houdt vrede met alle menschen." (Rom. 12: 19, 18). Maar, zoo vraagt misschien iemand, kun nen dan ook ongodsdienstige menschen niet zeer verdraagzaam zijn, of zich daarin oefenen Gewis, dat kunnen zij. Maar, gelijk wij reeds opmerkten, de ongeloovigcn kennen daarin niet de rechte maat en grens. Zij be palen die naar eigen willekeur. Wat zij he den nog verdragen, omdat zij meenen dat hun belang zulks medebrengt, dat stootcn zij morgen, als hun inzichten anders zijn, ruw van zich af. Zeker, verdraagzaamheid is ook wel ter dege een zaak van oefening, en daarom ook ten deele een vrucht van degelijke opvoeding en karaktervorming. Hierin wordt de chris ten soms droevig beschaamd door den niet- christen. Doch vergeten wij ook niet, dat hij den ongeloovige vaak verdraagzaamheid schijnt, wat goed bezien louter onverschilligheid is, of uit politieke berekening voortkomt, of uit ongehoorzaamheid jegens God, of uil liefde loosheid omtrent den naaste. Vele fl/heïslen wenden voor, dat zij alles en allen willen verdragen, maar men kan wel aan de socialisten merken, hoe grof deze lie den zichzelven misleiden. Omdat de atheïsten geen God hoven zich erkennen, die hun eer en rechten handhaaft, omdat zij zich zeiven tol god zijn, moeten zij zich wel gedurig verzetten tegen allen die aan hun macht willen tornon en zich tegen over hen plaatsen. Zoowel het besef van eigen beperktheid en onmacht (waarvan toch geen enkel mensch zich geheel kan ont doen) als het zien optreden van andere men- schelijke machten, noodzaakt hen onwille keurig tot het bieden van telkens felleren tegenweer. Geloofden de atheïsten iets meer vol komen, dat er geen God leeft, die zich onder het mcnschdoui heeft geopenbaard, dan zou den zij ook meer kunnen verdragen. Dan zouden zij althans de christenen wal rustiger hun eigen weg kunnen laten gaan, zonder hen op allerlei wijzen te bemoeielijken. Want als er toch werkelijk niets hooger be staat dan het zien- en zinlijke, wel wat hin dert het dan anderen of er mensehen zijn die zich gelukkig gevoelen hij het geloof aan niet bestaande dingen? Maar juist omdat het atheïsme dikwijls slechts zeer zwak wordt aangekleefd, omdat het met veel twij felingen gepaard gaat, omdat het meer een wenschen is dan een zich verzekerd houden, dat er geen persoonlijk God bestaat, daarom gevoelen de atheïsten zich tegenover de christenen gewoonlijk niet op hun ge mak, maar gevoelen zij zich min of meer be dreigd en opgeschrikt door het geloof van anderen, waardoor zij ook al spoedig ophou den zich verdraagzaam te botoonen. Er zijn vele andere menschen, die bewe ren wél aan een God te gelooven en dien God te dienen, maar zonder dat zij tevens aan een onfeilbare kenbron der waarheid gelooven en hun gedrag toetsen aan de II. Schrift Ook bij dezulken moet men de ware verdraag zaamheid niet zoeken. Zij scheppen zich een God van eigen vinding, een liefderijken „Vader in de hemelen", die alles toelaat, alles zonder aandoening verdraagt, zij be roepen zich ook vaak op de liefde en ver draagzaamheid van een Heiland, die met den historischen, in den hemel verheerlijkten Christus niets gemeen heeft; en zoo zij nog den Bijbel gebruiken, dan zonderen zij daar uit naar eigen keuze een gedeelte af, dal hun het best bevalt, en houden dat voor het Evangelie. Zij zullen u verdragen zoolang gij hun spreekt van Jezus' liefde, maar zijn zeer genegen u uit te werpen, als gij met hen wilt handelen over Gods heilig recht en over hetgeen Hij van ons eischl in onzen dagelijk- schen wandel. Zeg zulken lieden niet, dat zij van Nature verdorven zijn. Dat houden zij voor onuitstaanbare overdrijving, waar immers .veredeling, verbetering en volma king van den mensch voldoende is. „Verdor ven", ja, als er zulke menschen zijn, dan zeker zijn zij het alleen, die er zulke zwart gallige voorstellingen op na houden, en zich dan nogwel inbeelden, dut zij alleen de waarheid gevonden hebben. En daarom weg met hen. Tegenover zulk hoos gebroed heeft de verdraagzaamheid een einde. Wat moet er dan met hen gebeuren. Men kan hen om het uitspreken hunner overtui ging toch niet dooden. Dat gaat niet voor nette, „verdraagzame" menschen. Doch er is raad, men zal hen in hot maatschappelijk leven negeeren, dat is feitelijk terzijde stel len cn onderdrukken, men zal doen alsof men hun spraak niet hoort, en als zij zich over het een of ander beklagen, dan zal men eens heel voornaam de schouders over hen ophalen en hun daarmede beduiden