ill
l\
De antirevolutionairen steunen niet als de li
beralen, op de veranderlijke, dwalende mensche-
lijke rede, maar steunen op liet onveranderlijke
Woord Gods. Dit is geene leuze, zooals een ander
spreker hier heeft beweerd. Wij weten wat dit
beteekent. En hierdoor zijn wij in waarheid,
de partij van den vooruitgang, Gods Woord drijft
tot vooruitgang. Dat Woord is een veer, die u
niet met rust laat, ook al wilt ge niet vooruit.
Dat was de drijfkracht in de eerste eeuwen dei-
christenheid, die de toenmalige heidensche maat
schappij, in hare zelfgenoegzaamheid en tevre
denheid, stoorde en rusteloos voortdreef. Dat
Woord laat niet los; het wil ons brengen tot
recht zijn voor God. Men kan het niet weer
staan. Waar dit Woord in het huiselijk leven
wordt erkend en geboord, staat het onverbidde
lijk voor u met zijnGij moogt niet. Het drijft
li ondanks n zeiven.
Zoo ook op politiek gebied. Bestaat er een
onrecht, dat wij dulden, waar wij m^de tevreden
zijn, Gods Woord is niet tevredendat is de veer,
die u rusteloos drijft, tot het hersteld is.
Gods Woord dringt dus tot vooruitgangmaar
eveuzoo tot vrijheid. Hoe meer we ons in dat
Woord verdiepen, hoe meer besef van ware vrij
heid we verkrijgen. Zonder dat Woord leidt de
vrijheid tot bandeloosheid. De commune van Pa
rijs heeft het ons o.a. getoond. Met dat Woord
echter is daarvoor geen gevaar. Daarmee dur
ven we de vrijheid aan, de vrijheid voor ons
zelven, maar ook voor anderen. Juist wat de
liberale partij belooft, maar niet kan geven. De
liberalen kunnen, ze durven de vrijheid niet aan,
omdat ze geen vertrouwen hebben in eigen be
ginsel. Het is de vrees, die hen weerhoudt. Wij
daarentegen hebben vertrouwen, omdat we vas
ten grond onder de voeten hebben. Wij zijn het
dus, die den weg der vrijheid op willen.
Tot hiertoe over het onderscheid tusschen
liberalen en anti-revolutionairen. Wenden we
ons nu een oogenblik tot de politiek van heden.
In het jaar 1870 klonk de mare door het
landGroen is dood. Jammer, zeide de liberale
pers, die hem zijn levenlang bespot en verguisd
had. Men gunde hem dit woord te eer, omdat
men zich verruimd gevoelde. Hij, de eerzame
strijder, had geen gevolgelingen, had ook geen
opvolger. Dr. Kuyper die het had kunnen zjjn.
was ziek en zou wel nooit meer in staat zijn,
den afgebroken arbeid van Groen op te nemen
De antirevolutionaire partij was dus ook dood.
God is echter niet dood. De antirevolutionairen,
hoe ontmoedigd, vertrouwden dat God machtig
was ook nu de uitkomst te geven. En zie, Dr.
Kuyper herstelde, kwam terug en werd Groen's
opvolger, werd de leider der doodverklaarde par
tij. En nu Dr. Kuyper, wat heeft hij gedaan
niet zooals men beweert, geheerscht, niet zijn
persoonlijke inzichten doorgedreven en opgelegd
daar houdt ons volk niet van, het gereformeerde,
het antirevolutionaire volk vooral nietneen,
maar Dr. Kuyper heeft ééne zaak gedaan, waar
aan onze partij hare eenheid en kracht te dan
ken heeft. Hij heeft het Program ontworpen,
niet op eigen gezag, maar met aller toestemmin
gen en goedkeuring. Dat Program, waarom men
heeft gelachen, wat is de beteekenis er van?
Door dat Program zijn wij gebonden; zijn
ook de leiders gebonden, dat Program is juist
de waarborg, dat noch Dr. Kuyper, noch iemand
anders zijn persoonlijke meening kan doordrijven.
Al wilde hij ook, dat Program kan Dr. Kuyper
niet veranderen; dat zou alleen kunnen met
goedvinden der Deputaten-vergadering.
