Christelijk
"Weekblad
voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
LINE
3W-YORK,
mier,
Vrijdag 21 September 1888
Derde Jaargang N°. 134
IN HOC SIGNO VINCES
HEERDE,
ra ie SomsMüI
W. BOEKHOVEN.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever.
W KElilt AJLEA DER.
JDe vrijdenker van Houten.
■OMVAART
sn Zaterdag.
aet de Pennsylvania
|k voor passagiers
zeilde de grootste,
op Amerika.
LAND 3893 Ton
Land ss66
Ierland 2839
rSERLAND 2S18
ERLAND 27*8
j had sedert haar
één schipbreuk ot
even te betreuren.
\tlerdam naar Ant-
(2Va uur reis)
hatschappij.
af Rotterdam
orden op aanvraag
lor
voor Nederland,
Rotterdam,
[senten
te Dirksland.
Ouddorp.
Ooltgensplaat.
■gaan)
efn. gratis en franco.
Amsterdam.
>t: Vooruitgang
reede en Overflakkee,
17 Maart 1888.
lorm. 5,30 en nam. 2,45 u.
6,45 9,45 en nm. 4,u.
910,30 en nm. 5 u.
11,5,30 u.
J aansluiting met de stoom-
pr Rotterdam en omgekeerd.
ZIJN:
OMBOOT.
dam, (Raderboot.)
Rotterdam.
isdag voor middags 5,uur,
Douderdag 6,uur.
6,30 nui
usdag namiddags 2 uur.
3 uur.
fcS en op 20 September.
.oevstoombootdienst.)
liddelharnis.
uur.
1 uur.
es Zondags.
I ZOMERDIENST,
ip Rotterdam.
fnsdag 's morgeus 4,30 ure.
lag 6,
|)iusdag 's namidd. 1,45 ure.
|dag h 2,45 ir
en MAASNYMPH
e 17 Maart.
tterdam.
8,* 11, en namiddag 5 ure.
8,* 11, 4 w
5,30, 11,30 en niu. 5,30 u.
6,30, 11,30 v 4,30
IETSLUIS.
namiddag 1,30 3, en 6ure.
frea een half uur later.
|8,30 ure, nm. 1,30 en 6 ure.
1 circa een half uur later.
naar Rotterdam, roorm. 8,
naar Hellevoetsluis dagelijks
taan in correspondeutie met
Jverflakkee.
ot) zomerdienst.
3 April.
dam:
vm. 5,15; Zaterd. ongev. 6,50
^ember): Maandag eu Dinsdag
'd. en Vrijdag vm. 7,10, nm.5,30
Zondag vm. 8, nm. 5,30.
er): Maandag en Dinsdag vm. 6,
en Vrijdag vm. 7,10, nm. 2,30
Zondag vm. 8, nm. 3.
en Dinsdag vm. 5,30Woensd
3eierland) vm. 5,45.
:dam;
en Zaterdag nm. 2.
Septeraber): op werkdagen
rm. 8 en nm. 5,30.
ember): op werkdagen des vm
8. nm. 3.
lag en Dinsdég nm. 1,30, Woens-
elke maand zal »Oude Maas II'!
r Rotterdam vertrekken,
onderdag en Vrijdag:
r5, van Oud-Beierland vm.
orndijk nm. 1.
3n 2 (Raderbooten).
rdam. September.
Van ROTTERDAM:
Zaterdag
Zondag
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag 20 vm.
Vrijdag 21 vm.
15 vm.
16 nm.
17 nm.
18 nm.
19 vm.
11.—
11,—
1,00
11,—
11,
11,00
11,00
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden 50 Cent, franco p. post
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever
S01HIIEL$DUK.
Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend.
Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 urn-.
SEPTEMBER. ZON MAAN MARKTEN.
22 Zaterdag
23 'Zondag
24 Maandag
25 Dinsdag.
26 Woensd.
27 Donderd.
28 Vrijdag.
op onder
5,48 5,56
5,50
5,5 i
5,53
5,55
5.57
5.58
5,54
5,51
5,69
5,67
5,64
5,62
op
7,15,
7,36
7,58
8,24
8,55
9,33
L.K.
onder
7,4S
8,56
10,2
11,18
-,10
1,10
8,51
Gorinchem pa.
Goea.Schoondyke ve
Wie hoorde wel eens niet den heer Mr.