dat men hen als zeer merkwaardige natuurverschijn selen beschouwt. En dal moet dan verdraagzaamheid lieeten aan den avond van de 19e eeuw. Zij echter die zich hij GodsWoord hielden, hebben door alle eeuwen heen een geheel andere verdraagzaamheid betoond. Menden- ke slechts aan den eersten christen-marte laar Stefanus. In zooverre het Gods eere en den triumph der waarheid gold, wist hij van geen verdraagzaamheid ofinhinding, maar sprak hij vrijmoedig tot zijn rechters ,Gij hurdnekkigen en onbesnedenen van hart en ooren gij wederstaat altijd den II Geest; gelijk uwe vaders, alzoo ook gij. Wien van de profeten hebben uwe vaders niet vervolgd En zij hebben gedood dege nen, die te voren verkondigd hebben do komst des Rechtvaardigen, van welken gij lieden nu verraders en moorders geworden zijt. Gij die de wet ontvangen hebt door be stellingen der engelen, en hebt ze niet ge houden!" Doch toen zijn vijanden daarna op hem pesoonlijk aanvielen en tandenknersend hem steenigden, toen riep hij, als voldin gend blijk van zijn groote verdraagzaamheid, nog in de laatste oogenhlikken van zijn leven uit: „Heere! reken hun deze zonde niet toe". Ja, de christenen kunnen wèl verdragen, dat zij zeiven onvoegzaam bejegend en zelfs op vijandige wijze teruggestooten worden alles wat hen persoonlijk betreft, willen zij verdragenden zondaar willen zij met zachtmoedigheid bejegenen, dat is althans hun streven maar met de leugen, met het kwade zelf kunnen zij geen verdrag sluiten, dat moeten zij ten einde toe bestrijden, het aanranden van Gods heilige waarheid doet hen terstond och uias het maar steeds ter stond de wapens opnemen. In de Staatscourant van 19 dezer is hot Koninklijk Besluit vermeld, waarbij aan ZEx. Mr. L. W. G. Keuchenius eervol ontslag wordt'verleend aïs Minister van Koloniën, terwijl de aanvulling van het Kabinet volgenderwijs geschiedt: Baron zE Mackay, Minister van Binnen- landsche Zaken, is benoemd tul Minister van Koloniën, terwijl in zijn plaats, als Minister van Binnenlandsche Zaken zal optreden Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lobman lid van do Tweede Kamer der Staten-Ge- ncraal. EEN STEM UIT INDIË. Met het oog op den storm tegen den Minister van Koloniën, die toen nog pas opstak, en zonder van het roekeloos votum der Eerste Kamer af te weten, maakte de Telefoon, die te Samarang verschijnt, in zijn No. 10(5 L deze niet onaardige vergelijking Ieder kent het leren en de lotgevallen van den Vicaris van Wakefield, vereeuwigd door Goldsmith. Toen deze achtenswaardige gees telijke in 't achtertouw geraakt, naar verster king der middelen moest zoeken", was zijn eerste werk, om zijn paard te verkoopen. Hij begaf zich dan met zijn Bucephalus naai de markt en liet zich bij die gelegenheid beetnemen door een paardenkooper, die zoo veel aanmerkingen op het ongelukkige beest maakte en er zulk een magazijn van onvol maaktheden in ontdekte, dat de arme Vicar, dit alles voor goede munt opnemende, op het laatst zich zoo geweldig begon te schamen over zijn gedrochtelijken viervoetigen dienaar, dat hij maar in de haast toesloeg, om van zijn schande verlost te worden. De kooper ver klaarde een oogenblik later, dat hij nog nooit zulk een goeden dag had gehad. Aan dit vermakelijk tooneeltje denken wij dezer dagen gedurig, als we de liberale keurmeesters hooren opsnijdeu tegen onzen Minister van Koloniën. Wilde men hen ge looven, dan moest de Anti-revolutionaire partij bijna sterven van schaamte, dat ze met zulk een onbeholpene ooit op de par lementaire paardenmarkt is gekomen. Dit kunstje zal niet lukken, 's Ministers antwoord op het voorl. verslag was op vele punten reeds zoo »raak", dat we geen oogenblik twijfelen of zijn mondeling bescheid zal de onheusche opposanten heel wat te doen geven. Dat 's Ministers woorden wel eens wat ge peperd uitvallen, is geen wonder. De Minis ter is een Christen en spreekt en doet als zoo danig, en juist daarom wordt hij van zekere zijde (laten we het woord maar noemen) letterlijk getergd, dag aan dagals het niet anders kon, zou men het hem zelfs vergeven, als hij bij oogenhlikken straattaal gebruikte, hoewel dat van hem allerminst te verwachten is. Dit is fijn geteekend, en er ligt een trek van waarheid in. Keuchenius is opzettelijk geprikkeld, en zijn gevoelig zenuwgestel kon daar niet onaandoen lijk voor blijven. Mephistopheles heeft dienst gedaan. (Stand.) -

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1890 | | pagina 1