Nog een ander goed uerk heeft hij gedaan
door de toelichting van dat Program, door de
uiteenzetting van de beginselen, daarin neerge
legd en hunne toepassing op alle gebied v.m
staatsaangelegenheden. In dit Program heeft
ons volk de lijn voor alles. Men tast niet in
den blinde. Daardoor zijn onze oogen geopend.
Daardoor zijn onze beginselen doorgewerkt,
populair geworden; daardoor zijn onze kiezers
op de hoogte gebracht van de verschillende
vraagstukken en kunnen ze met bewustheid
stemmen. Is dit geen voordeel? Kennis van
zaken is toch voor alles noodig. Men kan geen
landbouwer zijn, zonder kennis. Wat er voor
vereiseht wordt, het zaaien, ploegen enz., moet
men eerst leeren. Zoo ook is er kennis noodig
om te kiezen. Daarom behoeft ieder geen ge
studeerde te zijn, niet over alle staatszaken in
al zijn omvang kunnen oordeelen. Maar twee
zaken zijn er die in de politiek op den voor
grond staanrechtvaardigheid en eerlijkheid
daarover kan ook eeu onbestudeerde oordeelen.
Daartoe behoeven de kiezers niet bekwaam te
zijn, maar wel in staat te beoordeelen of iets
rechtvaardig is; daartoe behoeven ze niet tot
het denkend deel der natie te behooren, maar
wel tot het Christelijk deel (applaus!)
De spreker, die hier vóór mij optrad heeft
o.a. ook gevraagdWaar zit die antirevolutionaire
partij. Indien hij hier ware, behoefde hij het
niet meer te vragen! Hij heeft echter gewezen
op Dr. Bronsveld, en Ds. Buijtendijk, maar om
daarmee aan te toonen, dat zulk eene partij
als de antirevolutionaire niet bestaat, want dat
ze het onderling niet eens zijn. Daartoe had hij
geen recht, want niet Ds. Buijtendijk of een
ander beslist, wat antirevolutionair is, maar het
Program. Ds. Buijtendijk behoort niet tot de
anti-revolutionaire partijhij staat volgens het
Program er buitenmisschien heeft hij er nooit
binnen gestaan dit zullen we echter nu niet
onderzoeken.
Ons „Program" is dus het punt van eenheid,
ons partij-kenmerk.
Tot zoover ons Program van beginselen.
Wij hebben echter ook een Program van actie.
Als wij tot regeeren geroepen worden, moeten
de kiezers ook kunnen zien wat wij willen. Tot
geheele behandeling is geen tijd; dit is ook
niet noodigslechts enkele punten. Dit Program
van actie handelt eerst over den volksinvloed.
Kiesrecht is niet van zoo groote beteekenis,
maar wel de volksinvloed of de wetten des lands.
De anti-revolutionairen willen langzamerhand
het heele volk invload geven. Echter niet door
het algemeene stemrecht. Het algemeen stem
recht is gebrekkig; het telt de stemmen. Dit
schijnt recht, maar is onrecht. Stel: er zijn hier
100 landbouwers, die alle voor hun belang op
komen, maar er zijn ook 10 schoenmakers. Ook
zij hebben hun beiang, hebben recht. Laat men
die 100 landbouwers en de 10 schoenmakers
samen stemmen, dan winnen het de 100 land
bouwers. Hebben deze nu alleen recht? En is
dat gelijk recht? Zoo ook zijn er meer arbeiders
dan geleerden, maar hebben daarom 1000 arbei
ders meer recht dan 100 geleerden? Neeneven-
min, als wat de liberale partij steeds heeft be
weerd dat 100 geleerden meer recht hebben
dan 1000 arbeiders.
