BIJVOEGSEL,
AR LINE.
STOOMYERVERIJ,
N—NEW-YORK
tiiS-fii SGBELDEBODE
Vrijdag 17 Februari 1888.
BasitaL t&
.-SöMfill
Gebreveteeril door
Z. M. den Koning der
Belgen.
uer. - Rotterdam.
t stoomen en verven van alle
dfcigstukken, ook alle soor-
antgordijnen, Taielkleeden,
patronen geperst, Kwasten,
r, Tulles,Kdnten,Veeren enz.
men in elkander blijven en
voor de gezondheid bewerkt.
10 dagen afgeleverd worden.
iELSniJK en OMSTREKEN
rnmelsdijk, Marktveld
IE POSTSTOOMVAART
eld iederen Zaterdag.
rbinding met de Pennsylvania,
expresselijk voor passagiers
mschepen, zijnde de grootste,
Vasteland op Amerika.
RHIJNLANB
ZEELAND
NEDERLAND
SWITZERLAND
VADERLAND
3692 Tonj
2866
2816
2748
atschappij had sedert haar
j nimmer één schipbreuk of
lenschenleven te betreuren,
van Rotterdam naar Antwer-
'an 1,43 (2V2 uur reis)
g der Maatschappij.
arten van af Rotterdam
ingeu, worden op aanvraag
strekt door
VA5f BIKKR55&
'assage-Agent voor Nederland,
ehaven Rotterdam,
of de agenten
RA.A.FF te Dirksland
LINDE Ouddorp.
BEHOORENDE BIJ DE
Tweede Jaaa'g'ani?. Ao
S)e „slealieke" kerk. 1)
In dezefde Heraut (nr. 520), waarin het do-
leeren wordt vergeleken bij het aantrekken van
een rouwpakzegt de geëerde redactie ook,
dat de uitdrukking .zichtbare kerk" tweeërlei
zin heeft, want dat men er meê kan bedoelen
öf de instituaire kerk, öf de kerk zooals de
Christus zelf ze waarneembaar maakt door het
Sacrament en door de gaven.
Deze onderscheiding ruimt veel misverstand
en schijnverschd tusschen haar en andere broe
ders uit den weg. Te meer, omdat zij nu ook
formeel toestemt (wat zij zakelijk al lang deed),
dat afzondering of scheiding uit een valsch ker
kelijk instituut niet alleen geoorloofd is, maar
plichtmatig.
Maar toch klinkt ons deze onderscheiding' wat
vreemd. Ook achten wij haar niet hij zonder juist
of aanbevelenswaardig.
Want waarom zouden wij de Sacramentsbe-
diening en het gebruik of de erkenning van
gaven niet rekenen tot het instituair gedeelte
der kerk? (Over niet bediende Sacramenten of
ongebruikte of niet erkende gaven behoeven wij
in het geheel niet te spreken, dewijl deze toch
in geen geval de kerk zichtbaar maken.)
De IZerauf-redacteur wordt echter tot zulk
een onderscheiding gedrongen, orndut hij het be
grip van valsche kerk" zoo gaarne absoluut
neemt. Ditzelfde blijkt ook uit Dr. Kuyper's
«Tractaat van de reformatie der Kerken."
(blz. 161).
Maar immers kan men de zaak evengoed an
ders beredeneeren en zeggende kerk wordt
eerst goed zichbaar met behulp van de institutie.
Is deze bouw vervalsoht, zoodat de kerk als
kerk dingen crebiedt, welke G-od in zijn Woord
™JTzurdMa °meeke'f rorbiedt, en omgekeerd, dan is scheiding uit
haar midden de plicht der geloovigen ofschoon
in zulke vervalsche kerken toch altijd nog zekere
niet-valsche deelen en m'ei-valsche handelingen
Rotterdam, (Raderboot.) kunnen bestaan, waarvan de geloovigen zich niet
gescheiden rekenen.
