en. Week blad voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden. I hilt, Vrijdag 13 September 1889. Vierde jaargang N°. 185. IN HOC SIGNO VINCES Ieeboot.) W. BOEKHOVEN. Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den lil «ever. Tweeërlei beginsel. Tooruit- |r Paling lomboot) root alle iten brief lours een die u jke voor- ook van ar wordt il'LDEV. |Pruiken. Ringen, gedach- UK. KTOA.NG pakkee. 1 Sept. n. 1,15 uar. J,15 n. 8,30 uur 4 bet dc stooTU- 3,30 u, en vum 5,uur. 6,uur. 6,30 2,uur. 3,— pg 1,45 2,45 i nam 3,30 u. 3,30 Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijsper drie maanden 50 Cent, franco p. post Afzonderlijke nummers 5 Cent. UITGEVEB I SOfflltlELSRUBi. Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend. Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur De revolutionaire parti jen (conservatieven, liberalen, radicalen en socialisten) leven allen uit de menschelijke rede. Die rede is de hoogste rechter en moet over alles de einduitspraak doen. Dit geldt voor het persoonlijk leven in de eerste plaats. Het is de leer van Rousseau, den geestelijken vader der revolutieeen ieder doet n „sr wat goed is in zijn oogen. Doch inhet maatschappelijke en politieke leven moeten er wel perken gesteld worden. Want otschoon Rousseau predikte, dat de menschen vrij, rein en goed zijn, zij zijn toch zóó goed niet, dat zij allen hetzelfde willen. Dit leert de ervaring dagelijks. Onophoude lijk komen de verlangens van de eene groep burgers in botsing met die van de andere, en dus moet er wel eene macht zijn, hoe dan ook ontstaan en verdedigd, die zulk een strijd van tegen elkaar indruischende belan gen beslecht, en die ten slotte aan elkegroep hare plaats en aan ieder burger zijn rech ten toewijst. Volgens de revolutionaire theorie kan dit oppergezag alleen berusten bij de meerder heid, dat is bij de helft plus één. Wat die meerderheid uit de rede afleidt, dat en dat alleen moet dan als goed en recht en wijs ge ëerbiedigd worden. Wie tot die meerderheid behooren, regeeren voor een klein gedeelte mede, doch ongelukkig zij, die naar dit sy steem in de minderheid zijn, wantzij moeten zich in alles aan het goeddunken der meer derheid onderwerpen. Ja, in alleswant de rede, uitgelegd door de meerderheid, zou het hoogste gezag niet meer hebben, als zij er gens nog terug moest wijken voor zekere grenzen in het geweten der burgers of waar ook. Dit gezag is ondeelbaar en onbeperkt. Volgens de antirevolutionairen echter is zulk een schijnvrijheid de drukkendste tyran- nie, omdat de mensch daardoor nergens meer veilig is in de maatschappij. God heeft al het geschapene in een vast verband gezet. Alles heeft zijne eischen en zijne banden. Ontslagen te zijn van alle vast heid kan dus nooit vrijheid heeten. Men maakt den ijsbeer niet vrij, als men hem in een warm hol brengt. Nog veel minder wordt de visch vrij, als gij hem van den „band" van het water ontdoet, of ook de vogel, als gij hem onder een luchtpomp brengt en ver volgens de lucht wegperst. En zoo is het nu ook met den mensch. God heeft in alle betrekkingen des-levens zijn ge luk en zijne vrijheid verbonden aan 't vast houden en eerbiedigen van Zijn verordenin gen. Zoodra en voor zooveel de menschen dus die ordeningen loslaten, is hun vrijheid en geluk weg. 01 de meerderheid mij nu na mens de godin „de Rede" al komt vertellen dat ik vrij ben, dat baat mij niets, zoolang die Rede zelve niet buigt voor het gezag des f Allerhoogsten. Alleen Zijn Woord houdt stand, doch de volkswil kan met den dag veranderen. Als men nu deze dingen aan de liberalen voorhoudt, zeggen zij vaak „Altemaal the- i orieën. In de praktijk gedraagt zich de anti- revolutionaire partij precies als de liberale, want ook zij houdt den bijbel niet voor een handboek van het staatsrechtook zij on - derscheidt tusschen een gedeelte van den Bijbel, dat in onzen tijdwèl, en een ander ge deelte dat niet meer behoeft of kan uitge voerd worden, en aldus maakt dus ook bij de antirevolutionairen de rede ten slotte uit wat waar, goed en plichtmatig is." Op deze wijze redeneerde onlangs ook de liberale Zutphensche Courant 1). Zij begon met te beweren, dat de liberalen zich ook_eer- biedig voor Gods Woord buigen en dat de heer Six hierin gelijk staat met den heer De Savornin Lohman