Christelijk Vrijdag 30 December 1887. 2de Jaargang N°. 96. WIT STAR LINE. .te i IN HOC SIGN O VINCES Rika ©o haar Vader. 1 I PEN—NEW-YORK, W, BOEKHOVEN. ;raat 17, b/d. Goudsche weg hek) Catalogus GRATIS op aanvraag ls§e-> OREN en INRUILEN. *,0" eregeld iederen Zaterdag. Maatschappij had sedert haa™ n nog nimmer één schipbreuk c w én menschenleven te betreurej' E GRAAFF te Dirkslamk| ER LINDE Ouddorp. is op Rotterdam, (Raderboot.)! /IING, (schroefstoombootdienst. terdam op Middelharnis. an 1 October tot 31 December. 'UTTEN en MAASNYMPH zE N° I en 2 (Raderbooten). Rotterdam. DECEMBER. Iburg-Rotterdam (Raderboot.) Abonnementsprijsper drie maanden 50 Cent, franco p. post. Afzonderlijke nnmmers 5 Cent. Advertentïën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend. Advertentïën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur. Alle stukken voor de Medactie kestemd, Advertentïën en verdere Administratie, franc© toe te zenden aan den Uitgever. W EEKKAHEIOMEIl. Cween jota noeli tittel van «Be wet sal voorbijgaan. Feuilleton. evenarende uit de beroemdst C, in doffe noten en gepoelitoerd iterst lage prijzen, o.a. een prach eP 1 11 (1111 r, nnAU 1 1 J- 1 ill e I 1iL et ehe< erto' 'estb eer registers enz., voor slechts 140 jorni an rir i de UU1 tJ» ~'ers 'evilj. ij zon edek .IJKSCHE POSTSTOOMVAART he verbinding met de Pennsylvania et de expresselijk voor passagiers Stoomschepen, zijnde de grootst^ ,n het Vasteland op Amerika. 735 Tons. RHIJNLAND arna. en^t lerw' iet z 3692 Ton' hij] zie (752 759 692 NEDERLAND SWITZERLAND VADERLAND 2839 2816 2748 ekken van Rotterdam naar AntweV >oor van 1,43 (272 UU1' reis) ■kening der Maatschappij. ve| eiskaarten van af Rotterdai' nlichtingen, worden op aanvraag verstrekt door 13. VAM HEEROV eraal Passage-Agent voor Nederland. ieuwehaven Rotterdam f X oï de agenten aderstoomboot: Vooruitgang .uis op Goedereede en Overflakke. 1 Oct. 1887 tot 1 Maart 1888.^ Middelharnis voorm. 6 en 12,u. Hellevoetsl. 7,15 en 10, nra. 1,15 Stellendam 10,45 u. Stellendam 3}30 i Middelharnis 9,15 3,ui jtoomboot vaart in aansluiting met de stoomt Hellevoetsluis naar Rotterdam en omgekeercfl WACHTKAMERS ZIJN: jm 'ALING. SASMEESTER. chthuis der STOOMBOOT. DECEMBER. S Maandag en Dinsdag voormidd. 5,30 uurl Overige dagen 6,30 Dagelijks namidd. 1,uurl HET des Zondags. aar MIDDELHARNIS. Dagelijks des voormiddags 8 uur naar ROTTERDAM. Dagelijks des namiddags 1 uur. 50NDAGS GEEN DIENST. (Raderb.) WINTERDIENST. Bommel op Rotterdam. I Maandag en Dinsdag 's morgens 4,30 ure. -aterdag 6,30 Maandag en Dinsdag 's namidd. 1,15 ure. Zaterdag - 1,30 aanvangende 1 November. UIS naar ROTTERDAM. Ivm. 5,30 8,30, en namiddag 2 ure h 7,— 8,30, 2 ■OTTERDAM. voormiddag 6,en namiddag 2,30 u. h 7,30 H 2,30 n ar HELLEVOETSLUIS. Idag 8,30 ure, namiddag 12,45 en 2,45 ure. n Schiedam circa een half uur later, aar BRIELLE. voormiddag 8,30 ure, namiddag 2,45 ure. ■n Schiedam circa een half uur later. Hellevoetsluis naar Rotterdam, voorm. 