Christelijk
Weekblad
voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Vrijdag 3 Mei 1889.
Vierde Jaargang N°. 166.
IN HOC SIGN O VINCES
I
W. BOEKHOVEN.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever
Een vriendelijk verzoek om
opheldering.
FEUILLETON.
HET ZWARTE GALEISCHIP
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden 50 Cent, franco p. post
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend.
Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur
Met veel belangstelling hebben wij gele
zen, wat de Delvenaar in zijn nr. van 12
April jl. schreef over de nieuwe partij of
groep welke de Vaderlander wil trachten
te vormen-, zijnde eigenlijk niets anders dan
een „christelijk" getint aanhangsel en in-
mengsel van de liberale partij.
Helder deed de Delvenaar uitkomen,
dat de Vaderlander, die zoo hevig klaagt
over slechte persmanieren, zich aan precies
hetzelfde kwaad schuldig maakt, en dat de
redactie van dit pas opgetreden orgaan met
zeer losse en algemeene, onbewezen beschul
digingen tegen de antirevolutionairen en
hunne leiders haar gemeenschap met de li
berale partij zoekt te rechtvaardigen.
Maar één punt in dit uitgebreide betoog
snapten wij niet.
Ter afwering n.l. van de beschuldiging
van de Vaderlander, dat onze partij zich
met radicalen, atheïsten en socialisten zou
willen verbinden, schreef de Delvenaar: „In
derdaad is dit denkbeeld om met radicalen
samen te gaan, om zelfs als noodschot op den
socialist te stemmen, opgeworpen, dit is
waar; maar waar is ook, dat het allereerst
van ons, allereerst in de a. r. partij heftige
bestrijding gevonden heeft en van samen
gaan met radicalen niets gekomen is. Zelfs is
0. a. onzerzijds gezegd, dat men er de „na-
tionalen" geen grief meer van maken ko n,
als zij met de liberalen zich verbonden, in
dien onzerzijds aan de radicalen de hand
werd geboden".
Vooral van dit laatste verstaan wij letter
lijk niets.
Onze partij toch gaat uit van vaste begin
selen, en heeft die behoorlijk omschreven in
een program. Men weet onzerzijds ook voor
uit, dat de radicalen van geheel tegenover
gestelde beginselen uitgaan, en dat zij hun
revolutionaire denkbeelden met veel meer
energie zoeken te verwezenlijken dan de
meer „gematigde" liberalen.
door
E.-A, GLYPHOS.
8
„Werkeloos lachte deze, „nu bij de schoone
Venus, dat is meer, dan ik nog wist. Ik zou
denken, dat wij den schoonen tijd, dien wij hier
voor anker liggen, toch niet zoo ongebruikt
hebben laten voorbijgaan. Corpodi Bacco, welk
eene stoute verovering heb ik gemaakt op de
corpulente Signora, daar in de taverne in het
wapen van Alcantara. Dat sta ik u te zeggen
Antonio."
r „Gij vat het leven nog zeer lichtzinnig op,
Leonehernam de kapitein zuchtend.
„Wel, wel," hernam de luitenant lachend,
„steek de hand eens in uw' eigen boezem en
zing mij toch niet zulke holklinkende phrases
voor. Wend uwen blik maar niet zoo klagend
zuchtend van mij af. Kijk eens langs mijn vinger,
daar, naar dat lichtje boven den stadsmuur
voor dat hoekraam Ziet gij het O, 0, Antonio,
Antonella, kapitano, capitanino, wie woont daar
Zeg er eens, wie heeft dat lichtje aangestoken
Een verbond met de radicalen aan te
gaan, of zich blindelings en zonder accoord
bij hen aan te sluiten, is daarom ook wel
nooit in het brein van een rechtgeaard en
helder doordenkend antirevolutionair opge
komen. Slechts was er het vorige jaar bij de
verkiezingen sprake van eenige tactische
en formeele samenwerking op te voren
wèlomschreven punten.
Maar wat doen de „nationalen", wat doen
de vrienden van de Vaderlander? Zij plei
ten voor de voortreffelijkheid, in menig ge
val, van de liberalen bovendeantirevolutio-
nairen. Zij bestrijden gelijk de Delve
naar zoojuist opmerkt in de praktijk der
antirevolutionaire partij onze richting
zelve en zij beloven zonder program
(dus zonder haar zelfstandigheid gereser
veerd te hebben) en zonder aanwijzing van
bepaalde quaestiën, zonder dit alles beloven
zij steun en medewerking aan „eerlijke" li
beralen.
Zijn deze twee nu met elkaar ook slechts
van verre te vergelijken, of kan het eerste
oorzaak zijn, dat de „nationalen" ons den
mond kunnen stoppen, als wij hen wijzen op
hun vriendschappelijke vermenging met
de liberalen
Ons dunkt, het heeft er niets van.
