voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
if
Qren,
ÏWIJN,
Mer Rotte 56
few1*1
■CJM
Vrijdag 22 November 1889.
Vierde Jaargang N°. 195.
QïiPi-cil&vo Uitionaiv
^iVczhbiad
IN HOC SIGN O VINCES
DE ZWARTE RIDDER.
elieden. JLg
>i<:e.
van
°4sv>
I
W. BOEKHOVEN.
lie stukken voor tie Iledactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever.
at is toch de Minister van
Finantiën van dlan?
FEUILLETON.
I
irveling,
et begin
der Her- $s
rlanden.
Voort-
nsschets "ft/?
zendorf.
l der Al-
de dagen
I ;s deeltjes,
DELINK
I rhoogd en
eltje ver-
I "ijgbaar.
wordt, dan bij
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden 50 Cent, franco p. post
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever
SOMMFLSDIJIi.
Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend.
Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur
ij, die zich. nu op ons blad
iVensohen te abonneren,
ntvangen de nog in deze
Iliaand verschijnende no.
RATIS.
Ja, lezer, deze vraag is spoediger gedaan
jan beantwoord.
De Minister van Finantiën verkeert eenigs-
ins in de positie van een huishoudster, die
net een niet al te ruim gevulde beurs de za
len moet besturen in een gezin, alwaar de
iinderen in sommige opzichten boven hun
iand aan weelde gewend zijn.
Zulk een huishouding is zoo spoedig niet
iervormd of in evenwicht gebracht.
Daarbij komt voor den Minister van Fi-
.antiën, dat hij door allerlei wetten en be
luiten in zijn uitgaven gebonden is.
Het landsbestuur is nu eenmaal op zulk
!en uitgebreiden en duren voet ingericht,
et ambtenaarspersoneel is zoodanig uitge
reid, en er zijn nog zulke groote openbare
jrerken onvoltooid, dat er vooreerst niet
'eel kan worden uitgezuinigd.
Rest dus voorloopig hoofdzakelijk de
raag hoe krijgt de Minister al het noodige
;eld bijeen. Met andere woorden: wat zal er
•edaan worden tot hervorming en verbete-
ing onzer belastingen.
Hierover heeft de Minister zich nog wei-
,ig uitgelaten. Niet alleen dat hij de bijzon-
ërheden verzweeg. Maar ook de hoofdlij-
en van zijn plannen bleven tot dusver nog
inbekend.
Evenwel dient er op dit gebied wat te ge-
leuren, en daarom vroeg de antirevolutio-
aire partij dan ook het vorige jaar in haar
werkprogram: ie gelijkmaking van belas-
ngdruk voor de verschillende bestanddee-
:n van het nationaal vermogen- 2e vermin-
ering van den druk der accijnsen (o.a. zout
en zeep); en 3e herziening van onze handels
tarieven, ook in verband met de handelspo
litiek van andere mogendheden.
Met het eerste punt werd hoofdzakelijk
een effectenbelasting bedoeld.
Onze partij is nl. van oordeel, dat zij die
uit de opbrengst van hun effecten leven, naar
verhouding lang niet zooveel belasting op
brengen als de landbouwers en de kooplie
den. Ook meenen zij, dat enkele artikelen,
die onder alle standen, vooral niet het minst
door de geringere volksklasse moeten ge
bruikt worden, zooals zout er, zeep, onbillijk
bezwaard zijn met accijns. En ten derde ach
ten zij het noodig, door het heften van be
schermende rechten de concurrentie van on
ze landbouwers en kooplieden en fabrikanten
met die van het buitenland weer mogelijk te
maken; niet uit voorliefde voor de protectie als
zoodanig, maar alleen omdat andere landen
veel beschermende rechten heffen en dus
ons land zijdelings dwingen hetzelfde te
doen.
Bij deze algemeene trekken moest ons
werkprogram het laten. Zij geven slechts de
beginselen van belastinghervorming aan, en
vragen betrachting van meerdere rechtvaar
digheid en billijkheid.
Doch meer kon het werkprogram niet
noemen. Want als men op de bijzonderhe
den komt, dan is geen enkele belasting door
het geheele volk gaarne gewild. Een belas
ting die de een goedkeurt, wordt door den
ander weer even sterk afgekeurd. En hierbij
komen zooveel overwegingen te pas, dat el
ke wijziging in het belastingwezen licht aan
leiding kan geven tot vreeselijk langdurige
redeneeringen in de Kamers en daarbuiten,
en dat iedere partij uit de voorstellen des
betreffende al gauw wapentjes kan smeden,
om de andere partijen aan te vallen.