8,30 in Rotterdam naar Hellevoetsluis dagelij k» 12,45 ure, staan in correspondentie met idereede en Overflakkee. Van ROTTERDAM 10 u. 10 u. Vrijdag Zaterdag Zondag Dinsdag Woensdag Donderdag 23 vm. 24 nm. 25 nm. 26 nm. 27 vm. 28 7m. 29 vm. 9,00 u. 9,00 u. 9,00 u. 9,00 u. 9,00 u. 9,00 u. 9,— u. Van -issingen naar tterdam. rm. 0,00 rm. 7,30 rm. 0,00 rm. 7,15 mi. 7,15 rm. 0,00 Van Middelburg naar Rotterdam. voorm. 0,00 voorm. 8,45 voorm. 0,00 voorm. 8,15 voorm. 8,15 voorm. 0,00 Van Rotterdam n. LM| Middels, en Vlissingen. en voorm. 0, voorm. 8,-t-» voorm. 0, voorm, 8, voorm. 8, voorm. 0, o, ted boj voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. uitgever SOM91ELSDIJIK. DEC -JANUARI. 31 Zaterdag 1 Zondag. 2 Maandag. 3 Dinsdag. 4 Woensd. 5 Donderd. 6 Vrijdag. ZON MAAN op ondpr op onder 8.11 3.55 5.23 8.46 8.11 3.56 6.31 9.30 8.11 3.57 7.43 10.6 8.11 3.58 8.59 10.37 8.11 3.59 10.16 11.4 8.11 4.1 11.35 11.28 8.10 4.2 L. K. 2.— Middelburg veem. Matth. 5: 18. Maar hoe is het toch mogelijk, zegt mis schien deze of gene lezer, dat gij ons aan het einde des jaars nog verschrikken komt met de Wet! Spreek ons liever van het Evangelie, want zoo ooit, dan hebben wij bij het wegzinken der jaren troost noo- dig voor onze zielen. Schort uw oordeel een weinig op, lezer. Immers, voor den onbekeerd en zondaar kon het wel eens heilzaam zijn, bij het gezicht van Gods rechtmatige eischen te ontstellen. De mensch is toch voor een eeuwigheid geschapen, en elk jaar dat ten grave daalt, herinnert hem, dat hij hier op aarde geen blijvende woonplaats heeft terwijl hij zelf verantwoordelijk is gesteld voor hetgeen de eeuwigheid hem straks brengen zal, hetzij dan eeuwige blijdschap of eeuwige wroeging. En zie, nu toont ons juist de wet de noodzakelijkheid van een helper te zoeken, daar wij uit onszelven 4) tt\nl thjut k ieujil 't Was laat in den namiddag van dienzelfden Zondag. Overal waren reeds de lichten opgesto ken, ook bij Guitman, waar Piet Burgwal zich den geheelen dag had opgehouden. Voor den middag had hij zijn roes nog wat uitgeslapen, en daarna had hij zich, met nog eenige mak kers die daar waren saamgekoinen, verlustigd in het kaartspel. De oudste zoon van Guitman, een knaap van nog geen twaalf jaar, stond juist gereed met een flesch in de hand om drank te gaan halen, toen er op de deur werd getikt. Zonder iets te zeggen doet de vrouw des huizes •open; zij ziet echter niemand, ,,'t Zullen zeker straatjongens hebben gedaan", zegt zij binnens monds; toch loopt zij eenige schreden buiten ■de deur, en nu ziet ze in de schaduw van het lamplicht een meisje, dat snikkend beproefd eenige woorden uit te brengen, welke voor de vrouw echter niet verstaanbaar zijn. „Maar wie zijt ge dan toch, arme stumpert", zoo vraagt zij, „kom eens hier bij 't licht". „Neen", zoo snikt ze; „is vader ook hier?" „Och Piet", roept de vrouw ontsteld, „ik ge loof waarlijk dat het jou Rika is, kijk eens gauw". „Ja", bromde Piet, „dat verwonderd me ook al niets; ik moet zeker weêr thuis komen". Hij komt buiten de deur, grijpt het arme kind onverschillig bij de arm, en zegt: „Ja, 'tis weêr zoo, wat moet je hier doen?" „Och vader lieve vader", snikt ze. „Moe der, ach mijn moeder"! „Nu, wat mot je moeder?" Hierbij zinkt ze neder in de sneeuw en roept