Verkiezing te Bergum.
Vit de pers.
Be Troonrede.
Be volkeren <1
Zij had ten doel om de Gereformeerde belijders,
die in het Genootschap slechts als eene partij
konden optreden, kerkelijk weer bijeen te bren
gen en samen te doen leven.
Wij erkennen, het gescheiden leven sedert
1834 van broeders uit éénzelfde huis droeg het
ernstig gevaar in zich, om ons van elkander
te vervieemden. Harde woorden werden menig
maal tusschen ons gewisseld. In den kerkelijken
strijd stonden wij soms scherp tegenover elkaar.
Wij belijden het met schaamte des aaugezichts,
dat wij niet altijd in den geest der liefde en des
ootmoeds tot getrouwheid U hebben vermaand
en tot den strijd U hebben aangespoord. Met
schuldbelijdenis en in droefenis des harten spre
ken wij het voor U uit, dat ons voorbeeld,
helaaslang niet altijd U bekoren en tot navol
ging U nopen kon.
Des te meer danken wij het onzen God, dat
Hij onder die wrijving en botsing in Uw en
ons binnenste het gevoel der broederschap en der
liefde heeft bewaard. Het is alleen aan Z ne
genade en aan Zijne goede gunste over ons
land en ons volk toe te schrijven, dat dit besef
onzer geestelijke eenheid in Christus en onzer
historische verwantschap voor versterving is be
hoed en telkens weer krachtig tot ontwaking
is gekomen. Ja, de strijd zelfs, waarin wij dikwerf
tegenover elkander gewikkeld werden, was een
bewijs, dat wij gevoelden bijeen te behooren
en van elkander niet mochten aflaten, voordat
we ook kerkelijk weer sameu wandelden in de
paden des rechts. In het toornen zelfs werd de
hechtheid van den band der liefde openbaar.
Wilt daaruit dan afleiden, broeders, hoe ons
aller oog en hart naar U werd heengetrokken,
toen het in 1886 door de ontfermiügen onzes
Gods tot een vernieuwde breuke met het Ned.
Herv. Kerkgenootschap kwam. Zeker, wij kunnen, i
maar wij willen het U ook niet verhelen, er
was van den aanvang af verschil in beoordeeling
over de wijze, waarop de reformatie door U
werd ter hand genomen. Gevoelens, meeningen
en gedachten liepen onder ons verre uiteen.
Maar de reformatorische beweging zelve, die
in 1886 uitbrak tot bevrijding der Gereformeerde
belijders uit een onchristelijk kerkverband, werd
door allen als een heuglijk verschijnsel, als eene
tweede scheiding, als een werk van Gods trouw
en barmhartigheid begroet. De bede, heel de
geschiedenis onzer scheiding door, uit duizenden
harten ten hemel gezonden: Breng, Heer, al
uw gevangnen weder," scheen haar verhooring
nabij; en de hope werd bij velen verlevendigd,
dat broederen weer samenwonen in eenigheid
des geestes.
Met U toch zijn wij vast overtuigd, dat een
heid van Schrift en Belijdenis, van Kerkenorde
en Liturgie, van oorsprong en taal, naar het
Woord Gods, eenheid van kerkelijk leven ook
eischt. Ons is met U de overtuiging gemeen, dat
alle gescheiden leven tusschen zonen van het
zelfde huis als zonde geoordeeld is voor God,
en dat wij daarom wederzijds niet, rusten mogen,
eer datgene wat ons vereent, getriumfeerd heeft
over wat ons scheidt.
Het is dan alzoo, geliefde Broederen, dat wij
onder den indruk onzer hooge verantwoordelijk
heid voor God en Zijne heilige gemeente de
poging om tot vereeniging te komen, welke Gij
thans als Synode ons voorstelt, niet alleen met
blijdschap hebben opgemerkt, maar ook in ern
stige overweging genomen. En al werden nu ook
op onze vergadering gewichtige bezwaren te berde
gebracht, die niet maar zoo plotseling uit den
weg kunnen worden geruimd, toch trad niemand
op, die ook maar met één enkel woord de nood
zakelijkheid en de plichtmatigheid der vereeni
ging bestreed. Zelfs werd Uw voorslag, om eene
Deputatie te benoemen, met algeineene stemmen
aangenomen; echter hebben wij ons de vrijheid
veroorloofd, om het door U voorgestelde vijftal
tot een achttal uit te breiden. En zoo is het
ons tot groote vreugde, U te kunnen mededeelen,
dat de Broeders J. v. Andel, H. Bavinck, H.
