Verkiezing te Bergum. Vit de pers. Be Troonrede. Be volkeren <1 Zij had ten doel om de Gereformeerde belijders, die in het Genootschap slechts als eene partij konden optreden, kerkelijk weer bijeen te bren gen en samen te doen leven. Wij erkennen, het gescheiden leven sedert 1834 van broeders uit éénzelfde huis droeg het ernstig gevaar in zich, om ons van elkander te vervieemden. Harde woorden werden menig maal tusschen ons gewisseld. In den kerkelijken strijd stonden wij soms scherp tegenover elkaar. Wij belijden het met schaamte des aaugezichts, dat wij niet altijd in den geest der liefde en des ootmoeds tot getrouwheid U hebben vermaand en tot den strijd U hebben aangespoord. Met schuldbelijdenis en in droefenis des harten spre ken wij het voor U uit, dat ons voorbeeld, helaaslang niet altijd U bekoren en tot navol ging U nopen kon. Des te meer danken wij het onzen God, dat Hij onder die wrijving en botsing in Uw en ons binnenste het gevoel der broederschap en der liefde heeft bewaard. Het is alleen aan Z ne genade en aan Zijne goede gunste over ons land en ons volk toe te schrijven, dat dit besef onzer geestelijke eenheid in Christus en onzer historische verwantschap voor versterving is be hoed en telkens weer krachtig tot ontwaking is gekomen. Ja, de strijd zelfs, waarin wij dikwerf tegenover elkander gewikkeld werden, was een bewijs, dat wij gevoelden bijeen te behooren en van elkander niet mochten aflaten, voordat we ook kerkelijk weer sameu wandelden in de paden des rechts. In het toornen zelfs werd de hechtheid van den band der liefde openbaar. Wilt daaruit dan afleiden, broeders, hoe ons aller oog en hart naar U werd heengetrokken, toen het in 1886 door de ontfermiügen onzes Gods tot een vernieuwde breuke met het Ned. Herv. Kerkgenootschap kwam. Zeker, wij kunnen, i maar wij willen het U ook niet verhelen, er was van den aanvang af verschil in beoordeeling over de wijze, waarop de reformatie door U werd ter hand genomen. Gevoelens, meeningen en gedachten liepen onder ons verre uiteen. Maar de reformatorische beweging zelve, die in 1886 uitbrak tot bevrijding der Gereformeerde belijders uit een onchristelijk kerkverband, werd door allen als een heuglijk verschijnsel, als eene tweede scheiding, als een werk van Gods trouw en barmhartigheid begroet. De bede, heel de geschiedenis onzer scheiding door, uit duizenden harten ten hemel gezonden: Breng, Heer, al uw gevangnen weder," scheen haar verhooring nabij; en de hope werd bij velen verlevendigd, dat broederen weer samenwonen in eenigheid des geestes. Met U toch zijn wij vast overtuigd, dat een heid van Schrift en Belijdenis, van Kerkenorde en Liturgie, van oorsprong en taal, naar het Woord Gods, eenheid van kerkelijk leven ook eischt. Ons is met U de overtuiging gemeen, dat alle gescheiden leven tusschen zonen van het zelfde huis als zonde geoordeeld is voor God, en dat wij daarom wederzijds niet, rusten mogen, eer datgene wat ons vereent, getriumfeerd heeft over wat ons scheidt. Het is dan alzoo, geliefde Broederen, dat wij onder den indruk onzer hooge verantwoordelijk heid voor God en Zijne heilige gemeente de poging om tot vereeniging te komen, welke Gij thans als Synode ons voorstelt, niet alleen met blijdschap hebben opgemerkt, maar ook in ern stige overweging genomen. En al werden nu ook op onze vergadering gewichtige bezwaren te berde gebracht, die niet maar zoo plotseling uit den weg kunnen worden geruimd, toch trad niemand op, die ook maar met één enkel woord de nood zakelijkheid en de plichtmatigheid der vereeni ging bestreed. Zelfs werd Uw voorslag, om eene Deputatie te benoemen, met algeineene stemmen aangenomen; echter hebben wij ons de vrijheid veroorloofd, om het door U voorgestelde vijftal tot een achttal uit te breiden. En zoo is het ons tot groote vreugde, U te kunnen mededeelen, dat de Broeders J. v. Andel, H. Bavinck, H. Beuker, H. de Cock, W. H. Gispen, Js. v. d. Linden, A. Littony en D. K. Wielenga door de groote meerderheid