Christelijk
Weekblad
Vrijdag 4 November 1887.
2de Jaargang N°. 88.
IN HOC SIGN O VINCES
W. BOEKHOVEN.
>NYMPH
Abonnementsprijs per drie maanden 50 Cent, franco p. post.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
s o n u i. s 1.1 si.
Adv ertentiën van 1—5 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend.
Advertentiën worden hij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur.
Alle sl ukken voor de liedaette kestemtl, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever.
WEËHHALÜIDEB.
Zaaien noodzakelijk.
Feuilleton.
Een martelaar uit de tweede eeuw.
Merk en Christendom.
ierboot./
|dd. 5,— uur.
6,30 n
Imidd. 2 uur.
Ictober.
otdienst.)
lis.
)ecember.
Iddags 8 uur
idags 1 uur.
DIENST.
Lm.
|ns 4,30 ure.
6,30
[Ld. 1,15 ure-
1,30 h
ttober.
l nam. 3,3 ure.
3,30
uur.)
[inam. 4?,u.
h 4,
1,30 endure,
r later.
L,30 en 4 ure.
later.
_lit, voorm. 8,30
ssluia dagelijks
ipondentie met
ibooten).
ITOBER.
rBRDAM
vm. 9,45 u.
n. 9,45 u.
nm. u.
lira. 10,45 u.
vm. u.
vm. u«
vm. u-
Iaderboot.)
Van
rottewjam u.
Midtif.lb. en
Vlissingen.
voor de Zuid-Holiandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
uitgever
NOVEMBER.
ZON
MAAN
op
onder
op
onder
4 Vrijdag
7.4
4.25
6.57
10.13
Dordrecht veem.
5 Zaterdag
7.5
4.24
7.43
11.11
Hoedkerk.Kruin .id.
6 Zondag
7.7
4.22
8.38
—.3
7 Maandag
7.8
4.20
9.41
—.47
Brielle veemarkt.
8 Dinsdag
7.10
4.19
L. K.
5.22
Goes veemarkt.
9 Woensd.
7.12
4.17
-
1.58
Stolw.ve.IIeenvl.pa.
10 Donderd.
7.14
4.15
—.8
2.27
Tliol.pa.ve. Z.see pa.
Mark. 4: 26—28.
Er is een koninkrijk der hemelen.
Niemand werd daarin burger, of het was
enkel door de ontfermingen Gods. Ten
deele zijn de deelgenooten in dat konink
rijk reeds gestorven; het zijn de geesten
der volmaakt rechtvaardigen. Anderdeels
leven zij nog hier op aardehet zijn de
heiligen der hooge plaatsen. Maar het is
nog lang niet voltooid. Naar de beloften
Gods moeten er nog vele zielen in dat
Koninkrijk overgebracht worden. Daarom
bidt elk onderdaan van Koning Jezus, dat
toch Zijn rijk moge komen.
Maar hoe gaat dit toe? Kan God niet
o n middellijk de oogen van vele zondareu
verlichten, zoodat zij de waarheid zien en
betrachten
Daar hebben wij niet naar te vragen.
In het afgetrokkene beschouwd kan God
alles. Maar Zijn almacht wordt bepaald
door Zijn wil. En nu heeft Hij eenmaal
verordineerd, dat er door menschen aan
menschen zal gearbeid worden, en dat Hij
alzo o de genade in de zielen zal doen uit
vloeien. Het geloof is uit het gehoor, en
het gehoor uit de prediking des Woords.
Bidden voor den bouw van het Godsrijk
is daarom niet genoeg. Het is wel het
halve werk, zooals Luther zeide, maar niet
alles. De arbeid behoort er noodzakelijk
bij. Het zaad moet uitgestrooid worden.
En nu zijn wel de leeraars daartoe de eerst
4) DOOR
G. VAN DEN HAM.
Keizer Aurelius had een Gouverneur (praefect)
over Rome, Rusticus geheeten. Deze, wiens stre
ven alleen was om eere en achting in de we
reld te winnen, nam de taak op zich om Justi-
nus tot den afgodsdienst te overreden en de
bevelèn des keizers, adie zelf ook heiden was,
te gehoorzamen.
