Christelijk
Weekblad
voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
\ND
Derde jaargang N°. 140.
TAFELTJE.
IN HOC SIGN O VINCES
Vrijdag 2 November 1888.
W. BOEKHOVEN.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zeilden aan den Uitover,
>KR MEULEN
or Jongelui
van
I ii;v.
at van schoone
l opende de ru-
Joiipliii)
Voogden daar
3X1 worden?
oproeping voor
mogelijke in-
oor den Redac-
mmers f 5,
krijgbaar
Zomer en tegen
;eekenaren eene
prijzen plaats
lekenaar gratil
E
Deze Courant versclijjnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden 50 Cent, franco p. post
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever
S O M I» E L S n IJ K.
Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend.
Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur.
Vooruitgang
en Overflakkee,
31 Maart 1889.
en 12 uur.
1,15 10 nam. 1,15 u.
,15
,45
S,30,
ber 1888.
iu aausluiting ran
tterdam.
luiting met de itoom-
terdaw eu omgekeerd.
ot.
(Raderboot.)
tterdam.
roormiddags 5,uur,
0,30 uui
namiddag! 2 uur.
AGS.
ombootdiknst.)
elbarnis.
ovcmber.
TERDIENST.
otterdam.
'8 morgeni 4,30 ure.
0,30
Donderdag,
's namiddag 1,45 ure.
MAASNYMPH
'«angen 1 Sept.
AM.
11, en namiddag 3,30 u.
11, r 3,30
11,30 en an. 4,m.
11,30 4,—
"IS.
dag 0,45 1,30 en 4 u.
n lialf uur later.
-e, nm. 1,30 en 4 ure.
eu lialf uur later.
Itotterdam, voorin. 8,30
"ellevoctsluis dagelij k»
correspondentie met J
ee.
Winterdiensfc.
ept.
,15; Zaterd. ongeT. 6,50
andag en Dinidag vm- 6,
ijdag vra. 7,10, nm. 3,30
rm. 8, nm. 3.
sdag rm. 5,30; Woeuad
Tm. 5,45.
erdag nm. 2.
op werkdagen des vio.
3.
insdag nm. 1,30, Woeu»-
and tal *Oude Maas II'I
dam Tertrekken.
g en Vrijdag:
Oud-Beierland Tm. 7
nm. 1.
aderbooten).
October.
en opg. ontr.)
W KGH H ALM»ER.
NOVEMBER.
ZON
MAAN
MARKTEN.
°p
onder
op
onder
3 Zaterdag
7,2 .4,25
5,44
4,42
4 Zondag
7,4 4,23
—,32
N.'M.
5 Maandag
7,5
4,22
8,38
5,46
Ouddorp pa. vc.
6 Dinsdag.
7,7
4,20
10,1
6,30
7 Woensd.
7,9
4,18
11,13
7.22
Soinmelsdijk ve.
8 Donderd.
7,11
4,10
-,14
8,26
Tholen pa. Te.
9 Vrijdag.
7,13
4,15
1,1
9,35
Hoedekensk. ve.
rotterdam:
27 »m.
28 nm.
g 29 nm.
g 40 nm.
'ag 31 Tm.
dag 1 Tm.
2 *ra,
9,45
9,45
12,00
9,45
9,45
0,00
0,00
DE SCHADUWZIJDE VAN EXAMENS.
Niemand zal ontkennen, dat de examens
in onzen tijd een buitengewoon hooge vlucht
nemen. De jongelieden worden er letterlijk
mede overstort. Want niet alleen wordt er
een examen verlangd voor schier alle staats-
en maatschappelijke betrekkingen, maar
zelfs op de lagere en vooral op de middelbare
scholen, waar men nog lang niet aan het ver
krijgen van een betrekking toe is, moet tel
kens door de kinderen een examen afgelegd
worden.
De bedoeling van al die examens willen
wij niet misduiden. Immers, zij strekken om
bij klasseverhooging op de school of bij het
weggeven van ambten en betrekkingen, niet
naar gunst en willekeur, maar rechtvaardig,
overeenkomstig de billijke aanspraken der
mededingenden te werk te gaan.