Doch zoo voegde zij er bij „de vraag is maar, waar Gods Woord te vernemen is'Terwijl de rechtge- Ioovige Jood zich angstvallig aan de wet houdt, in de Boeken van Mozes geschreven, heet die wetgeving bij den antirevolutionair ten deele opgeheven onder de nieuwe be deeling, die Christus gebracht heeft. En zoo kwam dan de Zutphensche tot de slotsom, dat beide, liberalen en antirevolutionairen, of schoon beide de goddelijke ordinantiën eer biedigend, toch tevens beide uit de rede leven. Zou dat waar zijn Zouden de revolutionai re en de antirevolutionaire partijen in het wezen der zaak, in den diepsten grond, in hare eerste beginselen niet verschillen Neen wij weten gelukkig beter. Het is to taal onwaar. De revolutionaire en de antire volutionaire beginselen zijn nooit te verzoe nen. Als licht en duisternis staan zij tegeno ver elkander en sluiten zij elkander uit. Het verschil is niet gradueel, maar absoluut. En toch, we erkennen het, heeft deze be wering van de liberalen een schijn van recht en waarheid. Want niet alleen, dat de antirevolutionairen een groot deel des Bijbels niet letterlijk toepassen, omdat zij meenen dat het Schriftverband hun daartoe vrijheid geeft; maar ook, dit is bekend ge noeg, bestaat er omtrent vele Schriftwoor den een groot verschil van opvatting en uit- legging, zoodat de rede er altijd weer bij te pas moet komen en een beslissing nemen. Waar zit dan de fout in de liberale voor stelling? Zij is hierin gelegen, dat men den indruk geeft, alsof er onder hen die zich buigen voor Gods Woord, verschil bestond omtrent de fundamenteele stukken van de leer der zaligheid of omtrent de fundamenteele regelen voor het maatschappelijk leven. Gewis, daar is onder de godgeleerden en niet-godgeleerden over menig tekstvers ver schil van opvatting. De Bijbel is ons men schen niet gegeven als een licht aan den liemel, als een zon of ster, aan welker schijnsel geen enkel aardbewoner iets behoeft toe te bren gen. Maar God heeft den Bijbel zoodanig in gericht, dat daarin het Goddelijk en het menschelijk werk elkaar ontmoeten. Daar om noemt ook de dichter van Ps. 119 Gods Woord niet alleen „een licht", maar ook, om alle misverstand te voorkomen, tevens „eene lamp", waarin ligt opgesloten, dat evenals er voor het rechte genot van eene 1) In no. 43, Maart '39 lamp zekere arbeid, zekere verzorging van die lamp noodig is, er alzoo ook bij liet ge bruik van den Bijbel eenige inspanning, een nauwkeurig onderzoek en een helder onder scheidingsvermogen noodig zijn. Maar daar toe werkt dan ook de Geest Gods, die het Woord ingaf, nog voortdurend in de ge meente van Christus, opdat die menschelijke bij-arbeid het Woord niet verduistere of be- dekke, maar inderdaad het Woord helpe openen en er toe leide, dat het licht van Gods Woord steeds helderder uitstraalt. En wie gevoelt nu niet, dat zulk eene be schouwing des Bijbels hemelsbreed verschilt van de opvatting, die de liberalen er over het algemeen van hebben. Vele liberalen houden den Bijbel voor een nuttig boek ja, waaruit zij goede zedelijke beginselen kun nen leeren, maar... zij stellen dien Bijbel ge lijk met andere boeken van wijsgeerigen of zedekundigen aard, en daarom heelt die Bij bel op hun geweten volstrekt niet de klem van een boodschap Gods, afgedaald uit den hemel. De antirevolutionairen zeggenGod schonk ons eene lamp en een licht in Zijn Woord, en nu moet de mensch, als hij met die lamp op het staatsterrein arbeidt, ergoed zijn verstand bij gebruiken en God bidden om de voorlichting van den Ingever des Bij bels zelf. Het Woord is dan no. i en de rede no 2die telkens zich buigt en gevangen ligt onder het Woord. De liberalen daarentegen erkennen geene lamp en geen vaste lichtbron, uit den hemel, maar verzamelen uit de verschillende ge schriften, die er in de wereld verspreid lig gen, eenige leeringen en leefregels geheel naar eigen goeddunken. Zij hebben dus een bijbel van eigen vinding, al is het ook, dat er in hun bijbel het een en ander uit den Bijbel het zuivere Woord Gods is overgeno men. Alzoo is bij hen de rede no. i, die den bijbel uitvindt en saamstelt, en hun bijbel zelf no. 2, omdat zijn inhoud gestadig afhan kelijk is van de nieuwere ontdekkingen de zes tegenwoordigen levens. „Maar".... zoo werpen de liberalen dan weer tegen, ook gij