voor de Zuid-HolSandsche en Zeeuwsche Eilanden. Vrijdag 7 Februari 1890. Vierde Jaargang N°. 206. INT HOC SIGNO VINCES 1. BOEKHOVEN, FEUILLETON DE TWEE VRIENDEN. £lnti- ffievolntio na iz> tyVc&M lad Alle stukken voor «ie Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever. De graanrechten. Kerste Kamer. Uit «Sc Pers. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijsper drie maanden 50 Cent, franco p. post Afzonderlijke nummers 5 Cent. UITGEVER I SONEHllUtiBMJIi. Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend. Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur Het zal niet zoo heel lang meer duren, of het voorstel van den heer Bahlmann om in voerrecht te heffen op de uit het buitenland hier ingevoerde granen zal in de Staten-Gc- neraal in openbare behandeling komen. Welke de uitslag van die behandeling zal wezen, is nog volstrekt niet te gissen. Want wel stellen sommige liberale bladen het werk van den heer Bahïmann als iets be spottelijks voor, en maken er een partij wa pen van. Doch onze Hegecring en onze hee- ren Kamerleden zullen, vertrouwen wij, wel meer op de zaak zelve en al wat er mede sa menhangt, zooveel mogelijk letten. In het ajgetrokkene of in het algemeen ge redeneerd, dan is de vrijhandel volstrekt geen speciaal belang voor de liberalen; er zijn ook zeer veel antirevolutionairen en roomschen die, als do omstandigheden het gedoogen, aan den vrijen in- cn uitvoer verre de voorkeur geven. (1) Grondig opgevat moeten do antirevolutio nairen wel voor vrijhandel zijn. Hun begin selen brengen dat meë. God gaf aan de on derscheidene natiën ook onderscheidene produkten. Niet alleen voor zichzelf, maar ook om er andere volken mede te dienen. Derhalve, hoe gemakkelijker die ruiling kan plaats hebben, des te beter. Doch het is ook een beginsel en een dure plicht voor de Overheid om, voor zooveel zij er iets aan toe kan brengen te zorgen, dat de landbouw en de nijverheid niet door al te ongelijke concurrentiemiddelen in ons land te gronde gaan. (1) De heer Schaepman b. v. houdt niets van protectie en heeft daarmede in de verkiezingsdagen van '88 dan ook volstrekt geen reclame voor zijn partij of voor de rechterzijde zoeken te maken. Toen bij de behandeling Van de Staatsbegrooting de hh. De Vries en G. W. van Dedem eene lans voor de beschermende rechten raken, kwam Dr. Schaepman zelfs eenigszins tegen hen op en sprak van liet drijven der protect'onistcn. Of hij daarin poli tiek gevaar ziet, of dat hij alsnog landhuishoudkundige bezwaren tegen de protectie heeft, laten wij in het midden. Tafereel uit den slag van Weissenburg. 'tWas nacht. De maan bescheen de velden Van Weissenburg, alwaar dien dag De Pruisen tot de Fransehen snelden En dooden maakten, slag op slag. Nu, door 't kanon en moordgeweren, Lag vriend en vijand naast elkaar, Om nimmermeer zich om te keeren, En zelfs, der oud'ren graf te ontberen Een aak'lig schouwspel was het daar. Hierlag een jongeling te kermen, Daar baadde een grijsaard in zijn bloed, Ginds riep een Fransch' Zouaaf ontfermen, Of vloekte stout der Pruisen moed. Hier zag m' een hoofd van één gereten, Daar een, beroofd van arm of heen, Ginds hoorde men de jammerkreten Van een, wiens borst van één gereten, Nog met den doodslaap worstelend scheen. De liefde voor het Vaderland dringt en dwingt daartoe. Het eene beginsel of do eene plicht moet vaak voor het andere wijken. Zoo h. v. mag de Overheid, op zichzelf be schouwd, hol loven dor onderdanen niet in gevaar brengen. Maar als het landsbelang het voeren van oorlog vordert, dan kent mon de gevolgen. Én nu, in zekeren zin doen andore volken