Toch schijnt in onzen tijd de vraag gewet
tigd of het middel hier gebruikt, wel genoeg
zaam doeltreffend is, en of men wel mag aan
nemen, dat de examens een vertrouwbare
maatstaf zijn voor het kiezen van de rechte
personen voor zekere betrekkingen.
De schoolexamens zouden wij in dit op
zicht willen uitwonderen, omdat deze alleen
strekken om op de hoogte te komen van het
geen de leerlingen weten. Maar ook d i e ex
amens behoeven zoo talrijk niet te zijn, de
wijl de onderwijzers of leeraars, (als zij zei ven
geschikt zijn voor hun werk,) dagelijks gele
genheid hebben om zich vertrouwd te maken
met de mate der kennis en de bijzondere ei
genschappen hunner leerlingen. Deze doen
dan ongemerkt zoo goed als dagelijks exa
men zoodat het gedurig opzettelijk verrich
ten van zekere examenproeven na afloop van
vaak zeer korte termijnen slechts gejaagd
heid en onrust bij de kinderen bevordert,
zonder dat men er het wezenlijke nut van
kan inzien.
Doch nu komt de vraag of degrootere ex
amens, die aan het benoemen voor posten
en ambten voorafgaan, aan het doel beant
woorden, dat is of zij een waarborg voor ge
schiktheid en getrouwe plichtsbetrachting
zijn. En dan moet het antwoord ontkennend
luiden.
Zoo b. v. wordt er menigmaal geklaagd
over de ongeschiktheid van notarissen, zoo
wel in het omgaan met het publiek als door
hun onnauwkeurig stellen van akten en an
dere stukken, zoodat zij onnoodige proces
sen veroorzaken en het kadaster in een slech
ten toestand brengen. En toch ligt dat waar
lijk niet aan de examens die zij hebben af te
leggen. Deze zijn, ieder erkent het, zeer
zwaar. Ook bewijst de ondervinding, dat zij
die theoretisch nog meer aanbeveling heb
ben doordien zij den graad van meester in
de rechten verwierven, toch onder het pu
bliek niet de meest vertrouwde notarissen
zijn.
Een ander voorbeeld leveren ons de on
derwijzers. Velen die de nieuwere en stren
gere examens met goed gevolg passeerden,
staan praktisch achter bij oudere leermees
ters die een veel gemakkelijker examen af
legden. Menig kweekeling zelfs toont beter
takt en bekwaamheid in het besturen eener
klasse dan vele onderwijzers die enkel voor
het examen zijn gedresseerd en daarop bijna
alleen hun zinnen gezet hebben, maar die
zich om de praktijk weinig bekommerden.
De examens zijn alleen een middel om
er achter te komen wat iemand op zeker tijd
stip kent. En ook dat nog niet eens altijd,
omdat vele aspiranten door de vrees van
niet te zullen slagen, hun gedachten niet ge
noeg bij hun werk hebben en over het ge
heel wat van streek zijn. Maar bovendien,
het werkelijke leven eischt niet slechts per
sonen die wat kennis bezitten, maar die deze
kennis ook kunnen toepassen, die wat kun
nen, wat willen en wat durven.
Willen wij hiermede nu zeggen, dat alle
examens maar afgeschaft moeten worden? O
neen, verre van daar. Maar wel zijn zij in
aantal te beperken. De vergelijkende exa
mens voor onderwijzers b. v. zijn tot wei
nig nut, tenzij zij alleen prachtige proeven
ten doel hebben. Voorts dientgewaarschuwd
tegen het opdrijven en aldaar verscherpen
van de examens, omdat, zooals wij reeds
zeiden, de bruikbaarheid der ambtenaren
niet direct afhangt van de hoeveelheid ken
nis die zij verzamelden. Integendeel, als zij
zich daarvoor zoo boven hun krachten moe
ten inspanen, als in onzen tijd vaak het ge
val is, loopen zij groot gevaar dat hun ver
mogens er reeds op jeugdigen leeftijd min of
meer door verstompt geraken, en hun ge
zond verstand benadeeld wordt waardoor zij
dan altijd minder bedreven in het maatschap
pelijk leven optreden.