S. v. Houten noemen, den bepleiter van
het diep onzedelijk twegkinderenstelsel, ja
den verdediger zelfs van het recht tot zelf
moord; den „wilden" radicaal, die de vor
stelijke kroon slechts een „bijkomstig or
nament" in ons staatsbestuur duride noe
men; den man die nu reeds sedert bijna
twintig jaren zitting heeft in de Tweede
Kamer, voor het district Groningen?
Dit Kamerlid heeft, in de laatste dagen
druk over zich doen spreken, en de aan
leiding daartoe was, dat hij eene brochure
van zesenzeventig bladzijden in het licht
zond, wellicht om het grooter debiet in de
Duitsche taal geschreven, en waarin hij
opnieuw zijn geavanceerd „wijsgeerige"
gedachten en zijn feilen haat tegen allen
godsdienst publiek maakt.
Er was een tijd, dat de heer van Hou
ten met zijn geavanceerd liberale denk
beelden zoo goed als alleen stond in de
Kamer. Zijn liberale medeleden schrikten
soms van zijn uitlatingen, want als hem
dat zoo eens in den zin kwam, trok hij min
of meer tegen hen partij, onverschillig
aan welke andere partij die houding ten
goede kwam. Zoo ijverde hij sterk voor
uitbreiding van het kiesrecht en wilde zelfs
den ongelukkigen onderwijsstrijd meê van
de baan helpen door met nog zes andere
geavanceerde Kamerleden te stemmen voor
het schrappen van de „ellendige zinsnee"
in de Grondwet, welke bepaalt, dat overal
in het land van overheidswege voldoend
lager onderwijs zal gegeven worden.
Nadat echter de werkman Heldt in de
Kamer was gebracht en de heer Domela
Nieuwenhuis meer kans kreeg om daar te
komen, was hij niet langer de man van
het oproerige volksdeel, maar kreeg hij
concurrenten. Hij bevond zich dus in een
tamelijk moeielijke positie. De meer tamme
of gematigd liberalen waren minder van
hem gediend en de radicalen onder hen
waren minder om zijn woordvoering verle
gen, daar zij nu ook wel andere tolken
konden krijgen. Aldus liep hij gevaar, niet
weer herkozen te worden in zijn district.
Doch toen ging de heer van Houten
weer een paar stapjes achteruit om de
gematigd liberale kiezers op zijn hand te
krijgen. De schoolquaestie liet hij rusten,
en tot veler verwondering deed hij zijn
best om de meer achterlijke of conserva-
tief-liberale candidaten van Burgerplicht
gekozen te krijgen.
Het spreekt vanzeif, dat zijn meer radi
cale aanhangers deze verandering in zijn
houding niet met welgevallen opmerkten.
Slechts dje liberalisten, wien het eenig-
lijk en alleen te doen was om de „cleri-
calen" er onder te krijgen, waren met zijn
hulp ingenomen en werkten nu wederkee-
rig te zijnen gunste.
Nu hij echter eenmaal weer zitting heeft
in de Kamer, gaat hij als wijsgeer zijn
ouden gang en publiceert hij zoo mogelijk
nog brutaler dan vroeger zijn goddeloo-
ze en onzedelijke gevoelens.
Het is maar gelukkig, dat hij niet doet
naar hetgeen hij spreekt, anders beging
hij stellig nog ongelukken, want heel de
gang van het maatschappelijk leven staat
hem tegenmaar hij draagt een kalm ge
stel omhij bepaalt er zich toe, zijn „wijs
geerige'' gedachten te openbaren en daar
door de zaden van twijfel en ongeloof in
veler harten te strooien. De volle toepas
sing van zijn revolutionaire theoriën laat
hij aan anderen over.
En wat leert nu deze apostel des on-
geloofs in zijn jongste geschrift?
De grondslag van alle wetenschap en
een noodzakelijk vereischte voor een ge
lukkige hervorming onzer maatschappij is
volgens zijn zeggen gelegen in het onvoor
waardelijk erkennen van de causaliteits-
wet". Dat wil zeggen, men moet aannemen
dat alles wat er gebeurt, met volstrekte
noodzakelijkheid geschiedt, omdat het voort
vloeit uit te voren onveranderlijk vaststaan
de oorzaken. Zagen de menschen slechts de
waarheid in van dien ijzeren nooddwang,
dan zou alles veel beter gaan, meent de
heer van Houten. Doch men wil aan
die „eenvoudige" leer niet; deze is alleen
het deel van zulke „vrije" en „wijsgeerige"
geesten als hijen daardoor maakt men
het zich noodeloos moeielijk.
