Week
blad
voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Vrijdag 26 Juli 1889.
Vierde Jaargang N°. 178.
IN HOC SIGNO VINCES
56.
W. BOEKHOVEN.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever.
„Eer is teer".
FEUILLETON.
HET ZWARTE GALEISCHIP"
-V
anderen.
int.
esteld om
Een ieder
irkalender
zeer verre
ets fraais,
1 bedrukt)
alleen
Itlg doel
Yrden prijs
elangstel-
lusden.
ver dezer
t, dan bij
11889.
pi. 3,15 uur.
4,30
b,uur.
6,30
2,uur.
3,—
0tdien8t.)
fris.
*ur. Dins-
WENST.
uddag 5,30 u
5,30 r
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden 50 Cent, franco p. post
Afzonderlijke nummers 5 Cpnt.
UITGEVER I
SORIllfKEiSniJH.
Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend.
Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur
DIlIi\OE!XD
verzoeken wij onze agenten, die nog gel
den ochnldig zijn, ze on? spoedig over
te maken.
Ook D. A. de tilt Wi l', te Patcrson (X A.)
moeten wij er aan herinneren, dat hij
ons nog gelden schuldig is. We zullen
deze publieke aanklacht tegen hem her
halen totdat hij ons zal hebben voldaan.
Mte Administratie.
II. (Slot)
Nadat dr. Kuyper in zijn pittige brochure
„Eer is teer" den heer De Beaufort duidelijk
heeft aangetoond, dat de antirev. partij, al
werkt zij op politiek gebied tijdelijk met Ro
me samen, geenszins haar beginselen daar
door verloochent, maar die veeleer bevestigt
dewijl Rome met ons den oorsprong van al
le gezag in God stelt (hetgeen de liberalen
niet doen) gaat de schrijver een schets le
veren van de wijze waarop de Regenten hier
te lande in de vorige eeuw huishielden.
Dr. K. had die Regenten in één adem ge
noemd met de Bourbons, tegen wier ondra
gelijke heerschzucht in Frankrijk de Revo
lutie losbarstte. Dit vond de heer De Beau
fort wat te sterk.
Met een beroep op hetgeen de onlangs
overleden Prof. Jorissen in zijn Studie „de Pa
triotten te Amsterdamschreef, en voorts met
verwijzing naar de werken van Mr. Groen v.
Prinsterer, van Bilderdijk, van dr. Kronen-
door
E. A-GLYPHOS.
20
Op het fort Liefkenshoek wappert fier de
Spaansche bauier met de leeuwen van Leon en
de torens van Castilië. Dezelfde vlag ontplooit
hare banèn op het fort Lillo en alle andere met
dreigende vuurmonden voorziene vestingwerken
langs de beide oevers der Schelde tot de ont
zagwekkende muren van de citadel van Antwer
pen toe. Scherp ziende oogeu houden op al deze
muren en bolwerken de wacht en zoowel bij
het licht des daags als in de duisternis van den
nacht wordt het geroep heen en weder der schild
wachten vernomen.
Maar nabij en waakzaam is ook de vijand.
Ieder oogenblik kan hij komen. Hij verschijnt
als een dief in den nacht, wie kent het uur,
waarin hij komen zal Reeds werd er gemompeld
van grootsche plannen in de vereenigde gewesten
om den vijand op het veroverd gebied zelf te
bestoken, om Duinkerken zoo mogelijk te nemen,
en zoodoende een einde te maken aan de zee-
rooverij der Duinkerksche kapers, het uitvaagsel
aller natiën. Twaalf jaar geleden waren de Ne-
derlandsche kapiteins reeds bij een duren eed
verplicht alle gevangene zeebuiters zonder ge
nade de voeten te spoelen, d. i. overboord te
werpen. Onberekenbaar was dan ook de schade,
die vooral door den toenemenden handel met
Oost-Indië, aan de rijk beladen koopvaardij
schepen werd toegebracht door dit gespuis. Én
hoewel prins Maurits bet voornemen uitermate
roekeloos achtte, en graaf Willem-Lodewijk be
toogde, dat men bet land aan een zijden draad
i! -k°n .mei1 verou(lerstellen, 'dat bet zoo
machtige, invloedrijke Holland, door Zeeland ge
steund, den tocht naar Vlaanderen, om het
berg, van den heer G. A. J. Franke A an-
teekeningen over de oorzaken der Patriottische woe
lingen)", van dr. R. Fruin en naar tal van an
dere historische bronnen, handhaaft dr. Kuy
per zijn beweren, en toont hij met de stukken
aan, dat hij volstrekt niet overdreef.
