Christelijk "Weekblad voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden, paf 'iïetfjiwt wut (It i'titijtl. Vrijdag 6 januari 1888. 2de jaargang 97. IN HOC SIGN O VINCES Rika en haar Vader. ff 1 X' 4 h tl i i W, BOEKHOVEN. Alle stukken voor tie Redactie kestemd, Advertentiën en verdere Administratie, Iraneo toe te Keisdesa aan den Uitgever. l t ini. zien i Zot kind Toé man werd w 4 Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden 50 Cent, franco p. post. Afzonderlijke nummers 5 Cent. UITGEVIilt SOiniELSlI 1.1 K. Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Advertentiën driemhal geplaatst worden slechts tweemaal berekend. Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur. W GEHHUMBËR. k DEC -jnNUAIlI. 7 75at|erdag 8 Zondag": 9 Maandag. 10 Dinsdag. 11 Woensd. 12 Donderd. 13 Vrijdag. ZON op onder 8.10 4.3 8.3 .9 8.7 8.6 4.5 4.6 4.7 4.9 4.10 op MA\N ondor 17 —.44 1.15 1.52 2.37 3.32 1..12jN.M.i 8.57 —.54 2.12 3.31 4.49 6.— 7.5 „Want dia mij vindt, vindt het leven en trekt een welgevallen van den Heere". Spr. 8 35 Over het algemeen zijn cle menschen zeer gesteld op de gunst van anderen. Wat een moeite, wat een inspanning ge troosten velen zich om die gunst te ver werven. Den een is het te doen om die gunst zelf, om eer en aanzien, en de ander beoogt die gunst slechts als middel om daardoor stoffelijke voordeelen te behalen en zijn tijdelijk goed te vermeerderen. In elk geval ligt er aan dat streven meestal eigenliefde ten grondslag. Verschillend zijn ook de wegen, die hierbij ingeslagen worden. Stel bijvoor beeld: een koopman doet alles wat hij kan om zijn klanten te bedienen, en tracht zich tevens door bescheidene bejegening van hun gunst te verzekeren. Wie zou hem dat kwalijk kunnen nemen? Of wie zou het verkeerd kunnen rekenen in pre dikanten en onderwijzers, en voorts in allen, wier arbeid alleen dan gezag en invloed kan uitoefenen indien zij het vertrouwen bezitten dergenen, die zij hebben te stich ten en te onderwijzen, wie zou het in dezulken durven afkeuren, wanneer zij zich minzaam en voorkomend jegens ieder gedragen? Deze middelen zijn zoo eerlijk mogelijk. Doch er zijn ook menschen, die zich in de gunst van anderen trachten in te dringen door hun mededingers in een kwaad dag licht te plaatsen, en hen alzoo van het vertrouwen te berooven, dat zij vroeger genoten. Weer anderen zoeken hun naas ten in hun zwakke zijde te treffen en zich Feuilleton. Drie weken waren voorbijgegaan, en Piet Burgwal moest nu met zijn dochtertje alleen wonen. Ofschoon Rika over een paar maanden eerst haar twaalfde jaar zou intreden, ging haar het huiswerk vlug en ordelijk van de hand, hetwelk zij met alle zorg verrichtte. Maar de ellende, die zij zich reeds bij moeders leven had voorgesteldbegon nu in al haar kleuren een aanvang te nemen. In den eersten tijd scheen het; dat het verlies van de geliefde doode bij haar vader een gunstige verandering zou uitwer ken. Nimmer kwam hij beschonken thuis, was heel fatsoenlijk in zijn spreker, en scheen wer kelijk ook een goed hart voor Rika gekregeu te hebben, welke zich hierin reeds hartelijk ver heugde, en er den Heere voor dankte. Dan ach, het zou van korte duur zijn. Zoo nu en dan door laffe vleierij ingang bij hen te ver schaffen. Evenwel, langs wat weg en door welk middel nu ook verkregen, ieder zal moeten toegeven, dat de gunst van menschen zeer onbestendig en onbetrouwbaar is. Wie ons heden tot in de wolken verheft, die spreekt soms morgen met geringschatting van ons. Op de hozanna's der menschen valt niet te rekenen. Maar Een is er, op Wiens gunst en trouw immer valt staat te maken. Het is Hij, die zijne stem verheft in 't woord, hetwelk wij als opschrift boven dit artikel plaatsten. Die gunst heeft ook verreweg de meeste waarde. Wie ons pok wille verachten, al keerden alle menschen ons den rug toe, en lieten ons aan ons lot over, als wij in het welgevallen van den Heere mogen deelen, dan kunnen wij toch met een gerust hart voortleven. Wel mocht de groote Luther dan ook zeggen: wie bij God in de gunst staat, die heeft alles. Welnu, om die gunst te verwerven, om een welgevallen van den Heere te trekken, is het noodig in rapport