„Alles ijzeren noodzakelijkheid, alles
vast bepaald door oorzaken en omstandig
heden." Dus geen misdadigers meer, geen
voor hun daden aansprakelijke personen
meer, geen verschil meer tusschen goed
en kwaad, tusschen recht en onrecht, tus
schen zedelijkheid en zedeloosheid; slechts
slachtoffers van de onafwendbare wet van
oorzaak en gevolg vindt men dan om zich
heen. Heerlijke maatschappij, die naar zulk
een grondstelling is ingericht
Doch (gelukkig) zijn wij nog ver van des
heeren van Houtens ideaal verwijderd. Hij
zal zich nog lang moeten ergeren. De gees
ten der menschen zijn in zijn oog niet vrij,
maar worden op het dwaalspoor en geheel
bniten de werkelijke wereld geleid door
de geestelijken. Deze spreken druk over
dingen waar zij toch niets van weten, en
die zij zei ven dan ook niet gelooven. De
heer van Houten noemt hen Pfaffen of
Quacksalber, die een geschilderden wand
weten te werken rondom het feitelijke
leven en daardoor den geestestoestand van
het metischdom bederven.
Om hierin nu verbetering te brengen,
wil hij het godgeleerd of godsdienstig den
ken [zien aangeschaft, want volgens hem
staat dat denken in onverzoenelijke vijand
schap tegenover het wetenschappelijk den
ken, Ook de moderne theologie (die toch
geen indruk maakt op het volk, omdat zij,
zegt hij, een God predikt, die zelf o der
worpen schijnt aan de wet van oorzaak en
gevolg) werpt hij ganschelijk over boord-
Zelfs wil hij alle aanleiding tot verheven
of diepzinnig denken vermijden, en daarom
heeft hij ook weinig op met het beschouwen
van den sterrenhemel b.v. Dat geeft maar
onnoodig gepeins over onoplosbare raad
selen, en de mensch moet niet denken over
zijn herkomst of over zijn toekomst. Oogen
dicht, o sterveling, voor het hoogere leven.
Alles wat u dienaangaande gepredikt wordt,
is slechts bedrog!
Dat er nu nog zoo weinig menschen
deelen in het voorrecht om „vrij" te kun
nen denken, en dat verreweg de meesten
nog zoo ziekelijk mijmeren over den gods
dienst, vindt hij wel akelig, maar hij troost
er zich mede, dat het „theologisch den
ken" in de praktijk toch veel verloochend
wordt. Bij zieken roept men doctoren de
landlieden beploegen hun akkersde zee
lieden tuigen hun schepen zoo goed doen
lijk; de volkeren wapenen zich voor den
oorlog; en dat alles strijdt volgens den
heer van Houten tegen het geloof aan een
alles besturend Opperwezen
Ziedaar, lezer, u iets geschetst van de
fantasiën van dezen vrijdenker. Opmerke
lijk is ook de besliste, aanmatigende toon
van dezen «wijsgeer". Hij duldt niet de
minste tegenspraak, en acht het niet noo-
dig een eenig punt van zijn redeneeringen
te bewijzen. Die het niet met hem eens
zijn, houdt hij eenvoudig voor krankzinnig
of voor oneerlijk. Hij staat dus vast in zijn
geloof aan eigen onfeilbaarheid.
Tot welke treurige uitersten kan het toch
komen met een mensch, die de geopen
baarde Waarheid verwerpt. Een man als
van Houten, die met zijn denken nergens
houvast heeft, mist allen geregelden gang
in zijn betoog, en komt dan hier en
daar ook tot de meest ongerijmde ge
volgtrekkingen. Zich uitgevende voor een
wijze, wordt zulk een man al zeer spoedig
een dwaas bevonden.
Evenwel schatte niemand den verderfe-
Iijken invloed van geschriften als het hier
besprokene gering. Want de z. g. geleerde
wereld, die het meest invloed oefent op den
gang van het maatschappelijk leven, luis
tert naar een man met zoeveel kennis en
gaven als de heer van Houten isen wat
het ergste is, zij die niet in Christus ge
looven en op de Schrift steunen, kunnen
hem onmogelijk zijn dwaasheid aantoonen.
Dezulken sleept hij zeer gemakkelijk me
de, want zij zien niets van zijn gemis aan
degelijke grondstellingen.