gansch onmachtig zijn om aan Gods eischen te voldoen, en er toch door óf voor ons aan voldaan moet worden, zullen wij ooit het hemelsch Kanaan bereiken. Al dus kan dan de wet onze tuchtmeester worden tot Christus. Maar bovendien, de hier aangehaalde woorden hebben een wijdere strekking dan menigeen vermoedt. Meermalen wordt in de H. Schrift met de wet bedoeld, de ge- heele heilsopenbaring Gods. Zoo lezen wij b.v. in Joh. 15: 25, dat Jezus sprak, met het oog op zijn naderend lij den „Maar dit geschiedt, opdat het woord vervuld worde, dat in hunne wet geschre ven iszij hebben mij zonder oorzaak ge haat". En toch doelt deze aanhaling niet op woorden uit cle wet in engeren zin, maar op hetgeen wij lezen in de Psalmen (3519 of 69: 5). Zoo ook haalt Paulus in 1 Cor. 14: 21 woorden aan uit Jesaja 28: 11 en laat er dan aan voorafgaan: „in de wet is geschreven". (Vgl. Joh. 12: 34). In zulk een ruimeren, algemeeneren zin moet naar onze meening nu ook hier in Matth. 5: 18 het woord „wet" worden op gevat, en dan legt deze uitspraak van Je zus nadruk op de onveranderlijkheid van Gods woord. Geen tittel of jota gaat er van voorbij. De tittels dienen om hebreeuw- sche letters, die veel op elkander gelijken, gemakkelijk te onderscheiden, en de jota is de kleinste grieksche letter, zoodat zij wel onder een andere weg kan schuilen; schreiend uit: „Mijn moeder, ach, mijn beste moeder, is dood". Nu gaat hij naar binnen, en valt neder op een stoel. Nadat hij een poosje stilzwijgend heeft zitten kijken, zegt hij: „Nu jongens, dat had ik toch zoo gauw nog niet verwacht". Guitmam en zijn vrouw brengen nu met moeite het kind naar binnen bij de warme kachel. De jongen is intusschen reeds terug met den drank. „Maar Piet", zegt één der makkers, „wat wordt je stil, ge zult toch hoop ik niet vroom gaan worden; kom, daar moet je niet over gaan denken't mensch is er nu beter aan als wij, neem maar eens een Hinken borrel, dat zal je wel helpen". „Nu ja", zegt Piet, terwijl hij er een gemaakte zucht bijvoegt, „ik kan 't ook niet helpen, ik zal er maar een op leegdrinken''. „Vader", zegt Rika, „gaat ge nu niet met me naar huis?" „Wat zal ik thuis doen", is het bitse antwoord, „zal dat vervelend geteem weêr beginnen?" „Wees nu maar bedaard", zeide vrouw Guit man, „ik wil er toch eens even naar toewilt ge méégaan Rika?" Rika had reeds haar hand gevat om meê te gaan. Ach, dat arme kind. Hare oogen waren rood bekreten, en ze had bijna geen kleederen aan; maar hoe ellendig haar leven ook zijn mocht, steeds vond ze vertroosting bij haar Jezus, dien ze zoo innig liefhad, en tot wien zij onophoude lijk badhaar vrome moeder, die nu reeds voor den troon van haar Heer en Koning jubelde, had haar zulks geleerd. De deur van Burgwals woning was gesloten De goede buurvrouw had met nog een paar buren gedaan, wat bij zulke omstandigheden behoort te geschieden en was toen weder naar haar kamer gegaan, en terwijl zij met haar hand onder 't voorhoofd op de tafel leunde, en in de voor haar openliggenden Bijbel las, hoort ze, zij zijn dus beide gering van aanzien, in vergelijking met het geheele alphabet. Hiermede