te komen met Hem, die als de opperste Wijsheid hier de heerlijke belofte geeft: „die mij vindt, vindt het leven". Hier lokt en noodigt.dezelfde Christus van wien Johannes schreefin Hem (het Woord) was het leven, en het leven was het licht der menschen. Dezelfde Mid delaar, die later te Kapernaüm aan de schare getuigde: „het brood Gods is Hij, die uit den hemel nederdaalt, en die der wereld het leven geeft". Dezelfde Borg, die bij het graf van Lazarus sprakIk ben de opstanding en het leven; die in mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestor ven. Ja, dezelfde Heiland, die zijn discipel Thomas vertroostte met de verzekering: „Ik ben de weg, de waarheid en hetleven". Gelijk in het rijk der natuur, zoo komt ook in het rijk der genade het leven eerst door de werking des Zoons Gods tot een geregelden samenstand. Dat wil niet zeg gen, dat de werken van de drie Personen in het Goddelijk Wezen van elkaar te schei den zijn, want die werken, zoowel in de schepping als in de herschepping behooren bracht hij zijn kameraden van 't werk mede naar huis, en dan werd Rika gedwongen om drank te halen. Van een enkele maal kwam het weldra op eiken avond, en het einde er van was meestal dronkenschap en getier; en niet zelden was de fijne Rika'% zoo als men haar dan noemde, het onderwerp hunner bespottingen. En wanneer het eindelijk dan toch tijd werd dat de dronkaards naar huis zouden gaan, dan gebeurde 't niet zelden dat Piet hun een eind uitgeleide deed, en bleef dan dikwijls den gehee- len nacht uit. En Rika dan? ja, naar buur vrouw gaan, de deur sluiten en naar bed gaan, dat durfde ze nietzij moest dan wel op een stoel half slapende den nacht zoo maar door brengen. Hoe het kind hier ook onder leed, en van dag tot dag vermagerde, zij verkoos dit toch nog boven de harde behandeling die ze moest verduren, als zij niet op haar vader bleef wachten, al kwam hij soms eerst smorgens weer thuis. Ach, tot welke ellende was zij weder vervallen, 't Was weer even als te voren neen, erger nog, want toen mocht zij nog wel eens een vertroos tend woord van haar dierbaren moeder vernemen, en nu stond zij geheel alleen te midden van bij het Wezen Gods als zoodanig. Maar in dat Wezen heeft toch elk der drie Per sonen Zijn eigen spheer van werken, en die spheren vallen niet naast, maar in elkander. Nu is het de bijzondere arbeid des Zoons om de volheid van leven en krachten, die meer bepaald uit den Vader als uit de eerste Bron vloeit, naar buiten uit te brengen, die krachten en bouwbehoeften samen te schikken en er bestand aan te geven. Daarom, door die medewerking van het eeuwige Woord (den Zoon), kan onze gereformeerde be lijdenis in art. II de schepping ook te recht een schoon boek noemen, waarin alle schepselen, groote en kleine, gelijk als let teren zijn, welke ons de onzienlijke dingen te aanschouwen geven. En zoo nu ook in het tot standbrengen van het werk der wedergeboorte heeft Christus een machtig, een integreerend aandeel. „Ik ver ordineer u het koninkrijk", zoo sprak 1 lij, kort vóór Zijn bangste lijden, tot Zijn apos telen, „gelijk mijn Vader dat mij veror dineerd heeft". Aan Christus is gegeven alle macht in hemel en op aarde. De Sa tan stelt zich aan, alsof hij drager van de heerschappij over de volkeren der aarde was. Dat wilde hij zelfs aan den Zone Gods bij zijn verzoeking in de woestijn wijs ma ken. Maar het is slechts een schijnmacht, kortstondig van duur en overal bepaald en beperkt door de besluiten van Hemdie alleen de Almachtige is. Christus heeft de vrije beschikking over het kapitaal van die almacht. Hij is de Ge bieder van menschen en engelen, maar ook van de onreine geesten. Hij heeft macht Zijn leven af te leggen, en tevens macht om den doodstaat bij verdwaasde zonda ren op te heffen. Uit zichzelf kan de mensch de opperste Wijsheid nooit vinden. Hij weet alleen, dat er een God is, maar wie die God is, en hoe hij met dien God en met Christus in aanraking moet komen, daar verstaat hij niets van, en wil het ook niet verstaan. De deuren van zijn hart zijn voor den toe gang der opperste Wijsheid gesloten. den voor baar zoo zwaren strijd. Alleen neen, dat niet, want dezelfde troost, die ze vroeger bij haar Jezus vond, viel baar ook nu ten deele, maar o, dat moederbarte was zoo goed voor haar. Wel sloeg zij soms radeloos hare bandjes ineen, en zuchtte zijOch lieve Heere Jezus, wanneer zal ik van die ellende worden verlost", maal ais ze dan in alle stilte in baar bijbeltje las, werd ze weder bij vernieuwing bemoedigd en versterkt, en zag zij met een oog vol hope op verbetering de toekomst tegemoet; maar toch, hoe edel zij zich ook gedroeg, 't werd haar soms bang, zeer bang en duister. 