BIJVOEGSEL, AR LINE. STOOMYERVERIJ, N—NEW-YORK tiiS-fii SGBELDEBODE Vrijdag 17 Februari 1888. BasitaL t& .-SöMfill Gebreveteeril door Z. M. den Koning der Belgen. uer. - Rotterdam. t stoomen en verven van alle dfcigstukken, ook alle soor- antgordijnen, Taielkleeden, patronen geperst, Kwasten, r, Tulles,Kdnten,Veeren enz. men in elkander blijven en voor de gezondheid bewerkt. 10 dagen afgeleverd worden. iELSniJK en OMSTREKEN rnmelsdijk, Marktveld IE POSTSTOOMVAART eld iederen Zaterdag. rbinding met de Pennsylvania, expresselijk voor passagiers mschepen, zijnde de grootste, Vasteland op Amerika. RHIJNLANB ZEELAND NEDERLAND SWITZERLAND VADERLAND 3692 Tonj 2866 2816 2748 atschappij had sedert haar j nimmer één schipbreuk of lenschenleven te betreuren, van Rotterdam naar Antwer- 'an 1,43 (2V2 uur reis) g der Maatschappij. arten van af Rotterdam ingeu, worden op aanvraag strekt door VA5f BIKKR55& 'assage-Agent voor Nederland, ehaven Rotterdam, of de agenten RA.A.FF te Dirksland LINDE Ouddorp. BEHOORENDE BIJ DE Tweede Jaaa'g'ani?. Ao S)e „slealieke" kerk. 1) In dezefde Heraut (nr. 520), waarin het do- leeren wordt vergeleken bij het aantrekken van een rouwpakzegt de geëerde redactie ook, dat de uitdrukking .zichtbare kerk" tweeërlei zin heeft, want dat men er meê kan bedoelen öf de instituaire kerk, öf de kerk zooals de Christus zelf ze waarneembaar maakt door het Sacrament en door de gaven. Deze onderscheiding ruimt veel misverstand en schijnverschd tusschen haar en andere broe ders uit den weg. Te meer, omdat zij nu ook formeel toestemt (wat zij zakelijk al lang deed), dat afzondering of scheiding uit een valsch ker kelijk instituut niet alleen geoorloofd is, maar plichtmatig. Maar toch klinkt ons deze onderscheiding' wat vreemd. Ook achten wij haar niet hij zonder juist of aanbevelenswaardig. Want waarom zouden wij de Sacramentsbe- diening en het gebruik of de erkenning van gaven niet rekenen tot het instituair gedeelte der kerk? (Over niet bediende Sacramenten of ongebruikte of niet erkende gaven behoeven wij in het geheel niet te spreken, dewijl deze toch in geen geval de kerk zichtbaar maken.) De IZerauf-redacteur wordt echter tot zulk een onderscheiding gedrongen, orndut hij het be grip van valsche kerk" zoo gaarne absoluut neemt. Ditzelfde blijkt ook uit Dr. Kuyper's «Tractaat van de reformatie der Kerken." (blz. 161). Maar immers kan men de zaak evengoed an ders beredeneeren en zeggende kerk wordt eerst goed zichbaar met behulp van de institutie. Is deze bouw vervalsoht, zoodat de kerk als kerk dingen crebiedt, welke G-od in zijn Woord ™JTzurdMa °meeke'f rorbiedt, en omgekeerd, dan is scheiding uit haar midden de plicht der geloovigen ofschoon in zulke vervalsche kerken toch altijd nog zekere niet-valsche deelen en m'ei-valsche handelingen Rotterdam, (Raderboot.) kunnen bestaan, waarvan de geloovigen zich niet gescheiden rekenen. In dezen geest spreekt ook Voetius. IIij zegt, dat zijn geestverwanten zich niet hebben afgescheiden van de menschen in de Roomsche kerk, wanneer daaronder verstaan worden de geloovigen, maar van de tirannieke heerschappij van den Paus en vau de l'actie der valsche geestelijkenze hebben zich wel afgescheideu van do pauselijke leer, niet van de christelijke waarheid die in de Roomsche'kerk nog itoomboot: Vooruitgang,' »p Goedereede en Overflakkee,, Jet. 1887 tot 1 Maart .elharnis voorm. 6 en 12,u. evoetsl. 