antirevolutionairen ont moet gedurig nieuwe „verklaringen" om trent den Bijbel, ook onder u wordt critiek op den Bijbel uitgeoefend en is er vaak verschil omtrent de toepasselijkheid van het een of ander voorschrift. Eigenlijk hebben wij op deze bedenking reeds geantwoord Wij laten nu de „historische critiek" over de Bijbelboeken daarwaaraan ook sommi ge antirevolutionairen veel te veel rechten toekennen. Maar welke verschillen daarover en over de uitlegging der Schriftwoorden ook mogen bestaan, toch is er onder hen geen strijd over de grondslagen van het staats- en burgerlijk recht, zooals de Bijbel die aangeeft; want deze zijn met zoo klare bewoordingen gesteld, dat de eenvoudigste ze verstaan kan. Of is het niet duidelijk en klaar als de Schrift leert„Geef den Keizer dat des Kei zers is; zijt alle menschelijke ordeningen on derdanig om des Heeren wil. Vreest God, eert den Koning als vrijen en niet de vrij heid hebbende tc0een deksel der boosheid, maar als dienstknechten Gods. Vermeng u niet met degenen, die naar verandering staan, die naar het vleesch in onreine begeerlijkheid wan delen en de heerschappij verachten." Is het niet duidelijk als de Schrift vermaant: „Geeft een iegelijk wat gij schuldig zijt. Vropwen zijt uwen eigenen mannen onderdanig kinderen zijt uwen ouderen gehoorzaam in alles. Dienst boden zijt uwen heeren gehoorzaam in alles niet alleen den goeden, maar ook den harden, vreezende God." En anderzijds„Gij mannen hebt uwe vrou wen lief, en wordt niet verbitterd tegen haar. Gij vaders, tergt uwe kinderen niet, opdat zij niet moedeloos worden. Gij heeren doet uwen dienstknechten recht en gelijk, wetende dat ook gjj eenen Heer hebt in den hemel. De overheid draagt het zwaard niet te vergeefs, maar zij is Gods dienares, u ten goede." Of ook als zij zegt„Voegt bij de godzalig heid broederlijke liefde en bij de broederlijke liefde, liefde jegens allen. Ik vermaan vóór alle dingen, dat gedaan worden gebeden voor alle menschen; voor Koningen en die in hoogheid zijn; opdat wij een gerust en stil leven leiden mogen in alle godzaligheid en eerbaarheid door Mij regeeren de Koningen." Of wederom, als zij leertGod heeft den blij moedigen gever lief. Zoo wie het goed der wereld heeft en ziet zijnen broeder gebrek lijden, en sluit het hart toe voor hem, hoe blijft de liefde Gods in hem 1 Zeg aan den arme„De jonge leeuwen lijden armoede en hongeren, maar, die den Heere vreezen, hebben geen gebrek aan eenig goed; ziet des Heeren oog is over degenen, die op Zijne goedertierenheid hopen, om hunne ziele van den dood te redden, en om hen bij bet leven te houden in den honger." „Ik ben jong geweest, ook ben ik oud geworden, maar heb niet gezien den rechtvaardige verlaten, noch zijn zaad zoekende brood." Of nogmaals „In het zweet uws aanschijns zult gij uw brood eten wij hebben u bevolen, dat zoo iemand niet wil werken, hij ook niet etewij hooren, dat sommigen onder u onge regeld wandelen, niet werkende maar ijdele dingen doende; doch de zoodanigen bevelen en vermanen wij, door onzen Heere Jezus Christus, dat zij met stilheid werkende hun eigen brood eten." Of tot de bezitters „Beveel den rijken in deze tegenwoordige wereld, dat zij niet hoog moedig zijn, noch hunne hoop stellen op de on gestadigheid des rijkdoins, maar op den levenden God, die ons alle dingen rijkelijk verleent om te genieten; dat zij weldadig zijn, rijk worden in goede werken, gaarne mededeelende zijn en gehoorzaam Zoo zouden wij door kunnen gaan. Maar wat meent men, dat als deze overdui delijke lessen en wenken steeds door alle me deburgers of ook door de groote meerderheid ouder hen in acht waren genomen, dat wij dan nu zulk een maatschappelijke zorg en politie- ken strijd zouden hebben Neen, over deze grondlijnen voor de maat schappelijke samenleving bestaat onderhen, die Gods Woord eeren, geen verschil, en dus moe- j ten zij, die op staatkundig terrein ernietmede rekenen willen, nooit zeggen dat zij zich ook voor Gods Woord buigen. Want dat doen zij niet. De klove tusschen het revolutionaire en hel antirev. beginsel is ondempbaar. Het een wortelt in Gods Woord en leeft uit dat Woord op, terwijl het ander ("het revolutionair begin- weler finaal buiten ligt. ,1 I

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1889 | | pagina 1