wordt nu beeldsprakig te ken nen gegeven, dat ook het schijnbaar min der beteekenende in Gods Woord zijn volle kracht behoudt. Er is in dat Woord niets j zoo bijkomstig of ondergeschikt, dat men het wel buiten aanmerking kan laten. Wij mogen geen Bijbeltje in den Bijbel zoe ken, maar moeten de Schrift in haar geheel nemen en als zoodanig is zij on vernietigbaar en staat zij boven alle men- schelijke kritiek. In haar geheel heeft zij zich gehandhaafd, ondanks de tallooze po gingen, die men in het werk stelde om haar te verdrijven. En wat haar inhoud betreft, deze is tot op den huidigen dag schitterend gerechtvaardigd. En aldus zal het blijven tot aan het einde der eeuwen. Alles verandert hier beneden. Het eene geslacht vervangt het andere. Er is onop houdelijk wisseling van stof, van vormen, van oogenblikken, van omstandigheden, ook in de verhouding der geesten, maar GodsWoord is onveranderlijk, gelijk God zelf de onveranderlijke is. „Totdat de hemel en de aarde voorbij gaan", staat er, zal geen jota noch tittel van de wet voorbijgaan. De bestrijding van Gods Woord zal juist zoo lang duren als de zonde op deze aarde heerscht, maar tot den laatsten aanval toe zal het glansrijk doorstaan. Thans zijn de funda menten van de inrichting dezer aarde nog dat er iemand bij haar de trap op komt. De deur gaat open en daar staat vrouw Guitman met Rika aan haar hand. Wei mensch," zegt ze, »dat had ik niet verwacht, dat het nog zoo spoedig met haar gedaan zou zijn" Och ja", zeide de vrouw, die haar Bijbel een oogenblik terzijde schoof, »zoo gaat het met een mensch, het éene uur is men frisch én gezond, terwijl men in het andere voor Gods rechterstoel kan staan. Maar in dit geval is het niets onver wachts; het mensch heeft lang genoeg doodziek gelegen't heeft me al dikwijls verwonderd dat ge nimmer eens naar haar kwaamt omzien." Och ja, ik heb ook al eens vaak willen komen, maar dan verhinderde mij dit, en dan dat." Maar dit was de oorzaak niet, waarmede vrouw Guitman zich veionschuldigde. 't Ging haar ook al gelijk haar man en Burgwal: niets liever dan maar altijd de flesch op tafel. Zij vergenoegde zich met de vermakelijkheden dezer wereld, en dacht nimmer over dood en eeuwigheid. Een half uur bleef ze nog praten, en toen ging ze weêr naar huis. Rika bleef bij de vrouw, dien ze als haar pleegmoeder erkende. Toen vrouw Guitman weder hare woning binnenkwam waren de drinke broers* weêr allen in vroolijke stemmingook Burgwal, die zich om het sterven zijner vrouw nn al niets meer bekommerde. 't Werd langzamerhand tien uur, en enkele der vroolijke gasten verlieten de woning, want het zuur verdiende geld was vervlogen en morgen was het weêr werken. »Wat zal ik nu alleen in dat ver vloekte hol doen", zeide Piet die beschonken op -een stoel zat te knikkebollen, „mijn wijf is dood, dus zal ik op de vloer moeten liggen; toe, laat me hier blijven van nacht, ik kan wel op een stoel slapen." »En je Rika dan," zeide de vrouw, »hoedenk je daar over?" Och, wat scheelt mij dat fijne ding; die zal haar weg wel vinden. aanwezig. Het zonnestelsel volgt nog steeds de oude, van God voorgeschreven