onzen Nederlandschen landbouwers een oorlog aan. In Amerika, Rusland en Hongarije wordt het graan op zeer grooto schaal geteeld, cn een deel daarvan vindt zijn weg naar ons land. Moet nu de Overheid niet vragen, of die invoer inderdaad voordcelig is voor onze na tie, dan wel of zij voor ons nationaal bestaan soms schade en gevaar oplevert. Er zijn doctrinaire freetraders, (I) die met geen practische belangen rekenen, doch die alle welvaart zouden opofferen aan de doorvoering van een theoretisch stelsel. En in zooverre men die meest hij de li- beralisten vindt de doctrinairen nl. o ja, in zooverre is het aanhangig graanrecht- ontwerp een partijzaak. Anders niet. Over het algemeen telt ons land niet zooveel strakke freetraders. Het publiek heeft zich over het zeer ge matigd ontwerp-Bahlmann verschillend uit gelaten. In Limburg en Groningen, ook in een groot deel van Noord-Brabant is men er sterk voor. In andere provinciën gingen er ook nog al stommen legen op. Wat nn het gesehikst is, met het voorstel van den heer B. te doen, cn in hoeverre zijn plan voor verbetering vatbaar is, veroorlo ven wij ons nog niet dadelijk te zeggen. Daarvoor is de quaeslie veel te ingewikkeld. (1) Vrijhandelaars. Kortom; 't was aak'lig wat m' aanschouwde. Een bloedmoeras was 't nu in 't rond Waar, voor een maand, de landman bouwde En vrucht ontwoekerde aan den grond Zag men nu krijgers veler rangen, Geveld door 't zwaard of 't moordend schot, Waar tusschen door word opgevangen Gevloek, of Pruisen zegezangen, »Ein fester Burg ist unser Gott." Ginds, bij den puinhoop eener woning, Ligt een Zouaaf en Pruis' ulaan, Gewond en zonder hulpbetooning, Te smachten op deez' oorlogsbaan, Het oog des Pruis is half gesloten, Het bloed vereent zich op den grond. Hun beider beenen zijn doorschoten, Eerst vijand, nu als bondgenooten, Zijn zij bijeen in dezen stond. Flauw opent de ulaan de oogen, En slaat zijn blikken in het rond. ïAch 't dorst mij roept hijmaar, wat pogen, 'k Zie niets dan lijken op deez' grond. Ach, sterf ik hier dan gansch verlaten O God, heb deernis met mijn lot, Laat uw gena mij heden baten, Wil mij toch nimmermeer verlaten, Maar bljjf tot in den dood mjju God." Evenwel, voor zooveel wij de zaak bezien kunnen, zou het te betreuren zijn, als het ontwerp geheel verworpen werd. In hel algemeen mag looh veilig gezegd, dal in dc tegenwoordige omstandigheden wat gedaan moet worden op wetgevend gebied voor de instandhouding van onzen handel en onze nijverheid. Niet alleen de graanbouw, maar ook andere takken van bedrijf hebben dat noodig, en al worden daardoor ook som mige artikelen in de winkels wal duurder, langs een omweg wordt de schijnbare schade die er voor sommigen uil voortvloeit, mis schien weer dubbel vergoed. Daarom komen wij ook op togen luit dwe pen met den vrijhandel, zooals men dat vindt in dc Nieuwe Rolterdamsclic- en liet Handelsblad, waar men zonder een nauw keurig onderzoek het plan maar zou willen zien verwerpen. Van die zijde lol men niet op de gevaren, cn redeneert men eenvoudig alduskan dc graanbouw geen winst genoeg meer opleve ren, zonder beschermende rechten; welnu, laat men hem dan vervangen door dc teelt van erwten, boonen, vlas of wat anders, of door meer velweiderij of varkensteelt of paardenfokkerij te beproeven, en laat men de landbouwers daar dan „wetenscheppelijk voor opleiden". Allemaal receplen, die voor onzen tegonwoordigen toestand wcinigbalen, dewijl onze landbouwers nu eenmaal aan be paalde werkzaamheden gewend zijn, en de gelegenheid om op landbouw of andere scholen de kennis voor een geheele om wending in hun bedrijf op te