voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Vrijdag 8 November 1889. Vierde Jaargang N°. 193. ideren, VERWIJN, IVHOC SIGNO VINCES an tg SomMijl I ook, van A. I*. van QinÜ-Si evolutionair tyVccfi&iad W. BOEKHOVEN. SOitlUf KUS DIJK. Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever. De adresbeweging'. Voor Kinderen. DE ZWARTE RIDDEE. 11 nkomstenbelasting. De uitersten raken elkaar of Ioopen in elkaar. I I Middelburg. C. ard.) p Rotterdam. nsdag morgens 4*, 30 ure. 6,30 Donderdag en Zater- üddag 1,45 Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden 50 Cent, franco p. post Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend. Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur ot: Vooruitgang, iede en Overflakkee. rangen 6 Oct. 6,00 nm. 12,— nur. 7,15, 1,15 i. 9,15 nm. 3,— uur 10,45 uur i. 3.30 i PASSAGIERS, voorin. 9,15 uur. 10,— aansluiting met de stoom- 8,30, en 2 uur, en van ZLJN: R. >OMBOOT. ij, die zich. nu op ons blad wenschen. te abonneren, ontvangen de nog in deze maand verschijnende no. GRATIS. dam, (Raderboot.) p Rotterdam. insdag voorin. 5,uur. 6,80 nam. 1|| .,ur- oefstoombootdienst.) Middelharnis. "m. 8 uur. tam. 1 uur. WINTERDIENST, iber 1889. en MAASNYMPH angen 6 Oct. rTERDAM. •0, 8,30 en nam 2,— n. 8,30 o 2,—- n 6,00 en nm. 2,— u. 7,30 2,30 STSLUIS. j 12,45, en 2,30 n. ca een half uur later. ,80 ure, nm. 2,30 ure. irca een half uur later, naar Rotterdam, roorm. 8,30 tar Hellevoetsluis gesehieden rladen teNieuwesluis, en zijn zendiug van goederen, iuwjaarsdag is als op Zondag r) Winterdienst. i: vm. 5,15; Zaterd. ongev. 6,50 vm. 6, 10, nm. 5,30; Woens 5,30Zaterdag vm. 6,30 a Dinsdag vm. 5,30Woensd erland) vm. 5,45. n; Zaterdag nm. 2. des vin 8, nm. 2 en 3,30; en Dinsdag nm. 1,30, Woons- derdag en Vrijdag van Oud-Beierland vm. 7. adijk nm. 1. Vele bij het openbaar onderwijs belang hebbende personen, niet het Hoofdbestuur van Volksonderwijs en dat van het Nut voorop, hebben getracht een algemeene volksbewe ging in het leven te roepen, ten einde daar door de Eerste Kamer te bewegen, het schoolwetsontwerp van den Minister Mackay te verwerpen. Deze pogmgen zijn jammerlijk in het wa ter gevallen; een publiek ter teekening ge legd adres in Rotterdam b. v. verkreeg slechts 650 naamteekeningen, en dat in zulk een uitgebreide stad. Maar het is geen wonder, want de aange voerde bezwaren zijn zoo gezocht, dat zij het eerlijker deel der liberalen onmogelijk kun nen overtuigen dat de Eerste Kamer een goed werk zoude doen als zij weigerde het ontwerp aan te nemen. Men stelt het toch voor alsof door gelijk stelling in rechten van de bijzondere met de .openbare school en door de verplichte hef- l-ng van een weinig schoolgeld op de open bare school (in zooverre de belanghebbende ouders het betalen kunnen), de openbare school in gevaar komt. Maar als dat zoo is, als het openbaar onderwijs niet kan blijven bestaan zonder eenzijdige bevoorrechting boven het bijzondere, en zonder dat het aan de ouders geheel present gegeven wordt, dan moet het toch wel weinig kracht en aan beveling in zichzelf bevatten, en wat blijft er dan over van de vroeger zoo vaak beweerde „gehechtheid" onzer natie aan het openbaar onderwijs? een verhaal. Rusland, eenen blik op de lang verloopen tijden zijner geschiedenis werpende, is gemeen lijk onafgebroken het tooneel van burgeroor- ogen en binnenlandsche onlusten geweest. Vooral in de 10e en 17 eeuw stonden gedurig burgers tegenover burgers om elkander te be strijden, terwijl de regeering schier machteloos was en de Czaar moeite had den troon te be houden, dien hj soms over Ijken tredende en door bloed wadende beklommen had. In 1548 was Iwan de Verschrikkelijke van het tooneel des levens afgetreden en liet eene ledige schatkist na. Het volk ademde vrjer dan voorheen, maar de hongersnood, die reeds tijdens Iwans leven zoo vreeseljk had gewoed, spreidde hare vreeseljke vlerken uit en koos tallooze offers, terwijl de Zweden en Polen roofden, plunderden en brandden. Hadden de Russen als een eenig man de wapenen opgevat en waren zj met een kundig veldheer aan het hoofd, met gesloten gelederen ■tegen den vjand des lands opgetrokken, dan waren Polen en Zweden teruggejaagd of be dwongen. Maat neen, tweedracht eu verdeeld heid verlamden moed en kracht. Rusland ge leek weldra het leger van een rooverbeude uit Ook klaagt men in die adressen, dat er geen waarborgen genoeg zijn dat het