Christelijk "Weekblad voor de Zuid-Hollandsclie en Zeeuwsdie Elanden ID *acten, srdraad Vrijdag 18 Januari 1889. Derde Jaargang IN HOC SIGNO VINCES W. BOEKHOVEN. ,a tg taM. IATI>. 5, Men beien tl,20, Eioop «oerderijen, per f lOOO Alle stukken voor <te Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever. Het streven der antirevolu tionairen. Ken omkuiktmns* getlrag. I&t* volkeren «Ier Aarilc. TEN en WISSELS. igde Hoofd-agetten ppij van Algemeene l gevaren van de goederen als an bedrijf, ligging it leven-, rivier- ook rden en zeer voor- ilitiezaken hebben ien verzekerden de Fabrikaat, met Haken van rollen, voor Hooi- ol- en T urfatrooi- n billijken prijs ge- A\ IIEERDE, Rotterdam. Vooruitgang eede en Overflakkeel tot 31 Maart 1889. rm. 6 en 12 uur. 7,15 10 nam. 1,15 u. y.io 3 10,45 f 5,30 aansluiting met de stoom Rotterdam en omgekeerd ZIJN: MBOOT. am, (Raderboot.) Rotterdam. sdag voormiddags 5,30 uur, 6,30 nar namiddags 1,30 uur. en 31 Januari efstoombootdienst.) iddelharois. Zondags, VINTERDIBNST. Rotterdam. sdag 's morgens 4,30 ure. 6,30 Donderdag, ag namiddag 1,45 ure. MAASNYMPH ngen 1 Nov. ERDAM. 1,30, en namiddag 2,— a 8,30, 2,— 6,—, en nm. 2,30 n. ,30, r 2,30 'SLUIS. tmiddag 0,45 en 2,45 een half uur later. 0 ure, nm. 2,45 ure. ca een half uur later. iar Rotterdam, roorra. 8,30 ar Helleroetsluis dagelijks 1 in correspondentie met rflakkee. terdag ndag tandag nsdag jensdag mderdag 17 ij dag 18 vm. 12 vm. 13 vm. 14 vm. 15 vm. 16 vm. 9,30 u. 9.30 u. 9.30 u. 9,30 u. 9,30 o. 9:30 u. 9,30 u. Winterdienst. 7 Sept. m. 5,15; Zaterd. ongev. 6,50 Maandag en Dinsdag vin. 6, Vrijdag vm. 7,10, nm. 2,30 dag vm. 8, nm. 3. Dinsdag vm. 5,30; Woensd rland) vm. 5,45. i; Zaterdag mm. 5. er): op werkdagen des rm. ïm. 3. ;n Dinsdag nm. 1,80, Wosms- maand zalOude Maa II' itterdam vertrekken, erdag en Vrijdag: ran Oud-Beierland vm. 7. dijk nm. 1. I (Raderbooten). ,m. Jan. Van ROTTERDAM: mr Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijsper drie maanden 50 Cent, franco p. post Afzonderlijke nummers 5 Cent. UITGEVER SOMMEES» IJ li. Advertentiën van 1 5 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend. Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur II. Thans hebben wij de vraag te beantwoor den, of de antirev. partij een kerkelijke partij is. In een goeden zin ja; maar in denzin, zooals de tegenstanders het meenen, neen. Het hangt er maar van af, hoe ge dat woord kerkelijk opvat. Bedoelt men er mede, dat over 'talgemeen de antirevolutionairen veel van hun kerk houden, en dat de warmste voorstanders van een goede kerkelijke institutie in den re gel ook den meesten ijver aan den dag leg gen op politiek gebiedof wil men er mede zeggen, dat het antirevolutionair program iets gemeen heeft met een kerkelijke be lijdenis, gewis, dan is onze partij een ker kelijke. Doch zoo onschuldig bedoelen de tegen standers het gemeenlijk niet. Neen, als zij ons een kerkelijke partij noe men, dan willen zij daarmede de menschen trachten wijs te maken, dat onze partij er naar zou streven om weer een soort gere formeerde staatskerk op te richten, om dan de leden van die kerk boven andere burgers te bevoordeelen, en de geestelijken in die kerk de heerschappij over ons volk te ge ven. Daarom wisselt men den naam kerke lijk" af met den naam »clericaal", en wil daarmede dan uitdrukken, dat het den anti revolutionairen te doen zou zijn om de do- miné's den grootsten invloed op het landsbe stuur te verschaffenof indien dat al niet, dat zij dan toch ten minste feitelijk aan den leiband der