Het zou wel ongelukkig wezen, als men
per se in geen enkele belangrijke quaestie
kon samenwerken met de radicalen. Dat wil
len wij wel met alle partijen, ook met „ge
matigde" liberalen of zelfs wel met socialis
ten, mits onze partij goed weet voor welk
practisch doel zij zich met hen voor een
tijd op weg begeeft, en dus ook ten naas
tenbij kan berekenen tot welke resultaten
zulk een saam over den-weg-wandelen zal
leiden.
Al gaat men saam een eind over den weg,
daarom behoeft men nog niet arm in arm te
wandelen, daarom heeft men nog geen ver
bond gesloten.
Of meent de Delvenaar, dat de radica
len niette vertrouwen zijn, endatzijzich
Is het niet het liefste kind, dat dit hyperboreïsche
moeras, ooit, zoolang het hier regent, en dat
is al zeer lang, volgens mijne meening, voort
gebracht heeft? Is Antonio Valani, kapitein van
dit goede galjoen Andrea Doria niet met hart
en ziel aan de twee blauwe oogen en de blonde
haarvlechten dezer bella Flaminga vervallen
weder een zucht o Antonio, Antonio, bij onze
lieve vrouw van Cythere, gij zjjt toch al te
zwaartillend en droefgeestig
„Laat mij toch met rust Leone ik bid u,
ga gij naar uwe Signora. Ik geef u verlof voor
den geheelen nacht, tot het eerste hanengekraai,
opdat ik uwen loszinnigen mond van het schip
kwijt worde. Ga, bid ik u, en kwel mij niet
langer met uw vroolijk lachend gezicht. Waarlijk,
ik gun u het lichte bloed en den lustigen le
vensmoed maar gun mij nu ook dit eenzame
uurtje, wanneer gij mijn vriend zijt. Het ziet er
woest in mijn binnenste uit
„Antonio," zeide de luitenant op ernstiger
toon, „Antonio, bij mijne eer, ik wilde u niet
plagen. De dikke waardin in het wapen van
Alcantara moge wachten en naar de deur kijktn,
zoo lang bet haar belieftik ga niet. Spreek,
Carissimo, hoe staat het met u Zeg mij in
vertrouwen, wat u druktDe booze tijding van
de Wester-Schelde is het niet; zou het werkelijk
tóch niet zullen houden aan de met hen ge
maakte afspraken of aan hun bekentenissen
van gisteren en eergisteren
Zoo ja, dan geven wij dit de Delvenaar
nog niet zoo voetstoots toe. Het moet toch
erkend, dat er ook onder hen, die van den
godsdienst niets willen weten of zelfs niet aan
het persoonlijk bestaan Godsgelooven, wel
mannen zijn, van wier oneerlijkheid men in
het burgerlijke en maatschappelijke leven
weinig opmerktmannen ook, die door een
onbewust of ongemotiveerd waarheids- en
rechtsgevoel geleid worden om zich bij zeke
re gelegenheden in de bres te stellen voor
elke verdrukte partij, hetzij het een christe
lijke of een niet-christelijke is.
Althans gelooven wij niet, dat de radica
len hierin achterstaan bij de roomschen of
bij de „liberalen."
En aangezien de antirevolutionairen al
leen geen meerderheid in het land vormen,
zoodat zij, om iets tot stand te brengen, zich
wel inet andere partijen voor bepaalde doel
einden moeten verbinden, zien wij volstrekt
niet in, waarom wij ook niet nu en dan wat
met de radicalen zouden mogen afspreken.
En nog veel minder kunnen wij beseften, hoe
zulk een formeele samenwerking verwant
zou zijn aan het beginselloos saamleven van
de „nationalen" met de liberalen-
De bekwame redactievandeDelvenaar
zal het or.s ten goede houden, dat wij rond
uit onze meening tegenover de hare gesteld
hebben. Steeds pleit zij voor zelfstandigheid
en toont zij zich van slaafsche volgzaamheid,
die geen vrucht is van gelijkheid van over
tuiging, afkeerig. Wij zouden haar derhalve
beleedigen, zoo wij veronderstelden, dat zij
onze tegenspraak niet verdragen kon.
Maar dan is ook ons vriendelijk verzoek
aan de Delvenaar dat dit blad zich nader
verklare. Want het is ons niet te doen, om
slechts te discussiëeren, doch alleen om tot
meerdere helderheid te komen. Waar d e
Delvenaar meent, dat wij van het goede
spoor afgingen, houden wij ons voor terecht-
waarbeid zijn, wat ik voor scherts opnam en
schertsend hesprak Zoudt gij in allen ernst in
de strikken der blonde tooverres vervallen zijn
Kapitein Valani haalde zeer diep adem en sprak
geen woord. Delia Rota vervolgde En zij speelt
de ongenaakbare jegens u Bij de beheerscheres
van Paphos, dat verdient straf. O, die barbaar-schel
Antonio Valani, mijn bevelhebber en vriend,
met zwaard, hoofd en hart sta ik u ter zijde.