In dezen geest spreekt ook Voetius. IIij zegt, dat zijn
geestverwanten zich niet hebben afgescheiden van de menschen
in de Roomsche kerk, wanneer daaronder verstaan worden
de geloovigen, maar van de tirannieke heerschappij van den
Paus en vau de l'actie der valsche geestelijkenze hebben
zich wel afgescheideu van do pauselijke leer, niet van de
christelijke waarheid die in de Roomsche'kerk nog
itoomboot: Vooruitgang,'
»p Goedereede en Overflakkee,,
Jet. 1887 tot 1 Maart
.elharnis voorm. 6 en 12,u.
evoetsl. 7,15 en 10, nm. 1,15 i
endam 10,45 u.
endam 3,30
elharnis 9,15 3,
oot vaart in aansluiting met de stom»
G.
SMEESTER.
is der STOOMBOOT.
andag en Dinsdag voorraidd. 5,
erige dagen 6,30
relïjks namidd. 2,
IT des Zondags, en op 23 Febr.
(SCHROEFSTOOMBOOTDIENST,
am op Middelharnis.
UDDELHARNIS.
Dagelijks des voormiddags 8 uur
ROTTERDAM.
Dagelijks des namiddags 1 uur.
DAGS GEEN DIENST.
aderb.) WINTERDIENST
mmel op Rotterdam.
ïdag en Dinsdag 's morgens 4,30 uk.
ag 6,30
mdag en Dinsdag 's namidd. 1,45 ure.
'dag 1,45
rTEN en MAASNYMPH
invangende 1 November.
naar ROTTERDAM.
i vm. 5,30 8,30, en namiddag 2
m f 7,— 8,30, 2
'ERDAM.
voormiddag 6,en namiddag 2,30
7,30 2,3(
IELLE V OETSLUIS.
8,30 ure, namiddag 12,45 en 2,45 n
chiedam circa een half uur later.
BRIELLE.
ormiddag 8,30 ure, namiddag 2,45 i
Schiedam circa een half uur later,
levoetsluis naar Rotterdam, voorm. 8,5'
lotterdam uaar Hellevoetsluü dag#
,45 ure, staau in correspoa leutic i
eede en Overtlakkee.
N° I en 2 (Raderbooteï)
lotterdam. FEBRUARI
Van ROTTERDAM
over was.
nog onze
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
17 vm. 10,451
18 nm. 10,45 ty
19 nm. 10,451
20 nm. 10,45
21 vm. 10,45
99, vm,00
lurg-Rotterdam (Radehboo'
Van
singen
ïaar
tbrdam.
Van
Middelburg
naar
Rotterdam.
7,30
0,00
7,30
0,00
7,30
0,00
voorm. 8,30
voorin. 0,00
voorm. 8,30
voorm. 0,00
voorm. 8,30
voorm. 0,00
Van
ROTTERD^jL
Middelb. <m
VlissingïmJ
voorm.
voorm. Mj
voorin. "'"IS
voorm ">T
voorm- O'!
voorm.
:ie' kerk n<
Wij hebben (zegt Voetius) dus in de Roomsche
broeders, hoewel ze zwakke broeders ziju, omdat God er zijne
uitverkorenen heeft. En al is het dan ook, dat wij uiterlijk
de gemeenschap met hen hebben gebroken en den Paus als
zoodanig en zijn aanhang haten, toch omvatten wij al die
broeders nog in liefde en erkennen, dat in hen aanwezig is
het zaad des Christendoms, en houden niet op God voor hen
te bidden en van hen liet goede te hopen. En wij hebben
ous van deze zwakke broederen juist uiterlijk afgescheiden,
opdat ook dezen de dwalingen te eerder en te beter zouden
inzien en er zich aan onttrekken, (l)esperata CausaPapatus,
p. 699—703.)
Evenzoo zegt Turretinusde Hervormers
scheidden zich af van de Roomsche kerk niet
als christelijke, maar als pauselijke kerk.
Vroeger heeft Dr. Kuyper op dit punt be
schouwingen meegedeeld, waarmede wij het beter
eens zijn. Destijds sloot hij het Sacrament niet
uit van het instituair gedeelte der kerk. Zoo
lezen wij in zijn intreê-rede te Amsterdam,
van het jaar 1870 (blz. 15 en 16)
uGaat henen, ouderwijst alle volkeren, en doopt ze." O n-
der wijst en doopt! dus luidt van dat (het kerkelijk)
instituut de stichtingsbrief, i,W oord en Sacrament,"
ziedaar de grondlijnen van het bestek, waarnaar het instituut
wor it opgetrokken. Immers nocli de prediking vau dat Woord,
noch de dienst van dat Sacrament, is een organische wer
king. Ze ondei stellen menschelijk bewustheid, ze behoeven
menschelijke ordening, ze eischen een mensehelijke daad. Ze
werken niet van zelf, maar door den inensch als instrument
des Ilecren. Geen groeien op den wortel, maar stichting op
den grondslag is hun beeld."
