Week pP^fjl blad voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Vrijdag 30 Augustus 1889. Vierde Jaargang N°. 183. IN HOC SIGNO VINCES W. BOEKHOVEN. Alle stukken voor «Ie Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever. deen consequentie maar ontsporing. JLeerpliclit en veldarbeid. Persoonlijke dienstplicht. Re behandeling- «Ier onder wijswet in «le Tweede Hamer. Uit «le Pers. I li Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijsper drie maanden 50 Cent, franco p. post Afzonderlijke nummers 5 Cent. SOHltlRUSDIJH. Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend. Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur Het is een antirevolutionair beginsel, dat de Overheid de kerken zal »n)'laten. Dit kan men duidelijk omschreven vinden in art. 20 van het antirevolutionair program, al waar wij lezen „Zij (de antirev. partij) verklaart dat noch voor het Rijk, noch voor de Indien, door de overheid eene Staats kerk van wat vorm of naam ook, mag worden in stand gehouden of ingevoerd dat het den Staat niet toekomt zich met de inwendige aangelegenheden der kerkge nootschappen in te laten", enz. Zij verlangt dus een betrekkelijke scheiding van Kerk en Staat, en wel omdat deze twee een onder scheidene roeping hebben. Terwijl de Kerk doelt op en voorbereidt tot het leven hier namaals en voortkomt uit de bijzondere Godsopenbaring in het rijk der genade, dient de staatsinrichting meer bepaald voor het aardsche leven en behoort te wortelen in de natuurlijke, algemeene Godsopen baring. Maar dit is nog geen absolute scheiding van Kerk en Staatdat zij verredie begeeren de antirevolutionairen ook nietdie kunnen zij niet begeeren, omdat alle leven één ge heel is en niet in stukken gedeeld mag worden. Neen, de Staat heeft de kerken publiek te erkennen, en wel gelijkelijk. De Staat mag die kerken niet gelijk rekenen met gewone vereenigingen, en heeft daarom voor de bepaling harer rechten en vrijheden, voor zoover deze in het uitwendige, op stoffelijk gebied te regelen zijn, een afzonderlijke wet noodig. Staat en kerk mogen en moe ten met elkaar correspondentie onderhou den, maar mogen eikaars zelfstandigheid niet aanranden, en de Overheid mag noch rechtstreeks noch zijdelings de eene Kerk boven de andere bevoordeelen. Maar hoe staat het nu met de liberalen en de radicalen Deze gaan in theorie verder dan de antire volutionairen, maar zij falen in de praktijk. Zij beweren den godsdienst en de kerken vrij te willen laten, doch inderdaad werken zij die tegen. De liberalen doen dat door op Staats kosten een „christendom boven geloofsver deeldheid" te kweeken. En de radicalen willen dat doen door elke herinnering van het christelijk verleden onzer natie van het politiek terrein uit te wisschen. Voor de radicalen is het „christendom boven geloofsverdeeldheid" even goed een ergernis als het positieve christendom naar de Schriften. Daarom kunnen zij de libe ralen ook niet verdragen. Dit bleek nog kortelings uit het Dagblad voor Nederland"hetwelk beweerde, dat scheiding van Kerk en Staat moest drin gen tot scheiding van Staat en godsdienst, dus tot een uitwissching van alle christelijk spoor uit onze Staatsinrichting. En dat noemde het „Dagblad voor Ne derland" nu „consequentie." In schijn moge dat zoo zijn, goed bezien is het volstrekt geen consequentie maar ge heel en al in het wilde geredeneerd. Alle godsdienst uit de politiek te weren is toch alleen dan mogelijk, als ook de overheidspersonen geen godsdienst meer aankleven. Want doen zij dit inderdaad wH, dan kunnen zij dien godsdienst ook niet ver loochenen bij hun publieken politieken arbeid. De radicale stelling gaat uit van de ge dachte, dat men een mensch scheiden kan van zijn godsdienst. Doch dit is een gansch onware gedachte. Daarom beoogen de antirevolutionairen ook geen volkomen scheiding van Kerk en Staat, dewijl deze slechts vijandschap tegen den godsdienst openbaartmaar zij verlan gen dat de Overheid uit eerbied voor den gods dienst de kerkelijke institution, de kerk'/enoot- schappen zoomin zijdelings en bedektelijk als rechtstreeks zal besturen. Dit is geheel iets anders. Volgens sommige liberalen is de leer plicht eea noodzakelijke aanvulling van de arbeidswet, omdat zij het billijk achten, dat de kinderen die door de wet van de werk plaatsen en fabrieken worden buitenge sloten, ook door wettelijke maatregelen zul len genoodzaakt worden om hun tijd op de school door te brengen.