't Was reeds enkele malen geschied dat ze wanneer haar vader weder met zijn makkers rondzwierf voor een stoel lag nedergeknield, en luide en snikkend hare verzuchtingen op zond tot God, ook voor de bekeering van haar vader, dat ze plotseling door een schrikkelijk rumoer werd overvallen en gestoord. Door wien, denkt ge Door niemand anders dan door haar eigen vader, die aan de deur had staan luiste ren en het niet dulden wilde dat zijn dochter tje voor hem badèn terwijl hij haar dan on barmhartig schopte en sloeg voegde hij er bij Waar de H. Geest echter die deuren opent, het harde oor doorboort en den wil overbuigt, daar begint de mensch het schoone en voortreffelijke van de op perste Wijsheid te bewonderenook speurt hij dan die Wijsheid na, overal waar hare redenen zijn op te vangenin de natuur, in de H. Schriften, in Gods huis, in de geschiedenisvooral ook in de ervaringen van het eigen hart. Alle begeerten, die op zijn verlanglijst staan ven,neld, laten zich dan samenvatten onder dezen éénen wensch: meer van die Wijsheid te bezitten. En die begeerte kan ook vervuld worden, want waar eenmaal de geleiding is aangelegd tusschen de donkere ziel en het Eeuwige Licht, daar stroomen haar het licht en het leven voortdurend toe, tenzij dan dat moed willige zonden sluiers tegen dat licht op werpen en de ziel krank maken. Jezus is gekomen, opdat de Zijnen zelfs overvloed hebben. Slechts komt het er op aan, dat de aanvankelijk wijs geworden zondaar naar meer wijsheid staat, en ijverig ge bruik maakt van wat God verleende. De roeping en de neiging des christens in deze worden aangewezen in hetgeen on middellijk voorafgaat: „dagelijkswakende aan mijne poorte, waarnemende de pos ten mijner deuren". In verschillende vor men, aan den eeredienst onder Israël eigen, kan deze beeldspraak worden overgebracht. Maar steeds blijft dit de grondgedachte, dat de mensch, die Christus gevonden heeft, ook met heiligen ijver en besten dig alles opzoekt, wat hem inniger met dien Heiland in gemeenschap kan brengen, en alzoo zijn wijsheid kan vermeerderen. De genade Gods dringt hem daartoe. Bovendien komt dan bij deze groote ge nade nog de eere. Zoo iemand Mij dient, sprak de vleeschgeworden Wijsheid: de Vader zal hem eeren. Is er hooger onder scheiding denkbaar dan door God geëerd te worden Wijke dan vrijelijk van ons alle menschengunst en bescherming, hoezeer anders ook te waardeeren, (nï. indien zij ons door God beschikt wordt); want het welgevallen van den Heere te gevoelen, „Ik wil die fijne kwezelarij niet in mijn huis hebben, ik kan wel voor mijzelve bidden, daar heb ik jou niet voor noodig". En dan waagde 't lieve kind het soms orn onder een vloed van tranen te antwoorden: „Och vader, ik bid den Heere Jezus alleen maar, of Hij u ook genadig op Zijne wegen wil brengen". En dan was het wederwoord: „Wat gaat jou dat aan, als je 't nog eens durft wagen, sla ik je dood". Een paar maanden had dit afgrijselijk leven voortgeduurd, en zoo naderde Rika den dag waarop zij haar twaalfde jaar zou intreden. Wat zou die dag haar baten? O, hoe heugelijk zou het voor haar zijn, in dien zij op dien dag het genoegen mocht sma ken, dat haar vader de wereld vaarwel zeide en zich tot den Heiland begaf. Maar, hoe zij dit ook met hart en ziel biddend wenschte, steeds werden deze gedachten verijdeld, als ze weder eiken dag het omgekeerde beleefde. „Maai de Heere is machtig", zeide ze dan bij zichzel- ven, „en zóó genadig, dat Hij zelfs den moor denaar aan 'tkruis aannam; zou Iïij dan mijn vader niet tot zich willen trekken? »0, mocht dit eens waar zijn!" (Wordtverv.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1888 | | pagina 1