Beuker, H. de Cock, W. H. Gispen, Js. v. d.
Linden, A. Littony en D. K. Wielenga door de
groote meerderheid der vergadering zijn aange
wezen om met de vijf Deputaten Uwerzijds en
met wie aan dezen mochten worden toegevoegd,
over de vereeniging in onderhandeling te treden
en indien mogelijk eene Acte van ineensmelting
te ontwerpen.
Echter kon de Synode daarbij zich niet ge
heel en al plaatsen op den grondslag, die van
de officieuse samensprekmgen, vroeger met II. H.
Docenten der Theol. School gehouden, door U
werd overgenomen, en tot onderstelling en uit
gangspunt voor de samenkomsten der thans bei
derzijds benoemde Deputaten werd voorgesteld.
Immers was in dien grondslag ook de volledige
intrekking en afschaffing van het Reglement van
1869 opgenomen en zonder verdere redeneering
van te voren vastgesteld. Eu ofschoon nu tegen
den inhoud van dat Reglement ook binnen on
zen eigen kring zeer ernstige bedenkingen be
staan, oordeelde de Synode, dat het niet aanging,
dat zij nu reeds principieel tot de intrekking van
de erkenning onzer Kerk door den Staat besloot.
Voorts werden op de Synode door onderschei
dene afgevaardigden nog twee andere voor de
vereeniging allerbelangrijkste zaken ter sprake
gebracht, n.l. de verhouding waarin de Ned. Ger.
Kerken zich achten te staan tot de plaatselijke
o-emcenten van het Ned. Herv. Kerkgenootschap
en tot alle leden, die met de reformatie niet
medegaan.; benevens de betrekking die er dient
te bestaan tusschen de Kerk en die Inrichting,
aan welke zij .de opleiding harer dienaren toe.
betrouwt. Na langdurige beraadslaging nam de
Synode in deze materie een tweetal besluiten,
welke wij met dat in zake het Reglement van
1869 in de hieraan toegevoegde Bijlage ter
Uwer kennsse brengen, en die aan de De
putaten naar de samenkomst met de afgevaar
digden Uwerzijds als het oordeel der Synode
worden medegegeven.
Wij erkennen, dat wij hiermede Uw voorslag
gelijk hij daar lag, niet hebben aangenomen.
De lijn, waarop wij ons bewegen, is eenigszins
anders getrokken, dan door U werd voorgesteld.
Toch is de richting, waarin wij wenschen te
gaan, geen andere dan naar U en naar alle
Gereformeerden in den lande heen. En wij ver
trouwen daarom, dat de wijziging in dezen grond
slag der samenspreking, die wij aanbrachten, geen
beletsel zij voor de samenkomst der Deputaten
en geene verhindering voor hun gewichtigen
arbeid.
Het mag ons niet verwonderen, Broeders, dat
een gescheiden leven en een eenigszins verschil
lende ontwikkelingsgang van meer dan vijftig
jaren, hindernissen op onzen weg heeft gelegd
die alleen met ernstigen wil en met een hart,
dat van liefde tot de broederen en van begeerte
naar vereeniging brandt, kunnen verwijderd wor
den. Maar wat hebben die enkele tientallen van
jaren te beduiden tegenover die machtige historie,
welke in vorige eeuwen ons en U gemeenschap
pelijk is; en wat beteekenen de enkele punten
van velschil tegenover die kostbare en heerlijke
erfenis, welke mot het bloed onzer gemeen
schappelijke Martelaren uit het Woord Gods is
veroverd en door onze zelfde Vaderen ons ter
bewaring en vermeerdering is nagelaten?