Wat willen wij doen, om dat aardige kind voor
u te gewinnen
Wat hierop verder tusschen deze beide zee
lieden verhandeld werd, ging verloren door het
geroep van den matroos van de wacht op de
loopplank. Trommelgeroffel weerklonk van de
kade, fakkels lichtten, wapenen blonken. De
admiraal Frederik Spinola kwam om na te zien,
hoe het er op de Andreas Doria en de overige
schepen zijner vloot onder de muren van Ant
werpen uitzag. Hij bevond zich in de gemelijkste
stemming, zooals Antonio en Leone wel bespeur
den, toen zij zich haastten om hem met allen
eerbied te ontvangen. Zeer vertoont stapte Signor
Federigo in den kring zijner gezagvoerders, die
zich aan boord der Andreas Doria rondom hem
verzamelden. De ongelukkige strijd van den
laatsten nacht drukte hem zwaar op het hart.
Ging dat zoo voort, zoo viel de zaak geenszins
wijzing zeer aanbevolen. Maar totnogtoe
meenen wij dat ditmaal de Delvenaar het
mis had.
lie nieatwe oadei wijswel.
Het ontwerp tot wijziging van de onderwijs
wet, dezer dagen door den heer Mackay inge
diend, is reeds van verschillende zijden besproken.
Dat het niet zeer diep ingrijpt in de bestaande
school regeling, is reeds hieruit af te leiden, dat
de liberalen er niet erg over verstoord zijn, en
de antiliberalen niet bijzonder in bun schik.
Maar het komt er vooral op aan, de voor
stellen van den heer Mackay uit liet rechte
oogpunt te bezien.
Een schoolwet in antirevolutionairen geest
kan er onder het thans nog vigeerend art. 192
van de Grondwet niet komen; want dit artikel
legt aan de Regeering nog steeds den plicht
op te zorgen, dat er overal in den lande „vol
doend" openbaar onderwijs gegeven worde.
Nu is dat woord „voldoend" wel rekbaar,
maar toch niet zoo, dat de vrije school op den
voorgrond gedrongen en de openbare school
slechts tot aanvulsel van het ontbrekende kan
gemaakt worden.
Nochtans ziet men in het nieuwe ontwerp
duidelijk het streven des Ministers om nevens
liet openbaar onderwijs het bijzondere uit zijn
vernedering op te heffen, en om het in beginsel
met het openbare ten minste gelijk te stellen.
Zoolang liet bijzonder onderwijs geheel door
de belanghebbende, ouders moet betaald wor
den, zijn de meeste armere lieden wel gedwon
gen om van het „neutrale" onderwijs gebruik
te maken. Door aanneming van Mackay's wet
zal dit anders worden. Wat de armen niet be
talen kunnen, zal de Staat bijpassen, onverschil
lig van welken godsdienst zij zijn. Men zal dan
niet langer, omdat men arm is, te kiezen hebben
tusschen verloochening van zijn geloof en het
laten opgroeien van zijn kinderen in onwetendheid.
Ongeveer acht en een halve ton stelt de Re-
geering dan voor dit doel beschikbaar. En dit
geld wordt niet afgegeven dan op voorwaarde,
dat er bij het bijzonder onderwijs nog een flink
aantal ouderwijzers worden aangesteld, en dat
de scholen, die er mede van profiteeren willen,
gedurende een behoorlijk aantal uren onderwijs
geven in dezelfde vakken als de openbare scholen.
zoo voordeelig uit, als zij op het perkament
scheen te zijn, volgens het verdrag, waarop Don
Philips III van Spanje zijn „YoelRey" boven
de handteekening vau den Ganueeschen Nobile
geplaatst had
„Naar buiten met u allen schreeuwde Don
Federigo woedend in den kring zijner kapiteins,
„naar buiten in zee, en neemt mij dat verwensehte
zwarte galeischip in beslag Knoopt aan hunne
eigene raas de geuzen op en de hel ontvange
hunne zielen Cospetto, morgen vroeg bij het
aanbreken van den dag gaan de vier galeien,
die hier nog voor anker liggen er op uit. Hebt
gij mij verstaan, Signori De Andrea Doria
blijft alleen nog hier en wacht nadere commando's
af.
Hebt gij het gehoord, gij heeren van de galeien,
morgen vroeg 1 Reeds is bercht gezonden aan
de bevelhebbers te Sluis, om eveneens met alle
beschikbare schepen in zee te steken. Het zwarte
galeischip brengt mij het zwarte galeischip of
de satan
De admiraal verliet het dek, de rest zijner
toespraak in zijne woede inslikkend de kapiteins
keken elkander met allerlei grimassen op het
gelaat aan en den vertoornden admiraal na.
Wordt vervolgd.)