In de hier aangehaalde rede onderscheidde
Dr. K. dan ook lang zoo scherp niet als thans
tusschen „het zichtbare gedeelte dat de mensch
aan de kerk schonk" en het zichtbaar gedeelte
dat de Heere zelf tot stand brengt. Hij noemde
toen niet het laatste den bodem of het „terrein"
en het eerste alleen het instituut, maar sprak
van de twee zijden van de zichtbare kerk, nl.
„de menschelijke zijde vau het instituut en het
instituut als stichting Gods." (Blz. 15). Ook
noemde hij toen de gereformeerde kerkinstitutie
een vorm die slechts groeit om eeu kerk die
gereformeerd is in haar hart (blz. 21 terwijl
hij (blz. 9) aldus op het nauwe verband tusschen
deze twee (organisme en instituut) wees:
G e w o r t e ld én gegrond," dut is dus organisme
ea instituut vereendeu waar de Schrift zelve tegen schei
ding waken wil, daar weeft ze beiden dooreen. Daar vloeit
door den mensch, die zaait en plant het Jjeeld
der stichting in dat van liet organisme over. Één brood
wordt dan de kerk des Heercn, gegroeid naar zijn bestand,
maar niettemiu door 's menschen hand, als deeg gekneed, als
brood gebakken. Een priesterschare heette ze dan,
door geboorte gerechtigdmaar eerst door zalving gewijd.
Niet bijkomstig, maar maatgevend is dus beider ver
binding in den tekst (Efeze 8: 17 v.v.). Vau de Schrift wijkt
elke zienswijs af, die of beide g r o n d 1 ij n e n buiten
samenwerking plaatst, óf de eene scherp volgend, de andere
uitwischt."
En om er nogmaals nadruk aan te geven,
dat de kerkbouw of -institutie geen menschen-
werk is in den gewonen zin van het woord,
maar dat het bij die institutie ook eigenlijk „de
Heere is, die het doet," besloot hij zijn kern
achtig betoog aldus: „En daarom, ook bij die
onderscheiding (tusschen het werk Gods en den
medehouw van menschen) is Hij alleen van alles
wat gebouwd of wat gegroeid, van wat gegrond
of wat geworleld is, de Oorzaak en de Bron,
de Springaar en de Werker." (Blz. 11).
Het was ons een verkwikking, deze schoone,
hartelijke rede nog eens voor de zooveelste maal
over te lezen en wij kunnen ons er veel beter
in vinden, dan in de onderscheiding van een
zichtbare kerk die God werkt èn eene die de
menschen werken. Indien toch „het kerkelijk
instituut een van God gegeven middel is om
het kerkelijk organisme te voeden en uit te
breiden" (blz. 15)indien „na de eerste schep
ping (van dat organisme) de verdere levenswek-
king door den mensch als instrument gaat"
(blz. 15); dan kan men de kerk als kerk (dat
is als ware, echte kerk) ook moeielijk zien op
plaatsen waar öf geen institutie is, öf een kerk-
sloopende contra-institutie. Een puinhoop is geen
gebouw
Intusschen verblijdt het ons dat Dr. K. het
met ons en wij met hem volkomen eens zijn
over de hoofdzaak, nl. dat er thans formeele
splitsing is tusschen de dol eerenden en de lieden
van het Herv. Genootschap. Beide zijn in een
verschillend instituut. De doleérende broederen
willen den kerkbouw der vaderen voortzetten,
Jeruzalems muren hooger doen rijzen en het
organisme bevrijden van de banden die het
dreigden dood te drukken. Doeh de Synodalen
blijven aan het afbreken en verwoesten, waar
door de vertakkingeu van het organisme, die
nog ondor hun bereik en „leiding" zijn, allengs
meer versterven en afvallen. Het bij elkaar
tellen van de zielen der doleerenden en die van
het valsche geworden instituut baat dus niets.