Gedenkende aan onze geestelijke eenheid in
Christus Jezus, het Hoofd der gemeentelettende
op die schatten en goederen, welke wij bezitten
in gemeenschap met elkanderen ziend%in het
gebod dat de Heere in Zijn Woord ons voor
houdt, worden wij versterkt in de vastheid der
liefde en des vredes ons ook tot eeuigheid des
geestes leiden zal. Wij hebben geen grootere
schuld dan die der liefde tegenover elkander.
Christus, ons gemeenschappelijk Hoofd, die ons
kocht met Zijn bloed, gaf ons aan, bestemde
ons voor elkaar. En nooit worde Satan de eere,
der wereld de vreugde verschaft, dat kinderen
van denzefden Vader en zonen van éénzelfde
huis in nijd en twisting hun krachten verteren,
eu smaadhcid aandoen aan de éénheid, die, ge
lijk tusschen den Vader en den Zoon, alzoo tus
schen Hem en de Zijnen bestaat.
En hiermede, geliefde Broeders, dragen wij
U en onszelven op aan de barmhartigheden van
onzen grooten Hoogepriester, met de bede, dat
Uwe en onze Synode, ééne geworden uit twee,
het Amen hooren late op het woord van Christus
onzen Heere: Vader Ik wil, dat zij allen één
zijn, gelijkerwijs Gij in Mij en Ik in U.
De Synode der Christ. Ger. Kerk
te Assen,
Namens dezelve:
W. H. GISPEN, Prases.
II. BEUKER, Vice-Prases.
W. DOORN, Eerste Scriba.
J. WESTERHUIS, Tweede Scriba,
Assen, 24 Aug. 1888.
Bij de verkiezing van een lid der Tweede
Kamer in het hoofdkiesdistrict Berguui zijn
uitgebracht 2595 geldige stemmen.
Gekozen is de heer L. W. dc Vries Anti
revolutionairmet 1340 stemmen. Op den heer
E. B. Kielstra Liberaalwaren 1125, op den
heer Dr. Vitus Bruinsma Radicaal130 stemmen
uitgebracht.
Bij de vorige verkiezing verkreeg de heer
O. T. Bosgra slechts 9 stemmen meerderheid.
GETEMPERDE VREUGDE.
In een boeiend, wijl hartelijk en gevoelvol
artikel geeft de redactie van de Standaard in
haar nr. van 12 Sept. jl. rekenschap, waarom
zij wat laat komt met haar bespreking van het
Prinsessefeest. Wel verheugt zij zich hartelijk
over het voorspoedig opgroeien van de laatste
Oranjespruit, Neerlands hoop en troost, maar
zij vond in de thans gepasseerde liefdebetuiging
aan de Prinses te weinig ernst en te weinig
besef van hetgeen ons land te wachten staat.
God schonk ons volk den grootsten schat in het
Huis van Oranje, maar straks, dit weten wij
met bange zekerheid, straks sterft het uit. En dit is
geen toeval of noodlot, maar Gods bestel. Terwijl
andere Vorstenhuizen welig bloeien, vertoont
het Oranjehuis nog slechts één bloesem. O zeker,
God kan onze natie ook buiten Oranje zegenen,
maar toch acht de redactie dat er diende ge
luisterd naar de stemme Gods die er spreekt
in het wegsterven van zulk een glorierijk Huis.
En waar dit geschiedt, kan er niet zooveel op
winding en luidruchtig gejubel zijn als wij om
streeks 31 Augustus beleefden.
De redactie eindigt met den weusch uit te
spreken, dat ons volk in zijn geheel meer mocht
gaan letten op hetgeen er dreigt voor de toe
komst en op de sprake Gods daarin vervat, en
dat dit bedenken onze natie tot bekeering mocht
leiden.
niet-belijdenis van God den Heere een absoluut
beginsel raakt, en dat er dus öf belijdenis of
niet-Belijdenis moet wezen, maar dat er een
tertiuin non datur.
Van positieve ontkenning toch kan in de stuk
ken der Overheid geen sprake zijn.
