voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Vrijdag 24 Januari 1890. Vierde Jaargang N°. 204. IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETOi^J. Vader en Zoon. SLfvti-SxcvotvilioYiaizs lad W. BOEKHOVEN. SOMELSDUK. Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever. De Hoogcschool met den Bijbel. lit de Pots. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijsper drie maanden 50 Cent, franco p. post Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever j Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend. Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur 1. lien zeer opwekkend woord sprak Dr. K. van Goor van Bunschoten onlangs in de Westerkerk te 's-Gravenhage over de Vrije Universiteit op gereformeerden grondslag. Het desbetreffend verslag achten wij ruimschoots belangrijk genoeg om het hier een plaats te geven. „Dezelfde dingen aan u te schrijven is mij niet verdrietig, en het is u zeker''. Uil woord van Paulus tot de Filippensen wilde Spr. in zekeren zin tot het zijne maken, nu hij was opgetreden om hij ver nieuwing de aandacht te vestigen op de gedurende haar negenjarig beslaan zoo druk besproken Hoogcschool met den Bijbel. Ofschoon geen eigenlijken Dienst des Woords verrichtende, legde hij toch een deel van dat Woord lot basis voor zijne rede, en wel Jes. 8: 20: „Tot de wet en tot de getuigeniszoo zij niet spre ken naar dit woord, het zal zijn, dat zij geen dageraad zullen hebben." In dit god delijk bevel, hetwelk tot Israel kwam in zijn donkerste dagen, zag Spr. het beginsel der Vrije Universiteit aangewezen, haar be staansrecht gegrond, haar onmisbaarheid ge- toonden onze roeping te haren aanzien bepaald Neen, de V. U. is niet zoo'n twijfelachtig middending, welker oprichting misschim goed is, en misschien ook had nagelaten kunnen worden. Die stichting wortelt in Gods Woord. Zij gaat uit van de gedachte, dat Jezus alle dingen onderworpen zijn dat Hij dus Koning behoort te zijn óok over de wetenschappendat 111 Hem alle schatten van wijsheid en kennis verborgen zijn, en dat het derhalve de hoogste vrijheid voor de beoefenaars der wetenschappen is, als zij zich met hun werk aan het gezag van Gods Woord onderwerpen. „Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zoo zult gij waar lijk vrij zijn". Dit is haar kenmerkend he- {Slot.) Mijn zoon het vaderland en de koning hebben recht op n. De soldaten, die door dit tooneel getroffen waren, hadden hunne geweren weer opgeheven en schenen hunnen overste te vragen, wat zij doen moesten. Twee soldaten verlieten op bevel het gelid, en trachtten Lodewijk van den ouden dienstknecht des Heeren af te rukken. Deze hield echter zijn pleegvader zoo vast, dat het de grootste moeite koste hen te scheiden. Juist kwam een der hoofdofficieren aanrijden, die vroeger een hoog staatsambt had bekleed, doch zijn' koning ontrouw was geworden en zich in de armen der republiekeinen had geworpen. Wat is hier te doen, vraagde hij met barsche stemIs de executie nog niet afgeloopen De kommandant van het peloton verhaalde, wat met Lodewijk geschiedt was. ginsel; hij den aanvang ook duidelijk uitge sproken. De wijzen dezer eeuw spotten daarmede, zij denken dat do „vrijheid" der Chr. Universiteit slechts een ijdele leuze is, en dat de V. U. onder dit tooisel een gering dienstmaagdskleed draagt. Hol komt omdat zij den persoon van Christus niet kennen. Anderen hebben bezwaar tegen de hij voe ging „op gereformeerden grondslag" en incencn dut dit iets willekeurigs is, waardoor de christelijke vrijheid weer wordt geschaad. Doch als de mannen der chr. wetenschap hel werk der vaderen niet achten wilden, als zij de leiding Gods met de Gereformeerde Ker ken in Nederland en de daardoor verkregen resultaten voorbijzagen, zouden zij beslist zondigen. De oprichters der V. U. hebben de geieformeerde belijdenis niet