Zij behooren, massa tegenover massa gerekend,
niet bij elkander. Er is tusschen hen nog wel
een band van organischén oorsprong, een histo
rische band, zoo men wil, maar het verschil,
de splitsing der institutie verhindert het levend
houden van dien baud. Deze sterft met de lieden
van het Nerv. Genoodschap meer en meer af
evenals dit allengs geschied is met de banden
aan de Roomsche kerk. Daar waar het leven
ruimte heeft om zich te openbaren, daar waar
het gekweekt wordt en geregeld, daar trekken
ook de sappen uit den wortel heen, terwijl daar
waar die sappen afgebonden zijn en de bouw
in zijn tegendeel is omgezet, het leven verstikt
en wegteert.
Tot nadere toelichting zoeken wij derhalve
de „sienlicke" kerk liefst alleen daar, waar men
een eenigszins ordelijken, naar Bijbelsche voor
schriften levenden kring van belijders heeft.
Zulk een kring alleen ter wille van de erkende
Doopsbediening als inderdaad kerkelijk te stempe
len, achten hij een zoo strenge conc lusie, dat
we er als nog voor terugdeinzen.
(Men sla hij dit schrijven nog o.a op Calvijn's
Institutie, Boek IV, Cap. 2, art. 11.)
1) Wij spaticcren.
(Red.)
1) Tegen ons verlangen moest (lit artikel, nadat liet gescli reven
was» reeds een drietal weken op plaatsmiuite wachten.
Ingezonden ^Hikken,
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
WIEN MOETEN WE KIEZEN?
Niemand zal ontkennen, dat deze vraag, vooral
met het oog op de nieuwe kiezers, van belang
ontbloot is. Met het uitbrengen van zijn stein
bedoelt men niet allereerst dezen of genen aan
zienlijke of minder aanzien ijke uit ons Neder-
landsche volk een eereplaats als volksvertegen
woordiger aan te wijzen, maar men spreekt zich
daardoor uit in welke richting men wenscht ge
stuurd te zien. In een richting van God af, of
naar God toe; Zijn Naam ten hoon, of Zijn
Naam ter eer; in een richting die alleen een
enkele partij, of het geheele land ten goede komt.
En vandaar dat het voor de duizenden, die thans
tot de uitoefening van hun kiesrecht zijn toe
gelaten, lang zulk een onschuldige zaak niet is,
voor welken kant zij beslissen, daar zij ook een
maal van hun kiesrecht rekenschap zullen geven
aan Hem, die gezegd heeft: „Hetzij gij eet, hetzij
gij drinkt, hetzij gij iets anders doet, doet het
al ter eere Gods!"
En uit dat oogpunt boienstaande vraag be
schouwende, hebben we allereerst te onderzoe
ken in welke richting door het Liberalisme, siuds
jaren meerderheid in de Kamers, gestuurd wordt
vau God al', of naar Hem toeeeu enkele partij
of het geheele land ten goedeom na afloop
van dit onderzoek te beslissen of we die rich
ting hebben te steunen of tegen te staan.
Wat is dus de richting van het Liberalisme?
Om voor allen schijn van partijdigheid ons zoo
veel mogelijk te wachten, geven we op die vraag
het antwoord zelf weer niet, maar laten we de
mannen der liberalistische partij zelf aan het
woord. In h.iar boekbeoordeeling van 10 Juni
'86 kondigde de N. Rotterdammer een werk aan
van den heer Cost van der Linden, professor
aan een onzer ^taats-universiteiten, ze schrijft:
„Prof. Cost van der Linden, hoogleeraar aan
„de Rijks-universiteit te Groningen heeft onder
„den titel: „Richting en beleid der liberale partij"
„een omvangrijk boek doen verschijnen, datstrek-
„ken moet om licht te werpen over de begin
selen der liberale partij en over de door haar
„na te streven idialen. lïi-kciiiiiiig vnu «Ic
„;tllcrulierr»eli<t|ii>ïj «lcr nifiisrliclijkc rc-
,,«le. 1) Ziedaar wat volgens schrijver den liberaal
„van den eiericaal onderscheidt. Onder clerica-
„len verstaat hij allen, die bij de beoordeeling
„van wat het openbaar belang veieischt, zich
„beroepen op den geopenhaarden wil der god-
„heid, lees den Bijbel, GodsWoord. De liberaal
„duldt slechts een gezag, waarvan de onmisbaar-
„heid of nuttigheid door hem begrepen wordt;
„de clericaal handhaaft voorrechten, welke hee-
„ten door God zelf te zijn gesteld. Hij (die aan
„den Bijbel geloovende clericaal n.l.) zal met den
„liberaal erkennen, dat ieder gezag in den staat
„ten bate van allen moet komen, maar bij de
„beoordeeling van de vraag, welk gezag aan
„dien eisch voldoet, luistert hij niet enkel naar
„de uitspraken van het menschelijk verstand.