Groen van Prinsterer zegt er van: „Een
klein getal aanzienlijke geslachten, door
verwantschap en stellige overeenkomsten
verbonden, hadden weldra een bijkans erfe
lijk bezit der ambten en waardigheden in
Stad, Provincie en Staat. Misbruiken wer
den vermenigvuldigd en bevestigdde
kracht der Unie en de rechten der burgerij
miskend." i) En tien bladzijden verder
Thans werd in de vestiging der Olicharchie
(familieregeering) nog een schrede verder
gegaan. Geslachten, bijkans uitsluitend in
de Regeering geraakt en met den naam van
Patricische lamiliën vereerd, streefden naar
erfelijkheid van gezag en schroomden niet
zich omtrent onderlinge verdeeling van amb
ten en bedieningen als van wettig eigendom
in huishoudelijke overeenkomst te verstaan.
Verantwoordelijk aan niemand en ijverig in
werkelijke ondersteuning waren zij Koningen
van het land". Hetgeen dr. K. van de an
dere schrijvers aanhaalt, komt in hoofdzaak
op hetzelfde neer. Alle historiekenners stem
men toe dat het volk in dien Re,genten-ü)ó.
1). Handboek van de Geschiedenis des Vaderlands, 3e druk, pag
430.
gehate roovershol te vermeesteren wel zou door
zetten. Hoe liebt kon dan ook een aanval op
Antwerpen beproefd worden, waar een groot deel
der bevolking bet tyrannieke Spaansche juk in
stilte mokkend en slechts gedwongen droeg
Was de noodlottige gebeurteuis op de Wester-
Schelde, die men van de forten Liefkenshoek
en Lillo weinig nachten geleden, machteloos
en op grooten afstand had waargenomen, wel
licht geen voorspel van nog kloeker onderneming?
De vijand had reeds lang geleerd met ontzag
tegen deze dappere Nederlanders op te zien,
niet het minst tegen de heldhaftige Zeeuwsche
zeeleeuwen. Het schoone woord „Luctor et
emergo" dat zij bij Leycesters komst op een
gedenkpenning sloegen en sinds als wapendevies
ook op hunne munten plaatsten, was vol verheven
beteekenis, eene profetie voor de toekomst. Zee
land wordt in dat wapen voorgesteld als een
leeuw, die uit de golven oprijst. Wel mocht een
dichter daarvan zingen
„Wat golven op mijn stranden loeiden,
En 't aangeschonnen sclirikgeweld
Van 't woedendst element ontboeiden,
'k Zag hun door de Almacht perk gesteld.
Zoo tart ik nog vernielingskracbten,
Daar mijner zonen wijsheid waakt,
En laat hun laatsten nageslachten
Mijn grond den Oceaan ontschaakt.