geld, voortaan van Rijkswege aan de bijzondere scholen te verleenen, goed besteed wordt. Doch ieder nadenkende begrijpt, dat dit slechts een s'ag in het breede luchtruim is, omdat deopiniesover watwaarlijk „voldoend onderwijs" is, zeer uiteen Ioopen en niemand kan of durft te zeggen wat er dan toch eigen lijk wel zoude moeten gebeuren om te ma ken dat alle gebrek in het onderwijs, hetzij dan openbaar of bijzonder, wordt geweerd. Men weet toch maar al te goed, hoe bij de beste leerplannen nog het meeste aankomt op de personen der onderwijzers, en ook, dat de talenten van die onderwijzers, gelijk dit trouwens onder alle categoriën, onder de beoefenaars van alle vakken in de maat schappij het geval is, zeer uïteenloopen. Over het geheel genomen echter zullen de bijzondere onderwijzers meer waarborg voor deugdelijk onderwijs geven dan de openbare, want vooreerst zijn de openbare onderwijzers nu lange jaren door opeenhoo- ping van kweek- en normaalscholen kunst- matig gekweekt, en lijdt het dus geen twij fel of er zijn ook een aantal jongelieden bij het onderwijs verzeild geraakt, die er vol strekt geen takt of aanleg voor bezitten. En dan in de tweede plaats is de positie des bij- zonderen onderwijzers veel meer afhankelijk van den roep die er over zijn onderwijs uit gaat dan die van den openbaren onderwijzer. Onderwijs toch waarvoordeoudersongeveer den kostenden prijs betalenwordt door hen heel wat scherper nagekeken dan onderwijs, dat zij grootendeels present krijgen, en een chr. onderwijzer die zijn leerlingen niet be hoorlijk vooruithelpt, zal zich dus maar moeielijk kunnen handhaven. Eindelijk klaagt men nog, dat er geen leerplicht in het ontwerp is opgenomen. Maar die stond er in het ontwerp-Kappeyne even inboorlingen en vreemdelingen samengesteld. Vooral de Polen maakten zich die verdeeld heid ten nutte en wendden alle pogingen aan om een hunner vrienden op den troon te plaatsen. Dat gelukte. Demetrius werd als Czaar erkend en met het purper omhangen. Zijne regeering kenmerk te zich door gruweleD en schanddaden, en het volk gevoelde dadelijk meer de last der ketenen, die het vrijwillig had opgenomen. Daarbij kwam nog, dat vele bekwame veldheeren, die meer malen de Russen ter overwinning hadden ge leid, zich uit het leger terugtrokken, want een Pool een vreemdeliug te dienen, stond voor hen gelijk met verraad. Onder deze laatsten behoorde ook de dappere overste Gideon Mestushew. „Neen", zeide hij tegen zijne spitsbroeders, „nimmer buig ik mijn nek voor den trotschen, laaghartigen vreemde ling, liever werp ik mij in den Newa, dan hem te dienen. Iwan vreesde ik niet, ook De metrius tart ik." En de Gideon, die zoo vele lauweren in den strijd had geplukt, verliet Moskou en leidde op zijne goederen te Luga een ambteloos leven. Het was feest in het vreedzame paleis te Luga. De verloving werd gevierd van Gideons dochter met den jongen Wsemolot Gorsky. Beiden hadden elkander jaren vurig bemind, maar de zaak des vaderlands had Gorsky steeds min, en als het er op armkomt, zijn de libe ralen lang niet allen voorstanders van leer plicht. Zulk een dwang is een uiterste maat regel en men beleeft daar in het buitenland nu niet zulke heerlijke resultaten van, dat hij zichonvoorwaardelijkaanbeveelt. Bovendien zijn de heeren van de Eerste Kamer niet erg op zulke uitersten gesteld. De meerderheid van de rapporteurs over het thans aanhangig wetsontwerp (de Com missie bestaat uit de hh. Kappeyne, voorzit ter, de Vos van Steenwijk, Rengers, Six en Alberda van Ekenstein) is genoeg bekend om te weten dat 't desbetreffend verslag niet malsch zal zijn en dat de heer Mackay nog heel wat bedenkingen zal tegen te spreken hebben. Doch niettemin zal de wet zeil er wel doorglijden. Dat is de algemeene verwach ting. Het zal ook moeielijk anders kunnen. Eén der stokpaardjes waar de liberale her vormers voortdurend op rondrijden, heetm- komstenbelasting, en dan liefst progressiefdat wil zeggen, dat de rijkste burgers veel meer moeten betalen dan zij naar evenredigheid der anderen zouden behoeven te doen. De zes wetsvoorstellen tot verandering der belastingen, ingediend door de h.h. Goe man Borgesius, Hartogh, Kerdijk, Schepel en Zaaijer, hebben ook hoofdzakelijk het in voeren van zulk een inkomstenbelasting ten doel, (en overigens het afschaffen van den zoutaccijns, en van het patentrecht, de rege ling der registratierechten, enz.) De antirevolutionairen