Christelijk
Weekblad
voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden,
Vrijdag 14 juni 1889.
Vierde Jaargang N°. 172.
IN HOC SIGN O VINCES
W. BOEKHOVEN.
KOM *1 Kijft B» IJ li.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever.
Kr om heen praten.
FEUILLETON.
HET ZWARTE GALEISCHIP
De nieuwe schoolwet.
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden 50 Cent, franco p. post
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
tjltgkvelt
Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend.
Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur
Eén van de oorzaken waardoor de poli
tieke arbeid soms slecht vordert, is dat
velen, hetzij als ongeroepen „voorlichters"
van het volk, öf als wèl geroepen woord
voerders namens dat volk, aan de behan
deling van staatkundige aangelegenheden
medewerken, zoo vaak de hoofdzaak, de
eigenlijke punten in quaestie uit het oog
verliezen en er allerlei persoonlijke dingen
bij en insleepen, die er volstrekt niet bij
te pas komen.
In plaats van behoorlijk rekening te
houden met de onloochenbare klove tus-
schen de beginselen der staatkundige par
tijen in plaats van kloek en eerlijk bij
elke voorname quaestie het verband aan
te wijzen tusschen die beginselen, en de
daaruit voortvloeiende oogmerken, ver
wachtingen en handelingen, wordt het ka
rakter der leiders druk besproken en ge
hekeld, worden de bedoelingen van die
leiders verdacht gemaakt, worden hun be
weringen soms als leugenachtig voorgesteld,
ja poogt men niet zelden de zaken zei ven
waar het om gaat, onder al die bijkomstig
heden te begraven.
Vooral geschiedt dit in onzen tijd meer
en meer, als er verkiezingen in aantocht
zijn. In plaats van dan de kiezers op rus
tige wijze voor te lichten, en hen aan het
nadenken te brengen, worden zij onthaald
op de zonderlingste mengsels van waar
heid en leugen, of poogt men ze om te
voeren met uit het verband gerukte halve
waarheden. Maar het is dan ook waarlijk
geen wonder, dat de kiezers daardoor in de
war geraken
Ol de liberalen dan alleen alle schuld
door
E. A-GLYPHOS.
Jan, Jan, om mijner, om uwer moeder wil,
om onzer liefde wil, Jan, red mij, red
mij, laat mij niet in hunne handen vallen De
dood ware niet zoo ontzettend als zulk een lot
„Bedaar, bedaar, kindHet is nog lang vóór
den aanstaanden middernacht. Wanneer wij te
Amsterdam genoeglijk bij den warmen haard
zitten, willen wij elkander nog menigmaal deze
geschiedenis herinneren. Verlaat u naast God
op mij, verloofde mijns harten, u zal geen leed
geschieden, zoo lang Jan Norris nog op zijne
twee beenen staat. Maar luister nu verder, mijn
verhaal is nog lang niet teu einde. Ik moet u
eerst nog vertellen, hoe zij er de lucht van
kregen, dat ik de tweede stuurman ben op het
zwarte galeischip. Dat nu is een vroolijker ge
schiedenis, dan die, welke ik u daar zoo aan
stonds vertelde."
„O Jan, Jan, voel eens, hoe mijn hart bonst,
o barmhartige Hemelvader, wie beschermt
de arme Myga? O Jan, laat ons vluchten, da
delijk, op het oogenblik, ik kan hier niet langer
adem halen, de lucht dezer kamer doet mij
stikken."
„Bedaar, bedaar, liefste Myga. Gaarne zou
ik u in dit zelfde oogenblik medenemeu, en er
zou ook wel eene schuit gereed liggen om ons
hebben in dit opzicht? Dat beweren wij niet.
Veeleer stemmen wij toe, dat er van alle kan
ten jacht wordt gemaakt op termen, die da
delijk treffen en indruk maken bij de kiezers,
en hen tot het gewenschte doel bewegen.
Maar juist omdat dezelfde aandrang van ver
schillende zijden zoo heftig is, weten vele
kiezers ten slotte niet meer waar zij zich aan
houden moeten, en zoo is het verklaarbaar
dat zij besluiten om de zittende leden maar
te laten zitten.
Toch, al is geen enkele partij geheel zon
der schuld, het leugenachtig geschermutsel
van de liberalisten was bij de jongste verkie
zingen weder meer dan ergerlijk. Angstig
wakker geschrikt door de verkiezingen van
het vorige jaar, die zoo ongunstig voor hen
uitvielen, hebben zij letterlijk niet geweten
waar zij het bij de nieuwe verkiezingen zoe
ken zouden, en richtten zij de treurigste ver
warring onder de kiezers aan. Eerst beweer
den zij, dat het politiek belang bij de provin
ciale verkiezingen niet op den voorgrond
mocht staan, ofschoon zij vroeger steeds aan
hun leerlingen en volgelingen hadden inge
prent dat die verkiezingen van zoo hoog ge
wicht waren wegens het nauwe verband
tusschen de Prov. Staten en de Eerste Ka
mer, zoodat zij dan ook steeds hebben ge
zorgd, dat zij (liberalen) in alle noordelijke
provinciën met Holland en Zeeland er bij
verre het overwicht behielden. De Kamerle
den Goekoop, Gleichman, van Kerkwijk en
Zaaijer ijverden om het hardst om in den
Haag Mr. Borret uit de Staten te zetten
maar als het Kamerlid van Bylandt soortge
lijke pogingen doet ten aanzien van Mr.