7,15 en 10, nm. 1,15 i endam 10,45 u. endam 3,30 elharnis 9,15 3, oot vaart in aansluiting met de stom» G. SMEESTER. is der STOOMBOOT. andag en Dinsdag voorraidd. 5, erige dagen 6,30 relïjks namidd. 2, IT des Zondags, en op 23 Febr. (SCHROEFSTOOMBOOTDIENST, am op Middelharnis. UDDELHARNIS. Dagelijks des voormiddags 8 uur ROTTERDAM. Dagelijks des namiddags 1 uur. DAGS GEEN DIENST. aderb.) WINTERDIENST mmel op Rotterdam. ïdag en Dinsdag 's morgens 4,30 uk. ag 6,30 mdag en Dinsdag 's namidd. 1,45 ure. 'dag 1,45 rTEN en MAASNYMPH invangende 1 November. naar ROTTERDAM. i vm. 5,30 8,30, en namiddag 2 m f 7,— 8,30, 2 'ERDAM. voormiddag 6,en namiddag 2,30 7,30 2,3( IELLE V OETSLUIS. 8,30 ure, namiddag 12,45 en 2,45 n chiedam circa een half uur later. BRIELLE. ormiddag 8,30 ure, namiddag 2,45 i Schiedam circa een half uur later, levoetsluis naar Rotterdam, voorm. 8,5' lotterdam uaar Hellevoetsluü dag# ,45 ure, staau in correspoa leutic i eede en Overtlakkee. N° I en 2 (Raderbooteï) lotterdam. FEBRUARI Van ROTTERDAM over was. nog onze Vrijdag Zaterdag Zondag Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag 17 vm. 10,451 18 nm. 10,45 ty 19 nm. 10,451 20 nm. 10,45 21 vm. 10,45 99, vm,00 lurg-Rotterdam (Radehboo' Van singen ïaar tbrdam. Van Middelburg naar Rotterdam. 7,30 0,00 7,30 0,00 7,30 0,00 voorm. 8,30 voorin. 0,00 voorm. 8,30 voorm. 0,00 voorm. 8,30 voorm. 0,00 Van ROTTERD^jL Middelb. <m VlissingïmJ voorm. voorm. Mj voorin. "'"IS voorm ">T voorm- O'! voorm. :ie' kerk n< Wij hebben (zegt Voetius) dus in de Roomsche broeders, hoewel ze zwakke broeders ziju, omdat God er zijne uitverkorenen heeft. En al is het dan ook, dat wij uiterlijk de gemeenschap met hen hebben gebroken en den Paus als zoodanig en zijn aanhang haten, toch omvatten wij al die broeders nog in liefde en erkennen, dat in hen aanwezig is het zaad des Christendoms, en houden niet op God voor hen te bidden en van hen liet goede te hopen. En wij hebben ous van deze zwakke broederen juist uiterlijk afgescheiden, opdat ook dezen de dwalingen te eerder en te beter zouden inzien en er zich aan onttrekken, (l)esperata CausaPapatus, p. 699—703.) Evenzoo zegt Turretinusde Hervormers scheidden zich af van de Roomsche kerk niet als christelijke, maar als pauselijke kerk. Vroeger heeft Dr. Kuyper op dit punt be schouwingen meegedeeld, waarmede wij het beter eens zijn. Destijds sloot hij het Sacrament niet uit van het instituair gedeelte der kerk. Zoo lezen wij in zijn intreê-rede te Amsterdam, van het jaar 1870 (blz. 15 en 16) uGaat henen, ouderwijst alle volkeren, en doopt ze." O n- der wijst en doopt! dus luidt van dat (het kerkelijk) instituut de stichtingsbrief, i,W oord en Sacrament," ziedaar de grondlijnen van het bestek, waarnaar het instituut wor it opgetrokken. Immers nocli de prediking vau dat Woord, noch de dienst van dat Sacrament, is een organische wer king. Ze ondei stellen menschelijk bewustheid, ze behoeven menschelijke ordening, ze eischen een mensehelijke daad. Ze werken niet van zelf, maar door den inensch als instrument des Ilecren. Geen groeien op den wortel, maar stichting op den grondslag is hun beeld." In de hier aangehaalde rede onderscheidde Dr. K. dan ook lang zoo scherp niet als thans tusschen „het zichtbare gedeelte dat de mensch aan de kerk schonk" en het zichtbaar gedeelte dat de Heere zelf tot stand brengt. Hij noemde toen niet het laatste den bodem of het „terrein" en het eerste alleen het instituut, maar sprak