der vergadering zijn aange wezen om met de vijf Deputaten Uwerzijds en met wie aan dezen mochten worden toegevoegd, over de vereeniging in onderhandeling te treden en indien mogelijk eene Acte van ineensmelting te ontwerpen. Echter kon de Synode daarbij zich niet ge heel en al plaatsen op den grondslag, die van de officieuse samensprekmgen, vroeger met II. H. Docenten der Theol. School gehouden, door U werd overgenomen, en tot onderstelling en uit gangspunt voor de samenkomsten der thans bei derzijds benoemde Deputaten werd voorgesteld. Immers was in dien grondslag ook de volledige intrekking en afschaffing van het Reglement van 1869 opgenomen en zonder verdere redeneering van te voren vastgesteld. Eu ofschoon nu tegen den inhoud van dat Reglement ook binnen on zen eigen kring zeer ernstige bedenkingen be staan, oordeelde de Synode, dat het niet aanging, dat zij nu reeds principieel tot de intrekking van de erkenning onzer Kerk door den Staat besloot. Voorts werden op de Synode door onderschei dene afgevaardigden nog twee andere voor de vereeniging allerbelangrijkste zaken ter sprake gebracht, n.l. de verhouding waarin de Ned. Ger. Kerken zich achten te staan tot de plaatselijke o-emcenten van het Ned. Herv. Kerkgenootschap en tot alle leden, die met de reformatie niet medegaan.; benevens de betrekking die er dient te bestaan tusschen de Kerk en die Inrichting, aan welke zij .de opleiding harer dienaren toe. betrouwt. Na langdurige beraadslaging nam de Synode in deze materie een tweetal besluiten, welke wij met dat in zake het Reglement van 1869 in de hieraan toegevoegde Bijlage ter Uwer kennsse brengen, en die aan de De putaten naar de samenkomst met de afgevaar digden Uwerzijds als het oordeel der Synode worden medegegeven. Wij erkennen, dat wij hiermede Uw voorslag gelijk hij daar lag, niet hebben aangenomen. De lijn, waarop wij ons bewegen, is eenigszins anders getrokken, dan door U werd voorgesteld. Toch is de richting, waarin wij wenschen te gaan, geen andere dan naar U en naar alle Gereformeerden in den lande heen. En wij ver trouwen daarom, dat de wijziging in dezen grond slag der samenspreking, die wij aanbrachten, geen beletsel zij voor de samenkomst der Deputaten en geene verhindering voor hun gewichtigen arbeid. Het mag ons niet verwonderen, Broeders, dat een gescheiden leven en een eenigszins verschil lende ontwikkelingsgang van meer dan vijftig jaren, hindernissen op onzen weg heeft gelegd die alleen met ernstigen wil en met een hart, dat van liefde tot de broederen en van begeerte naar vereeniging brandt, kunnen verwijderd wor den. Maar wat hebben die enkele tientallen van jaren te beduiden tegenover die machtige historie, welke in vorige eeuwen ons en U gemeenschap pelijk is; en wat beteekenen de enkele punten van velschil tegenover die kostbare en heerlijke erfenis, welke mot het bloed onzer gemeen schappelijke Martelaren uit het Woord Gods is veroverd en door onze zelfde Vaderen ons ter bewaring en vermeerdering is nagelaten? Gedenkende aan onze geestelijke eenheid in Christus Jezus, het Hoofd der gemeentelettende op die schatten en goederen, welke wij bezitten in gemeenschap met elkanderen ziend%in het gebod dat de Heere in Zijn Woord ons voor houdt, worden wij versterkt in de vastheid der liefde en des vredes ons ook tot eeuigheid des geestes leiden zal. Wij hebben geen grootere schuld dan die der liefde tegenover elkander. Christus, ons gemeenschappelijk Hoofd, die ons kocht met Zijn bloed, gaf ons aan, bestemde ons voor elkaar. En nooit worde Satan de eere, der wereld de vreugde verschaft, dat kinderen van denzefden Vader en zonen van éénzelfde huis in nijd en twisting hun krachten verteren, eu smaadhcid aandoen aan de éénheid, die, ge lijk tusschen den Vader en den Zoon, alzoo tus schen Hem en de Zijnen bestaat. En hiermede, geliefde Broeders, dragen wij U en onszelven op aan de barmhartigheden van onzen grooten Hoogepriester, met de bede, dat Uwe en onze Synode, ééne geworden