Daarom is het ook zoo noodig, dat de af
zonderlijke examenstudie verband houdt met
hetgeen den jongen lieden later in hun be
trekking t e p a s komt, En dit kan alleen het
geval zijn als de examenprogramma's wat in
gekrompen worden, en er heel watgeschrapt
wordt van datgene hetwelk de candidaten,
als zij eenmaal hun examen gedaan hebben,
toch zoo spoedig mogelijk als ballast over
boord werpen.
De jongelieden moeten door de ouders
zooveel mogelijk vrij gelaten worden in het
kiezen eener maatschappelijke betrekking,
doch hebben zij die keuze eenmaal gedaan,
dan moet hun speciale examenstudie er niet
toe leiden, dat hun hart door te veel onnoo
dige studie van die betrekking afgetrokken,
maar wel integendeel, dat het er meer en
meer op gezet kan worden.
Nog een punt hebben wij te noemen. Het
is het stellen van geschikte exameninatoren.
Dit is een zaak van groot belang. Het komt
er bij een examen toch op aan de niet zelden
ietwat onthutste aspiranten op hun gemak te
brengen. Worden zij daarentegen metstroef
heid bejegend, of erg uit de hoogte toege
sproken, dan wordt de deur hunner kennis
dichtgegrendeld in plaats van geopend, en
leidt het examen tot gansch averechtsche re
sultaten. De gemakkelijkste examens wor
den dan ook afgelegd, bij de knapste exa
minatoren, die meer een zakelijk dan een
vormelijk onderzoek doen. Allen die onder
vinding van examen afleggen hebben en op
de hoogte van hun onderwerp waren, zullen
dit toestemmen.
Er valt dus aan de examens, zooals ze te
genwoordig worden afgenomen, heel wat te
verbeteren.
Hun aantal dient ook wat te worden be
perkt, want door dat aldoor examen moeten
doen het schrikbeeld der examens staat
menigeen van zijn achtste tot zijn dertigste
jaar of nog langer voor den geest wordt
de vrije ontwikkeling van den geest tegenge
gaan, worden vele kinderen op scholen ge
bracht waar zij dingen leeren die in strijd zijn
met de geloofsovertuigingen der ouders
daardoor worden ook velen uit hun stand ge
lokt daardoor wordt de waan gevoed, dat
alleen een zekere mate van kennis geschikt
maakt voor het bekleeden van maatschappe
lijke betrekkingen, en wordt de z. g. vrou wen-
quaestie in een verkeerde richting opgelost.
Het een en ander van hetgeen we Jrier
noemden dient nog nader gestaafd.
Op de Hoogere Burgerscholen bestaat te
genwoordig eene zekere zijdelingsche school
dwang. Dewijl toch deze scholen strekken
tot africhting voor bepaalde betrekkingen en
haar einddiploma recht geeft tot het bemach
tigen van eenige van die betrekkingen, zen
den vele ouders er hun kinderen heen, ook
al komt de opleiding op die scholen hun lang
uiet geschikt voor.
Ook vele andere gelegenheden om tot
examens te worden voorbereidvooral op
leidingsscholen voor het onderwijsstelt het
Rijk tegenwoordig daar.
Maar zoodoende neemt het aantal candi
daten, zoowel vrouwelijke als mannelijke,
schrikbarend toe. Voor de kleinste postjes
pielden zich vaak honderden aan. En op die
wijze komen er nu vele ontevredenen in de
maatschappij, omdat zij geen betrekking
kunnen krijgen naar hun ontwikkeling.
Vooral doet zich deze klachtbij de vrouwen
gelden. In de September-aflevering van de
Vragen des Tijds van het jaar '88 kwam
een opstel voor van Mej. Henriette van der
Mey, getiteld. „Devrouwenhaar recht",
en waarin zij betoogde, dat de vrouwelijke
candidaten beter vooruitgeholpen behooren
te worden en dat de wet haar recht op vol
komen gelijkstelling met de mannelijke can
didaten zal verzekeren. Zij schrijft er van
„Met elkander op de lagere, middelbare
of hoogere scholen wedijverend, is het een
gewoon verschijnsel, dat de vrouwelijke
leerlingen het vooral in ijver en volharding
van haar mededingers winnen, terwijl zij,
wat haar verstandelijke vermogens betreft,
niet bij hen achterblijven. Niet tegen te
spreken is het tevens, dat cijfers omtrent
den uitslag der examens voor lager en
middelbaar onderwijs een gunstiger resul
taat aanwijzen voor de vrouwelijke dan voor
de mannelijke candidaten".