willekeurig ge- zocht of gemaakt, maar ceuvoudig aanvaard hetgeen de llcere in vroegeren tijd heeft ge schonken aan hen, die óok hij het licht van GodsWoord leefden, lir is dus geen strijd tus- schen de vrijheid en hel gereformeerd karak ter der V. U., maar heide willen hetzelfde zeggen, heide doelen op de goddelijke lei ding in de wetenschap, en bovendien druk ken zij het verband uit dal er moet bestaan tusschen die leiding in en huiten de Kerk, het verband tusschen den bloei van 's lleeren kerk en de vordering in de wetenschap. Zeker, dat beginsel moet nog heter ver staan worden en dieper doorwerken. Het aan menschen geschonkene wordt altijd spoedig onrein door de zonde. Maar de ge brekkige openharing van een beginsel doet aan de waarheid er van niet te kort. Maar waarom vermengt gij ongelijksoor tige dingen, vragen weer anderen. Gods VVoord en de belijdenis mogen goed zijn voor de binnenkamer, voor de Kerk, in de dingen van Gods Koninkrijk, maar „wat weet Gods VVoord van de natuurkunde, de rechtsgeleerdheid, de geneeskunde en de letteren te zeggen"? „Zijn geloof en weten schap dan niet twee?" „Dat hij met den dweeper stervel" klonk het bevel, men liet Lodewijk los; deze rende onder den uitroep „weg met de republiek God en de Koning Vervloekt degenen, die voor eene an dere zaak strijden!" naar zijn pleegvader en wierp zich in diens armen. De hoofdofficier schuimbekte van woede hij trok den sabel kommandeerde „O, God wees ons zondaren genadig", riepen de beiden op wien de geweren gericht waren. „Vuur!" Eene verschrikkelijke ontploffing deed de lucht daveren, en gelijktijdig door het moordend lood getroffen, stortten Lodewijk en zijn pleegvader in elkanders armen dood ter aarde neer. De hoofdofficier wendde zijn paard en reed naar de lijken. „Wat iigt daar nevens dien gefusileerde, vraagde hij, wijzende op iets wits, dat met bloedvlekken gestippeld was. „Dit is de doek, dien de gees telijke zich voor de oogeu wilde binden ant woordde de kommandant, terwijl lip den doek opraaptemaar ook een briefdie is zeker bij het uithalen van den doek uit den zak van den geestelijke gevallen." Welk oen dwalingAlsof er iels kon uit gesloten worden van Jezus' heerschappij in de wetenschap! Alsof Gods Woord geen licht spreidde op elk gebied van helleven! UI' maakt het geen onderscheid of het recht slechts beschouwd wordt als een inzetting en overeenkomst van menschen, dan wel als een uitvloeisel van de instellingen Gods? Maakt het geen verschil of de wetten berus ten op hel goedvinden van de helft plus één óf op de wet Gods? Scheelt het niet in de behandeling, of een arts 0111 slechts één van de uitzinnigheden van den dag te noe men den mensch beschouwt als „in hoofdzaak het product van wat hij eet" dan of hij den mcnsch erkent als schepsel Gods; scheelt het niet of hij van geen ziels- kwulen wil hooren, dan wel dat hij die op merkt en die langs ziclkundigcn weg met opheffing der handen naar God zoekt te ge nezen Is het soms een ondergeschikte zaak of bij de studie der letteren de heiden- scho scholen al of niet op één lijn gesteld worden met de le.eringen des Bijbels? Is het een kleinigheid of men al of niet een open oog heeft voor de ledigheid die er in elk zedekundig stelsel is, hetwelk huiten Gods Woord omgaat? Is hel hetzelfde of de natuurkundige over Gods werken eer biedig ««denkt dan of hij handeloos rond snuffelt in de natuur en zijn eigen schijn bare vindingen als de hoogste wijsheid uitvent? Gaan de geschiedkundigen niet uiteen hij de vraag of wij op de rollen der historie slechts het wisselend spel van harts tochten vinden, dan wel een beschrijving van de gangen Gods met het menschdom Inderdaad, het moet toegestemd, er is tusschen de geloovige en de ongeloovigc wetenschap een verschil in den wortel, én 111 de vruchten. Het geldt de tegenstelling of de wetenschap uil God is of uit de