Besluit I.
De Synode der Christ. Gereformeerde Kerk,
ofschoou niet willende verdedigen het Regle
ment van 1869, tegen welks inhoud ook bin
nen onzen kring ernstige bedenkingen bestaan
Overwegende dat er verschillende bezwaren
zijn, waarom zij met voetstoots de erkenning
der Christelijke Gereformeerde Kerk als één ge
heel van Kerken door de Regeering kan prijs
geven.
Draagt aan de eventueel te benoemen depu
taten onzerzijds op, om die bezwaren met de
deputaten der Voorloopige Synode te Utrecht
te bespreken en te pogen om tot overeenstem
ming te komen, ten einde eene volgende Syno
de daarover dan nader oordeele.
Besluit II.
Overwegende, dat de Ned. Geref. Kerken in
Belijdenis, Kerkenordening en Liturgie volko
men met ons overeenstemmen, zijn wij tot ver
eeniging met deze Kerken ten volle bereid, wan
neer zij, wat dit eerste punt van behandeling
betreft, slechts het navolgende verklaren
lo. Dat zij (de Doleerenden) in gehoorzaam
heid aan 's Heeren Woord en in overeenstem
ming met art. 2729 onzer Belijdenis, met het
Ned. Herv. Kerkgenootschap, zooals het sedert
1816 met zijne organisatie, besturen en regle
menten bestaat, volkomen gebroken hebben.
2o. Dat zij de afscheiding van gemeld ge
nootschap, zooals ze in 1834 plaats had, erken
nen als geschied te zijn in gehoorzaamheid aan
en in overeenstemming met Gods Woord, en
daarmede ook de plaatselijke gemeenten der
Chr. Ger. Kerk al wettige openbaring van het
lichaam Christi.
3o. Dat zij niemand iu hnnne lidmaten-boe-
ken inschrijven, dan alleen de zoodanigen, die
instemming met de Gereformeerde leer betuigd,
en onderwerping aan de kerkelijke tucht beloofd
hebben.
4o. Dat zij geene attest afgeven en aannemen,
dan aau en van erkende kerken die met de Sy
nodale hiërarchie hebbeu gebroken.
5o. Dat zij geene gemeenten meer zullen or-
ganiseeren, daar, waar reeds eene Chr. Ger. Ge
meente bestaat, tenzij de plaatselijke Kerkeraad
en Gemeente van het Synodale- tot het Gere
formeerde terrein overgaan.
Besluit III.
De Syuode oordeelt, dat in geen geval het
beginsel worde prijsgegeven, dat de Kerk hare
eigene inrichting tot opleiding harer leeraren
hebbe.
Het is bekend dat er voor de wet van 1857
slechts één kweekschool bestond: de bekende
school te Haarlem. Tengevolge van de wet van
1857 verrezen, naast die van Haarlem, de Rijks
kweekscholen te's Bosch en te Groningen. Wel
dra werden de Rijkskweekscholen hef troetelkind
van de heftigste drijvers der onderwijspartij
bij de behandeling der onderwijswet van 1878
wilde de heer Moens (thans inspecteur der tweede
inspectie) het aantal kweekscholen op minstens
tien hebben vastgesteld. In zijne ontevredenheid
over de afstemming eener andere verscherping,
trok hij evenwel zijn amendement in, en werd
artikel 12 aldns geformuleerd: van Rijkswege
worden kweekscholen opgericht en onderhouden.
Derhalve minstens twee kweekscholen; thans
evenwel zijn er zeven in werking.
Ingevolge hetzelfde artikel (4e lid) werd ook
het Rijk overdekt met zoogenaamde normaal
scholen. Geen plaats bijna van eenig aanbelang,
of er werden dergelijke scholen opgericht. Welke
zijn nu de resultaten van deze Rijksinrichtin
gen? Ziehier eenige cijfers.