Men wil dus aan de exami, ook voor
de vrouwen, een recht ontleenen om tot
alle betrekkingen te worden toegelaten.
Welke eisch weer samenhangt met de dwaze
veronderstelling, dat de examens een vol
doenden maatstaf opleveren ter beoordee
ling van iemands geschiktheid.
Te allen tijde zullen er wel examens
noodig blijken, maar dat er op dit gebied
thans veel overdrijving bestaat en dat dit
mede bijdraagt tot het in de war helpen
onzer maatschappelijke toestanden, schijnt
ons moeielijk te betwisten.
Rang-makerij f
Eenige dagen geleden kwamen er te Dordt
een honderdtal heeren bijeen om een feestvie
ring op 24 Nov. a.s. te bespreken.
In die vergadering moet de heer Mr. A. Blussé
gezegd hebben, dat bij wegens zijn leeftijd en
zijn vele maatschappelijke betrekkingen niet zoo
veel aan de regeling van die feestvieiing kon
doenvooral niet omdat hij lid was van de
Eerste Kamer, eu (zoo voegde hij er bij)
het is thans meer dan ooit zaakdat de
Eerste Kamer op haar post zij".
Natuurlijk trekt zulk een uitdrukking de aan
dacht. Maar onwillekeurig vraagt men zich af
of zij gemeend is, dan wel of men hier te doen
heeft met zekere bangmakerijof met de uiting
van een gemelijk, verstoord gemoed.
Haast moeten wij wel het laatste aannemen.
Want in ernst kan toch moeielijk worden be
weerd, dat de Eerste Kamer tegenwoordig meer
te doen heeft dan vroeger. Geheel het land schept
ruimer adem onder het rechtvaardiger en tevens
voorzichtig beleid van dn nieuwe Regeering,
en wat de Kamer van honderd dusver besloot,
gaf aan niemand reden tot bezorgdheid.
Of ziet zulk eeii ingewikkeld dreigementje
soms op de komende onderwijsregeling eu op de
staatsbegrooting die aanhangig is V In dat geval
zou het zeggen van den heer Blussé slechts
ijdele grootspraak verraden. Want hij kan zeer
goed weten, dat het in 't belang der Eerste
Kamer zelve is, het nieuwe Kabinet niet te
dwarsboomen in zijn plannen. Er zouden dan
toch maatregelen door de Regeering genomen
dienen te worden, die tot een ontbinding dor
Provinciale Staten, zijnde de kiescolleges voor
de Eerste Kamer, zouden leiden, en in het eind
ook een betere samenstelling van die Kamer
zouden tengevolge hebben.
Aldus zouden lichtelijk de liberalistische drij
vers worden geweerd.
De Vrije Universiteit.
Op 20 October j.l. droeg Dr. A Ktiyper voor
de tweede maal het rectoraat der Vrije Universi
teit over met een rede, getiteld
„Het Calvinisme en de kunst", welke rede
strekt ten betoge, dat het Calvinisme niet vijandig
staat tegenover of hinderlijk was aan de kunst
maar die veeleer bevorderde in vele opzichten.
Uit de aan deze belangrijke rede toegevoegde
Annates Academiae blijkt dat er thans niet min
der dan eenentaohtig jongelieden aan de Vrije
I Universiteit studeeren, onder welke zestig alleen
j in de godgeleerdheidacht alleen in de letteren
i vijf alleen in de rechtenzeven in de godge
leerdheid en rechten, en twee in de letteren en
I godgeleerdheid,
j Welk eon vooruitgang, en dat in slechts acht
i jaren-
Uit «le Pers.
HET PORTRET VAN DE LIBERALE
PARTIJ.
Natuurlijk vragen we .ons tusschenbeide af,
of het portret van de liberale partij, dat wij
onzen lezers gedurig voorhouden, wel photogra-
phisch juist is?