Christelijk
Weekblad
voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Een KlayerMaö van Yier.
IN HOC SIGN O VINCES
W. BOEKHOVEN.
Vrijdag 13 April 1888.
Derde Jaargang N°. 111.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zeilden aan den Uitgever.
W S3EM34A Si K» ER.
„Aanmei'kt de raven en de
leliën"!
Feuilleton.
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijsper drie maanden 50 Cent, franco p. post
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever
«onncLSDUK.
Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Advertentien driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend.
Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur.
april.
zon
MA AN
MARKTEN.
op oniler
op onder
14 Zaterdag
5,7 16,54
6,50| 10,5
V har dingen veem.
15 Zondag.
5,5 (6,56
7,19 11,7
16 Maandag.
5,3 16,58
7,52 -
17 Dinsdag.
5,-7,-
8,34 0,6
18 Woensd.
4,58 7,1
9,24 1,_
Middelburg p>. vee.
19 Donderd.
f,56 7,3
L. K. 0,13
20 Vrijdag.
4,54 7,5
11,29 2,27
Oude Touge pa.vc.
t Lukas 12: 24, 27.
De hier aangehaalde Bijbelverzen be-
hoofen stellig onder de meest bekende,
maar tevens (helaasonder die welke het
minst in toepassing worden gebracht. O,
hoeveel gelukkiger zou menigeen zich ge
voelen, als men in waarheid de toekomst
aan God overliet. Wie toch kan met be-
Izorgd te zijn, eene el tot zijne lengte toe-
doen? Is het niet de Heere in den hemel
f alleen, die ons aller gang en lot bepaalt?
Heeft ook niet elke dag genoeg aan zijn
eigen kwaad? Geeft het dus geen blijk
van ongeloof en van wantrouwen jegens
onzen Schepper en Weldoener, en is het
geen schandelijke vermoeiing des geestes
om aldoor angstig te vragen naar hetgeen
de toekomst ons brengen zal? Gewis, dat
weet men; dat stemt althans verstandelijk
ieder belijder der waarheid toe. En toch,
als men eens in de harten kon lezen wat
aj angstige vragen, wat al overdreven be-
^Hfpmmeringen omtrent het verre verschiet
zou men daar aantreffen, en hoe zou het
Eene bladzijde uit liet Nederlandsch
Martelaarsboek.
J. VERHAGEN Jr.
I. ROME EN HET PROTESTANTISME.
Evenals een sneeuwklomp, van den top eens
bergs losgeraakt, nederwaarts rollende, grooter
en grooter wordt, en eindelijk, beneden gekomen,
gebeele dorpen bedelftzoo was het gegaan met
de leer die Rome's Pausen en Priesters in de
kerk van Christus hadden ingevoerd.
Beelden van overleden heiligen, versierden de
weleer kale wanden des tempels, waarin de ge
meente samen kwam. En het volk boog de-
moedig de knieën, en smeekte om voorspraak
bij God, aan Maria of Petrus, vergetende, dat
die reeds eeuwen in de groeve der vertering
rustten en de stemmen niet meer hoorden, die
op aarde om hulp smeekten, noch de handen
zagen die gevouwen ten hemel werden geheven.
De Paus van Rome noemde zich het hoofd
der kerk en vertelde dat hij de plaatsvervanger
van Christus was, die de macht had, de zonden
te vergeven. Hij liet luide prediken, dat aalmoe
zen en goede werken de poorten des hemels
ontsluiten.
Helaas! duizenden gaven acht op dien stem,
die uit den mond van den leugenaar kwam, en
offerden op bevel van den Paus hun zilver en
blijken, dat ook nog in onze dagen met
minstens evenveel recht als vóór achttien
eewen de waarschuwing des Heilands mag
herhaaldzijt niet bezorgd voor uw leven,
wat gij eten zult, noch voor het lichaam,
waarmede gij u kleeden zult."
Treffend is het redebeleid, waarmede de
Heere Christus deze bezorgdheid tegenging.
Immers, zoo zegt Hij, is het leven meer
dan het voedsel en het lichaam dan de
kleeding." Nu geeft God ontegenzeggelijk
het meerdere. Geen voedsel nog kleeding
zijn toch op zichzelf in staat om het lichaam
des menschen te onderhouden. Hij kan
onmogelijk met brood en kleeding alleen
levenen eerst als Gods Woord er bijkomt,
als daartoe van Hem kracht uitgaat, kunnen
we ons aardsch bestaan voortzetten. Maar
als het nu God alleen is, die ons leven
onderhoudt, zou Hij dan ook niet voor de
middelen (dat is voorliet mindere) wil
len zorgen? Neen, voorwaar de mensch
heeft green verontschuldioringr. Gedurig: zien
O O O
we het, dat jeugdige natuur- en tijdgenoo-
ten, ofschoon van alle kanten toegerust
met hetgeen het leven zou kunnen ver-
frisschen en versterken, nochtans als drui
ven worden afgesneden. God houdt hun
adem in, en hun tabern ikel stort ontzield
ineen. En daarentegen blijven er talloos
velen hier beneden rondtobben, wien het
oogenschijnlijk aan bijna het onontbeerlijk-
ste ontbreekt. Hoe zou dan deze verhou
ding verklaarbaar zijn, als wij niet in aan
merking nemen, dat God zelt over den
duur van ons leven, den toestand van ons
lichaam en daarom ook over den toestand
goud, om zich daardoor vrede op aarde en eene
plaats in den hemel te verzekeren.