In 1883 leverden de zeven Rijkskweekscholen
118 onderwijzers, de normaallessen 340 onder
wijzers en 204 onderwijzeressen, te zamen 544,
dus 4Va maal meer dan de kweekscholen. En
nu de kosten! Voor de Rijkskweekscholen was
op de begrooting uitgetrokken ruim ƒ424,000,
voor de normaallessen ƒ634,000, dus niet 4Va
maar nog niet eens anderhalf maal meer. Als
m de cijfers van 1882 tot maatstaf neemt,
kost een onderwijzer, die van de Rijkskweekschool
komt, bijna 3600, terwijl een onderwijzer, die
de normaallessen bezocht heeft, opruim ƒ1000
te staan komt. Een verschil dus van bijna ƒ2610.
Misschien, of liever zeker, zullen de cijfers van
de laatste jaren eenigszins anders luiden, maar
dat betrekkelijk kleine onderscheid doet weinig
ter zake; de vraag blijft gewettigd: is dit ge
rechtvaardigd? Doen de leerlingen van de nor
maalscholen niet hetzelfde examen als die van
de kweekscholen? Zijn ze van minder gehalte?
Of wordt integendeel, vooral ten plattelande,
niet dikwijls aan de kweekelingen der normaal
scholen de voorkeur gegeven boven die der
kweekscholen Is het ook geen bekend feit, dat
de leerlingen der Rijkskweekscholen, behoudens
loffelijke uitzonderingen, allerminst begeerd wor
den door den voorstander van Roomsch-Katho-
liek en Christelijk Nat. Onderwijs? (Post.)
ONBILLIJK ACCOORD.
Nogmaals op de quaestie der Overheidstaal
terugkomende, blijft de Amst. den eisch stellen,
dat in een land van gemengde bevolking de
Overheid in haar taal niets zal laten merken
van eenig geloof of ongeloot.
Dit schijnt als een soort accoord bedoeld.
Maar zie nu eens, waar dit op uitloopt:
A. zegt. Ik sta er op, dat er in de taal der
Overheid erkenning van Gods Majesteit zij. B.
zegt: En ik sta er op, dat er in de taal der
Overheid zelfs niet van Gods Majesteit gerept
worde.
A. wil dus dat God wel, B. dat God de Heere
niet genoemd worde.
Derhalve concludeert B.Overmits we blijken
van verschillende opinie in een zelfde land te zijn,
moogt noch gij noch ik uw zin hebben, en is
het dus raadzaam, dat er iu de officiëele stuk
ken, vooral door heeren Ministers, met geen
woord van het bovennatuurlijke gerepjt worde!
Vat gij die conclusie? Is dit een accoord?
Ge zoudt om de gemengdheid der bevolking
een stelsel huldigen, dat voor beide partijen ge
lijk stond, en ge slaat een haudelwijs voor, die
juist aan B. tegenover A. zijn zin geeft.
De Amst. ziet voorbij, dat de beljjdenis of
Nadat de heer Mr. W. A. A. J. Schimmel-
penninck van der Oye, die den voorzittersstoel
bekleedt, de vergadering heeft geopend, en de
heeren Ministers door een daartoe opgedragen
Commissie zijn binnengeleid plaatsten de Minis
ters zich vóór den Troon. De heer Alackay, Mi
nister van Binnenlandsche Zaken, houdt de vol
gende rede:
Mijne heeren!
De koning, verhinderd in Uw midden te ver
schijnen, heeft ons opgedragen deze zitting der
Staten-Generaal te openen.
De betrekkingen des Konings met de buiten-
landsche mogendheden waren van den meest
vriendschappelijken aard.
De min gunstige weersgesteldheid deed haren
nadeeligen invloed op den oogst gevoelen de
toestand van den veestapel is zeer voldoende;
hetzelfde kan nog niet gezegd worden van han
del, scheepvaart en nijverheid, al mag wat den
handel betreft, op eenigen vooruitgang gewezen
worden. In eenige provinciën hadden werksta
kingen op uitgebreide schaal plaats, door gepaste
maatregelen werden grove wanordelijkheden voor
komen.
De toestand van 's lands geldmiddelen is niet
onbevredigendbij een spaarzaam beheer bestaat
tot het doen van voorstellen tot versterking van
's rijks inkomsten geen aanleiding.