dominé's loopen en zich tamelijk blindelings aan hun wil en zin overgeven. Dit alles nu is eenvoudig laster en leugen. Wie onze partij dit nageeft, kent haar niet, en heeft nooit iets van haar bedoelingen begrepen. Voorzeker, wij erkennen het nog een maal, de antirevolutionairen hebben veel op met hun kerk, en dat is geen wonder ook. Immers, zij wenschen het staatsbestuur in te richten overeenkomstig Gods onfeilbaar Woord, en de kerk bestaat juist om de ken nis van dat Woord te vermeerderen en te verhelderen. Het leven des menschen en der mensch- heid is ook één geheelhet laat zich niet in stukken verdeelen. Zij die Gods Woord buiten de kerk eeren, zullen het ook in de kerk op hoogen prijs stellen, en hetzelfde Woord boezemt hun liefde in èn voor hun va derland èn voor hun kerk. En omgekeerd zullen zij, die Gods Woord in het maatschap pelijk en staatkundig leven niet achten, zich op den duur ook weinig om de kerk bekom meren want wat heerlijkheid zou er aan eenige kerkinrichting zijn, zoo deze niet be vorderlijk is aan de verbreiding en toepas sing van Gods Woord? Als uitdrukking van het wezen van den godsdienst, als inge vlochten deel van het religieuse leven heeft de kerkdienst zeker groote waarde, maar zonder het wezen, buiten het leven en en kei als vorm beschouwd, heeft hij zeker wei nig aantrekkelijks, en bespeurt men dan ook dat ongodsdienstige lieden hoe langer hoe minder öm de kerk malen. De antirevolutionaire partij is kerkelijk, in zooverre zij een calvinistisch karakter draagt en haar program heeft gebouwd op een deel van de kerkelijke belijdenis. Neen, zij is niet voortgekomen uit de belijdenis van een algemeen geloof, en is geen „algemeen christelijke partij" zij sluit door haar pro gram de Roomschen en de Arminiaansch gezinden en zelfs eenigszins de Lutherschen uitwant zij beroept zich op de Hervorming zij wil niet, zooals de Arminianen de Over heid in de kerk laten heerschen, en zij hul digt niet het streng monarchale beginsel, hetwelk in Luthersche landen geldt, maar zij verlangt een constitutioneel Parlement, en wil daardoor den rechtmatigen volksinvloed op het staatsgezag verzekeren. Om haar oorsprong en beginselen gevoelt onze partij zicli dus verwant aan een be paalde kerk, nl. aan de gereformeerde, waarvoor Calvijn in ons land het spoor heeft gewezen. En hieruit verklaart het zich ook, dat de hoofdleiders onzer partij, die het best vertrouwd zijn met de staatsrechte lijk Calvinistische denkbeelden, tevens zeer veel op kerkelijk gebied arbeiden, en daar mede hun best doen om de leer van Cal vijn in beoefening te brengen, omdat zij die leer gelooven te zijn in overeenstem ming met de H. Schrift. Men volgt alzoo bij het licht van Gods Woord één leer meester, zoowel op politiek als op kerke lijk terrein. Maar verder moet men ook niet gaan. Met de huishouding van de kerk bemoeit zich de antirevolutionaire partij als zoo danig niet. Zij beeldt zich niét in een kerk te zijn, zij wil de kerk ook niet beheerschen, en evenmin door haar of haar priesters be- heerscht worden. Enkele kundige liberalen hebben dit ook wel eens erkend. Zoo schreef Mr. P. van Bemmelen in 1873 vrijuit „dat een sociaal-po litieke beweging van de Calvinisten niet uit sluitend van de predikanten kan uitgaan noch hun belang en hun heerschappij die nen terwijl de Amsterdamsche hoogleer aar C. B. Spruyt in '82 of'83 in de Tijdspie gel schreef, dat de naam „clericalen" voor onze antirevolutionairen even dwaas is, als dat men een zwaluw een visch ging noemen. Neen, het is gansch onwaar