Wat rampenkolk mij moog' vervaren,
Wat golvendonder 't hart beklem,
'k Hef 't hoofd met God toch uit de baren
Eu roem„Ik worstel en ontzwem
Ja, op die aan de zee ontwoekerde eilanden
woonde een kloek, manmoedig, ijzeren geslacht,
dat het eerst gezworen had. liever Turksch dan
Paapsch te worden, dat als zinnebeeld hiervan
de zilveren halve maan aan den hoed en den
onverzoenlijken, doodelijken haat tegen de Span
jaarden, in het hart droeg. Welke heldenzonen
werden daar op die door de Zeeuwsche stroomen
omspoelde plekken aangeslibden grond geboren
Beschermt maar, gij torens van Castilië, waakt
zeer geplaagd en tot opstand geprikkeld
werd.
Voorts had de heer De Beaufort beden-
king gemaakt tegen den antirevolutionairen
eisch „Geen staatkundige vrijmaking zon
der onderwerping van Staat en volkaan God."
Zoo iets acht de heer De B. niet Protestantsch
genoeg. Doch met een verwijzing naar den
Protestant Stahl, naar den Protestant Groen
en naar de toelichting van het Program der
antirevolutionairen wordt hij ook op dit punt
uit den droom geholpen. Terecht vraagt dr.
K. om toch niet zoo te spelen met den naam
„Protestant," als zijnde een historische naam,
waaraan dus een bepaalde beteekenis is ver
bonden. En waar nu de vaders en de trouw
ste zonen van het Protestantisme, waar een
Luther, Zwingli en Calvijn, een Guido de
Bray, een Beza, Zanchius en Voetius als om
strijd de stelling hebben verdedigd, dat Ko
ningen en volken zich volledig aan God den
Heere hebben te onderwerpen, heeft het na
tuurlijk volstrekt geen zin om in naam van
het Protestantisme het Staatsbestuur los te wil
len maken van God en Zijn Woord.
Want wel brengt de heer De B. in het
midden, dat, om den Staat volledig aan God
te onderwerpen, er een orgaan moet zijn,
dat in alles wat den Staat betreft uitspraak
doet omtrent Gods wil, en waaraan men on
voorwaardelijk geloof hecht. Doch in de ver
klaring van het antirev. Program heeft dr.
K. klaar uiteengezet, hoe die onderwerping
maar gij bloedroode leeuwen van Leon het
waren Zeeuwsche zeelieden, die den neergesabelden
Spanjaarden voor Veere, voor Leiden de harten
uit de borsten rukten, er in beten en ze den
honden voorwierpen, met de woorden „Vreet,
maar het is bitter
Op de forten Liefkenshoek en Lillo, op de
Kruisscbans, op de forten Perle en Sint Philippus,
Maria, Ferdinand en Isabella weerklinkt voort
durend het geroep„Houdt goed de wacht
Houdt goed de wacht!" i
De vuurmonden op den Vlaamschen oever,
de vuurmonden op den Brabantschen oever staan
gereed, dood en verderf te spuwen op elk vaar
tuig, dat vermetel genoeg zoude zijn, hun ten
trots zijnen weg stroomopwaarts naar Antwerpen
te zoeken.
„Houdt goed de wacht! Houdt goed de wacht!"
Maar de nacht is pikdonker, geen maneschijn
of stergefonkel wordt waargenomen. Het is een
zware taak in zulk een donkeren Novembernacht
goed de wacht te houden. Hoe stil, hoe on
natuurlijk warm is hetNiets dan het eentonig
ruischen van den breeden Scheldestroom wordt
tusschen het waarschuwend geroep dersoldateu
op de forten vernomen.
„Houdt goed de wacht! Houdt goed de wacht!"
Wat stevent daar tusschen Zuid-Beveland
en Staats-Vlaanderen den breeden zeearm de
Wester-Schelde op 'i Wat glijdt daar over de
golven in deu donkeren nacht Honderd angst
aanjagende armen beweegt bet, pijlsnel schiet
het voort als een spookschip, als de vliegende
Hollander. Een groote scheepsromp doorklieft
de golven, gevolgd door andere minder groote
vaartuigen.
