Christelijk Weekblad voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden, Vrijdag 17 Augustus 1888. Derde Jaargang N°. 129. IN HOC SIGN O VINCES W. BOEKHOVEN. Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den A it sever. Zij die zich nu op ons blad wenschen te abonneeren, ontvan gen de nog in deze maand ver schijnende nummers GRATIS. „Ik ben de Heere. uw Heel meester!" Feuilleton. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs: per drie maanden 50Cent, franco p. post Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever S O M M E L S O IJ K. Adv ertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend. Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur. W flEHKALMbklt. AUGUSTUS. ZON MAAN MARKTEN, 18 Zaterdag 19 'Zondag 20 Maandag 21 Dinsdag 22 Woensd. 23Donderd. 24 Vrijdag op onder 4,50 7,15 4,52 7,13 4,54 7,11 4.56 7,9 4.57 7,7 4,59 7,5 5,1 17,3 op onder 5,32|,50 6,19 1,51 6,57 3, V.M 7,51 4,41 5,26 8,14 6,38 8,33j 7,48 DE UITGEVER. Ex. 25: 20 slot. Ziedaar een allerlieflijkste, zielsterkende betuiging, door den Heere aan de kinde deren Israels gegeven te Mara, nadat zij pas Zijn groote wonderwerken hadden aan schouwd in het klieven van de Schelfzee en in het zoet maken van het ondrinkbaar water. Toen stelde God het uitverkoren volk een inzetting en recht, en zeide: „Is het, dat gij met ernst naar de stem des Heeren uws Gods hooren zult, en doen wat recht is in zijne oogen en uwe ooren neigt tot zijne geboden, en houdt al zijne inzettingen, zoo zal Ik geene van de krank heden op u leggen, die Ik op Egypteland gelegd heb, want Ik ben de Heere, uw Heelmeester!" Doch niet alleen voor de nakomelingen van Jacob, maar voor ge heel het geestelijk Israël, voor alle heilbe- geerigen, geldt dezelfde toezegging, en de ervaring van alle geloovigen drukt op deze belofte Gods het zegel. Gedurig gevoelen zij zich gewond en krank, maar ook tel kens ondervinden zij weder de genezende, reddende hand des Heeren. Mogelijk vraagt iemand hoe de voor stelling van Gods genadewerk onder het beeld van heelkundige behandeling te rij men is met andere uitspraken der H.Schrift, waarin de mensch wordt geteekend als dood in zonden en misdaden. Wie zulk een bedenking mocht voelen oprijzen, die ne me in aanmerking, dat God tot Israël in een bijzondere betrekking stond. De Bijbei is vol van de zaligste toezeggingen, maar dit is geen zoete voorspiegeling aan ieder een en onvoorwaardelijk. Neen, al dat heil is gebonden aan geloof en bekeering, zoo wel onder de nieuwe bedeeling als in Mo- zes' tijd. Alleen zij, in wier hart de Heere het nieuwe leven plant en die krachtens deze wedergeboorte zich beginnen uit te strekken naar God en zijn dienst, die al leen komen onder de heelkundige bestu ring des Almachtigen. Bij het licht van Gods Geest zien zij eerst recht het doo- delijk verderf, dat er in hun leden woelt maar daarom wenden zij zich dan ook te gelijk tot den oppersten Medicijnmeester om hulp in hun lijden, en zoo worden zij voor eeuwig hehouden. Het hier gebruikte beeld geeft ons veel te leeren. Het is ook een voor ieder ver staanbaar beeld. Immers, dat er veel lij ders zijn in de maatschappij, behoeft voor niemand een breedvoerig betoog. Men behoeit daarvoor nog niet eens de groote hospitalen binnen te treden, waar op spon de na sponde de kranken liggen uitgestrekt, maar ook in onze naaste omgeving mer ken we er gedurig wat van. Hier verschrikt er u een door zijn bleeke gelaatskleur. Ginds ligt een ander te zieltogen onder pijn en smart. Elders weder hoort ge van allerlei voorzorgsmaatregelen die moeten genomen worden om den dood op een af stand te houden. Ja het is bijna een zeld zaamheid, als ge een grooten huiselijken kring binnentreedt, en ge vindt er niet een onder die min of meer krank is. En nu spraken wij nog slecht van uit wendig lijden. Maar hoeveel meer nog be gint onze maatschappij op een uitgebreid lazeret te gelijken, als wij gedenken aan al het zielelijden, waarmede het mensch- dom heeft te worstelen. Welk een stroom van jammeren wordt daar uitgegoten, als gevolg van dronkenschapontucht en overdadigheid Welk een smart kleeft er aan dat voortdurend najagen van geld en