Onderscheidene wetsontwerpen, ter uitvoering
van bepalingen van de Grondwet, zullen worden
ingediend.
Een gedeeltelijke herziening van de wet op
het lager onderwijs zal u worden voorgesteld.
Uwe medewerking zal worden ingeroepen tot
splitsing van de weinige nog overgeblevene meer
voudige districten voor de verkiezing van leden
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Een wetsontwerp, houdende bepalingen tot
het tegengaan van overmatigen arbeid van
jeugdige personen en vrouwen, zal u eerlang
bereiken; uwe hulp, waar die noodig mocht
blijken, om het onderzoek naar den toestand van
fabrieken en werkplaatsen tot een goed einde
te brengen, zal, naar wij vertrouwen, niet te
vergeefsch worden ingeroepen. Wetsontwerpen
tot regeling van de pensioenen der burgerlijke
ambtenaren en van die van hunne weduwen en
weezen zullen u weldra worden aangeboden.
De internationale overeenkomst tot afschaffing
der premiën bij den uitvoer van suiker, mede
door 's Konings gevolmachtigden onderteekend,
zal, bij bekrachtiging door de wet, leiden tot
het voorstellen eener wijziging der belasting op
de suiker. Een o rit werp van wet op den verkoop
van natuur- en kunstboter is in bewerking; de
gelden, benoodigd voor de oprichting van land
bouwproefstations, zullen bij u worden aange
vraagd.
De toestand van het materieel onzer marine
vordert dringend maatregelen om in de aanvul
ling daarvan te voorzienop de u weldra aan
te bieden staatsbegrooling zijn de noodige gel
den uitgetrokken, om daarmede een begin te
maken.
In het westelijk gedeelte van Java hebhen,
onder samenwerking van verschillende oorzaken,
ernstige onlusten plaats gehad
Door het krachtig optreden van het bestuur
en de uitnemende diensten van het Nederlandsch-
ludische leger werd de rust spoedig hersteld en
de voortgang der oproerige beweging ook in
andere gewesten bedwongen. Op Noordelijk Su
matra is meerdere genegenheid tot toenadering
van de zijde der hoofden merkbaarde toestand
kan in zoo verre meer bevredigend genoemd
worden.
De ziekte, waardoor onze krijgsmacht in Atjeh
geteisterd wordt, heeft zich niet uitgebreid. Eene
commissie is bijeengeroepen tot overweging der
vraag, welke middelen uit geneeskundig zoowel
als uit militair oogpunt nog nader zouden kun
nen worden aangewend, om hare nadeelige ge
volgen te keeren.
Met de bede, dat Gods zegen moge rusten op
uwe werkzaamheden, verklaren wij in naam des
Konings deze zitting der Staten-Generaal geopend.
Den Ministers wordt, na het uitspreken dezer
rede, door de commissie uitgeleide gedaan.
De voorzitter sluit, nadat de commissie in de
vergaderzaal is teruggekeerd, de vereenigde zit
ting der Kamers.
Met deze zoowel naar vorm als inhoud dege
lijke rede zal ons volk ongetwijfeld zeer inge
nomen zijn. Zij bevat toch de aankondiging van
hoogstbelangrijke wetsontwerpen, onder welke
de wijziging der onderwijswet en de splitsing
der meervoudige districten in de groote steden
een eerste plaats bekleeden, omdat zij strekken
moeten tot wegneming van bestaand onrecht.
Dat de Regeering ook de sociale quaestie niet
uit het oog verliest, blijkt wel uit de toezegging
van een wet op den vrouwen- en kinderarbeid,
van een pensioenwet, die de weduwen en weezen
van burgerlijke ambtenaren ten goede zal komen,
van een wet op den verkoop van natuur- en
kunstboter en de oprichting van landbouw
proefstations. Voorts zal het Marine-materiëel,
hetwelk onder het bestuur der liberalen zeer
ontoereikende gelaten is, thans worden aange
vuld, en het gewagen van een spaarzaam be
heer doet vermoeden, dat er op de weldra aan
te bieden staatsbegrooting heel wat is bezuinigd.