uit twee, het Amen hooren late op het woord van Christus onzen Heere: Vader Ik wil, dat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij in Mij en Ik in U. De Synode der Christ. Ger. Kerk te Assen, Namens dezelve: W. H. GISPEN, Prases. II. BEUKER, Vice-Prases. W. DOORN, Eerste Scriba. J. WESTERHUIS, Tweede Scriba, Assen, 24 Aug. 1888. Bij de verkiezing van een lid der Tweede Kamer in het hoofdkiesdistrict Berguui zijn uitgebracht 2595 geldige stemmen. Gekozen is de heer L. W. dc Vries Anti revolutionairmet 1340 stemmen. Op den heer E. B. Kielstra Liberaalwaren 1125, op den heer Dr. Vitus Bruinsma Radicaal130 stemmen uitgebracht. Bij de vorige verkiezing verkreeg de heer O. T. Bosgra slechts 9 stemmen meerderheid. GETEMPERDE VREUGDE. In een boeiend, wijl hartelijk en gevoelvol artikel geeft de redactie van de Standaard in haar nr. van 12 Sept. jl. rekenschap, waarom zij wat laat komt met haar bespreking van het Prinsessefeest. Wel verheugt zij zich hartelijk over het voorspoedig opgroeien van de laatste Oranjespruit, Neerlands hoop en troost, maar zij vond in de thans gepasseerde liefdebetuiging aan de Prinses te weinig ernst en te weinig besef van hetgeen ons land te wachten staat. God schonk ons volk den grootsten schat in het Huis van Oranje, maar straks, dit weten wij met bange zekerheid, straks sterft het uit. En dit is geen toeval of noodlot, maar Gods bestel. Terwijl andere Vorstenhuizen welig bloeien, vertoont het Oranjehuis nog slechts één bloesem. O zeker, God kan onze natie ook buiten Oranje zegenen, maar toch acht de redactie dat er diende ge luisterd naar de stemme Gods die er spreekt in het wegsterven van zulk een glorierijk Huis. En waar dit geschiedt, kan er niet zooveel op winding en luidruchtig gejubel zijn als wij om streeks 31 Augustus beleefden. De redactie eindigt met den weusch uit te spreken, dat ons volk in zijn geheel meer mocht gaan letten op hetgeen er dreigt voor de toe komst en op de sprake Gods daarin vervat, en dat dit bedenken onze natie tot bekeering mocht leiden. niet-belijdenis van God den Heere een absoluut beginsel raakt, en dat er dus öf belijdenis of niet-Belijdenis moet wezen, maar dat er een tertiuin non datur. Van positieve ontkenning toch kan in de stuk ken der Overheid geen sprake zijn. Besluit I. De Synode der Christ. Gereformeerde Kerk, ofschoou niet willende verdedigen het Regle ment van 1869, tegen welks inhoud ook bin nen onzen kring ernstige bedenkingen bestaan Overwegende dat er verschillende bezwaren zijn, waarom zij met voetstoots de erkenning der Christelijke Gereformeerde Kerk als één ge heel van Kerken door de Regeering kan prijs geven. Draagt aan de eventueel te benoemen depu taten onzerzijds op, om die bezwaren met de deputaten der Voorloopige Synode te Utrecht te bespreken en te pogen om tot overeenstem ming te komen, ten einde eene volgende Syno de daarover dan nader oordeele. Besluit II. Overwegende, dat de Ned. Geref. Kerken in Belijdenis, Kerkenordening en Liturgie volko men met ons overeenstemmen, zijn wij tot ver eeniging met deze Kerken ten volle bereid, wan neer zij, wat dit eerste punt van behandeling betreft, slechts het navolgende verklaren lo. Dat zij (de Doleerenden) in gehoorzaam heid aan 's Heeren Woord en in overeenstem ming met art. 2729 onzer Belijdenis, met het Ned. Herv. Kerkgenootschap, zooals het sedert 1816 met zijne organisatie, besturen en regle menten bestaat, volkomen gebroken hebben. 2o. Dat zij de afscheiding van gemeld ge nootschap, zooals ze in 1834 plaats had, erken nen als geschied te zijn in gehoorzaamheid aan en in overeenstemming met Gods Woord, en daarmede ook de plaatselijke gemeenten der Chr. Ger. Kerk al wettige openbaring van het lichaam Christi. 3o. Dat zij niemand iu hnnne lidmaten-boe- ken inschrijven, dan alleen de zoodanigen, die instemming met de Gereformeerde leer betuigd, en onderwerping aan de kerkelijke tucht beloofd hebben. 