De landsverdediging. Ook dit is een zaak van
ingrijpend belang. Do tegenwoordige leger-inrieh-
ting deugt niet. Nu moeten alleen de min-, de
ongegoeden persoonlijk dienen. Deze toestand,
hoe ongerechtig ook, is steeds door de liberalen
bestendigd. Daardoor is ook ons leger onbekwaam
en ontoereikend voor de landsverdediging. In het
leger moet men niet éénen stand hebben, alle
standen moeten er in vertegenwoordigd zijn
de liberalep achtten zich echter te goed voor
het dragen van een geweer. Dit is een verkeerd
egoïsme. Dit is meer, het is lofin tijd van ge
vaar zouden zij stil thuis blijven zitten en de
anderen laten vechten. Al stemt ge mij echter
toe, dat het leger tot landsverdediging in staat
moet zijn, velen uwer zullen bezwaar hebben
tegen de kazernes. De kazernes zijn niet goed,
zegt ge. Dit stem ik ten volle toe. Eerst moeten
de kazernes anders worden. Ik heb het zelf ge
zien, hoe in eene kazerne eene waarschuwing
hing. Niet tegen het bezoeken van slechte huizen,
maar tegen het bezoeken van enkele bepaald
aangeduidenaar de andere kan men dus gerust
heengaan. Dat moet anders worden. Men heeft
dat echter laten geworden, omdat men er zelf
geen last van had. Daarom het heele volk in het
leger vertegenwoordigd; indien dat zoo ware,
zou men er niet uit onverschilligheid onkundig
van zijn. Men zou het dan zelf ondervinden,
en de handen uitslaan om het te verbeteren.
Alleen van algemeene dienstplicht is algemeene
verbetering te wachten.
Ook een enkel woord over den landbouw. Be-
scherming of niet is van ondergeschikt belang.
De zaak is dat de liberalen den landbouw uit
het oog verloren hebben. Ze hebben alleen te
uitsluitend gekeken op den handel. Hoe staat
de zaak?
Hoe hebben de liberalen gedaan? Wie
zegtbescherming, is een domkophij kan niet
meespreken, zoo riepen ze, en lieten ze verder
praten. Dat is liberaal. Wie niet denkt als wij,
die denkt niet. Zooals zij er over denken, is
de zaak, zij hebben echter vergeten, of niet wil
len weten, d.it vele groote mannen in het bui
tenland voorstaan, wat zij veroordeelen. Precies
als op schoolgebied; hoewel in vele landen
schoolstelsels bestam en voldoen, zooals wij
verlangen, beweren ze stokstijf, dat hun stelsel
het alleen mogelijke en goede is.
Over de school zullen we nu niet spreken
en over de kerk slechts een enkel woord Daar
tegen zijn ze in den laatsten tijd ook strijd gaan
voeren. Wij antirevolutionairen zijn voor de
Kerk gevaarlijk. Bestaat er echter gevaar, in
dien onzen eisch: gelijk recht voor allen, wordt
toegepast. Of is het recht, dat één deel bezol
digd wordt en een ander deel niet? Of beide
bezoldigen, of geen van beiden. Onze eisch
heeft bovendien nog een voordeel Indien er
aan wordt voldaan, wordt de ongeloovige niet
als nu, gedwongen bij te dragen aan eene Chris
telijke Kerk. Hoe het ook zijwij zeggenal
len gelijk, en de Kerk buiten de politiek. Zal,
dan de strijd uit zijnneen, evenmin als op
schoolgebiedmaar dan zullen de burgers dien
onderling uitmaken in gelijken kamp, als ieder
zelf heeft te betalen en niet meer de een wordt
gesteund door staatsgeld en de ander niet.
Over invoerrechten, Indië en de opium zullen
we niet handelen. Wel zijn ook die van groot
belang, maar de tijd ontbreekt Over een andere
zaak echter nog een enkel woord. Het is over
de samenwerking met de Roomschen en Radi
calen over het monsterverbond. Verleden
jaar was het nog maar een twee-, nu een drie
hoofdig monster. Wat is er van? De antirevo
lutionairen hebben precies gezegd wat ze willen,
allereerst in hun Program van beginselen en
nu in het Program van actie. De andere par
tij n weten dat. Waar steekt nu het gevaar?
Indien wij niet precies gezegd hadden, wat wij
wilden, ja, dan was er gevaar. Wil men nu met
ons medegaan, is het ons goed. Wij hebben het
niet gevraagd, er is geen afspraak, niets ge-
lieims behandeld of verborgen gehouden. Steeds
heeft onze partij openbaar gehandeld. Ook zelfs
toen eenmaal onze kamerclub met de Roomschen
heeft geconfereerd in een dringend oogenblik,
heeft men terstond alles openbaargemaakt; en
zoo zullen we ook nu doen.