Ook bedenke men wel, dat het verband
tusschen zekere belastingen en de beginse
len van het staatsbeleid lang niet altijd ge
makkelijk is aan te wijzen. Met andere
woorden, men kan niet van elke belasting
zeggen dat ze öf een revolutionair of eten,
antirevolutionair karakter draagt. En daar
om ziet men het dan ook vaak gebeuren,
als het op stemmen over belastingen aan
komt, dat de geestverwanten uiteengaan en
zich met lieden van overigens geheel andere
levensovertuigingen vereenigen.
Schier geen enkele belasting vindt algemeen
bijval, en geen wonder, want ieder is van na
ture afkeerig van het dragen van lasten, üe
voordeelen van het leven in een nationale
gemeenschap wil ieder gaarne aanvaarden,
maar liefst zoo min mogelijk offers daarvoor
brengen.
Kort geleden toonde het Noorden met
verscheidene duidelijke voorbeelden aan,
hoe men tegen schier elke belasting veel
bezwaren kan inbrengen.
Bij het voorstellen van graanrechten b. v.
roept menhet brood wordt te duur. Aan
't belasten van de weelde kleeft weer het be
zwaar dan laten de rijken minder verdienen
zoodat de burgers de schade lijden. Tegen
de grondbelasting oppert men de bedenking,
dat velen die zulk een belasting moeten be
talen, slechts in schijn eigenaar zijn en feite
lijk weinig kunnen missen omdat hun vaste
goederen onder een zwaar hypothecair ver
band liggen.
Toch mag die opstapeling van bezwaren
tegen alle belastingen niet leiden tot onver
schilligheid bij het kiezen van belastingen.
Dat zij verre. Want er zijn enkele belas
tingen die wel terdege uit een verkeerd be
ginsel voortspruiten of die de eerlijkheid der
burgers op een te zware proef stellen en
daarom ondoelmatig zijn.
Zoo b. v'. maken de tegenwoordige suc
cessierechten naar veler oordeel inbreuk op
de rechten van eigendom en erflating, ter
wijl de inkomstenbelasting van de verkeerde
gedachte uitgaat dat de burgers meer moe
ten geven naarmate zij meer bezitten.
In zulke belastingen zit ontegenzeggelijk
een socialistische kiem.
Het bezit op zichzelf mag nooit een grond
een verhaal.
Gideon werd met stevige touwen gebonden.
De gasten wensebten een zwaard te bezitten,
én vloekten hunne onvoorzichtigheid, dat zij
ongewapend op het feestmaal gekomen waren.
Jilaar wie had ook aan zulk eene overrompeling
gedachtZij wilden met hunne vuisten den gast-
verdedigen, doch daarvoor waakten de
overs, en staken hun een dolk in het hart.
„Breng pekkransen aan," gebood de zwarte
dder.
Onmiddellijk werd zijn bevel opgevolgd, en
de roovers maakten zich gereed ze in brand te
iteken.
„Wacht nog even," zeide de hoofdman.
,Toeu ik in deu kerker smachtte, huwde mijn
'erloofde een ander, daarom stiet ik haar het
itaal in de borst. Ook hier is eene bruid zie
zij is flauw gevallen, bind haar, zij zal
ms volgen. Ook voor haar geen pardon Waar
haar bruidegom Niemand kon hierop ant
woord geven. Men doorzocht het kasteel, doch
de roovers kwamen zonder bruidegom terug.
zijn om iemand te belasten; want de bezitters
hebben hun geld en goed niet van den staat;
het is ook geen gemeenschappelijk eigen
dom, waarover de Regeering ten behoeve
der andere burgers maar naar welgevallen
mag beschikken.
Zulke belastingen moeten dus uit overtui
ging worden tegengestaan.
De rijken moeten wel hooger belast wor
den dan de geringere lieden, en zij zullen dat
ook bij een oordeelkundige belastingheffing,
doch zij betalen het meerdere omdat zij in
de burgerlijke gemeenschap ook zooveel
meer gebruiken en genieten dan de anderen en
niet alleen omdat zij het beter kunnen betalen.
Uit dit een en ander zal men afleiden hoe
moeielijk het is voor een Minister van Finan
tiën 0111 zoodanig in het belasting weefsel
in te grijpen, dat hij werkelijk iets aan het
geheel verbetert. Hiervoor moet tijd beschik
baar zijn, en onze tegenwoordige Ministers
zijn eerst anderhalf jaar in functie. Nu een
maal de schoolquaestie aanvankelijk be
slecht is, vertrouwen wij echter wel spoedig
iets naders van de finantiëele plannen der
Regeering te zullen hooren.
Op den duur is bezuiniging en betere ver
deeling der lasten zeer goed mogelijk. Het
ambtenaarspersoneel kan met een ernstigen
wil veel verminderd worden, de scholen
voor middelbaar en hooger onderwijs die
enorme schatten verslinden, kunnen want
zuiniger ingericht" en in aantal beperkt wor
den. Vele publieke werken kunnen eenvou
diger aangelegd worden, de zout- en zeep-
accijns kunnen door betere belastingen ver
vangen worden, en zoo meer.