4o. Dat zij geene attest afgeven en aannemen, dan aau en van erkende kerken die met de Sy nodale hiërarchie hebbeu gebroken. 5o. Dat zij geene gemeenten meer zullen or- ganiseeren, daar, waar reeds eene Chr. Ger. Ge meente bestaat, tenzij de plaatselijke Kerkeraad en Gemeente van het Synodale- tot het Gere formeerde terrein overgaan. Besluit III. De Syuode oordeelt, dat in geen geval het beginsel worde prijsgegeven, dat de Kerk hare eigene inrichting tot opleiding harer leeraren hebbe. Het is bekend dat er voor de wet van 1857 slechts één kweekschool bestond: de bekende school te Haarlem. Tengevolge van de wet van 1857 verrezen, naast die van Haarlem, de Rijks kweekscholen te's Bosch en te Groningen. Wel dra werden de Rijkskweekscholen hef troetelkind van de heftigste drijvers der onderwijspartij bij de behandeling der onderwijswet van 1878 wilde de heer Moens (thans inspecteur der tweede inspectie) het aantal kweekscholen op minstens tien hebben vastgesteld. In zijne ontevredenheid over de afstemming eener andere verscherping, trok hij evenwel zijn amendement in, en werd artikel 12 aldns geformuleerd: van Rijkswege worden kweekscholen opgericht en onderhouden. Derhalve minstens twee kweekscholen; thans evenwel zijn er zeven in werking. Ingevolge hetzelfde artikel (4e lid) werd ook het Rijk overdekt met zoogenaamde normaal scholen. Geen plaats bijna van eenig aanbelang, of er werden dergelijke scholen opgericht. Welke zijn nu de resultaten van deze Rijksinrichtin gen? Ziehier eenige cijfers. In 1883 leverden de zeven Rijkskweekscholen 118 onderwijzers, de normaallessen 340 onder wijzers en 204 onderwijzeressen, te zamen 544, dus 4Va maal meer dan de kweekscholen. En nu de kosten! Voor de Rijkskweekscholen was op de begrooting uitgetrokken ruim ƒ424,000, voor de normaallessen ƒ634,000, dus niet 4Va maar nog niet eens anderhalf maal meer. Als m de cijfers van 1882 tot maatstaf neemt, kost een onderwijzer, die van de Rijkskweekschool komt, bijna 3600, terwijl een onderwijzer, die de normaallessen bezocht heeft, opruim ƒ1000 te staan komt. Een verschil dus van bijna ƒ2610. Misschien, of liever zeker, zullen de cijfers van de laatste jaren eenigszins anders luiden, maar dat betrekkelijk kleine onderscheid doet weinig ter zake; de vraag blijft gewettigd: is dit ge rechtvaardigd? Doen de leerlingen van de nor maalscholen niet hetzelfde examen als die van de kweekscholen? Zijn ze van minder gehalte? Of wordt integendeel, vooral ten plattelande, niet dikwijls aan de kweekelingen der normaal scholen de voorkeur gegeven boven die der kweekscholen Is het ook geen bekend feit, dat de leerlingen der Rijkskweekscholen, behoudens loffelijke uitzonderingen, allerminst begeerd wor den door den voorstander van Roomsch-Katho- liek en Christelijk Nat. Onderwijs? (Post.) ONBILLIJK ACCOORD. Nogmaals op de quaestie der Overheidstaal terugkomende, blijft de Amst. den eisch stellen, dat in een land van gemengde bevolking de Overheid in haar taal niets zal laten merken van eenig geloof of ongeloot. Dit schijnt als een soort accoord bedoeld. Maar zie nu eens, waar dit op uitloopt: A. zegt. Ik sta er op, dat er in de taal der Overheid erkenning van Gods Majesteit zij. B. zegt: En ik sta er op, dat er in de taal der Overheid zelfs niet van Gods Majesteit gerept worde. A. wil dus dat God wel, B. dat God de Heere niet genoemd worde. Derhalve concludeert B.Overmits we blijken van verschillende opinie in een zelfde land te zijn, moogt noch gij noch ik uw zin hebben, en is het dus raadzaam, dat er iu de officiëele stuk ken, vooral door heeren Ministers, met geen woord van het bovennatuurlijke gerepjt worde! Vat gij die conclusie? Is dit een accoord? Ge zoudt om de gemengdheid der bevolking een stelsel huldigen, dat voor beide partijen ge lijk stond, en ge slaat een haudelwijs voor, die juist aan B. tegenover A. zijn zin geeft. De Amst. ziet voorbij, dat de beljjdenis of Nadat de heer Mr. W. A. A. J. Schimmel- penninck van der Oye, die den voorzittersstoel bekleedt, de vergadering heeft geopend, en