Samenwerking willen wc, maar op vaste grond
slagen. Gelijk gij weet, wat wij willenzoo
moeten wij ook weten wat gij wilt. Wij willen
recht voor ons zelven en ook voor anderen.
Bij de nieuwe kieswet zijn er 100 districten,
we wisten, dat de R. Katholieken er het meest
bij winnen zouden. Evenwel hebben we niet
geaarzeld er voor te stemmen. Recht boven al
Willen ze ons nu ook helpen, recht te verkrijgen,
goed! willen ze niet helpen, ook goed!
Met de radicalen als partij kan er van samen
werking eigenlijk niet gesproken wordenze
zijn niet georganiseerd, hebben geen Program.
Maar zeggen zewij geven u eene vrije school
willen ze daartoe medewerken, dan vinden we
dit natunrlijk goed! Ieder, die ons helpt de
schoolkwestie op te lossen, is ons weikom. De
schoolkwestie bederft de politiek. Zij moet op
gelost. Zijn wjj er onverschillig voor? de natie
niet. Zij wil, dat ze opgelost wordt.
Men spreekt van gevaar. Hierin is een gevaar
indien men een schijn van eenheid aanneemt,
zonder ware eenheid. Op dien gevaarlijken weg
zijn Bronsveld en Buijtendijk, een eenheid zon
der eensgezindheid, dat is een monsterverbond.
Stelden ze de kwestie zooWij Br. en B. zijn
anti-revolutionair, maar voor bescherming der
Ned. Herv. Kerk en gij liberalen ook, dan was
er niets te zeggen tegen eene samenwerking op
dat punt. Maar het gevaar steekt hierin,
dat men saam gaat werken op lossen voet. 'at
kan niet anders dan teleurstelling baren. Ook
is hun beweren onbegrijpelijk, dat dit nu een
verbond is, dat tot eenheid voert. Men weet toch,
Dr. Bronsveld is verschrikkelijk tegen de room-
sche pastoors. Hoe kan dan hun partij de na
tionale zijn Of hooren de roomschen niet bij de
natie? Wij wenschen niet, als zij, in een ander
op te 'gaan, noch de Roomsch-Katholieke, noch
in eenige andere party, m.ar wij willen ieder
mensch waarborgen zijn eigen gang te kunnen
gaan. We strijden niet voor een staatskerk
dat is eigen belangwij moeten een ander wil
len geven wat wij zelf verlangen.
Zoolang roomschen en radicalen met ons een
weg op willen, zullen wij ze niet afstooten.
Het is eene dwaasheid der liberalen, te beweren,
dat de roomschen, omdat ze den paus als hun
geestelijk hoofd erkennen, geen Nederlanders
zouden zijn. Ik heb lang te midden eener room-
sche bevolking verkeerd en ken ze dus bij onder
vinding; en ik durf zeggen, at wat de liberalen
beweren, is de oogen sluiten voor het zonlicht
en ik houd mij verzekerd, dat in tijd van gevaar
het wel degelijk zal blijken, dat ze hun vader
land even liefhebben als wij. In Duitschla j|,
bestaat ook een machtige R.-Katholiekepartij
het centrum. En wat hebben we daar gezien
in 1870. Hebben de roomsche Duitschers daar
niet samen gestreden tegen den vijanden des
vaderlands
Daarom heeft evenwel Bismarck een strijd
begonnen tegen de R. K. Kerk, doch ondanks
zijn beroemd geworden woord: >Wij gaan niet
naar Conossa!" heeft de groote man gebogen
zoover het hem mogelijk was, ter verzoening.
Zijne rede, onlangs in den Rijksdag uitgesproken,
maakte het openbaarDuitschland is één. Waar
door een? Omdat Bismarck groot genoeg was,
om te erkennen, dat ook zij, de R. Katholieken,
recht hadden.