van de twee zijden van de zichtbare kerk, nl. „de menschelijke zijde vau het instituut en het instituut als stichting Gods." (Blz. 15). Ook noemde hij toen de gereformeerde kerkinstitutie een vorm die slechts groeit om eeu kerk die gereformeerd is in haar hart (blz. 21 terwijl hij (blz. 9) aldus op het nauwe verband tusschen deze twee (organisme en instituut) wees: G e w o r t e ld én gegrond," dut is dus organisme ea instituut vereendeu waar de Schrift zelve tegen schei ding waken wil, daar weeft ze beiden dooreen. Daar vloeit door den mensch, die zaait en plant het Jjeeld der stichting in dat van liet organisme over. Één brood wordt dan de kerk des Heercn, gegroeid naar zijn bestand, maar niettemiu door 's menschen hand, als deeg gekneed, als brood gebakken. Een priesterschare heette ze dan, door geboorte gerechtigdmaar eerst door zalving gewijd. Niet bijkomstig, maar maatgevend is dus beider ver binding in den tekst (Efeze 8: 17 v.v.). Vau de Schrift wijkt elke zienswijs af, die of beide g r o n d 1 ij n e n buiten samenwerking plaatst, óf de eene scherp volgend, de andere uitwischt." En om er nogmaals nadruk aan te geven, dat de kerkbouw of -institutie geen menschen- werk is in den gewonen zin van het woord, maar dat het bij die institutie ook eigenlijk „de Heere is, die het doet," besloot hij zijn kern achtig betoog aldus: „En daarom, ook bij die onderscheiding (tusschen het werk Gods en den medehouw van menschen) is Hij alleen van alles wat gebouwd of wat gegroeid, van wat gegrond of wat geworleld is, de Oorzaak en de Bron, de Springaar en de Werker." (Blz. 11). Het was ons een verkwikking, deze schoone, hartelijke rede nog eens voor de zooveelste maal over te lezen en wij kunnen ons er veel beter in vinden, dan in de onderscheiding van een zichtbare kerk die God werkt èn eene die de menschen werken. Indien toch „het kerkelijk instituut een van God gegeven middel is om het kerkelijk organisme te voeden en uit te breiden" (blz. 15)indien „na de eerste schep ping (van dat organisme) de verdere levenswek- king door den mensch als instrument gaat" (blz. 15); dan kan men de kerk als kerk (dat is als ware, echte kerk) ook moeielijk zien op plaatsen waar öf geen institutie is, öf een kerk- sloopende contra-institutie. Een puinhoop is geen gebouw Intusschen verblijdt het ons dat Dr. K. het met ons en wij met hem volkomen eens zijn over de hoofdzaak, nl. dat er thans formeele splitsing is tusschen de dol eerenden en de lieden van het Herv. Genootschap. Beide zijn in een verschillend instituut. De doleérende broederen willen den kerkbouw der vaderen voortzetten, Jeruzalems muren hooger doen rijzen en het organisme bevrijden van de banden die het dreigden dood te drukken. Doeh de Synodalen blijven aan het afbreken en verwoesten, waar door de vertakkingeu van het organisme, die nog ondor hun bereik en „leiding" zijn, allengs meer versterven en afvallen. Het bij elkaar tellen van de zielen der doleerenden en die van het valsche geworden instituut baat dus niets. Zij behooren, massa tegenover massa gerekend, niet bij elkander. Er is tusschen hen nog wel een band van organischén oorsprong, een histo rische band, zoo men wil, maar het verschil, de splitsing der institutie verhindert het levend houden van dien baud. Deze sterft met de lieden van het Nerv. Genoodschap meer en meer af evenals dit allengs geschied is met de banden aan de Roomsche kerk. Daar waar het leven ruimte