Blussé in het district Zoetermeer, dan stelt
de liberale partij dit voor als een listige, ver-
op te nemenmaar hoor eens beneden iu de
straten de gekeele stad weet op dit oogenblik,
dat er mannen van het zwarte galeischip ver
kleed binnen bare muren vertoeven. Hoor, dat
gewoel daar beneden dat loopen en draven
geldt mij, er is geen kans op, dat wij er thans
gelukkig doorheen kwamen. Ga rustig zitten
en beef niet zoo nog zijn wij veilig en tijd
schaft raad denk nog aan dit oogenblik, als
wij gelukkig te Amsterdam op een winteravond
bij den warmen haard zitten. Ha ha ha, laat
ze daar beneden maarzoeken. Jan Norris is hun
toch te flink en te slim af geweest het zou
waarlijk ook jammer geweest zijn van den maat,
wanneer ze hem zoo maar dood eenvoudig op
geknoopt hadden, niet waar, Myga?"
„O Jan, Jan, praat toch zoo niet.
„Kom, kom, geef mij een zoen" en nu verder
de geschiedenis. Ik zit mij alzoo te verknijpen
en bijt mij de lippen bloedig maar mij ontgaat
intusscheu geen woordje van het gesprek naast
mij, en de schoeljes zwetsen verder en juichen
over hunnen satanischen aanslag. Daarna drinken
zij hunne glazen uit, staan van huune zitplaatsen
op en willen heengaan, maar worden aan de
deur door een groot rumoer tegengehouden.
Daar wordt namelijk een jongen op de schouders
van twee kerels binnengedragen, en er wordt
een groot hoera aangeheven, nu de menigte iu
de gelagkamer hem te zien krijgt.
Het is de kajuitsjongen van de Immaeolata,
de eenige van de geheele bemanning, die er het
leven van afbracht en aan land kwam na eene
dolle vaart door water en lucht. Ieder wil den
jongen zien, ieder wil hem spreken, eu allen
dringen op hem aan en reiken hem hunne bekers
raderlijlte handelwijze. Als de antirevolutio
nairen wijzen op het nauwe verband tusschen
godsdienst en staatkunde, dan worden zij
„clericalen" gescholden, alhoewelzij nimmer
toonen aan den leiband van den „clerus" te
loopen. Maar als de liberalen, gelijk in Haar
lemmermeer en Franeker is geschied, stem
men werven voor hun candidaten door deze
aan te bevelen als voorstanders van een be
paalde kerk (het Herv. Genootschap), dan
willen zij dat voor liberaal laten doorgaan.
Op deze wijze wordt er voortdurend om
de zaken heengepraat, en allerlei inde
politiek gemengd, hetwelk er nietin behoort.
Het zou waarlijk beter zijn, als meneenswat
meer ging letten op het verband tusschen
de beginselen der partijen en hun politieke
inzichten en plannen. Het zou dan ook beter
blijken, hoe de liberalen en de antirevolutio
nairen in alle hoofdquaestiën verschillen,
zoodat zij onmogelijk geregeld samen kun
nen werken, ofschoon vele liberalen den
ken, dat dit wel kan.
De liberalen willen nog maar gedurig be
weren, dat de antirevolutionaire partij eigen
lijk geen politieke partij is, dat zij ongeveer
hetzelfde wil als de liberalen, behalve alleen
in de schoolzaak, en behalve dat zij wat
vrome leuzen aanheft. Daarom maken zij
zich ook blijde met de gedachte, dat als een
maal de schoolquaestie maar is opgelost, de
liberalen weer alle recht hebben om het roer
van den Staat in handen te nemen.
Dit is een geheel verkeerde gedachte.