Welnu laten de liberalen ook zoo buigen,
eerbied hebben, buigen voor het volk, voor
hun strijd, hun offervaardigheid, hun liefde voor
de vrije, de Christelijke school. Laten ze recht
doen.
De liberale partij heeft echter geen kracht
meer om schuld te belijden. Wat zullen we dan
nu doen? Nu God het ons mogelijk maakt, die
liberale partij onschadelijk te maken? let
wel niet te verongelijken, te onderdrukken, gelijk
ze ons deden. We willen ook met haar samen
werken we willen haar dwingen recht te doen.
Blijft ze echter weigeren, dan zullen wij regee
ren; maar dan ook toonen, dat we gelijk recht
voor allen willen.
Het is ons echter niet te doen, om onze man
nen op het kussen te brengen. Waarlijk, het
zal geene aangename taak z jn, voor onze man
nen, te staan tegenover hen, die het niet zuilen
kunnen verkroppen, dat ze in de minderheid ge
bracht zijn.
We zullen, we mogen er echter niet voor terug
deinzen. Nu, nu onze oogen open zijn, staan we
voor God verantwoordelijk. Niet wij, Gods Woord
moet heerschen. Die dat niet wil, ga niet met
ons mede Indien men er echter van overtuigd
is, maar er niet voor durft uitkomen; men zie
wel toeJezus moet regeerenHij is Koning
op elk gebied. Voor het volk, voor de natie is
het eene heilige plicht dit te erkennen, te
doen wat Gods Woord gebiedt. Laten we het
niet vergeten, en dan niet op tnenschen bouwen
op God alleen. Met Hem zal ons de overwin
ning zijn. Op Hem zij ons vertrouwen!
Nadat de spreker gezegd had, vroeg de voor
zitter, of iemand van het recht tot debat wenschte
gebruik te maken. Toen niemand zich terstond
aanmeldde, dankte hij den heer Lohmau voor
zijne rede en sloot de vergadering. Wel wat
haastig, bleek het, want toen hij op veler ver
zoek, de vergadering heropende, maakten twee
personen gebruik \an de opnieuw aangeboden
gelegenheid tot debat.
De heer J. Dz. Mijs richtte tot den spreker de
viaag, of hij bij zijn pleiten voor de vrije school
bedoelde die vrijheid zoo onbeperkt te verleenen,
dat ze zelfs kan overslaan tot bandeloosheid,
zoodat bijv. ook socialisten, nihilisten en dergel.
vrijelijk hunne leeringen konden verkondigen?
De heer Scheepes, die den heer L. zijn d .nk
betuigde voor zijne schoone rede en verklaarde
het er grootendeels mede eens te zijn, brak eene
lans voor de heeren Bronsveld en Buijtendijk
en de Utrechtsche Kiesvereeniging „Eendracht
maakt macht!" Dit had hij ook bij den heer
De Kanter gedaan, en reeds lang voor de partij
van E.m.m. opstond die beginselen verkondigd.
Hij was er tegen opgekomen, dat men de
Nationale partij bij de anti-revolutionaire had
ingedeeld en kwam er nu tegen op dat men
haar liberaal noemde. Ze was noch het één, noch
het ander. De liberalen wilde de openbare school
regel, de bijzondere aanvulling; de anti-revolu
tionairen het omgekeerdemaar de Nat. partij
wilde: Het onderwijs in het algemeen een voor
werp van de aanhoudende zorg der regeering;
Wij willen, zeide hj, hart en handen inéén;
allen ijveren voor het onderwijs, om te krijgen
een ontwikkelde natie naar hart en geest.
Hij beriep zich op De Bosch Kemperdie
knappe man, zeide hij, die o.a. in zijn „staatsrecht"
Zoo juist het verband had aangetoond tusschen
het onderwijs en de benoeming van ambtenaren.
Het had hem altijd verbaasd, dat nooit iemand
eene lans gebroken had voor artikel 5 der Gr.