„Zoo staan dus liberalen en clericalen als ratio-
„nalisten (mensehen, die alleen de menschelijke
„rede eeren) en openbaringsgcloovigen (mensehen,
„die er nog een Bijbel als Godsopenbaring op
„nahouden) aan elkander over".
Meer onomwonden kan liet toch niet uitge
sproken. „Clericalen zijn allen, die den Heere
ook in het maatschappelijk leven naar Zijn Woord
wenschen te eeren; en dus op elk levensgebied
huigen voor den Onzienlijke en Onbegrijpelijke.
Liberalen zijn zij, die alleen de rede als hoogste
gezag huldigen.
Neem hierbij nu in aanmerking dat in Oct.
1793 door de Revolutionaire partij in Frankrijk
reeds het besluit werd genomen, om den chris-
telijken godsdienst af te schaffen en door den
eeredienst der rede te vervangen, en zeg dan
zelf hoe ver het Liberalisme van de Revolutie
van 1789 afstaat.
De beschouwingen van Prof. Cost van der Lin
den zijn dan ook geheel het uitvloeisel van het
woord van Rousseau: «Een staatsvorm, waarbij
de roet boren den mensch geplaatst wordt is niet
uitvindbaar en danrom moet de mensch boven de
wet gesteldeen stelling door de tegenpartij in
ons district in 1886 zooveel mogelijk goedge
praat en overgenomen, en die, hoe ook bezien,
niet anders beteekend dan Een Geopenbaarde
Waarheid is er niet, en daarom moet de men
schelijke rede beslissen."
Ook de Amsterdammer beleed rondweg: De
o vergroote meerderheid der liberalen gelooft niet
meer aan een persoonlijk God."
Maar aangenomen eens, dat nog niet alle Libe-
ralisten 2) zoover gaan als Prof. Cost van dei-
Linden of gelijk de Amsterdammer schreef, toch
zijn ze het allen hieruieê eens en ook in
1886 erkende men dat onomwondendat met
God in de politiek niet dient gerekend. Immers
men schreef:
«De liberaal," (aldus Prof Sprayt) ziet met
»de oude denkers in de politiek de koninklijke
wetenschap, waar bij de scherpste blik de meest
doordringende schranderheid, de meest onver-
is moeibare werkkracht volstrekt vereischt worden
som nootlottige dwalingen te voorkomen." Van
een wille Gods dus geen sprake.
Welnu, zonder terug te komen op den hoon
den Allerhoogste aangedaan, door een staatkunde
te volgen, waarbij met Hem alleen niet wordt
gerekend; of ook zouder er aan te denken, Prof.
Spruyt te weerleggen, plaatsen wij hier slechts
naast, om U te doeu zien, hoe ver het Libera
lisme reeds beneden het Heidendom zonk, wat
de beroemde Romeinsche redenaar Cicero schreef1),
een heiden, die omstreeks 100 jaren vóór Chris
tus leefde
«Hierin stemt het gevoelen der vroede man-
«neusaam, (ildus schreef hij) dat de wet niet de
vrucht is v.m menschelijk vernuft, noch de uit-
drukking van den volkswil, maar eeu eeuwig
«beginsel, dat over de geheele wereld moet ge
bieden, namelijk de wille Gods en de wijsheid
Gods."