- Maar, als dit zoo is, waarom is dan de veldarbeid voor jeugdige kinderen vrijgela ten en alleen de werkplaats- en fabrieksar beid verboden Immers, omdat men inzag, dat het onbil lijk zou wezen aan alle boeren en tuinders voor goed de gelegenheid te benemen, pro fijt van hun kinderen te trekken door hen van tijd tot tijd een lichten arbeid te laten verrichten, die hun gezondheid niet schaadt. Vooral in onzen tijd, nu er in zoovele ge zinnen gebrek geleden wordt, is zulk een vrijheid voor menig ouderpaar bijna onont beerlijk. Door echter leerplicht in te voeren, zou den de ouders hun kinderen toch weer voort durend voor hun werk moeten missen. Wel ware het wenschelijk dat dit kon. Doch men moet het leven nemen zooals het is. Vele landbouwers hebben het toch al niet te ruim in de laatste jaren. Door hun te ver plichten het lichte werk, thans door kinderen verricht, aan volwassen werklieden op te dragen, zou hun bedrijf nog meer gedrukt worden. En nu gewaagden wij nog niet van den gewetensdwang, die sommigen ouders zou aangedaan worden als zij geen keuze hadden tusschen een christelijke en een „neutrale" school, en dan tot het gebruik van de laatst genoemde zijdelings gedwongen werden. Reeds om deze reden alleen is leerplicht een ondulbare dwang. Ook na invoering van Mackay's schoolwet. Deze toch maakt wel de uitbreiding van het bijzonder onderwijs wat gemakkelijker maar zij schept daarom nog geen christelijke scholen voor alle ouders die er behoefte aan gevoelen. De roomschen blijven in hun verzet tegen den persoonlijken dienstplicht nog maar steeds volharden. Dit is een leelijk struikelblok op den poli tieken weg der antiliberale partijen. Ook kan het moeielijk weggeruimd wor den door de antirevolutionairen. Deze toch zijn om weloverwogen redenen voor den per soonlijken dienstplicht. Immers, het behoud onzer nationaliteit eischt de inspanning onzer beste krachten, maar op die voorwaarde kan zij ook verde digd worden, terwijl alle moeite voor die verdediging nutteloos zal blijken, als ons volk in zijn geheel niet bijtijds beter weerbaar gemaakt wordt. Om tot die betere volksweerbaarheid te geraken, is persoonlijke dienstplicht het aan gewezen middel. Wat de roomschen en andere tegenstan ders van dezen maatregel daartegen aan voeren, snijdt geen hout. Zij toch beweren dat het verdedigen on zer nationaliteit een ondoenlijke zaak is, als men let op de enorme legers der groote mo gendheden. Zoo kan een roomscne spreken die zijn beste Vaderland over de bergen, in Italië, denkt te hebben. Doch door dat mo- tiei laat geen moedig Nederlander zich leiden. De voornaamste reden echter voor den tegenstand der katholieken schuilt stellig in hun vrees, dat het kazerneleven hun zonen ongeloovig en slecht zal maken. En het valt niet te ontkennen, dat die vrees gegrond is. Kwade voorbeelden, kwade samensprekin- gen verderven goede zeden. Bij het voort durend aanhooren van spotten en vloeken, zooals dat in menige kazerne geschiedt, is het gevaar voor verbastering en ontkerste ning lang niet denkbeeldig. Doch vooreerst is dit kazerneleven door betere ministeriëele instructiën heel wat te verbeteren. Iets waarop te meer zal aange drongen worden en waartoe het te spoediger zal komen, als alle standen, alle gezindheden moeten dienen. Voorts bedenke men wèl, dat het kwaad door plaatsvervanging niet weggenomen wordt. Is de kazerne werkelijk een „poel van ongerechtigheid, dan mag evenmin de zoon van den buurman met geld daarheen gekocht en gelokt worden als