De beroemde gouverneur, die als leermeester
van den keizer in hoog aanzien stond, meende
deze zaak wel spoedig in orde te zullen krij
gen, om op die wijze zijn aanzien bij het volk
nog meer luister bij te zetten. Hij liet Justinus
uit de gevangenis halen en in een zijner kamers
brengen. Daar vertoefde hij eenigen tijd, toen
eindelijk de gouverneur met een wreed en hoog
hartig voorkomen de kamer binnen trad. Hij
plaatste zich naast den gevangene en sprak
hem aldus aan
»Gij zijt en blijft een Christen?"
»Ja"
»En zijt ge door niets of niemand van uw stuk
af te brengen?"
»In Gods kracht zal ik blijven volharden."
Ellendeling, dat gij met dien verfoeilijken gods
aangewezen personen. Doch niet minder
is het de heilige roeping van elk discipel
des Heeren om van Hem te getuigen, om
Zijn deugden te verkondigen en anderen
op te wekken om mede Hem te dienen.
Alle wedergeborenen hebben deel aan de
zalving van Christus tot profeet, en zouden
zij dan geen boodschap aan hun naasten
hebben
Ja, gewisselijk, het uitstrooien van het
zaad des Woords, (hetwelk Petrus het zaad
der wedergeboorte noemt) is dringend noo-
dig. Dat volgt reeds uit den aard der zaak.
Een dwaas zou het zijn om in de natuur
de eene of andere vrucht te verwachten
zonder voorafgaande bereiding, en bezaai
ing of beplanting. Alleen het onkruid be
hoeft niet gezaaid te worden, en het wilde
hout vraagt naar geen kweeker.
Aldus is het ook in Gods Koninkrijk.
In zooverre dat rijk zich hier op aarde
vertoontsluipt de zonde er vanzelf
tegelijk met den mensch binnen. Want
wie leeft er onder de zon, die volkomen
heilig zou zijn Uit onreinheid geboren, blij
ven Gods kinderen met hun zonde en on
reinheid worstelen tot aan hun dood. Zelfs
de man naar Gods hart moest nog bidden
na diepe afdwalingSchep mij een rein
hart." Doch alle goede planten in Gods
Koninkrijk moeten gezaaid worden.
O, welk een ruim veld breidt zich hier
voor ons oog uit. Wat zijn in dit opzicht
de ouders en opvoeders niet verplicht om
trent de aan hun zorg toevertrouwde kinde
ren; en de heeren en vrouwen omtrent
hun ondergeschiktenkortom iedereen om
trent zijn naasten.
Doch wat een tekortkomingen zijn er
ook op dit gebied waar te nemen. Wat
liggen daar een akkers schier geheel onbe-
zaaid. Niet alleen in de verre heidenwereld,
maar ook in ons eigen Vaderland en in
onze eigene gemeenten. Zelfs zouden
u
dienst zoo ingenomen zijt. Wie heeft u tot zulk
een dwaasheid gebracht?"
»Ik zocht bij al de wijzen en geleerden van
Griekenland rust en vrede voor mijne ziel, doch
ik vond ze niet. Maar door het geloof in Jezus
Christus, den Heiland der wereld, ben ik dezelven
deelachtig geworden."
>Dus wilt gij christen hip ven om de rusten
den vrede uwer ziele te bewaren?"
Ook daarom; maar wat meer is, die Chris
tus, in wien ik geloof, is mij ten waarborg dei-
zaligheid, waarin ik na dit leven deelen zalen
wat vermogen daartegen uwe goden, die gij zei
ven maakt van hout of steen?"
Wacht u, dat gij niet ten tweeden male de
eere van onzen god schendt."
Justinus schudde het hoofd, als wilde hp zeg
gen och, zaagt ook gij de dwaasheid in en het
groote gevaar waarin gp verkeertdaarop richtte
hij zich tot den gouverneur, wiens loerende
blik de kamer doorging, en zeideZeg mij nu
kortaf wat dit verhoor te beduiden heeft".