Of ook gelijk wij daar verder lezen: «Het
«Heidens Rome onderschreef de rechtswetenschap
als de kennis der goddelijke en menschelijke
dingen."
Bij het oude Heidendom nog de erkenning,
dat aan God, al was het voorwerp hunner ver
eering maar eeu afgod de hoogste plaats toe
komt bij den Liberalist daarvan zelfs geen sprake
meer.
Maar hoe droef het ook met het beginsel der
«liberale partij" geschapen staat, is daarom
saamwerking met haar niet mogelijk? Indien
men waarlijk gelijke rechten voor allen wil, is
het dan niet juist zaak, om haar candidalen
te steunen? Komt haar streven niet juist het
geheele land ten goede?
Ook deze vraag zien we tot ons leedwezen
verplicht ontkennend te beantwoorden. Want
niet alleen, dat een afgevaardigde voor Rotter
dam het .nog niet zoo heel laug geleden open
lijk uitsprak: Wij bedoelen bovenal het belang
der liberale partij," ook heel het werken der
«liberale partij" gedurende de laatste jaren ge
tuigd van de grofste partijdigheid. Bezien we
dit nader.
Dat er in ons vaderland vele partijen bestaan,
weet iedereen. En partijen die vaak de meest
tegenstrijdige behingen hebben, weet iedereen.
En die allen door de overheid op voet van
gelijkheid dienen behandeld, zal bij den voor
stan er van vrijheid en recht wel evenmin te
genspraak ontmoeten. En dat het daarom eisch
zoo van Overheid als Volksvertegenwoordiging
is, zulke wetten te maken, waaronder allen
in vrede leven kunnen, zonder dat de eene partij
boven de ander wordt bevoordeeld, zoodat er dan
ook van een onderdrukkende meerderheid en
onderdrukte minderheid geen sprak e meer kan zijn,
1) Cursiveering is van ons; ook de woorl-omsclirijviug.
2) Liberalisten zijn meuschon, die zoo genoemd worden naar het
woord „liberaal", evenals socialist van „sociaal", materialist van
„materieel" enz. is afgeleid. Toch noemt men dat schelden. Hoe
scherpzinnig toch!
ligt voor de hand. Als mnar waarlijk vrijheid en
recht worden hoog gehouden, is saamwerking
tot dat doel met mensehen, die op godsdienstig
gebied o zooveel van u verschillen, in vele geval
len zeer goed mogelijk.
Maar zie, zulk een toestand van '-echtsgelijk-
heid willen de Liberalisten nu juist niet. Zie
hier slechts het bewijs:
Dat het beginsel der Liberalisten meebrengt
den Bijbel zooveel mogelijk te verdringen, ons
volk er van te vervreemden en bij gevolg-
scholen zonder den bijbel te hebben, evenzeer
als de Antirevolutionairen er prijs op stellen
zuivere en degelijke schriftkennis te verspreiden,
spreekt van zelf. En wie zal den liberalist zijn
school zonder, den Antirevolutionair zijn school
met den Bijbel betwisten? Maar waar we wel
tegenopkomen is, dat de Liberalisten hun scho
len uit de schatkist bekostigen. Dit is onrecht,
een groot deel der Nederlandsche Staatsburgers
aangedaan. En waarom die rechtsgelijkheid dan
wel moest vallen Men riep het bij die gelegen
heid openlijk uit: «Want de openbare school
is het bolwerk der Liberale beginselen!" En
wat die beginselen zijn, zagen we boven reeds.
Wel nu is de openbare school het bolwerk
der Liberale beginselen, klaar als de dag is dan
aangetoond, dat dit bolwerk in strijd is met
recht en billijkheid.
En dit nu niet alleen volgens het zeggen der
antirevolutionairen, maar ook naar de overtui
ging der zeven in dit opzicht waarlijk vrijzinnige
leden der „liberale partij" die met de antirevo
lutionairen in de Tweede Kamer het recht lieten
zegevieren en het als meerderheid uitspraken,
dat aan geen der partijen in den lande in de
Grondwet een voorrecht ten opzichte van het
onderwijs mag worden gegeven boven de andere.