de heeren Ministers door een daartoe opgedragen Commissie zijn binnengeleid plaatsten de Minis ters zich vóór den Troon. De heer Alackay, Mi nister van Binnenlandsche Zaken, houdt de vol gende rede: Mijne heeren! De koning, verhinderd in Uw midden te ver schijnen, heeft ons opgedragen deze zitting der Staten-Generaal te openen. De betrekkingen des Konings met de buiten- landsche mogendheden waren van den meest vriendschappelijken aard. De min gunstige weersgesteldheid deed haren nadeeligen invloed op den oogst gevoelen de toestand van den veestapel is zeer voldoende; hetzelfde kan nog niet gezegd worden van han del, scheepvaart en nijverheid, al mag wat den handel betreft, op eenigen vooruitgang gewezen worden. In eenige provinciën hadden werksta kingen op uitgebreide schaal plaats, door gepaste maatregelen werden grove wanordelijkheden voor komen. De toestand van 's lands geldmiddelen is niet onbevredigendbij een spaarzaam beheer bestaat tot het doen van voorstellen tot versterking van 's rijks inkomsten geen aanleiding. Onderscheidene wetsontwerpen, ter uitvoering van bepalingen van de Grondwet, zullen worden ingediend. Een gedeeltelijke herziening van de wet op het lager onderwijs zal u worden voorgesteld. Uwe medewerking zal worden ingeroepen tot splitsing van de weinige nog overgeblevene meer voudige districten voor de verkiezing van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Een wetsontwerp, houdende bepalingen tot het tegengaan van overmatigen arbeid van jeugdige personen en vrouwen, zal u eerlang bereiken; uwe hulp, waar die noodig mocht blijken, om het onderzoek naar den toestand van fabrieken en werkplaatsen tot een goed einde te brengen, zal, naar wij vertrouwen, niet te vergeefsch worden ingeroepen. Wetsontwerpen tot regeling van de pensioenen der burgerlijke ambtenaren en van die van hunne weduwen en weezen zullen u weldra worden aangeboden. De internationale overeenkomst tot afschaffing der premiën bij den uitvoer van suiker, mede door 's Konings gevolmachtigden onderteekend, zal, bij bekrachtiging door de wet, leiden tot het voorstellen eener wijziging der belasting op de suiker. Een o rit werp van wet op den verkoop van natuur- en kunstboter is in bewerking; de gelden, benoodigd voor de oprichting van land bouwproefstations, zullen bij u worden aange vraagd. De toestand van het materieel onzer marine vordert dringend maatregelen om in de aanvul ling daarvan te voorzienop de u weldra aan te bieden staatsbegrooling zijn de noodige gel den uitgetrokken, om daarmede een begin te maken. In het westelijk gedeelte van Java hebhen, onder samenwerking van verschillende oorzaken, ernstige onlusten plaats gehad Door het krachtig optreden van het bestuur en de uitnemende diensten van het Nederlandsch- ludische leger werd de rust spoedig hersteld en de voortgang der oproerige beweging ook in andere gewesten bedwongen. Op Noordelijk Su matra is meerdere genegenheid tot toenadering van de zijde der hoofden merkbaarde toestand kan in zoo verre meer bevredigend genoemd worden. De ziekte, waardoor onze krijgsmacht in Atjeh geteisterd wordt, heeft zich niet uitgebreid. Eene commissie is bijeengeroepen tot overweging der vraag, welke middelen uit geneeskundig zoowel als uit militair oogpunt nog nader zouden kun nen worden aangewend, om hare nadeelige ge volgen te keeren. Met de bede, dat Gods zegen moge rusten op uwe werkzaamheden, verklaren wij in naam des Konings deze zitting der Staten-Generaal geopend. Den Ministers wordt, na het uitspreken dezer rede, door de commissie uitgeleide gedaan. De voorzitter sluit, nadat de commissie in de vergaderzaal is teruggekeerd, de vereenigde zit ting der Kamers. Met deze zoowel naar vorm als inhoud dege lijke rede zal ons volk ongetwijfeld zeer inge nomen zijn. Zij bevat toch de aankondiging van hoogstbelangrijke wetsontwerpen, onder welke de wijziging der onderwijswet en de splitsing der meervoudige districten in de groote steden een eerste plaats