nisei,
Christelijk
Weekblad
voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Zonen.
Derde Jaargang N0. 128.
IN HOC SIGNO VINCES
Nog slechts enkele
„De Onoverwinnelijke vloot verniotifd",
SommeMul
ED, Vrijdag 10 Augustus 1888.
?ns,
:r,
)r
16,~
W. BOEKHOVE-
Alle stukken voor «le Redactie bestemd, Advertentiën en verdere A«!inïnistratie, franco toe te zenden aan den Uitgever.
Ons Krijgswezen.
"1
s eenige
estaan.
rEEN.
3
)HT
jstvvissel a
:en mandje
Beierland-
ERLAND.
I:iS¥
■•.ftnj.rtacr;-'- Ttsxstxraassm
.rdingen. ^eze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden 50 Cent, franco p. post
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever
NOlllIELSniJI li.
Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend.
Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur.
01ïuitgang
Overflakkee,
tart 1888.
en nam. 2,45 u.
),45 en nm. 4,u.
0,30 en nm. 5 u.
5,30 u.
met de stoom-
tm en omgekee rd.
Raderboot.)
rdam.
middags 5,uur,
6,uur.
6,30 uur
ïiddags 2 uur.
3 uur.
16 Augustus.
tfbootdienst.)
arnis.
Augustus.
tDIENST.
rdam.
orgens 4,30 ure.
6,— ii
amidd. 1,45 ure.
2,45 ii
W E<:i;Hk.llAX»KR.
AUGUSTUS.
11 Zaterdag
12 'Zondag
13 Maandag
14 Dinsdag
15 Woensd. 4,45 7,22
löDonderd. 4,47 7,20
17 Vrijdag 4,49 7,18
ZON
op onder i op onder
4,397,30 8,53 9,27
4,40 7,2810,12 9,50
4,42 7,2011,32 10,15
4,44 7,24.E. K. 5,4
2,10 11,17
3,26-,-
4,33)—,—
MARKTEN.
exemplaren van het zoo gewilde boekske
hebben we voor onze abonné's disponibel
Dat ieder zich dus haaste.
DE UITGEVER.
iASNYMPH
Maart.
n namiddag 5 ure.
4
30 en nm. 5,30 u.
30 4,30 n
1,30 3, eu 6ure.|
lf uur later.
1,30 en 6 ure.
ïalf uur later,
erdam, voorin. 8,—
voetsluis dagelijks
rrespoudentie met
1ERDIENST.
Zaterd. ongev. 6,50
aandag eu Dinsdag
g vm.7,10, nra.5,30
8, nm. 5,30.
ig en Dinsdag vra. 6,
vm. 7,10, nm. 2,30
8, nm. 3.
;vm. 5,30; Woeusd
m. 5,45.
ig ura. 2.
op werkdagen
u. 5,30.
werkdagen des Tin.
ag nm. 1,30, Wocus-
zal wOude Maas II"
vertrekken,
u Vrijdag:
.-Beierland vm. 7.
1.
lderbooten).
Augustus.
totterdam:
4 vm.
5 nm.
6 nm.
7 um.
8 vm.
9 vm.
10 vm.
12,00
12,—
0(
12,—
12,00
12,00
12,00
Ons krijgswezen, dit wordt thans alge
meen ingezien, verkeert in een slechten toe
stand. Ons volk is niet weerbaar op de
wijze zooals het dat in zijn belang noodig
■heeft. En dit klemt te meer, omdat zich in
onzen tijd gedurig dreigende onweerswol-
L. en aan den staatkundigen hemel van Euro
pa vertoonen.
Wel is de toestand op dit oogenblik min
der zorgwejekend. De Staten van Midden-
turopa hebben volstrekt geen oorlogsplan
nen veeleer spannen zij hun krachten in
tot behoud van den vrede Maar wij leven in
onze eeuw al zeer snel, en er is niet veel toe
ioodig om de wolken weer saam te doen
drijven en ook ons land weer in onrust te
brengen. Want de brandstof ligt opgehoopt
Deze eeuw heeft reeds overvloedig bewe
en, dat bij de toenemende verstandelijke
ontwikkeling van het menschdom de kans
op oorlog onder de volkeren niet afneemt
maar wel vermeerdert. Geraken er dus
straks twee of meer naburige natiën met
elkaar in botsing, dan komt het er op aan,
dat wij onze onzijdigheid kunnen handha
ven.