Ëenerzijds raden wij dus aan om geduld te
oefenen en te vertrouwen dat onze Regee
ring niet stil zit. Trouwens, zij gaf daar reeds
herhaaldelijk blijken van.
En anderzijds uiten wij den wensch, dat
het onzen Minister van Finantiën moge ge
geven zijn spoedig met eenige gegronde
voorstellen tot belastingherziening voor den
dag te komen.
„Gevlucht kan hij niet zijn," verzekerden zij
»hj heeft zich bepaald goed verscholen."
„Die lafaardknerstte de hoofdman
„hij verlaat zijne bruid, hij is bevreesd voor
zijn leven. Toch zal hj sterven. En nu, man
nen doet uw plicht. Ge kunt nemen, wat u
aanstaat, en steekt het kasteel in brand. Ik
ga met twintig uwer vooruit, gij weet onze
verzamelplaats."
De zwarte ridder reed weg, de bruid met
zich voerende. De roovers deden, wat hun be
volen waszij ontstaken de pekkransen en
andere brandende voorwerpen, die zj in het
kasteel hadden gebrachten toen de vlammen
opwaarts stegen, plaatsten zij Gideon op een
paard, bestegen hunne rossen, en reden weg.
Het prachtige kasteel was, voor er hulp
kwam opdagen, in een puinhoop veranderd.
Het was nacht.
Vreeselyk woedde de storm. De regen viel
bij stroomen neder. Geweldige flitsen verlichtten
I voor een oogenblik het luchtruim, en volgden
onmiddelljk op de ontzettende onweerslagen,
j God sprak uit den hemel, en toonde Zijne al
macht zelf aan den verhardsten booswicht.
Maar de zwarte ridder en zijne bende waren
doof voor die stem.
Tusschen eeuige hooge dichte denneboomen
in de nabijheid eener rivier, ver van alle be
woonde plekken verwijderd, had de ridder halt
gecommandeerd. Deze plek was de gewone
verzamelplaats. De paarden werden aan hoornen
gebonden, schildwachten uitgezet, en een flink
vuur aangelegd. Om dat vuur lagen de boos
wichten. De wijnkroes deed lustig de ronde
onder het uitbundigst gejuich. Zij hielden hun
avondmaal en wachten hunne makkers, die den
grijzen Gideon meevoerden, dan zou de tocht
verder gaan.
Alleen de hoofdman nam geen deel aan het
woeste vermaak. Dicht in zjn mantel gewik
keld met opgeslagen vizier, zat hij bij het
vuur, op een omgevallen boom, in gedachten
verzonken. Hij scheen zijne jeugd te gedenken.
Dat was duidelijk te merken aan de wijze,
waarop hij krampachtig zijne vuisten balde, en
uit den versehrikkelyken gloed, die uit zijne
oogen straalde.
Eindelijk stond hij op, en liep met haastige
stappen heen en weder. Waar blijven zij, bromde
hij. Zij hadden reeds een half uur hier kunnen
zijn. Ha wat zal ik mij met dien oude ver
maken, ik zal wraak nemen voor mijne ouders,
zusters, broeder en bruid. Ja, bruid 1 Daar
ligt de bruid van mijn doodvijand, ook zij
zal boelen. Dit zeggende, liep hij naar het
meisje, dat met gebonden handen en voeten
kermende en weenende op het gras lag. Ha!
juichten de roovers onze hoofdman zal
beginnen met de jonkvrouw naar de andere
wereld te zenden. Willen wij u helpen, ridder
Zwijg 1 bulderde de zwarte, ik heb uwelïulp
niet noodig. Hij stiet met den voet tegen het
meisje, dat een luiden gil gaf.
Ja, gil maarzeide de barbaar, dat deed
mijne moeder ook, maar uw vader stopte de
ooren, uw gekerm is voor mij een muziek.
Wacht, als straks uw vader komt, zal ik eerst
met u, daarna met hèm afrekenen. Maar wat
hoor ik paardengetrappel ja Op, kameraden!
Werda! riep de schildwacht.
Goede vrienden 1 was het antwoord.
Weinige oogenblikkcn later stegen drie rui
ters, metgezellen der bende, af, bonden hunne
paarden vast, en traden op den hoofdman toe.
Wat, gij alleen, vraagde deze, waar zijn uwe
makkers waar is de oude
Onze makkers zijn dood, luidde het antwoord.
Toen wij aan een kruisweg gekomen waren,
rende met dolle vaart Gorsky aan het hoofd
van een flink gewapende troep ruiters op ons
aan. Een verschrikkelijk gevecht volgde. Me
nige wapenknecht sneuvelde, door ons zwaard
of d)or onze kogels, maar ook onze dappere
kam waden vielen, om nooit weder op te staan.
Slechts wij alleen zijn der slachting ontkomen.
{Slot volgt.)
f