zijn uit beginsel tegen die inkomstenbelasting, vooral als zij onevenredig hoog omklimt. De h.h. Borgesius c.s. noemen hun belas ting „naar de draagkracht", en dat klinkt schoon, maar er zit een socialistische kiem in, want zulk een belasting levert den rijke geheel over in handen van den Staat. Dat de rijke toat meer betaalt dan de arme, dat men bij het heften van belastingen in zooverre met de draagkracht rekent, dat de ge ringere lieden niet boven hun vermogen be zwaard worden, wie zal dat afkeuren. Maar het is een onrechtvaardige zaak, als de Staat van den rijken medeburger slechts geld vergt naardat hij het bezit. Dit is een gansch verkeerde maatstaf. Zij die door God met veel aardsch goed gezegend zijn, heb ben 't recht, dit zelf te bewaren en behoeven het niet aan den Staat als aan een oppervoogd of vader af te staan. En als zij het soms door woeker of uitzuiging van werklieden verkre gen hebben, helpt zulk een poging tot ont neming van Staatswege toch niet, want een woekeraar weet daar wel aan te ontsnappen, al is het ook door buitenslands te gaan wo nen. De rijke moet belasting betalen, niet omdat en naardat hij rijk is, maar omdat hij mede burger is, ter bestrijding der noodzakelijke kosten van het landsbestuur; hem moet dus een billijk aandeel in de lasten opgelegd wor den, in verhouding tot de voorrechten en vrijheden die hij in de gemeenschap met an deren geniet. Doch een overheid die de bemiddelde burgers harder aanpakt, brengt hen in ver zoeking om oneerlijk in hun opgaven te zijn of jaagt hen het land uit. „Hevig uitvaren tegen Rome biedt vol strekt geen waarborg tegen de werking van den Roomschen zuurdeesem in eigen boe zem" schreef onlangs de Bazuin. Bij het lezen dezer ware woorden dachten wij aan het „Nieuwsblad voor Sliedrecht en omstreken De redactie van dit blad smaalde n.l. in verhinderd zijne vurigste wenschen te vervullen, en de sehoone Jerrspraky voor altijd de zijne te noemen. Toen de oude Gideon het zwaard neerlei, had hij gezegd Gorsky, ik vertrek naar Luga, totdat de regeering van Demetrius voorbij is. Verliest hij de kroon, kom dan tot mij en ik zal uwe bruid in uwe armen voeren." Dat was geschied. De lage Demetrius was gesneuveld, beladen met den vloek des volks. Alom werden juich tonen gehoord, vreugdevuren flikkerden, aan de feesten scheen geen einde te komen en gedra gen op de vleugelen der liefde lag Gorsky na weinige dagen in de armen zijner geliefde en verlangde vurig naar het oogenblik, dat hij met haar van ring zou verwisselen en in den echt worden verbonden. De blijde, langverwachte dag was aange komen. Heden werd de verloving gevierd, morgen zou de priester voor het altaar de handen in- j eenleggen. Het feest was schitterend, zooals men bij Gideon verwachten kon. In gouden bokalen pa- relden de wijn en de meê, vruchten uit de hemelstreken vereerden den disch, heerlijke muziek, waarbij sehoone maagden haar stem men paarden, vervuldde de feestzaal, die in een bloementuin herschapen was. Kortom, het was alles vorstelijk. Aan het hoofd der tafel zaten de gelukkige bruidegom en bruid, elkander niet smachtende blikken aanstarende en koutende over de toe komst die hun zoo rooskleurig tegenlachte, terwijl de mannen en grijsaards elkander on derhielden over krijgers en pantsiers, over paarden en wapenen, over veldslagen en over winningen. Hun gejuich overstemde meermalen de tonen, die bij afwisseling door meisjes handen aan de harp werden ontlokt. Plotseling stuift een dienaar met ontsteld gelaat de feestzaal binnen, en zegt„de zwarte ridder is daar," maar voor hij nog uitgespro ken heeft, worden de breede vleugeldeuren opengestooten en treedt een krijger in geheel zwarte Duitsche wapenrusting de zaal binnen en plaatst zich voor Gideon. De muziek zwijgt. Allen staan van hunne zit banken op en staren op het ontzettende harnas. Het schijnt ot de schrik hunne leden verlamd heeft, en de tong den dienst weigert. Alleen de oude Gideon behoudt zijn tegenwoordigheid van geest en zegt„Wie zijt gij „Wie ik ben zult gij straks hooren", zegt de gemaskerde met een donderende stem „nie mand verlate zijne plaatsdie zich verroert is een kind des doods." Ilij floot. Vier mannen, even geharnast als hij, traden binnen en plaatsten zich achter hem, terwijl deuren en vensters door mannen, met zwaarden en karabijnen gewapend, bezet werden. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1889 | | pagina 1