heeft om zich te openbaren, daar waar het gekweekt wordt en geregeld, daar trekken ook de sappen uit den wortel heen, terwijl daar waar die sappen afgebonden zijn en de bouw in zijn tegendeel is omgezet, het leven verstikt en wegteert. Tot nadere toelichting zoeken wij derhalve de „sienlicke" kerk liefst alleen daar, waar men een eenigszins ordelijken, naar Bijbelsche voor schriften levenden kring van belijders heeft. Zulk een kring alleen ter wille van de erkende Doopsbediening als inderdaad kerkelijk te stempe len, achten hij een zoo strenge conc lusie, dat we er als nog voor terugdeinzen. (Men sla hij dit schrijven nog o.a op Calvijn's Institutie, Boek IV, Cap. 2, art. 11.) 1) Wij spaticcren. (Red.) 1) Tegen ons verlangen moest (lit artikel, nadat liet gescli reven was» reeds een drietal weken op plaatsmiuite wachten. Ingezonden ^Hikken, Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) WIEN MOETEN WE KIEZEN? Niemand zal ontkennen, dat deze vraag, vooral met het oog op de nieuwe kiezers, van belang ontbloot is. Met het uitbrengen van zijn stein bedoelt men niet allereerst dezen of genen aan zienlijke of minder aanzien ijke uit ons Neder- landsche volk een eereplaats als volksvertegen woordiger aan te wijzen, maar men spreekt zich daardoor uit in welke richting men wenscht ge stuurd te zien. In een richting van God af, of naar God toe; Zijn Naam ten hoon, of Zijn Naam ter eer; in een richting die alleen een enkele partij, of het geheele land ten goede komt. En vandaar dat het voor de duizenden, die thans tot de uitoefening van hun kiesrecht zijn toe gelaten, lang zulk een onschuldige zaak niet is, voor welken kant zij beslissen, daar zij ook een maal van hun kiesrecht rekenschap zullen geven aan Hem, die gezegd heeft: „Hetzij gij eet, hetzij gij drinkt, hetzij gij iets anders doet, doet het al ter eere Gods!" En uit dat oogpunt boienstaande vraag be schouwende, hebben we allereerst te onderzoe ken in welke richting door het Liberalisme, siuds jaren meerderheid in de Kamers, gestuurd wordt vau God al', of naar Hem toeeeu enkele partij of het geheele land ten goedeom na afloop van dit onderzoek te beslissen of we die rich ting hebben te steunen of tegen te staan. Wat is dus de richting van het Liberalisme? Om voor allen schijn van partijdigheid ons zoo veel mogelijk te wachten, geven we op die vraag het antwoord zelf weer niet, maar laten we de mannen der liberalistische partij zelf aan het woord. In h.iar boekbeoordeeling van 10 Juni '86 kondigde de N. Rotterdammer een werk aan van den heer Cost van der Linden, professor aan een onzer ^taats-universiteiten, ze schrijft: „Prof. Cost van der Linden, hoogleeraar aan „de Rijks-universiteit te Groningen heeft onder „den titel: „Richting en beleid der liberale partij" „een omvangrijk boek doen verschijnen, datstrek- „ken moet om licht te werpen over de begin selen der liberale partij en over de door haar „na te streven idialen. lïi-kciiiiiiig vnu «Ic „;tllcrulierr»eli<t|ii>ïj «lcr nifiisrliclijkc rc- ,,«le. 1) Ziedaar wat volgens schrijver den liberaal „van den eiericaal onderscheidt. Onder clerica- „len verstaat hij allen, die bij de beoordeeling „van wat het openbaar belang veieischt, zich „beroepen op den geopenhaarden wil der god- „heid, lees den Bijbel, GodsWoord. De liberaal „duldt slechts een gezag, waarvan de onmisbaar- „heid of nuttigheid door hem begrepen wordt; „de clericaal handhaaft voorrechten, welke