goed, grootschheid des levens en 'genot der zinnen. Wie peilt het hartzeer, veroorzaakt door twist en tweedracht, door beleediging en bedreiging, door list, bedrog en laster Wat een droefneid wordt daar verwekt door ongehoorzame kinderen en wreedaar dige ouders, rebelleerende onderdanen en harde gebieders! Waarlijk het mensch- dom zucht en zwoegt als tot bezwijkens toe onder ontelbare pijnen en krankhe den. En het menschdom zou dan ook onder al dien druk reeds lang zijn omgekomen, wa re het niet dat er nog gestadig krachten en werkingen van den troon Gods uitgaan, ter onderschepping en beteugeling van het kwaad dat ons omringt. Maar zie, tegen over heel de lijdende menschheid, die in zichzelve niets anders kan dan hare kwa len verergeren, staat nu een almachtig en gaarne helpend God. Dit is ook de troost van allen, die bij des Geestes licht hun deerniswaardigen toestand leeren inzien. Naar het lichaam is er vaak geen ge nezing te bekomen. Zelfs voor vorstelijke personen niet. Menigmaal verschillen de geleerdste doctoren ook over het karakter eener ziekte. En zoo zij het er al over eens zijn, dan schieten niet zelden de mid delen te kort. Op geestelijk gebied echter is er maar één Heel- en Geneesmeester, die onze kwalen veel beter kent dan wij ze zeiven doorschouwen, die de harten als een boek doorbladert en de nieren proeft; die het verband onzer krankheden kent en ons derzelver grondoorzaken ontdekt; die er Ecue bladzijde uit liet Nedcrlaiidscli Martelaarsboek. 16 door J. VERïIAGEjNT Jr. VIII HOOFDSTUK, nabij het vaderhuis (Vervolg.) Nu was ook het uur van scheiden aangebro ken. Een hartelijk afscheid werd door en van de geloofshelden genomen. Deze laatsten ver zóchten hun medegevangenen, hen niet meer toe te spreken, want zij wilden zich voorbe reiden, om den volgenden dag den Heere te ont moeten. Wel verzochten zij, hunner niet te vergeten in de gebeden, maar den troon des Heeren te bêstormen en Hem om moed en kracht in de ure des doods te smeeken. Weinige minuten later, werden de veroor deelden naar een lager gelegen vertrek gebracht, en daar in het blok gesloten. Maar werd hun lichaam geboeid, hun hart en mond was vrij. Konden l'aulus en Silas in den kerker gekluisterd zingen, hun God leefde nog en was ook in de gevangenis te 's Gravenhage en gaf ook daar stof tot blijdschap. Dien geheelen nacht stegen lofliederen en gebeden hemelwaarts, vloeiden woorden van lof en dank, van opbeuring en vertroosting van hunne lippen en de medege vangenen zongen en juichten mede of luisterden naar hunue woorden. NEGENDE HOOFDSTUK. dood, waar is uwprikkel? 1iel, waar is uw overwinning Had Rome den tijd geheim gehouden, die tot het voltrekken van het vonnis was bepaald, hadden de priesters daaromtrent een aantal leu gens verspreid en beloften gedaan; God had gezorgd dat duizenden den dag en het uur wis ten, opdat roomsehen en onroomschen getuigen zouden zijn, van het zalig vertrouwen, van de kalmte en blijdschap, die Hij zijnen dienaren schenkt, wanneer zij hun geloof door hun dood bezegelen. Lang voor de vier bloedgetuigen elkaar den afscheidskus gaven, voor het laatst aan deze zijde des grafs de hand drukten, en zeiden: „straks zien wij elkander weer, niet in een kerker, niet in een booze wereld, maar in het Koninkrijk der hemelen, in het paleis onzes Gods." Was eene onafzienbare menigte, uit alle oorden des lands op de martelpluats, waar vier staken omhoog staken, en de beulen op een schavot heen en weder liepen. De gesprekken die ge voerd werden, waren over het algemeen niet zeer vleiend voor roomsche oorenniemand had een woord van lof voor het geestelijk gerecht over; en zoo iemand het gewaagd zou hebben het vonnis over de vier pastoors te verdedigen, dan ware hem of haar die verdediging slecht bekomen. Eensklaps verstommen de gesprekken. Men hoort fluisteren„zij komen," en ziet dat het volk zicli op de teenen verheft en de halzen uitstrekt; dat vaders en moeders hunne kinderen omhoog tillen, op de schouders zetten en opdat vooral aan de oogen dier kleinen niets zal ont gaan. Dat eenigen zulks deden om hun kroost te doen zien, hoe heerlijk het is voor Christus te sterven, willen wij niet betwisten; doch dat