bekleeden, omdat zij strekken moeten tot wegneming van bestaand onrecht. Dat de Regeering ook de sociale quaestie niet uit het oog verliest, blijkt wel uit de toezegging van een wet op den vrouwen- en kinderarbeid, van een pensioenwet, die de weduwen en weezen van burgerlijke ambtenaren ten goede zal komen, van een wet op den verkoop van natuur- en kunstboter en de oprichting van landbouw proefstations. Voorts zal het Marine-materiëel, hetwelk onder het bestuur der liberalen zeer ontoereikende gelaten is, thans worden aange vuld, en het gewagen van een spaarzaam be heer doet vermoeden, dat er op de weldra aan te bieden staatsbegrooting heel wat is bezuinigd. Wat ten slotte óók een aanbeveling van deze Openingsrede heeten mag, Rotterdammer zich zeer t Nu, dat was te denken, liever dat de Regeering t vork nam, en daardoor ach Sé Van het Oosten kan gez zich in de laatste tijden wee wat intusschen geen verblij lijk reeds meer hleek, laten wel in Servië als in Rume wenschen over. In Servië worden alle ge houden met de echtscheidi Milan en koningin Nathalie, tics moet aan den koning ben, dat, ingeval hij de ma krijgt, hij van de Kamers echtscheiding zal weten te Dezelfde belofte hebben partij ook gedaan en zoo trac deel te trekken uit de vorstel rs niet gelukt de volksuitin koningin te verhinderen. In Rumenië is ook een gen den vorst merkbaar, weder woeling en gisting deel der bevolking van zegt, de hoofdstad verlaten, regelen der regeering haar Naar uit Berlijn wordt g' sche Oost- Afrjkaansche n mens zijn, alle aangelegde ci binnenland van Afrika voor en zal zij haar werkzaamhe kustgebied, waarover de suit: het bestuur heeft opgedrage Een nieuwe ramp wordt go-Staat. Majoor Barttelot, man van Stanley falls opruk nog Stanley te redden, is in handen van vijandelijke Volgens de berichten moet eigen dragers vermoord we Jamesom een nieuwe expe vermoedt, dat de vijandelijk expeditie in het hart van heeft, van de slavenhande zich in hun belangen bedn kig was Stanley genoodzaal berucht slavenjager, Tippoe zich tegen de overigen te be zich zeer gewillig en dienst geen vinger verroerd noch Barttelot te beschermen. In den Dom te Berlijn z: de plechtige inzegening het huwelijk van den Griekse de zuster van keizer Wilhel de keizerlijke familie zal d< den bijgewoond door het Gr: koningspaar, de Keizerin va ses van Wallis en mischiei togin van Cumberland, zooc koning Christiaan van Dei ouders, het huwelijk zouden De grootvorst Nicolaas Berlijn aangekomen. De verkiezingen voor den dag naderen. Van een der de nationaal-liberalen, is 't reeds verschenen. De nationaal-liberalen v verdere tegemoetkomingen het Vaticaan, alsmede teg van het hiërarchische" gez sche kerk en verlangen met school in Pruisen het karal stelling blijve behouden. Oo ming der belastingen. De P is als in ons land de Nee volkskerk waarin voor alle die met zilveren ketenen gebonden. Zulk een kerk is nationaal-liberalen, die men conservatieven gelijk stelt, wil ook de Pruisische volks: stelling behouden. Zij verw om de school los te make en de leiding van staatsw hoöge beteekenis van het op de scholen te erkennen, zelfs zeer uitnemende Christ te zijn voor die Calvinistiscl tot vrije kerk en vrije schoi Ook Pruisen heeft zijn sc Hoedanig eigenlijk de toe zal zijn, wordt steeds onheg: kelijk scheen het, dat over Rusland en Duitschland zeke was verkregen. Thans spree Italië en Oostenrijk poging den om de Porte te bewege Prins Ferdinand en dat I wachtende houding aanraad: denkt in alle geval niet aa van Bulgaarsche zijde wordl van Macedonië opgeworpen. Macedonië (Groot-Bulgari: Turksche heerschappij. In het Oosten van Europ; zeer treurigmoord en dor orde van den dag. Politieke haat engouddor benden zetten met ongehot strooptochten voort. Eene rooverbende had de om den posttrein van Buda- sporen, en zich meester te lioen florijnen, dat in geld Het plan der roovers is tijd Op Sicilië hebben roover.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1888 | | pagina 2