Wat ten slotte óók een aanbeveling van deze
Openingsrede heeten mag,
Rotterdammer zich zeer t
Nu, dat was te denken,
liever dat de Regeering t
vork nam, en daardoor ach
Sé
Van het Oosten kan gez
zich in de laatste tijden wee
wat intusschen geen verblij
lijk reeds meer hleek, laten
wel in Servië als in Rume
wenschen over.
In Servië worden alle ge
houden met de echtscheidi
Milan en koningin Nathalie,
tics moet aan den koning
ben, dat, ingeval hij de ma
krijgt, hij van de Kamers
echtscheiding zal weten te
Dezelfde belofte hebben
partij ook gedaan en zoo trac
deel te trekken uit de vorstel
rs niet gelukt de volksuitin
koningin te verhinderen.
In Rumenië is ook een
gen den vorst merkbaar,
weder woeling en gisting
deel der bevolking van
zegt, de hoofdstad verlaten,
regelen der regeering haar
Naar uit Berlijn wordt g'
sche Oost- Afrjkaansche n
mens zijn, alle aangelegde ci
binnenland van Afrika voor
en zal zij haar werkzaamhe
kustgebied, waarover de suit:
het bestuur heeft opgedrage
Een nieuwe ramp wordt
go-Staat. Majoor Barttelot,
man van Stanley falls opruk
nog Stanley te redden, is
in handen van vijandelijke
Volgens de berichten moet
eigen dragers vermoord we
Jamesom een nieuwe expe
vermoedt, dat de vijandelijk
expeditie in het hart van
heeft, van de slavenhande
zich in hun belangen bedn
kig was Stanley genoodzaal
berucht slavenjager, Tippoe
zich tegen de overigen te be
zich zeer gewillig en dienst
geen vinger verroerd noch
Barttelot te beschermen.
In den Dom te Berlijn z:
de plechtige inzegening
het huwelijk van den Griekse
de zuster van keizer Wilhel
de keizerlijke familie zal d<
den bijgewoond door het Gr:
koningspaar, de Keizerin va
ses van Wallis en mischiei
togin van Cumberland, zooc
koning Christiaan van Dei
ouders, het huwelijk zouden
De grootvorst Nicolaas
Berlijn aangekomen.
De verkiezingen voor den
dag naderen. Van een der
de nationaal-liberalen, is 't
reeds verschenen.
De nationaal-liberalen v
verdere tegemoetkomingen
het Vaticaan, alsmede teg
van het hiërarchische" gez
sche kerk en verlangen met
school in Pruisen het karal
stelling blijve behouden. Oo
ming der belastingen. De P
is als in ons land de Nee
volkskerk waarin voor alle
die met zilveren ketenen
gebonden. Zulk een kerk is
nationaal-liberalen, die men
conservatieven gelijk stelt,
wil ook de Pruisische volks:
stelling behouden. Zij verw
om de school los te make
en de leiding van staatsw
hoöge beteekenis van het
op de scholen te erkennen,
zelfs zeer uitnemende Christ
te zijn voor die Calvinistiscl
tot vrije kerk en vrije schoi
Ook Pruisen heeft zijn sc
Hoedanig eigenlijk de toe
zal zijn, wordt steeds onheg:
kelijk scheen het, dat over
Rusland en Duitschland zeke
was verkregen. Thans spree
Italië en Oostenrijk poging
den om de Porte te bewege
Prins Ferdinand en dat I
wachtende houding aanraad:
denkt in alle geval niet aa
van Bulgaarsche zijde wordl
van Macedonië opgeworpen.
Macedonië (Groot-Bulgari:
Turksche heerschappij.
In het Oosten van Europ;
zeer treurigmoord en dor
orde van den dag.
Politieke haat engouddor
benden zetten met ongehot
strooptochten voort.
Eene rooverbende had de
om den posttrein van Buda-
sporen, en zich meester te
lioen florijnen, dat in geld
Het plan der roovers is tijd
Op Sicilië hebben roover.