Het was duister, het was nacht in de Kerk
des Heeren.
Daar verhief Hij, zonder wiens wil geen haar
van ons hoofd valt; het Woord dat in den be
ginne was, Die zelf God is, en zonder wiens wil
geen ding bestaat, dat gemaakt is, Zijn stem
en sprak: „Er zij licht!" en het werd licht.
Hij die middellijk werkt, verkoor zich geen
grooten der aarde, om den fakkel der hervor
ming te ontsteken; maar den zoon van een mijn
werker: Maarten Luther.
Het licht dat deze op goddelijken last ont
stak, werd spoedig alom gezien. Door geheel
beschaafd Europa werd de warmte van haar
gloed gevoelt, en duizenden harten, weleer ijs
koud voor Jezus, werden verwarmd door de lief
lijke gloed van het licht der hervorming.
Dat kon den Vorst der duisternis niet dulden.
Zijn getrouwe vazal, den Paus van Rome, met
zijn heirlegers van priesters en monniken, wer
den uitgezonden om dat licht te dooven, dien
gloed te blusschen en alle dragers van het licht
werdenof gedwongen hun toorts te dooven of
veroordeeld oin te sterven.
Maar Jezus heeft gezegd: Ziet ik ben met u,
al de dagen tot aan de voleidiging der wereld.
Vreest niet voor degenen die het lichaam dooden
en de ziel niet kunnen dooden, maar vreest veel
meer Hem, die beiden, ziel en lichaam, kan ver
derven in de hel.
Dit gaf moed aan de getuigen tegen Rome's
on- en bijgeloof. Dat deed hen palstaan als de
vijanden hen vervolgden, en gevangen namen.
Die woorden waren hun troost, wanneer zij op
den pijnbank werden uitgestrekt of schavot of
brandstapel beklimmen moesten.
Bovendienhun sterven wekte leven in anderen.
van ons lichaam en daarom ook over de
toebrenging der middelen beschikt.
En om deze waarheid nog dieper bij
ons te doen doordringen, wijst de Heiland
ons op de raven en de leliën.
Aanmerkt de raven"zij zaaien niet
en zij maaien niet; zij verzamelen geen
spijzen voor de toekomst, ofschoon zij gul
zig van aard zijn en veel noodig hebben.
Ook zijn zij bij de menschen veracht. De
heidenen beschouwen ze als boden van kwa
de tijding en de joden hielden ze voor
onreine dieren. Op hulp van menschen
konden zij alzoo niet rekenen. Maar zie,
God voedde steeds die geringe beesten.
En zou Hij, die de vogelen des hemels
van spijzen voorziet, dan de erfgenamen
des hemels vergeten kunnen? Neen, het
is slechts ongeloof, als men den toestand in
zijn eigen hand wil hebben en zelfbesturen.
En dan, aanmerkt de leliën, hoe zij
wassen"Wellicht is hier gedoeld op de
bonte lelie, die in het Oosten zoo schoon
is, dat hare bladeren, onder een micros
coop gezien, schitteren als een diamant en
de fijnste kleurschakeeringen vertoonen.
De machtige koning Salomo moet luister-
rijk gekleed zijn geweest, al staat zijn klee-
dij nergens in den Bijbel beschreven. Men
vermoedt, dat hij doorgaans in het wit ge
tooid was, ten teeken van zijn heerlijkheid.
En als de koningin van Scheba zelfs ge
troffen werd door het gewaad zijner die
naren, hoe vorstelijk moet hij zelf er dan
niet uit gezien hebben. En toch kon deze
pracht niet halen bij het kleed der leliën
op het veld, zooals deze wassen.
Hun bloed was het vruchtbare zaad der kerk.
Rome triompheerde niet.
II. EEN PASTOOR EN EEN MONNIK.
Met de hand onder het hoofd, zat op een
avond, Arend Dirkszoon Vos, pastoor van de
Lier, een dorp nabij Delfi in zijn studeervertrek.
Voor hem op den eikenhouten tafel lagen eenige
geopende boeken, benevens papier en schrijfge
reedschap. Een hanglamp verlichtte flauw het
vertrek.