de eigen zoon des hui zes. Zoo iets is geen verhelpen, neen slechts een overschuiven van het kwaad op de schouders van den naaste, die vaak door geldgebrek zoo goed als gedwongen wordt in die overschuiving te bewilligen. En dan eindelijk mag niet vergeten, dat het niet alles kwaad en verkeerd is, wat in de kazerne geleerd wordt. Wij herhalen het, tegen verderving van zeden moeten strenge maatregelen genomen worden, in het belang van alle jongelieden die in dienst treden. Dat moest toch gebeuren, ook al bleef de plaats vervanging behouden. Maar behoudens die verbetering heeft het kazerneleven voor vele jongelieden ook wél heel wat voor. Hun li chaam wordt er behoorlijk geoefend, hun spieren versterkt, zij worden aan orde, rein heid en strenge tucht gewend, de rijkere jongelieden leeren er zich inspannen en iets ontberen, en na invoering van den persoon lijken dienstplicht wordt de kazerne een plaats waar alle standen elkaar ontmoeten, leere^ kennen, den band der nationaliteit leeren kweeken en vormend op eikaars ka rakter inwerken. Wij hebben, om weerbaar te zijn, een echt nationaal leger noodig, en dit krijgt men niet zonder persoonlijken dienstplicht. De antirevolutionairen'kunnen over dat punt dan ook niet heenstappen. Te oordeelen naar het begin der debatten, hebben de liberalen over het algemeen een grooten afkeer van het schoolwetsontwerp. De een drukt dit wat ruwer en forseber uit dan den ander, maar zij balen bergen van bezwaren bijeen om het tocli maar zoo te doen voorkomen dat dit ontwerp voor hen onaanuemelijk is. De korte zin van hun lange redenen is eenvoudig, dat zij geen subsidie aan het bijzonder onder wijs gunnen, maar alleen hun „neutrale" scholen fdie feitelijk moderne partijscholen zijn) uit de overheidskosten willen bekostigd zien. De reeds lang versleten, wijl duizendmaal weer legde phrase, dat de openbare school voor allen bruikbaar is, wordt gedurig weder opgehaald en op dien onwaren grond wordt protest aan- geteekend tegen elke poging om de onderwijs zaak van het staatsterrein voor een grooter deel allengs over te brengen op particulier gebied. De Staat moet naar bun bedoelen opperschool- meester blijven. Waarom Alleen om ons volk te wringen en te vervormen naar bet model der liberalen. Den godsdienst willen zij er langs dien weg uitwerken en den wereldzin en den „rede"-afgodendienst er in. De hb. van Houten, Gleichinan, van der Feltz, Smidt, De Beaufort, allen sloegen op betzelfde aanbeeld. Zij werden echter krachtig en moedig weder- staan door de bh. Lohman, Scbaepman en Ver meulen. GEDWONGEN FACCINATIE. Mocht, wat we hopen, het Ontwerp-Mackay wet worden, dan gelooven we, dat zeker den Antirevolutionairen niets aangenamer zou wezen, dan wanneer de gedwongen vaccinatie, zoo al niet algemeen afgeschaft, dan toch voor de Christelijke scholen ophield te bestaan. Het Program van Actie nam terecht ook dit punt voor de vereisebten in een candidatuur van onze zijde aan. De vrijheid voor de Christelijke school dient behouden, dient uitgebreid. Hoe men persoonlijk over de vaccinatie moge denken, dit is zeker: de Staat treedt in per soonlijke rechten, door zijn wijze van zien in deze voor allen verplichtend te stellen. Zeker is het levens dat tal van Christenen in Nederland gewetensbezwaren tegen de vacci natie hebben. Mag de Staat die gemoedsbezwaren neutra liseeren en van nul en geener waai de rekenen Wij gelooven, dat dit een soort van geloofs dwang zou zijn. Waarheid is het, dat zeer vele geneeskundi gen de vaccinatie uit een wetenschappelijk oog punt ten hoogste nadeelig noemen, waar anderen die goed en noodzakelijk keuren. Handelt de Staat niet willekeurig door hierin partij te kiezen? Maar ook welk recht heeft de Staat, om over gezondheidsmaatregelen voor de ouders en voor de Christelijke school te gaan beschikken? Wij gelooven dat zulks in plaats van recht een schromelijk onrecht is. (.Het Noorden.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1889 | | pagina 1