En nu zegge men niet, dat dit tóch in
elk geval onmogelijk is, wijl de legers onzer
naburen zóó machtig zijn en de uitgevonden
vernielingsmiddelen zóó talrijk, dat wij het
verstandigst zouden doen met ons bij een
mogelijken inval van Duitschland of Frank
rijk maar dadelijk over te geven. Want
zij die zoo spreken, toonen daardoor, dat
zij weinig liefde tot hun Vaderland en wei
nig vertrouwen op God hebben. Onze voor
vaderen in hun worstelstrijd tegen Spanje
.en de Transvaalsche Boeren in onzen tijd
ingen van geheel andere beginselen uit
De grond tusschen Eems en Schelde ont
woekerd aan het water en aan tal van indrin
gers, is ons nu eenmaal door God tot woon
plaats beschikt. Hij zelf heeft de verdeeling
van het menschdom in verschillende natiën
ewild. Het aardsche Vaderland is ons een
egen van Boven, waaraan wij steeds zoo
lang mogelijk moeten vasthouden. Onmo-
elij k is, ook naar menschelijke berekening,
et terugslaan van indringende vijanden in
os land niet. Daartoe is het veel te gunstig
elegen. Doch het zou er slechts van af
hangen of er moed en bezieling bij ons volk
was, en of het zijn zaak weder evenals de
watergeuzen yan ouds aan God aanbeval.
Daarom is ook militaire oefening alleen
niet genoegzaam, maar dient vooral gelet
op het zedelijk gehalte van ons leger.
In dit laatste opzicht ziet het er bedroe
vend bij ons u!t. De kazerne's zijn helaas
veelal kweekplaatsen van spotternij, ruw
heid en onzedelijkheid, zoodat christelijke
ouders die er hun zonen heen moeten zen-
kien, hun hart vasthouden bij de gedachte
dat zij onder dienst diep bedorven zullen
worden. En als zij bewaard worden en niet
meêdoen met zulk een uitgieting van onge
rechtigheid, dan weten zij vooruit, dat zij
zullen geminacht, uitgelachen en gedwars
boomd worden, zelfs vaak door hun supe
rieuren.
Dit moet anders worden. Er moet be
hoorlijk toezicht op het kazerneleven komen.
Tegen onbillijke bejegening moet de sol
daat worden beschermd; als hij zich in zijn
rechten verkort ziet, moet hij weten waar
hij zich met goed gevolg kan beklagen,
en bovenal moet onder alle rangen van het
leger het ontheiligen van Gods naam zijn
verboden.
Tot deze betere behandeling zal niet wei
nig bijdragen het afschaffen van de plaats
vervanging, waardoor jonge lieden uit den
meer gegoeden en ontwikkelden stand zich
tot dusver meerendeels konden onttrekken
aan den militairen dienst en hem verlagen
tot een min of meer verachtelijk werk.
Intusschen is met het invoeren van per
soonlijken dienstplicht en het streven naar
een degelijke opvoeding van de soldaten
nog lang niet alles genoemd. Neen, voor
een afdoende verbetering van ons krijgs
wezen zijn er nog tal van andere gewich
tige punten te behandelen. Zoo doet zich,
om slechts iets te noemen, bij de bespre
king van den persoonlijken dienstplicht da
delijk de vraag voorhoe lang deze dient-
plicht moet duren, om een voldoende oefe
ning te verkrijgen. Een militiewet grijpt
zeer diep in op het maatschappelijk leven.
Allerlei zedelijke en stoffelijke belangen zijn
er bij betrokken. Daarom was het ook zeer
dwaas van enkele liberale woordvoerders,
dat zij in de Kamerzittingen van 12 en 13
Juli een toon aansloegen alsof onze nieuwe
Regeering nu reeds met een militiewet ge
reed konde zijn.