wat de libera len onze partij gedurig toedichten, nl. dat zij kerk en staat zou verwarren of vereenzelvi gen, en dat zij het dezulken die niet tot een bepaalde kerk behooren, lastig zou maken. De antirevol. partij is een staatkundige partijzij rekent alleen met staatkundige beginselen en onderscheidt die scherpvan de kerkrechtelijke beginselen. Daarom schreef zij ook in haar program „De antirev. partij belijdt, dat het staatsge zag noch rechtstreeks, noch door de uit spraak van eenige kerk, maar alleen in de. consciëntie der overheidspersonen, aan de ordinantiën Gods gebonden zij. De over heid is als dienaresse Gods, in eene christe lijke en dus niet godsdienstlooze natie, ge houden tot verheerlijking van Godsnaam, en behoort diensvolgenszichzelve te onthouden van elkerechtstreekschebemoei- ing met de geestelijke ontwikkeling der na tie (wijl zij tot die bemoeiing volstrekt onbe voegd is)en alle kerkgenootschappen en godsdienstige vereenigingen, en voorts alle burgers, onverschillig welke hunne denk wijze aangaande de eeuwige dingen zij, te behandelen op voet van gelijkheid. Zij ver klaart, dat noch voor het Rijk in Europa, noch voor de Indien, door de overheid eene staatskerk, van wat vorm of naam ook, mag worden in stand gehouden of ingevoerd dat het den Staat niet toekomt zich met de inwendige aangelegenheden der kerkge nootschappen in te laten." (Artt. 3, 4 en 20 van het Program). Tegen deze duidelijke verklaringen moe ten alle pijlen der tegenstanders afstuiten en op hun eigen hoofd terugspringen. Volgens de Calvinistische leer is er in de kerk alleen plaats voor lieden van één zelfde belijdenis, doch in den Staat is er ruimte voor lieden van allerlei belijdenis, voor menschen met en zonder geloof. En wat de medeleden hunner eigen partij be treft, onderzoeken de antirevolutionairen volstrekt niet, of zij kerkelijk wel zuiver naar het Calvinistisch beginsel leven, maar al een of zij het met de staatsrechtelijke beginselen der partij eens zijn. Zij denken er dan ook niet aan om zich onder de heerschappij of het opzicht van eenige priesterlijke macht, hoe ook genaamd te plaatsen. Dat de predikanten als ontwikkelde, we tenschappelijke burgers mede hun oordeel onder het volk uitspreken, is hiermede niet betwist. Dat is ook zoo natuurlijk mogelijk. Vooral als er politieke quaestiënaan de orde zijn, waarmede de eer'van het Evangelie is gemoeid, wordt de belangstelling der ge trouwe bedienaren van Gods Woord opge wekt, en laten zij er zich spoedig over uit. Maar zij staan hierin slechts gelijk met an dere burgers van veel ontwikkeling. Als dominé geven zij geen leiding aan de poli tiek, en het al of niet volgen van hun raad en oordeel hangt eenvoudig af, evenals bij an dere voorname burgers, van den dunk dien het volk heeft van hun politieke kennis en hun doorzicht in burgerlijke zaken. Meent het publiek, dat de dominé niet genoeg thuis is in de politiek om een welgegrond oordeel te hebben, dan gaat men zijn gang en Iaat hem er buiten. Dit is ook bewezen in de schoolquaestie, zeker een der meest ingrij pende vraagstukken op politiek gebied. De ze quaestie is niet aan de orde gebracht door de predikanten, maar veel meer door de on derwijzers, ja zelfs niettegenstaande de mees te predikanten er tegen waren. En dit laatste was ook begrijpelijk, omdat vele predikan ten, die zeiven in de kerk de zuivere leer niet meer verkondigden, ook de noodzake lijkheid niet inzagen, dat die leer weer aan de kinderen zou worden ingeprent op de school. Een oppervlakkige schijn opleiding tot „maatschappelijke en christelijke deug den" zooals de wet die voorschrijft voor de openbare, „neutrale" scholen, was in hun oog voldoende. Daarbij brachten de chr. scholen voor hen het gevaar mede, dat er een geslacht werd gekweekt, hetwelk, met de waarheid in kennis gesteld, zich straks van hun prediking zou afkeeren. En zoo is het ook geschied. De predikanten, die het niet met de belijdenis eens zijn, hebben dan ook altijd nog weinig hart voor de chr. school, en alleen de leeraren, die zich bij de oude beproefde leer houden, en dus bij d'e chr. school geen kwaad kunnen, steunen haar, zonder evenwel haar leiders en be stuurders te zijn. De leiding, niet alleen van het onderwijs zelf, maar ook van den onder- wijs-strijd ging, gelijk wij zeiden, van on derwijzers uit. Ook uit hetgeen in vroegere jaren in de Kamer is verhandeld over den onderwijs strijd, over de eedsquaestie, over de predi kantstraktementen, over liet ter kerk gaan van militairen en over vele andere zaken, die met het geloof in verband staan, kan klem mend bewezen worden, dat onze partij nie- mands burgerrechten zoekt te verkorten, maaralleen gelijkstelling beoogt van de geloovige Christenen met lien die niet ge looven. 1 Toen de heer Mr. Six Minister van Binnen- landsche zaken ,vas, kou hij zijn beleid volstrekt niet verdedigen, zooals het behoorde. Er was h. v. een Commissaris des Konings op zijn voor dracht benoemd, een half jaar vóór de plaats vervuld koude worden, en toen zijn opvolger, Mr. Pynacker Hordijk, in Maart aan het bewind kwam, vond hij de benoeming van een Com missaris des Konings in de provincie Utrecht, die eerst tegen Mei in functie kon treden, reeds lang geschied. Onmogelijk kon de heer Six, die destijds ook van liberale Kamerleden een af keu rend oordeel moest aanhooren, zich hierop ver dedigen. Maar toch stemden de antirevolutionaire kamerleden niet tegen zijn begrooting omdat zjj geen heil zagen in het afbreken van Ministeries, die door den Koning waren daargesteld. Aan zulk een geniepige oppositie hadden zjj geen lust. En wat doet thans diezelfde heer Six als lid der Eerste Kamer, nu hij zijn oordeel uitspreekt over het tegenwoordig Kabinet? Dadeljjk stelt hij de quaestie van vertrouwen en houdt een deftige rede oui goed te doen gevoelen, dal hij den Minister van Koloniën niet vertrouwt. Zoo iets hadden de antirevolutionairen toch waarlijk aan hem niet verdiend. Ook is het echt revolutionair om een begrooting t' willen afstemmen alleen om van een Minister ontslagen te geraken; dus om redenen buiten de begrooting zelve. En daartoe hoewel hij geen succes had gal' de heer Six het eerst het sein. Dat is nu die „vrome" Schiedamsche candi- daat De komen,le verkiezingen in Frankrijk nemen hoofd en hart van allen in. Te Parjjs bedekken de aanplakbiljetten van republikeinen en Bou- langisten alle beschikbare plaits. De prefect der Seine moet verklaard hebben, dat er ge gronde vrees bestaat, dat ,1e volksmenner op den verkiezingsdag wanordelijkheden zullen t-achten te veroorzaken om da .rdoor den goed- geziuden hu gera vrees aan te jagen eu hot stemmen t,e beletten. De bevelhebber van Parijs heeft, Volgens geruc'.t, reeds een onderzoek in gesteld ot het weuscheljk zou zjju eenige regi menten tijdelijk duor troepen van het platteland te ver ran gendaar de regimenten te Parjjs door een langdurig verblijf met de bevolking ver- trouwd zijn geraakt. Uit Parijs wordt ge- 1 telegrafeerd, dat de Senaat de wet tot W'jzio-'nir

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1889 | | pagina 1