hee- „ten door God zelf te zijn gesteld. Hij (die aan „den Bijbel geloovende clericaal n.l.) zal met den „liberaal erkennen, dat ieder gezag in den staat „ten bate van allen moet komen, maar bij de „beoordeeling van de vraag, welk gezag aan „dien eisch voldoet, luistert hij niet enkel naar „de uitspraken van het menschelijk verstand. „Zoo staan dus liberalen en clericalen als ratio- „nalisten (mensehen, die alleen de menschelijke „rede eeren) en openbaringsgcloovigen (mensehen, „die er nog een Bijbel als Godsopenbaring op „nahouden) aan elkander over". Meer onomwonden kan liet toch niet uitge sproken. „Clericalen zijn allen, die den Heere ook in het maatschappelijk leven naar Zijn Woord wenschen te eeren; en dus op elk levensgebied huigen voor den Onzienlijke en Onbegrijpelijke. Liberalen zijn zij, die alleen de rede als hoogste gezag huldigen. Neem hierbij nu in aanmerking dat in Oct. 1793 door de Revolutionaire partij in Frankrijk reeds het besluit werd genomen, om den chris- telijken godsdienst af te schaffen en door den eeredienst der rede te vervangen, en zeg dan zelf hoe ver het Liberalisme van de Revolutie van 1789 afstaat. De beschouwingen van Prof. Cost van der Lin den zijn dan ook geheel het uitvloeisel van het woord van Rousseau: «Een staatsvorm, waarbij de roet boren den mensch geplaatst wordt is niet uitvindbaar en danrom moet de mensch boven de wet gesteldeen stelling door de tegenpartij in ons district in 1886 zooveel mogelijk goedge praat en overgenomen, en die, hoe ook bezien, niet anders beteekend dan Een Geopenbaarde Waarheid is er niet, en daarom moet de men schelijke rede beslissen." Ook de Amsterdammer beleed rondweg: De o vergroote meerderheid der liberalen gelooft niet meer aan een persoonlijk God." Maar aangenomen eens, dat nog niet alle Libe- ralisten 2) zoover gaan als Prof. Cost van dei- Linden of gelijk de Amsterdammer schreef, toch zijn ze het allen hieruieê eens en ook in 1886 erkende men dat onomwondendat met God in de politiek niet dient gerekend. Immers men schreef: «De liberaal," (aldus Prof Sprayt) ziet met »de oude denkers in de politiek de koninklijke wetenschap, waar bij de scherpste blik de meest doordringende schranderheid, de meest onver- is moeibare werkkracht volstrekt vereischt worden som nootlottige dwalingen te voorkomen." Van een wille Gods dus geen sprake. Welnu, zonder terug te komen op den hoon den Allerhoogste aangedaan, door een staatkunde te volgen, waarbij met Hem alleen niet wordt gerekend; of ook zouder er aan te denken, Prof. Spruyt te weerleggen, plaatsen wij hier slechts naast, om U te doeu zien, hoe ver het Libera lisme reeds beneden het Heidendom zonk, wat de beroemde Romeinsche redenaar Cicero schreef1), een heiden, die omstreeks 100 jaren vóór Chris tus leefde «Hierin stemt het gevoelen der vroede man- «neusaam, (ildus schreef hij) dat de wet niet de vrucht is v.m menschelijk vernuft, noch de uit- drukking van den volkswil, maar eeu eeuwig «beginsel, dat over de geheele wereld moet ge bieden, namelijk de wille Gods en de wijsheid Gods." Of ook gelijk wij daar verder lezen: «Het «Heidens Rome onderschreef de rechtswetenschap als de kennis der goddelijke en menschelijke dingen." Bij het oude Heidendom nog de erkenning, dat aan God, al was het voorwerp hunner ver eering maar eeu afgod de hoogste plaats toe komt bij den Liberalist daarvan zelfs geen sprake meer. Maar hoe droef het ook met het beginsel der «liberale partij" geschapen staat, is daarom saamwerking met haar niet mogelijk? Indien men waarlijk gelijke rechten voor allen wil, is het dan niet juist zaak, om haar candidalen te steunen? Komt haar streven niet juist het geheele land ten goede? Ook deze vraag zien we tot ons leedwezen verplicht ontkennend te beantwoorden. Want niet alleen, dat een afgevaardigde voor Rotter dam het .nog niet zoo heel laug geleden open lijk uitsprak: Wij bedoelen bovenal het belang der liberale partij," ook heel het werken der «liberale partij" gedurende de laatste jaren ge tuigd van de grofste partijdigheid. Bezien we dit nader. Dat er in ons vaderland vele partijen bestaan, weet iedereen. En partijen die vaak de meest tegenstrijdige behingen hebben, weet iedereen. En die allen door de overheid op voet van gelijkheid dienen behandeld, zal bij den voor stan er van vrijheid en recht wel evenmin te genspraak ontmoeten. En dat het daarom eisch zoo van Overheid als Volksvertegenwoordiging is, zulke wetten te maken, waaronder allen in vrede leven kunnen, zonder dat de eene partij boven de ander wordt bevoordeeld, zoodat er dan ook van een onderdrukkende meerderheid en onderdrukte minderheid geen sprak e meer kan zijn, 1) Cursiveering is van ons; ook de woorl-omsclirijviug. 2) Liberalisten zijn meuschon, die zoo genoemd worden naar het woord „liberaal", evenals socialist van „sociaal", materialist van „materieel" enz. is afgeleid. Toch noemt men dat schelden. Hoe scherpzinnig toch! ligt voor de hand. Als mnar waarlijk vrijheid en recht worden hoog gehouden, is saamwerking tot dat doel met mensehen, die op godsdienstig gebied o zooveel van u verschillen, in vele geval len zeer goed mogelijk. Maar zie, zulk een toestand van '-echtsgelijk- heid willen de Liberalisten nu juist niet. Zie hier slechts het bewijs: Dat het beginsel der Liberalisten meebrengt den Bijbel zooveel mogelijk te verdringen, ons volk er van te vervreemden en bij gevolg- scholen zonder den bijbel te hebben, evenzeer als de Antirevolutionairen er prijs op stellen zuivere en degelijke schriftkennis te verspreiden, spreekt van zelf. En wie zal den liberalist zijn school zonder, den Antirevolutionair zijn school met den Bijbel betwisten? Maar waar we wel tegenopkomen is, dat de Liberalisten hun scho len uit de schatkist bekostigen. Dit is onrecht, een groot deel der Nederlandsche Staatsburgers aangedaan. En waarom die rechtsgelijkheid dan wel moest vallen Men riep het bij die gelegen heid openlijk uit: «Want de openbare school is het bolwerk der Liberale beginselen!" En wat die beginselen zijn, zagen we boven reeds. Wel nu is de openbare school het bolwerk der Liberale beginselen, klaar als de dag is dan aangetoond, dat dit bolwerk in strijd is met recht en billijkheid. En dit nu niet alleen volgens het zeggen der antirevolutionairen, maar ook naar de overtui ging der zeven in dit opzicht waarlijk vrijzinnige leden der „liberale partij" die met de antirevo lutionairen in de Tweede Kamer het recht lieten zegevieren en het als meerderheid uitspraken, dat aan geen der partijen in den lande in de Grondwet een voorrecht ten opzichte van het onderwijs mag worden gegeven boven de andere. Maar ook dit kon er bij de Liberalisten nog niet meê door, en ze ontzagen zich niet, om deze gelijkstelling der partijen zjj het dan ook nog slechts een gelijkstelling op papier on duldbaar te achten, en te hoop te loopen, om de leden der Eerste Kamer