Spoedig moet er zulk eene wet komen.
Het militaire vraagstuk mag niet op den
achtergrond geraken. Ons leger is veel te
zwak. Wij hebben slechts ongeveer zestig
duizend man beschikbaar, terwijl er voor het
veldleger minstens 36000 en voor het be
zetten onzer liniën en forten 54000 man
noodig zijn. Alzoo een te kort van dertig
duizend man, hetwelk door geen rijke be
wapening, vaardigheid in het manoeuvree
ren of wat men ook zou willen noemen, is
goed te maken. In één woord, er moeten
wettelijke maatregelen genomen worden
om in tijd van nood meer geoefende man
schappen op de been te kunnen brengen.
De militaire quaestie is dan ook in het
werkprogram van de antirevolutionairen
opgenomen en onze tegenwoordige Re
geering heeft dadelijk bij haar allereerste
optreden een spoedige behandeling toege
zegd.
Maar daarom mag nog niet van onze
Overheid gevergd, dat zij zoo eens hals over
kop, zonder grondig overleg, een wetsont
werp zal indienen, gelijk de liberalen dit,
wellicht met partijdige oogmerken, begee-
ren. Neen de regeering was wijzer. Zij be
greep, dat er ook nog meer te doen en
te behartigen viel dan alleen het krijgs
wezen te verbeteren. En om middelerwijl
blijk te geven van den ernst harer toezeg
ging, heeft zij dadelijk een Staatscom
missie in het leven geroepen, uit 18 leden
bestaande, welke tot taak heefthet instel
len van een onderzoek naar en het uit
brengen van een adviès met betrekking
tot de gewenschte grondslagen voor de
wettelijke regeling; terwijl aan genoemde
commissie verder wordt overgelaten in
haar rapport aan den Koning de punten
die zij noodig acht, nauwkeurig uit te wer
ken.
In de Kamerzittingen van 12 en 1 3 Juli
werd er breed uitgeweid over het al of
niet doelmatige van zulk een Staatscom
missie. Het hoofdbezwaar, van liberale
zijde daartegen ingebracht, was dat men
langs dien weg niet zoo spoedig met e 211
nieuwe militiewet zoude gereed komen als
dat de Minister haar alleen en zelfstandig be
werkte. Nu kan over het algemeen niet ont
kend worden, dat commissies van advies wel
eens een onnoodigen omslag veroorzaken,
dewijl zij de gezindheden verdeelen en el
kander in het werk ophouden; doch hier
geldt het wel een bijzonder geval.
Neemt men toch in aanmerking, dat er
sedert 1870, toen men een open oog kreeg
voor de groote gebreken van ons krijgswe
zen, minstens zes wetsvoorstellen betreffen
de de regeling onzer levende strijdkrachten
zijn ingediend, en dat geen vaualle de goed
keuring onzer Volksvertegenwoordiging
verwierf; weet men bovendien, dat b.v.
het Ministerie van Lijnden van Sandenburg
twee volle jaren noodig had voor het ge
reed maken van nieuwe militaire wetten, dan
zal men beseffen, dat er" aan zulke wetten
heel wat vast is, en dat onze Regeering
thans voorzichtig dient te werk te gaan om
niet dezelfde teleurstellende ervaring op te
doen als vorige Ministers.
Overigens is het feit, dat d,e Minister van
Oorlog zelf Voorzitter van de staatscom
missie werd, ons een waarborg, dat men
vaart achter het werk zal zetten. Volgens
betuiging van den Minister Mackay heeft
de Regeering de commissie terstond tot
spoed in haar werk aangemaand, terwijl de
Minister Bergansius, een man met erkende
werkkracht, bekwaamheid en voortvarend
heid, aan de Kamer de verzekering gaf,
dat hij, na eenmaal het advies van de
Staatscommissie verkregen te hebben aan
gaande de hoofdlijnen van de nieuwe leger-
organisatie, al het mogelijke zou doen om
de noodige ontwerpen van wet spoedig
gereed te krijgen.