W. 1798, waar de keus van den éénen burger
boven den andere alleen gegrond werd op be
kwaamheid en deugd. Zoo moest het ook zijn
bij de keuze van volksvertegenwoordigers. Wij
moeten geen partijman hebben, maar één die
het Nederlandsch, het Flakkeesch belang voor., emmiiug J"1"1
Staat. De heer Van Kerkwijk, zeide hij, v,#oostel1' de audere 1:
zulk een mandie had altijd de belangen
bevolking behartigdindien men hem niet hei
koos, dan was het hem onverschillig, wie ine
koos, al was het een Socialist.
De heer Lohman beantwoord beide spreken
Den heer Mjjs verzekerd hij, dat hij de vrijhei;
in zijn vollen omvang aanvaardt. Met de vrij
heid moet men ook haar misbruik aanvaarden]
De staat duldt ook atheïsten, evenzoo ook
schooi. De school waar een Yan Houten leei
dat hoogmoed een deugd is, evengoed als dil
hem een ondeugd noemt. Niet zoo als nu, wai'
men een socialist uitbant, maar de beginsele pm ;n ver<
van het socialisme en Multatulianisme in tl Bproljen. En dergelij
van onderwijzers ongemoeid laat. Ook gaat hel met an(iere staten, b
niet aan, de liberalist toe te laten en den soci dus aannemen dat h
alist niet. De liberalen zijn de vaders van he vel.eeDd zad Terzettei
socialisme. Het is de consequentie van hun lea wej. zou men Eaast z
Dommela Nieuwenhuis heeft onlangs beweert verstoringen.
dat de misdadigers eigenlijk de onschuldiger jjen ^all over de
de slachtoffers van andere menschen zjjn; di zj; verlclaa,rt wat dez
zij vrij, en wij in de gevangenis moesten ziji men> en niet onbevred
Dit beweerde hij in ernst en beriep zich op gt van een inaertjjd me
leerden, op proffessors in het buitenland. 1 J. dan men j
werkelijk hebben o. a. Italianen geleeraard, d. q-e voren op alles is
een misdadiger een product is van een missta;, bet staat Op
der hersenen. Tegenover zulke beginselen, zuil wat rust;ger dal
ke leeringen geeft alleen Gods Woord krachlllWOord van vor
Wij aanvaarden de vryheid, ook met toelatic Ieeweri£t en de czaa
der verkeerdheid. Wij zijn met Gods Wooi|°ers too^en zio]l tevre,
ook voor de socialisten niet bang. Bovendie
De volke
Nauwelijks is di
ntrent het Duitscl
egen jaar geleden
et eveneens omtr
eleden door Italië
derde in den ho:
inrijk trad.
De overeenkomst
rankrijk als die m
,nd. Vallen echter
ind een der bondg
rie vereend den aa
In de laatste tie:
ngeveer in Duitsch
orlog haar grond
deze eeuw regelmati
entwintig jaren herl
ir
De oostersche vii
het gestadig terugi
uit Europa. De Frai
seling van bewind.
Nadat nu in En
groote volken zich v
en de tijd van de
kunde van veroverinj
nen alleen die twe
redelievende stemm
Een vredebond te
ken is voor alle beh
zelfverweer geboden.
is er schuld tegenover hen, tegenover de arbei
ders, door verzuim. Wij hebben te bedenkei
dat we ons goed niet voor ons zelf hebbei
Dat zal de beste bestrijding zijn van de socialists
Den Heer Scheepes antwoordt de Het
Lohmau, dat hij hem begrijpt, en wij hetzelfd
willen als hij: Wij willen ook eendracht. Da!
wil de liberale partij ook; zij wil ook eenheii
als wij maar willen deuken zooals zij.
Het is echter een feit, dat er velerlei ver
schil is van inzicht, en nu moeten wij er naai
zoeken, hoe we het best met elkaar kunnen levu
De spr. maaki dit met een beeld duidelijk. Twe;
drie kinderen zijn in de kinderkamer en krijgei
verschil. Laut nu de vader betoogen dat de éa
of de ander gelijk heeft, het helpt nietnauwe
lijks is hij weg, of men krakeelt opnieuw. Mas
l.at hij ze ieder hun eigen speelgoed gevei
Binnen een kwartier zijn ze van ganscher hart
consiliant
Wij willen geen overheersching. Wij strere|
naar wat de heer S. wil, en zijn het meer uu
heul eens, dan hij wel denkt, dat hebben ik]
met Mackay's amendement gewond. Hebben
liberalen hei. toen aangegrepen? Neen, de libs
rale partij heeft geene verzoening gewild.