met smeekschrift op smeekschrift te verzoeken, deze gelijkstel ling toeh niet aan te nemen. En hoe krenkend dit voor het rechtsgevoel van een iegelijk is, die nog aan God en Zijn Woord ook voor zijn kinderen hecht, moge ons het getuigenis van proi. Rauwenhoff, nu niet een antirevolutionair, maar een volbloed modern, bevestigen. Hij schrijft: „De wereldbeschouwing der Schrift is geheel „tegenovergesteld aan die van onzen tijdde „Bijbel maakt het godsdienstig leven arm en „ongezond. De begrippen van een schuld der „menschheid tegenover God, vau verzoening „daarover door Jezus' kruisdood teweeggebracht, „van eeuwige zaligheid voor de geloovigen, al „die begrippen in ons oog zoo onwaar, zoo scha delijk voor eene zuiver gods lienstige ontwik deling. leest de gemeente altijd opnieuw uit „den Bijbel. Wij modernen hebben onder de „onderwijzers een aantal geestverwanten. Wij „kunnen dus op de school een niet onbelang- „rijken invloed uitoefenen". En zoo zouden we kunnen voortgaan met te spreken over hooger en middelbaar onderwijs, over stelselmatige achteruitzetting, enz. Doeh geven we daartoe het woord aan de Amsterdam- .mer, het orgaan der „vooruitstrevende Liberalen", die aan zulk een „verkrachting der vrijzinnige beginselen niet langer willen meedoen", en daarom voor een deel reeds openlijk hebben gebroken met de partij, die op zoodanige wijze vrijheid en recht minstens tot een illusie maakt, om geen erger woord te gebruiken. Ziehier wat ze schrijft „Zij (de liberale partij) heeft het lager onder wijs ingericht, een groot deel der natie in haar „overtuiging krenkend". „Zij heeft het middelbaar onderwijs al weder „ingericht alsof er uitsluitend liberalen in den lande woonden". „Zij heeft drie akademiën behouden, zoo goed „als geheel met liberale hoogleeraren bezet". En dan verder de vraag besprekende, hoe de liberalistische partij zich zoolang heeft kunnen staande houden, en dit nog trachtte doen, zegt zij „Zij heeft, ofschoon minderheid in den lande, „kunstmatig door de districtsverdeeling zich als „meerderheid in het parlement gehandhaafd „m.a.w. zij heeft het allereerste recht geschon- „den, dat haar tegenpartij toekomt: het recht „om zich naar getalsterkte te doen vertegen woordigen." „Zij was het moet .gezegd worden zoo „thuis in de kunst, dat haar laatste bedrijf nog „is geweest, om aan de groote steden de enkel voudige districten te onthouden, en de Eerste „Kamer nog een reeks van jaren in strijd met „de uitkomsten van het nieuwe kiesrecht, op „den ouden voet te doen voortbestaan." En let wel, dit zijn nu geen antirevolutionai ren die dit zeggen, maar liberalen, die zich der „liberale partij" schamen. En wat ons verwondert, is dan ook niet, dat reeds zoovelen de oogen voor het onrecht open gingen, maar dat zoo velen den moed hebben het op te nemen voor een partij, die zulk een verleden heeft. Doeh genoeg. De conclusie zal na dit onderzoek wel voor niemand moeilijk vallen. Wie nog waarlijk eerbied heeft voor God en zijn Woord, de vrijheid en rechtsgelijkheid, die hij voor zichzelf begeert, ook voor anderen vraagt, kan niet met het liberalisme meêmaar sluit zich aan bij de antirevolutionaire partij, die den hijhei tot haar richtsnoer kiezende, op staatkundig terrein geen andere leuze heeft jdan: Gelijke rechten voor allen! Bruinisse, Febr. '88. N. J. Bastmbijer. 1) Zie „Ous Program" pag. 760. w.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1888 | | pagina 5