De schoolquaestie is ja een hoofdquaestie,
waarbij wel het meest de toekomst van land
en volk betrokken is, en die daarom niet zoo
spoedig zal kunnen opgelost worden; maar
ook al was die quaestie van de baan, dan zou
en kruiken. Ik acht het evenwel voor het raad
zaamst, van het gewemel gebruik te uiakeu,
om mij onbemerkt te verwijderen. Ik sluip alzoo
zoo dicht mogelijk langs de wanden heen en
heb bijna de deur bereikt, toen het ongeluk
wil, dat het oog van den jongen, die nog altijd
op de schouders van zijne dragers op den uit
kijk zat, op mij valt. De bengel staart mij aan
en wordt, alsof hij eeu spook zag, zoo bleek
als een kaas en schreeuwt luidkeels„Hulp,
hulp ecco ecco dat is er een hulp houdt,
houdt hem „Wie is hit wie wat
brult het volk, en ieder ziet den lummel en
zijne buren aan. „Daar, daar die daar bij
de tafel houdt heiu, dat is de satan van de
watergeuzen die heeft onzen kapitein doodge
stoken dat is er een van het zwarte galei
schip Er outstaat een rumoer, alsof de
hel losbarstte alle oogen worden op mij
gericht, alle sabels vliegen uit de scheeden, en
ook ik trek mijn mes, om mijn leven in geval
van nood zoo duur mogelijk te verKoopeu. Nu
vallen zij op mij aan, maar ik was vlugger dan
zij, pak de eerste de beste bank op en slinger
ze den eersten voor de voeten, zoodat er eeu
geheele hoop overheen rolt en op den vloer
door elkander woelt. Dat oogenblik gebruik ik;
met een furuien sprong ben ik midden in het
gewemel, zwaai mijn mes rechts en links, hereik
de deur en ben op de straat. Achter mij koor
ik het gebrul mijner vervolgers, Gode zij dank,
dat ik mijn Antwerpen zoo goed keu als mijn
schip. Heen en weer draaft de wilde jacht achter
mij heen, maar ik breng ze door allerlei listen
op dwaalsporen en zeil snel hierheen. Aan de
kaai is nog alles stil, rnija sleuteltje ope nt mij
de tegenstelling tusschen de revolutionairen
en de antirevolutionairen toch blijven be
staan. Hun beginselen laten zich nooit ver
zoenen. Dit moest men niet langer ontkennen
De politieke strijd zou dan wat eerlijker en
kalmer gevoerd kunnen worden. Thans
praat men er vaak om heèn.
Een belangrijke vraag, die velen in onze
dagen bezig houdt, is de vraag hoe de liberalen
zich zullen houlen b j het behandelen van het
wetsontwerp tot wijziging der schoolwet van '7fl.
Ons dunkt, het is niet zoo moeielijk dit bij
benadering te gissen.
De liberalen zijn thans de teugels van het
bewind kwijt en zij hebben hun erediet verlo
ren, voornamelijk doordat zij met alle geweld
ons volk de „neutrale" schoei liebbeu willen
opdringen, dat zij die hebben willen bekostigen
zoowel met het geld van de tegen- als van de
voorstanders van die school, en dat zij de kosten
eu dientengevolge de lasten ten behoeve van
die school steeds hooger hebben opgevoerd,
zonder zich te storen aan de klachten of de
kiitiek van de anti-liberalui.
Willen zij dus hun erediet bij het kiezers
volk herwinnen, dan moeten, zij wel water iu
hun wijn gieten en aan de voorstellen der
tegenwoordige Regeering toegeven.
Maar als zij dit doen, dan zegge men nog
niet te spoedig, dat de liberalen zich va i hun
dwaalweg bekeerd hebben. Want dan is het
volstrekt nog niet uit eigen vrije aandrift, dat
zij toegeven.
Veeleer gelooven wij, dat vele liberalen thans
min of meer in de klem zitten en van twee
zijden gedrongen worden. In hun hart verfoeien
zij de vrije school der gehate „clericalen". Die
school is iu huu schatting slechts de vrucht
van bekrompenheid en dweepzucht. ILtn school
is voor allen voldoende, wanen zij, en wie het
eeue welbekende huisdeur en hier ben ik nn
gered, om u te redden. Maar luister, zij geven
de hoop nog niet op, den geus op te hangen
wel, wel, het geheele garnizoen komt waarlijk
onder de wapenen. Ik dank u voor de groots
eer, mijne heeren, ik dauk u allergehoorzaaoist,
ha ha ha
Lachend luisterde Jan, sidderend luisterde
Myga naar het gejoel op de straten.
„O geliefde Jan, zijt gij er wel geheel zeker
van, dat niemand gezien heeft, dat gij dit huis
binuengegaan zijt Hoor maar, de geheele drukte
komt hier naar toe, o Heere, kijk eens uit
het raam, fakkels en speren, zij bonsen op de
deur, zij zoeken u, Jan, barmhartige Hemel,
bescherm ons, helloed ons, wij zijn verloren,
verloren
De huisdeur werd geopend, men scheen de
woning binnen te dringenJan Norris preste
de tanden op elkander en vatte het gevest (van
zijn wapen.
„Bedaar, bedaar Het is niet mogelijk Wees
kalm, Myga I"
„Zij komen, zij komen 1" krijschste het
meisje. „Zij klimmen de trap op, zij zullen u
vinden, Jan, Jan, laat mij met u sterven
De jonge geus werd zoo bleek als de dood.
Indien ik u door onvoorzichtigheid iu zulk een
gevaar gestort had, Myga Dat zou ontzettend
zijn. Bij den eed der geuzen, daar dringen zij
de trap op.
Myga, o Myga
„Laat mij met u sterven!" stamelde* het
meisje, terwijl zij zich krampachtig aan de borst
van haren verloofde vastklemde. Wordt vera.)