»Ik wilde u vragen, of gij met dien vervloek
ten godsdienst ingenomen zijt, herhaalde de gou
verneur driftig.
»Ja, dat hen ik" antwoordde Justinus, »en
ik houd mij bij de christenenhun godsdienst is
de ware".
»Wat is dan hunne leer?"
Wij gelooven in één God, Schepper van he
mel en van aarde. En in Jezus Christus Zijnen
de droefste onthullingen wachten, zoo ge
eens een nauwkeurig onderzoek kondt in
stellen naar de manier waarop men in
vele zoogenaamd godsdienstige huisgezin
nen de kinderen en dienstbaren behandelt.
Hoe vele vaders en moeders, die beweren
genade te kennen, nemen er bijna nooit
eens een rustig uurtje af om hun kroost
met het ééne noodige bekend te maken,
terwijl aan de geestelijKe belangen van het
dienstpersoneel in den regel nog veel minder
gedacht wordt. En als men hen dan eens
op die nalatigheid wijst, durven zij zich
nog verontschuldigen met te zeggen, dat
genade toch geen erfgoed is. Zij schijnen
dan geheel voorbij te zien, dat ook zij per
soonlijk nog in volslagen duisternis zouden
nederzitten, als zij niet in den weg der
middelen waren bekend gemaakt met Gods
raad en wil. Geen wonder dan ook, dat
zulke ouders vaak hebben te klagen over
de grove ondeugden hunner kinderen, en
evenzoo de meesters en de meesteressen
over hun dienstbaren. Maar wat wil men
Zij zaaien niet, hoe zullen zij dan oogsten
Bovendien, hoe kan iemands eigen gees
telijk leven tieren en wortel schieten, indien
het zich niet openbaart in ijverige werkzaam
heid tot eer van 's Heeren naam? Door
anderen de waarheid voor te houden wordt
de christen in zijn eigen geloof versterkt.
Met het hart gelooft men wel ter rechtvaar
digheid, maar met den mond belijdt men
ter zaligheid. Heel de Schrift predikt het
ons, dat wij de kennis van Gods rechten
en inzettingen ten nutte van tijdgenooten
en nakomelingen hebben te verbreiden
Het licht, dat God ons schonk, mag niet
onder de koornmaat, maar moet op den
kandelaar verschijnen. Gods deugden te
verkondigen is der heiligen onafwijsbare
taak. De Heere bedient zich van dat mid-
Zie o. a. Deut 4:9; Joël 1:3; Kom. 12-7 en 8Col. 3
16; lThess 5: 14; Hebr. 3: 13; en 10: 25.
Zoon, den Zaligmaker van allen die Hem aan
nemen, en den Rechter aller menschen. Ik ben
veel te gering om iets naar waarde van Zijne
oneindige grootheid te zeggen, dat hebben de
Profeten gedaan die vóór vele eeuwen de toe
komst van den Zone Gods hebben voorspeld".
»Maar hoor eens; gij die meent in het bezit
der waarheid te zijnwanneer ik u laat geese-
len van den hoofdschedel tot de voetzool toe,
denkt gij dan nog in den hemel te komen?"
»A1 bracht gij ook terstond uwe bedreiging
ten uitvoer, dan hoop ik toch het erfdeel dei-
ware christenen te ontvangen. En niet alleen
dat ik zulks hoop, maar ik ben er zeker van".
»Zoudt gij uwe betrekking bij den keizer
wel weder terugwenschen
vindien ik daarbij vrijelijk mijn God kon die
nen, dan ja, maar dit zal wel niet mogelijk zijn,
en daarom, ik verlang er ook niet naar."
Maar Justinus, bedenk, welk een aanzien
gij u daardoor verwerft. Gij zijt nu een gevan
gene en dan waart gij dagelijks in 's Keizers"
nabijheid, van welk voorrecht gij nu alleen
zijt verstoken, omdat gij niet voor onze goden
wilt offerenkom, ik zou het maar doen, ik zal
bewerken dat gij niet openlijk uwen Christus
behoeft af te zweren; gij kunt daarom in uw
hart wel christen blijven; maar wat ik u bid
den mag, breng slechts een offer aan onze go
den gij kunt het zoo lichtelijk doen, en wat
wel het voornaamste is, de eere en aehtino-,
O
del tot redding van vele anderen, en ver
bindt er voor de arbeiders een heerlijk ge
nadeloon aan. Die er velen rechtvaardigen,
zullen blinken als de sterren aan het fir
mament. (Wordt vervolgd.)