Maar ook dit kon er bij de Liberalisten nog
niet meê door, en ze ontzagen zich niet, om
deze gelijkstelling der partijen zjj het dan ook
nog slechts een gelijkstelling op papier on
duldbaar te achten, en te hoop te loopen, om
de leden der Eerste Kamer met smeekschrift
op smeekschrift te verzoeken, deze gelijkstel
ling toeh niet aan te nemen. En hoe krenkend
dit voor het rechtsgevoel van een iegelijk is,
die nog aan God en Zijn Woord ook voor zijn
kinderen hecht, moge ons het getuigenis van
proi. Rauwenhoff, nu niet een antirevolutionair,
maar een volbloed modern, bevestigen. Hij schrijft:
„De wereldbeschouwing der Schrift is geheel
„tegenovergesteld aan die van onzen tijdde
„Bijbel maakt het godsdienstig leven arm en
„ongezond. De begrippen van een schuld der
„menschheid tegenover God, vau verzoening
„daarover door Jezus' kruisdood teweeggebracht,
„van eeuwige zaligheid voor de geloovigen, al
„die begrippen in ons oog zoo onwaar, zoo scha
delijk voor eene zuiver gods lienstige ontwik
deling. leest de gemeente altijd opnieuw uit
„den Bijbel. Wij modernen hebben onder de
„onderwijzers een aantal geestverwanten. Wij
„kunnen dus op de school een niet onbelang-
„rijken invloed uitoefenen".
En zoo zouden we kunnen voortgaan met te
spreken over hooger en middelbaar onderwijs,
over stelselmatige achteruitzetting, enz. Doeh
geven we daartoe het woord aan de Amsterdam-
.mer, het orgaan der „vooruitstrevende Liberalen",
die aan zulk een „verkrachting der vrijzinnige
beginselen niet langer willen meedoen", en daarom
voor een deel reeds openlijk hebben gebroken
met de partij, die op zoodanige wijze vrijheid
en recht minstens tot een illusie maakt, om geen
erger woord te gebruiken. Ziehier wat ze schrijft
„Zij (de liberale partij) heeft het lager onder
wijs ingericht, een groot deel der natie in haar
„overtuiging krenkend".
„Zij heeft het middelbaar onderwijs al weder
„ingericht alsof er uitsluitend liberalen in den
lande woonden".
„Zij heeft drie akademiën behouden, zoo goed
„als geheel met liberale hoogleeraren bezet".
En dan verder de vraag besprekende, hoe de
liberalistische partij zich zoolang heeft kunnen
staande houden, en dit nog trachtte doen, zegt zij
„Zij heeft, ofschoon minderheid in den lande,
„kunstmatig door de districtsverdeeling zich als
„meerderheid in het parlement gehandhaafd
„m.a.w. zij heeft het allereerste recht geschon-
„den, dat haar tegenpartij toekomt: het recht
„om zich naar getalsterkte te doen vertegen
woordigen."
„Zij was het moet .gezegd worden zoo
„thuis in de kunst, dat haar laatste bedrijf nog
„is geweest, om aan de groote steden de enkel
voudige districten te onthouden, en de Eerste
„Kamer nog een reeks van jaren in strijd met
„de uitkomsten van het nieuwe kiesrecht, op
„den ouden voet te doen voortbestaan."
En let wel, dit zijn nu geen antirevolutionai
ren die dit zeggen, maar liberalen, die zich der
„liberale partij" schamen.
En wat ons verwondert, is dan ook niet, dat
reeds zoovelen de oogen voor het onrecht open
gingen, maar dat zoo velen den moed hebben
het op te nemen voor een partij, die zulk een
verleden heeft. Doeh genoeg. De conclusie zal
na dit onderzoek wel voor niemand moeilijk vallen.
Wie nog waarlijk eerbied heeft voor God en
zijn Woord, de vrijheid en rechtsgelijkheid, die
hij voor zichzelf begeert, ook voor anderen vraagt,
kan niet met het liberalisme meêmaar sluit
zich aan bij de antirevolutionaire partij, die den
hijhei tot haar richtsnoer kiezende, op staatkundig
terrein geen andere leuze heeft jdan: Gelijke
rechten voor allen!
Bruinisse, Febr. '88. N. J. Bastmbijer.
1) Zie „Ous Program" pag. 760.
w.