Bijna een uur had de geesteljjke beurtelings
lezende en nadenkende doorgebracht, toen hjj op
stond, met de handen op den rug het vertrek
op- en nederwandelde, en overluid sprak: „Er
moet een einde aan komenik moet eene keuze
doen. Als herder moet ik mijne kudde leiden,
daartoe ben ik door mjjn eed verplicht, doch
helaas, de handen zjjn mij als gebonden en de
mond gesloten. Ik moet aanbevelen wat tegen
Gods Woord strijd eu mjjn geweten geweld aau-
doen. Nog twee weken en de afgoderij wordt
weer opnieuw ten toppunt gevoerd. En ik sta
machteloos. „Ach Heere! hoelang zult Gij dat
alles straffeloos aanzien
i Nauwelijks had hjj deze woorden geuit, of
de deur van zjjn studeervertrek werd geopend
en zijne huishoudster diende broeder Ignatius aan.
Vos verbleekte en terwjjl hjj zeidelaat broe
der Iguatius binnenkomen, nam hij eenige boe
ken van den tafel en borg die in een kast welke
in de dikke muren was gehouwen.
Zjjn huishoudster werd echter schier op de
hielen gevolgd door een Franciscaner monnik,
i die met een duivelenlach op het gelaat de werk-
1 zaamheid \an den pastoor zag.
„Ik ben uwe huishoudster gevolgd sprak
de Franciscaner toen hij de verlegeuheid van
Vos bespeurde. „Ik weet dat gij voor mij geene
Men moet namelijk weten, dat terstond
na het afsnijden ook de schoone kleurscha-
keering uit hare bladeren weg is. Nu groei
en deze leliën ook veel tusschen het nie-
tige gras en wordt derhalve gedurig onder
de zeis des maaiers van zijn schoonheid
beroofd en na een tijd van verdroging, te
gelijk met het hooi verbrand. Men zou
dus zoo zeggen, dat het er niet aanbesteed
was, ze zoo sierlijk te bekleeden. Toch
wil de Heere dit doen. Zei ven brengen
zij er ook niets aan toe. En zou hij dan
niet veel meer zorgen voor het lichaam
Zijner gunstgenoten
O voorzeker, zij die recht voor God staan,
zullen dit beseffen. Maar daar ligt het dan
ook juist aan, dat velen niet verzekerd zijn
dat zij in Zijn gunst deelen. Men zoekt
veelal het Koninkrijk Gods niet genoeg,
of mogelijk wel in het geheel niet, en wordt
daardoor als in een rosmolen voortgejaagd,
altijd zwoegende, altijd gedrukt onder ban
ge zorgen. Het onderwijs, door den Hei
land hier gegeven, lost zich dan ook op
in de vermaning om eerst het Koninkrijk
Gods te zoeken, want daardoor komt men
tot rust, en wordt de rechte werkkracht
geboren.
De Godzaligheid is een groot gewin met
vergenoeging. Die den Heere vreezen,
hebben geen gebrek. Deze vreeze maakt
den niensch ook eerst recht verstandig,
zoodat hij zich evenmin uitstrekt naar het
>te veel'', als dat hij altijd bekommerd is
voor »te weinig." Geldgierigheid en be
zorgdheid voor het aardsche goed sprui
ten voort uit denzelfden wortel. Zij bewij-
geheimen hebt. Waarschijnlijk waart gij bezig
met het studeeren eeuer rede, waarin gij Sint
Joris zult verheerlijken en aan zult raden zijn
beeld te volgen. Dit jaar vooral moet de op
tocht prachtig en plechtig zijn".
„Broeder IgnatiusIk had u niet verwacht."
„Dat geloot ik gaarne', maar gij weet, het
feest van St. Joris moet gevierd worden, daar
voor zijn kosten noch moeite gespaard. En men
denkt dat gij die feestviering zult tegenwerken".
„Ik zal alles doen wat God mij te doen geeft,
zooeven las ikWie mij verloochenen zal voor
de menschen, dien zal ik ook verloochenen voor
mijnen Vader die in den hemel is". Welken weg
ik moet inslaan is mj nog duister".
„Die woorden hebt gij gelezen in een der boe
ken dien gij zooeven verborg. Bezit gij de ge
schriften der ketters
„Paulus schrijft: „onderzoek alle dingen en
behoud het goede".
„Maar hij schrijft niet: lees alle boeken, en
gij weet dat de werken van Luther en zooveel
anderen verboden vruchten zijn. Wee hem, die
ze plukt. Gij weet zeker wel dat onze moeder
de heilige kerk alle afgodendienaars straft. Doch
tot het laatste oogenblik biedt zij genade aan,
Wordt het lichaam gedood, dan bewijst zij de
ziel nog genade. Om u dit te vertellen, ben ik
niet hier gekomen ik wilde alleen weten of gij
van plan zijt het feest van Sint Joris te belem
meren? Mi] dunkt gij kunt dat best doen. Ik
wil echter niet veinzen en geef u de verzekering,
dat gij aan mij een machtigen tegenstander zult
hebben".
„Nog dacht Vos een oogenblik na, en zeide
toen„Ik zal alles doen wat God mij te doen
geeft
„Op dit antwoord had ik gerekend" her
nam de monnik en vertrok. Wordt vervolgd.)