Zóóver zijn vele belijders des Heeren nu al
achteruit gegaan, dat zij het kerkelijk leven in
het minst niet meer tellen.
Zie wat het Doetinchemsch Weekblad van 14
Oct. jl. naar aanleiding van Dr. J. H. Gunning's
pas verschenen brochure daaromtrent schrijft:
vMeer dan immer leert onze tijd, dat het
christelijk levensgebied, zooals Z.H.Gel. (Dr.
Gunning) het opvat, en o. i. zeer juist, volko-
»men onafhankelijk is van de Kerk en den aan-
»kleve van dien, maar die des te meer haakt
»naar gemeenteleven. De gemeente bestaat, en zij
»is veilig, want de poorten der hel zullen haar
»niet overweldigen, daarom is het bewegen op
»haar gebied ook veilig. Ach! werd zij maar
begrepen in haar bestaangrond en doelDaaren
tegen is het bewegen op het gebied der Kerk,
zonder, het volle gemeenteleven, zeer gevaar-
tijk. Wat wij »Kerk" en hare organisatie"
noemen is door en uit het gemeenteleven ge-
wrocht, om als middel te dienen, haarferente
ontwikkelen, doch zij is niet de gemeente zelf.
Maar men is sinds lang bezig haar te gebrui-
»ken om dat leven der gemeente te ontkennen
»en haar feitelijk voor dood te verklaren, hoe-
wel de H. Geest zegtU heeft hij mede le-
»vend gemaakt met Christus".
Wie kan nu uit zulk een wartaal wijs wor
den? En dat wordt u dan nog wel opgedischt
door een predikantDs. J. van Dijk, het hoofd
der Doetinchemsche stichtingen.
Indien er nog een eenigszins bruikbare be-
teekenis aan deze ontboezeming te hechten ware,
dan zou zij deel uit moeten maken van een be
schrijving der diepe ellende van het Hervormd
Genootschap. Want de hiërarchische besturen
van dat Genootschap) lieten juist het echt chris
telijke glippen, en deden de gemeente, de eigen
lijke kerk geweld aan, ja stelden zich aan als
bestonden er geen kerken dan bij hun gratie en
die gij te voren hadt aan dit grootsche kei
zershof, zult gij u daardoor weder hergeven."
>Niemand, die zijn gezond verstand heeft, zal
van den waren godsdienst voor dwaling en god
deloosheid afstand doen. Wij, christenen, heb
ben geen anderen wenscli, dan om te mogen
lijden om onzes Heeren Jezus wil, en zoo de
zaligheid in te gaan. Daardoor wordt die ons
beloofde zaligheid nog grooter, en zoo zullen
wij met vast vertrouwen kunnen verschijnen
voor den rechterstoel van onzen Heiland, voor
wien de geheele wereld geopenbaard moet wor
den. Gij hebt geen kennis aan de verborgen
schatten, waarvan wij bezitters zijn, en daarom,
vermoei mij langer niet."
Meent gij, dat ik geen macht heb u te la
ten dooden?"
»Dat hebt gij. Welnu, wilt ge dit doen, gij
verkort dan ufjnen weg naar den hemel.
»Nog eenmaal vraag ik u: wilt gij offeren
aan onze goden?"
»Neen! alleen mijn hart wil ik Jezus ten
offer brengen."
Zwijg!" riep nu de gouverneur, terwijl hij
woedend opsprong; »voor de laatste maal vraag
ikwilt ge u aan ons onderwerpen en zoo
niet, dan laat ik u zonder genade doodmartelen
Justinus stond nu- op van zijn stoel en riep,
vol overtuiging met luiden stem:
»Doe wat ge voor hebt, ik blijf christen,
zoolang ik leef!" (Wordt vervolgd.)