doen, ont breekt. Wij verwachten, dat de Begeering de zaak wel minder doctrinair zal opvatten, en met ernst en kalmte zal nagaan wat het wezenlijk belang van onzen londbouw èn van onze natie in haar geheel eischl. De Fransch' ziet op hij deze woorden, En blikt den Pruis in 't aangezicht, s Wat taal is 't zegt hij die 'k daar hoorde Drink, vriend dan wordt uw dorst verlicht. Ziehier mijn veldflesch, drink naar luste, Ook ik beu aan mijn levensend Straks ben ik in de eeuwige ruste, En loof mijn God aan gindsche kuste, Maar zeg, hebt ge ook dien God gekend Ja, 'k ken Hem sprak de Pruis vol vreugde Hij is mijn Heiland en mijn al, Daar 't heil, waar gij u in verheugdet Ook straks het mijne worden zal. Komt, reiken wij elkaar de handen, Want wij zijn broeders in den Heer', Te saam gesnoerd door liefdebanden, En na den dood aan gindsche stranden, Zien wij elkaar bij Jezus weer". ïO! wie had dat toch kunnen denken, Dat 'k hier een broeder vinden zou Heb dank, o Heer', die dat wou schenken, Gezegend zij uw vadertrouw 1" De Frauschman sprak »In mijne woning Laat ik een drietal kind'ren na, En ook een gademaar mijn Koning Hier boven, schenkt wel hulpbetooning, 'k Laat Hem mijn weeüw en weezen na." Wèl schijnt dc Minister van Binnenland- sehe Zaken volgens zijn vóór eenigen tijd te Arnhem en Ie Middelburg olliciens ge geven verklaringen, niet voor bescherming te zijn, maar deze zaak gaat,- dunkt ons, meer den Ministers van Waterstaat Handel en Nijverheid, cn dien van Financiën aan. En toen hij do jongste algemccne beraad slaging over hot hoofdstuk Financiën van de Staatsbegrooting de h.h. Do Vries en G. W. van Dedem op protectie aandrongen, gaf de .Minister de Beaufort te kennen, dal hij zich daaromtrent wel zoude uil- spreken als dc zaak aan de orde komt. Wat de gezindheid der Kamers betrefl, uit het voorloopig verslag kan men onmoge lijk welen hoe do meerderheid erover denkt. Het ontwerp hoeft altijd eer kans in de Eerste dan in de Tweede Kamer verworpen te worden. In de Eerste Kamer, zegt men, zitten verscheidene warme aanhangers van den vrijhandel. De Eerste Kamer heeft met 20 tegen 19 stemmen de Indische begrooting verworpen. Naar wij vernemen is door ZExc. den Mi nister van Koloniën ontslag aangevraagd. DE AANVRAGE OM ONTSLAG. Dat Minister Keucheuius alleen ontslag vroeg, beduidt nog geenszins, dat de Premier naar een substituut omziet. Integendeel. De gewone gang van zaken is, dat de Minister, wiens begrooting verworpen wierd, ontslag vraagt. Maar dan komt b'jna vast deze aanvrage van 's Konings wege ia den Ministerraad, met ver zoek om advies. En dan eerst zal het oogenhlik voor den Mi nisterraad gekomen zijn, om zich uit te spreken. Moge het advies van het Kabinet dan een daad van trouw eu mauneumoed zijn. »En ik heb thuis eene oude moeder, Voor haar verdiende ik het brood Maar 'k laat haar ook den Albehoeder, Hernam de Pruis zij heeft geen nood." Nu baden zij een poos te zamen, Voor land en volk, voor vrouw en kind, Voor de oude moeder, en het amen Klom op tot God, die nooit beschamen, Maar zeeg'nen wil, die Hem bemint. Nu reikten zij malkaar de handen. »0, broêr! ik sterf vaar eeuwig wel Straks zie 'k u weer aan gindsche stranden Bevrijd van alle pijn hoe fel »Och ik voel mijne kracht vermindreu. Mijn Pruisen broeder goeden nacht Straks zijn wij boven hij Gods kindren, Daar zal geen oorlog ons meer hiudren Vaarwel mijn lijden is volbracht 1" Nog werd een blik omhoog geheven, Nog eenmaal op elkaar gestaard, Nog ééne zucht en beider leven Steeg op tot God ver boven d' aard.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1890 | | pagina 1