Bij het lezen van zulke alle geloof, alle
natuurlijke godskennis ondermijnende ge
schriften komt het dan ook uit hoe drin
gend de behoefte is aan christelijke hooge-
scholen, alwaar de wetenschap, ook de wijs
begeerte, niet in het wilde, niet al fladde
rende in het oneindige denkruim, beoefend
wordt, maar voor allen geestesarbeid een
hechten betrouwbaren grondslag aanneemt
of erkent. Op een ongeloovige wetenschap
valt volstrekt geen pijl te trekken. Het
eene stelsel na het andere bouwt zij op en
werpt zij weer omver. Zij is zwervende en
dolende op aarde, omdat zij de Bron van
alle wijsheid miskent.
Van alle ware wetenschap is de vreeze
Gods het begin.
Daarom, christenen in ons Vaderlancj,
laat de buitensporige, godslasterlijke uitla
tingen van een geleerde als van Houten
n een prikkel zijn om zooveel gij vermoogt,
het christelijk hooger onderwijs in ons
Vaderland te steunen.
Volgons belofte laten wij hier den schoon en
brief volgen, door de Synode der Chr. Geref.
Kerk gezonden aan de Synode der Doleerende
Kerken, en opgesteld door Dr. H. Bavinek, "Ds.
J. van Andel en Ds. J. v. d. Linden.
Synode der Chr. Geref. Kerk vergaderd te
Assen, Augustus 1888.
aan de voorlooi'ige synode der ned. gerei'.
kerken.
Geliefde Broeders in onzen Heere Jezus
Christus
De Synode der Christ. Ger. Kerk. in Neder
land, welke den 14 Aug. j.l. te Assen hare ver
gadering opende, heeft met levendige belang
stelling kennis geuomen van het broederlijk en
liefdevol schrijven, door de Voorloopige Synode
van Ned. Ger. Kerken te Utrecht tot haar ge
richt.
Met gespannen verwachting werd deze Syno
de door heel de Christ. Ger. Kerk. te gemoet
gezien en verbeid. Van het oogenblik af, dat in
1886 de reformatie der Kerken door U werd ter
hand genomen, waren ons aller oogen niet meer
dan gewone belangstelling op Uwe worsteling
geslagen. Uwe geschiedenis in de laatste twee
jaren hebben we niet slechts uit de verte aan
schouwd, maar ook als gold het onszelven, ten
deele mede doorleefd. En toen Gij, terstond na
dat Uwe Kerken aan den valschen band van het
Ned. Herv. Genootschap ontkomen waren, krach
tig op vereeuigiug van alle Gereformeerden in
den laude begont aan te dringen en pogingen
daartoe aan te wenden, toen heeft dat plicht-
vermaan en dat broederwoord niet slechts gespro
ken tot aller consciëntie, maar gaf het uitdruk
king ook aan eene bede, die ons op den bodem
der ziele lag.
Het vraagstuk der vereeniging werd dan ook
door heel onze Kerk heen op alle mindere en
meerdere vergaderingen aan de orde gesteld. De
vraag, welke ons hier werd voorgelegd, deed tal
van belangrijke zaken «ijken. Het machtig en
aangrijpend woord, dat Gij in uw schrijven tot
qps deedt uitgaan, heeft de plichtmatigheid der
vereeniging ons nog sterker op de ziel gebonden.
En de Synode, onder deze indrukken saamge-
kornen, heeft de desbetreffende voorstellen der
provinciën het eerst en vóór alle andere zaken
in behandeling genomen.
Iloe kon het ook anders, Broeders? Toen de
Vaderen der scheiding van 183-1 in gehoor
zaamheid aan Gods Woord, en in overeenstem
ming met- onze belijdenis (art. 2729) Herv.
Kerkgenootschap, bleven zij een innigen band
aan de achterblijvende Broederen gevoelen en
volhardden zij in het streven naar kerkelijke een
heid van alle Gereformeerde belijders in ons va
derland. Door één hunner wordt in de Toespraak
en Uitnoodiging aan de geloovigen en ware 'Ge
reformeerden uitdrukkelijk verklaard:,,Wij heb
ben ons gescheiden, geliefde Land- en Geloofs-
genooten, niet van de ware Gereformeerde Kerk,
noch van de ware Gereformeerden; 'integendeel
jeiken wij die allen bij dezen de broederhand en
verzoeken de liunne terug, om, te onderhouden
de gemeenschap der heiliger., vereenigd door één
geloof, door éénen doop en door éénen Geest."'
De scheiding van 1834 beoogde juist de open
baring en herstelling dier kerkelijke eenheid-