Het ontbreekt dus bij onze Regeering
niet aan ij /er en goeden wil. Doch het is
beter, dat er iets langer over de nieuwe
militiewet gewerkt wordt dan dat ze half
gaar in de Kamer komt. Bovendien, onze
Ministers hebben nog wel wat anders te
behartigen dan een goede landsverdediging
Deze vormt slechts een onderdeel van de
groote belangen waarvoor wij in Maart
hebben gestreden. Ook hebben in elk geval
de liberalen aan onze partij nog niets te
verwijten want dat er reeds zooveel militie-
wetten verongelukten, is niet onze schuld,
maar dit had plaats onder hun heerschappij.
9S«'iS riegï ijke waar.
(EEN WOORD VAN HET HOOFDBESTUUR
DER UNIE „EEN SCHOOL MET DEN
BIJBEL".)
Vervalschers zijn er altijd geweest, sinds de
zonde in de wereld gekomen is. Reeds de oudste
geschiedenissen, ook de keuren onzer Holland-
sclie steden spreken van straffen, gesteld op het
Terkoopen van levensmiddelen, verui.ngd met
waardelooze of schadelijke bestanddeelen. Zoo
min de keuren het toen vermochten, kunnen de
keurmeesters thans dit kwaad uitroeien. Alleen
bestond dit verschil, dat een bedrieger, die als
zoodanig werd ontmaskerd, ook een bedrieger
heette. Dit l aatste nu schjjnt anders te worden.
Maakte de handel in Amerikaanscbe fondsen
meer dan éen IIoILindsch beursman tot een zwen
delaar; het is ook uit Amerika, dat de handels
gewoonten tot ons komen, die ons aan het
heidensche Sparta herinnerende erkenning nl.
van het bedrog in handelswaren als een eerlijk
bedrijf.
Is Amerika het vaderland van de kunstboter,
van welk product wij op ziehzelve geen kwaad
willen zeggen, thans komen ook van daar kunst
kans en 4-iinsföpek. Tegen alle redeneeringen
in spreekt het feit, dal men met deze kunstpro
ducten de natuurlijke boter en kaas en reuzel
zoo nauw doenlijk tracht 11a te bootsen, te luider,
om dit alles geen bedrog te heeten. Den 4me-
rikaan moet ge met geen zedepreeken lastig
vallen; „go ahead" (loop rondom) is zijn ant
woord; geld verdienen en overwinnen in den
scherpen strijd om 't bestaan, dat eerst! En
dan straks, o, een milde gift in het kerkezakje
kan er best op overschietenen als er eene
schaalcoliecte voor de School met den Bjjbel
wordt gehouden, desnoods voor Scholen met
den Bjjbel in Holland, hjj zal den collectant niet
ledig heenzenden. Maar nog eens, in vredes naam
geen zedepreeken
Geen zedepreeken, liefst ook geen lange be-
schonwingeudraag uwe zaak zoo kort en bondig
mogelijk voor. Die Amorikaansehe les wensehen
ook wij in gedachtenis te houden, nu het onze
zaak is een woord te spreken over een bedrieg
lijke waar, die de schadelijkste gevolgen na zich
sleept, voor hen, die ze koopen of omniet ont
vangen; in een woord, voor hen, die ze gebrui
kenwjj bedoelen het Openbaar Christelijk La
ger Onderwijs.
Waarlijk, dit mag wel bedrieglijke waar hee
ten juist wjjl de Staatsschool van thans de voort
zetting heet van de School van 1806, de Volks
school, de School met den Bjjbel, de school
waaraan de natie gehecht was. Helaas 1 men
heeft ons volk bedrogenin plaats van de zui
vere leer kwam een 4'i/nsi-godsdienst. Dit ging zoo
ongemerkteerst alle godsdiensten gelijk voor
de \V et, daarna een hevig verzet tegen afzon
derlijke sc ïolim voor de Roomschen en toen eeue
school zonder Bijbel maar met godsdienst, eene
godsdienst die Rome niet kwetste, eeu christen
dom, dat den Jood niet ergerde. Kunst-e\xr\s-
tendom!
Aimsf-christendom, waaraan men meende het