De heer S. heeft De Bosch Kemper geciteerJ
maar is in het vuur zjjner redeneeiing van
school op de ambtenaren overgesprongen,
zegt dat niemand voor de redactie der wet van]
1798 eene lans heeft gebroken. Laat ik hei
zeggen dat ik zelf heb voorgesteld, wat hij wil!
met uitzondering van de deugd als doorsla»!
Wat is deugd? Een rekbaar begrip. Een deugi
zaam mensch is al licht hij, die bruikbaar
ord, die te Brussi
en tijd van kalmte t
het Bulgaarsch gesel
Men weet hoeveel
't van zoo hoog belai
lekerheid blijkt, than
and en Oostenrijk
hebbenden onderh
"stuk worden gevoerd,
weldra meer. 't Is in
dat eindelijk een op
netelig vraagstuk voor
voor de partijal de anderen deugen niet. Di|j
was echter voor den heer S. naar het
slechts een overgang tot den heer Van Kerkivijl
den vertegenwoordiger voor dit district. Ik hf
niets tegen den persoon van den heer K. ze;
de spreker, en zal hem met genoegen in
nieuwe Kamer weder ontmoeten. Hij is een Flat
keeënaar, zegt de heerS. Dat is zeker zeer aai
genaam voor de Flakkeeënaars, maar de heer
heeft het mis, dat men een Flakkeeënaar mof
hebben voor een Flakkeesch belang op te kornei
De heer K. heeft veel kennis van de materiëd
belangen des volks, dat is wenschelijk in ei
volksvertegenwoordiger. Komt hij daarvoor o[j
dan zal men naar hem luisteren. Maar komt t
als Flakkeeënaar voor een Flakkeesch belang
dan zegt men, evenals bij ieder, die voor et
speciaal belang van zijn district opkomtzie je
het is om zijne kiezers te believen.
Sommelsdijk
Ouddorp, Stellendam
ieuwe-Tonge en Oo!
den aangewend tot he
ionaire kiesvereeniging
Gaarne wenschen
ien uitnoodiging mo
weet, wat de ani
zich daarvan zullen ti
I Neen, dat men op
opdat wanneer de stri
vijand niet dooi
en bedenke, het is to
oor dat Vaderland di
maar zonder Hem nie
zegt, dat Mr. de K. g
nooit minister willen
Ik ben hier niet gekomen om tegen den lief Mr. de K. heeft gezeg
Van Kerkwijk te spreken, zegt spreker, mal op de Financiën wild
moet er nu toch op wijzen, dat het de heel E Wat de toejuiching
Kerkwijk was, die met hand en tand het vool ralen hebben luide ge
stel tot wijziging van de samenstelling der Eersl 'r
Kamer bestreed, die voor de handhaving 1'
dubbele districten stemde, die tegen het voorst Als men nu bedenkt
tot wijziging van art. 194, in den zin ouiallt hebben gemaakt, zou
aan den gewonen wetgever over te laten zit maken van die artikel
aankantte.
Ik zal den heer K. gaarne weer in de Ka®
van 100 ontmoeten en hoop ook van zijne kei
nis te profiteeren, maar dan liefst voor een M
beraal district. Wij hebben liever een auti-re-1
volutionair; die zal ook wel voor de Flatkeet) colJi,
naars zorgen. 3 beleden heeft. schij
Niemand meer het woord vragend, weir' oen paar regels verdei
vergadering opnieuw, nu voor goed geslotl zÜn Vad. Gesch. zijn
Ingrezond<
Buiten verantwoord
AAN „Ji
Naar aanleiding var
landen" aangaande mi
Scheldebode van de re
ter wensch ik u eenige
mijn verslag oordeele
der van de redevoerin
zijde ware het goed g
mijn verslag verwrong
is, die de Liberale pai
gemaakt, en dat de hee
eens met ronde woorde
domheden hebben
gunnen wij hun gaarr
U vraagt mij eens