banen. Nog altijd stroomt in Egyte de Nijl, even goed als in Mozes' tijd. Nog altijd is de Libanon te vinden met zijn ruischende ce- dertakken, en de tempelberg te Jeruzalem, en Samarië, en de zee van Tiberias, waar Jezus eenmaal wonderen verricht heeft. Maar wij weten uit Gods Woord, dat dit alles toch eens zal voorbijgaan. En zie, dan zal dat Woord zelf nog blijven. „De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijne woorden (sprak de Heiland) zullen geenszins voorbijgaan". (Luk. 21: 33). Het Woord Gods ligt vast in Hem- zelven, die van geen wijken of wankelen weet. Al het hier beneden zichtbare zal als een dekkleed ineengerold worden, maar God blijft dezelfde, en Zijn getuigenissen houden eeuwig stand. Dit te weten is zeer benauwend voor alle afkeerigen van God en godsdienst, want Gods Woord bevat voor hen de vree- selijkste bedreigingen. De wereld zou het geheel andersom wenschen. Al het thans zichtbare zou zij willen vasthouden, met uitzondering alleen van de pijn en smart die er aan kleven, en met het bestaan Gods zou zij aldoor minder willen reke nen. Ja, de wereldsche dwaas zegt zelfs in zijn hart, dat er geen God is. Hij neigt om te gelooven hetgeen hij wenscht. Maar eens wordt hij jammerlijk ontnuchterd, want zoo gewisselijk als wij thans weer Na veel gepraat werd goed gevonden dat Piet dezen nacht bij Guitman op een paar stoelen zou slapen, om den volgenden morgen weder naar zijn werk te gaan. Hij was opperman bij een groote haas in de stad, en was het eerst aan de beurt om ontslagen te worden, want nie mand was er onder de werklieden die zich zoo schandelijk te buiten ging in het misbruik van sterke drank, en in huis was hij niets anders dan een voorwerp van verschrikking. Door verdriet had hij naai' den mensch gesproken zijn vrouw ten grave ges1 eept, en hoe de jeugdige Pika ook elke gelegenheid waar nam om haar vader op het ééne noodige te wij zen, en welk een vreeselijk einde hem te wach ten zou staan, het mocht niet baten, steeds werd ze met spot en beschimping beloond; maar bij dit alles bleef ze toch getrouw aan haar Hei land en Heere, hoewel alles om haar heen haar aanleiding gaf om Hem te verlaten, en door de nijpende nood zich tot oneerlijkheid over te ge ven. Hoe haar soms de honger ook kwelde, en de koude hare teedere leden verstijfde, zij bleef biddend wachten, en van welke zijde dan ook, altijd kwam er uitkomst voor haar, al moest ze er soms ook al wat lang naar uitzien, en nimmer boog ze hare knieën of zij bad voor haar vader, die zoo geheel van den Heere ver vreemd was. E11 scheen het haar soms ook al geheel nutteloos tce, toch bleef zij volharden in het gebed, en zij heeft er de vrucht van mo gen plukken en nog dagen mogen beleven waarin haar geene bekommering deerde. E11 Ms ze dan terug zag op de dagen die achter haar lagen, dan zong ze met hart en mond Zalig- hij, die in dit leven, Jakobs God ter liulpe heeft; Hij, die, door den nood gedreven, Zich tot Hem om troost begeeft; Die zij a hoop, in 't liach'lijkst lot Vestiga op de Heer', zijn God! 3 -

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1887 | | pagina 1