men schen, en daardoor is dan ook het bestaan ecner Vrije Christelijke lloogeschool vol komen gerechtvaardigd. „Geef hem hier!" Deze was echter als doorweekt van het bloed dat uit de wonden van Lodewijk stroomde. Tusschen vinger en duim nam de komman dant het geschrift op en gafdhet aan den hoofd officier. Het bloed droop op zijn broek op zijn paard en bezoedelde zijne handen, toch maakte hij den brief open, las, gaf een gil en riep„Ik heb mijn eigen zoon laten doodschieten. Het bloed van mijn kind heeft mijn gewaad en mijne han den besmet". Toen wendde hij zijn paard om en rende terug. In een der hospitalen lag weinige weken later een hoofdofficier. Zijn rechterbeen was geamputeerd ook zijn rechterarm. Eene verpleeg ster stond nevens zijn leger. De officier scheen zinneloos. Dat hij spoedig het tijdelijke met het eeuwige verwisselen zou, was duidelijk te zien. Hij riep steeds vaan mijne handen kleeft het bloed van mijn zoon, ook aan mijn broek, zie maar aan de rechterzijde. Met mijn rechter arm heli ik „Vuur!" gekommandeerd." Weinige oogenblikken voor zijn heengaan, '1 Gaat ook niet aan om te zoggen laat beide naast eikaar bestaan en elkaar helpen. Want waar God, die „volmaakt is in weten schappen" (Joh 371G) wordt miskend, mist men allen goeden gang en bestendig heid in de wetenschap en wordt heden de leer vertreden die gisteren als wijsheid werd aanbevolen. De ware wetenschap bestaat in het onderzoeken der bestaande dingen op den door God gelegden bodem. Wie dien bodem verlaat, fladdert hopeloos rond in de weten schap en verliest alle verband en samenhang. In Gods Woord ligt alleen de sleutel tol de geheimen ecner den mensch nuttige weten schap WEER EEN EPIDEMIE. Weer een epidemie over geheel Europa, ook over ons Vaderland. De influenza of griep heerscht algemeen. Wat al redeneeringen daarover!! Wat al geleerde verklaringen vanwaar en hoe zij komt, en wat als voorbehoedmiddel of ter genezing moet worden aangewend De tijden of jaren, waarin die ziekte heerschte, worden besproken. Men gaat reeds verder hier en daar, en durft haar de voorbode te noemen der veel gevaar lijker cholera. O, die wereldwijsheid Op gevaar af van voor dweepziek uitgemaakt te worden, zeggen wij „de influenza is eene tuchtroede, eene bezoeking Gods Men glimlache vrij. Toch is het de Heere, die regeert. Hij, die Israël, in Davids tijd, met pestilentie bezocht, zendt nog de ziekten onder de volken der aarde om hen te leeren de oogen op IJemden Heere te sla an. Nu meent men genoeg te doen met voorbe hoedmiddelen te nemen, te redeneeren, verhalen te doen ofte spotten. Onze Vaderen deden anders: In tijden van nood en gevaar, bij epi demieën schreef de Regeering een algemeenen vasten- en bededag uit. Dan snelde men naar de kerken en riep den Heere om genade en er barming aan. En nu Arm Nederlandzoo ge niets anders hebt dan uw wereldwijsheid, waar blijft dan uw toe vlucht bij gevaren verzocht hij de verpleegster hem een brief te geven, die in een der zakken van zijn jas was gestoken. Die brief was met droog bloed be dekt. Hij nam dieu aan en stierf met dien brief in de linkerhand. Toen hij den laatsten snik had gegeven, nam zijne verpleegster den brief en zeide, nadat zij die'gelezen had, wijzende op den ontslapenen: Dit is het lijk van hem, die het kind van mijne zuster in den tuin van de pastorie heeft gelegd, die mijne zuster eenen vroegtijdigen dood deed sterven, want zij zocht steeds naar haar kind en vond het niet, zij stierf krankzinnig, van hem, die zijn eigen zoon en diens pleegvader het leven deed benemen- Dit is het lijk van een moordenaar." Toen spuwde zij het lijk in het gelaat en nam alle teekenen zijner waardig heid weg. tlij werd begraven in een gemeen- schappelijken kuil waarin zoo veler stoffelijk over schot werd geworpen.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1890 | | pagina 1