het aanschouwen van dergelijke tooneelen voor onze kinderen nuttig en noodig is, gelooven wij niet en raden niemand aan het te doen. Doch „zij kwamen," althans een hunner. De oudste der veroordeelden Arend Dirksz. Vos. Zijn {grijze haren maken een diepen indruk op allen, en boven al den glans van zijn gelaat. Onwillekeurig zegt ieder: dat kan geene mis dadiger zijn. En straks zullen zij dat nog sterker moeten uitspreken. Met vasten tred beklimt hij het schavot wendt zich tot het volk en zegt: „Mijne lieve broeders eu zustersbidt den Heere, uit den grond vau uw hart, om mij al mijne zonden te vergeven, waaronder ik zoolang ver zonken lagwant het is mij van harte leed, dat ik zoolang in deze gruwelijke afgoderij ver toefd heb, eu niet vroeger nagelaten heb, wat ik nu heb nagelaten, en niet eerder gedaan heb, wat nu door mij is verricht. Ik heb er geen spijt vau, dat ik den afgod het beeld van St. Joris, iu mijne kerk heb verbroken. Voor den Doop heb ik steeds vermaand, volgens het oude gebruik van de gemeente van Christus, en met de Schrift bewezen, ook tegen de Doopsgezinden, dat onzen kinderen de Doop toekomt. Hierop wil ik mijn leven verliezen, eu mij geheel vrij willig aan deze dood overgeven, van mijnen Hee re en Christus na te volgen." Nu knielt hij voor den eersten paal neder, heft de oogen hemelwaarts en bidt overluid. De man nen onder het volk ontblooten het hoofd; men hoort hem met God spreken: „O, Heere Jezus ChristusGij die toen Gij U zoudt opofferen en sterven voor onze zondeu, uwen Geest in de handen van uwen Hemelschen vader hebt over gegeven, ik bid U, door uw bitter lijden, mij in uwe genade op te nemen, mijn geest te ster ken door uwen Geest, en mijn geest in uwe ban den aan te nemeu. Amen! Wie zou bij zulk een gebed, aan den voet van een worgpaal, waaraan de bidder straks ge snoerd zou word,en kalm kunnen blijven? Geen oog der omstanders bleef droog, en het „Amen" werd door allen overluid of in stilte herhaald. Vos staat op, plaatst zich tegen den pailen roept met luider stem: „O, Vader, in uwe han den beveel ik mijnen geest! 0, Jezus Christus wees mij genadig!" Nu deed de beul zijn werk. Hij sloeg een strop om den hals van den grijs aard en terwijl hij dien dichtdraaide bad de mar telaar: „Onze Vader, die in de hemelen zijt 1 Uw Naam worde geheiligd; uw Koninkrijk ko- me; Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, al- zoo ook op de aardegeef'ons lieden ons dagelijks- brooden vergeef ons onze schulden Dat waren zijne laatste woorden, liet einde van het allervolmaakste gebed, kon lip niet meer uit spreken. Zijne ziel ontvloot bet lichaam eu werd door engelen gedragen in Abrahams schoot. De tweede die het schavot beklom was Sy- brand Jansz. Men kon hem aanzien dat hij naai de eeuwige vreugde verlangde, waarvan hij nog maar weinige minuten verwijderd was. Zonder te aarzelen zag hij liet lijk van Vos aan en riep het toe: „Vaarwel, mijn lieve broeder Arend Dirkz Toen begaf' hij zich naar de paal waaraan hij het leven zou moeten laten, knielde en bad over luid: „0, genadige Heere eu Vader Ik belijd dat ik zwaar tot op dezen oogenblik heb gezon digd, eu niet waardig ben mijne oogen op te slaan naar den hemel. Ik bid U, door de ver diensten van uwen ee.iigeu Zoon, Jezus Christus, m arm zondig meusch, genadig te zjju, eu mijne vorige zonden niet meer te gedenken. Vergeet ook, Vader,! uwe gemeente met in dizen haren strijd, maar zend trouwe arbeiders uit, die haar met het woord Gods vertroosteu eu versterken. Sterk ook mij iii dezen strijd, opdat ik die mag volbrengen door Jezus Christus, uwen eenigen Zoon. Amen!" Weer werden bij dit gebed hoofden onibloot en herhaalden honderden stemmen het laatste woord: „Amen!" Ook deze held des geloofs plaatste zich moe- dig tegeii den paal. Met de oogen naar het Va derhuis gericht, liet hij zich den strop om den hals doen eu riep met luider stem- „Vader! in uwe handen beveel ik mijnen geekt." Toen de beul ook zijn levensdraad had afgesneden, werd zijn ziel, even als die van Vos, op engelenwie ken naar het rijk van eeuwige vreugde en vre de gebracht. Slot volgt.}

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1888 | | pagina 1