Wat bekommeren zich de mannen van Zeeland
om nacht en duisternis Zij weten hunnen weg
wel te vinden op de watereu, die hun element
zijn, ook zelfs op zulk een gevaarlijken stroom
als de Hout. De eene donkere schaduw volgt
de andere in een rechte lijn glijden zij voort
geen geluid wordt aan boord vernomen. De
genoegzaam te verkrijgen is, alleen door
de werking Gods in het geweten van Over
heid en onderdanen.
Voor de hedendaagsche naam-protes-
tanten is zulk een gebondenheid aan Gods
Woord door het geweten slechts dwang, doch
voor de ware protestanten is zij de onmis
bare voorwaarde tot vrijheid en geluk.
Ten slotte zij nog vermeld, dat dr. K. in
zijn brochure op schitterende wijze heeft ver
dedigd zijn zeggen op de Depntatenverga
dering „Vrede onder de gedeelde kinderen
des lands komt er dan eerst, als de Staat de
religie weer aan de belijders, de zedelijkheid
weer aan de consciëntie, en de wetenschap aan
de haar inwonende kracht overlaat".
Ook hiertegen was de schrijver van het
Gids-artikel opgekomenhij had beweerd,
dat de liberalen ons volk reeds lang vrijheid
van godsdienst en wetenschap verschaften,
terwijl hij het overlaten van de „zedelijkheid
aan de consciëntie" een onhoudbaren eisch
noemde, omdat de wet toch altijd zekere
zaken met de zedelijkheid in verband
staande, zooals b.v. het huwelijk heeft te
regelen.
Hoe, vraagt dr. K„ de wetenschap en de
religie zouden vrij zijn in ons land? Maar op
welke wijze zou dan de gewelddadige ingrij
ping te verdedigen zijn, die de Staat zich in
1816 in het godsdienstig leven der natie ver
oorloofde Hoe is met die vrijheid bestaan-
roeiriemen slaan bijna zonder geruisch in de
golven. De commando-woorden worden van mond
tot mond gefluisterd. Ieder kent zijnen plicht,
zijnen duren eed, om zijnen buurman te doorste
ken, wanneer hij door eenig geraas, door een
onbekenden kreet het welslagen der onderneming
in gevaar bracht. „Vooruit, jongens wordt er
gefluisterd, nu zij den breeden stroom verlaten,
„komt men over den hond, zoo komt men over
den staart
Daar schijnt een lichtje ter linkerhand, fort
Lillo! Een ter rechterhand, fort Lief kens-
hoek
Duidelijk waarneembaar ruischt het wacht
woord der Spaansche bezetting in ieder oor der
geuzen aan boord van bet zwar te galeischip
en de vergezellende vaartuigen.
Ieder mes, ieder enterbijl wordt gereed ge
houden, de verborgen lonten gloeien naast de
kanonnen lioog kloppen de harten der verme
tele mannen.
„Houdt goed de wachtHoudt goed de wacht!"
klinkt het nog in de verte een groot gevaar
ligt achter de kloeke zeelieden. Lsve het geu-
zengeluk
Wat flikkert daar rechts? De lichten van
het dorp en fort Callao. Wat flikkert op den Bra
bantschen oever De lichten van het dorp Ordam.
Hoe stil is het thans op deze verschrikkelijke
plek, waar de brug, de estacada van Alexander
Faniese, zich eens als een wonder der eeuw
verhief! Welk genie heeft hier geschitterd, wiens
bloed hier gevloeid Op deze plaats werkten
Johannes Baptista Plato en Baroccihier ont
plofte het kruitschip van Federigo Gianibelli en
vulde lucht, land en water 'met puin en ver
minkte menscbenlijken
Nu nog, na 14 lange jaren vliegt menig re-
publikeinsehgezind Antwerpenaar 's nachts uit
deu slaap op en denkt, dat hij door het gekraak
der groote ontploffing, die de stad had kunnen
redden en niet gered heeft, gewekt is.
Wordt vervolgd.)