Christelijk Vrijdag 14 October 1887. 2de Jaargang N° 85. IN HOC SIGN O VINCES Abonnementsprijsper drie maanden 50 Cent, franco p. post. Afzonderlijke nummers 5 Cent. W. BOEKHOVEN. Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend. Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur. Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te eenden aan den Uitgever. WEEHKALMDËB. „Zie ik sta aan de deur, en ik klop." Feuilleton. Een martelaar uit de tweede eeuw. Hoofdonderwljzers-Hxameii. lüeii kwade profetie voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. uitgevee SOillMELSDEJK. OCTOBER. 14 Vrijdag 15 Zaterdag 16 Zondag 17 Maandag 18 Dinsdag 19 Woensd. 20 Donderd. ZON MAAN op onder op onder 6.25 5.8 2.31 4.26 Gonda, paardenm. 6.26 5.6 3.54 4.53 Leerdam, veem. 6.28 5.4 N.M. 5.4R 6.30 5.1 6.54 10,55 6.32 4.59 8.11 6.18 6.34 4.57 9.33 6.54 Middelh. pa. vee. 6.36 4.55 10.49 7.36 Yianen, veem. Openb. 3: 20. II. (Slot.) Toch blijft Gods eisch: »doe open"! Maar helpt dit dan iets? Is de mensch dan niet van nature dood in zonden en misdaden? Is die noodiging geen wreede spot? Gewisselijk is de mensch dood. Dit wil zeggen in dien zin, dat hij uit zichzelf geen enkelen stap kan doen op den weg des levens. Wij doen er niets van af, uit God alleen is al het willen en het werken tot onze zaligheid. Hij alleen was het, die Lydia's hart opende voor de waarheid, en evenzoo moet het bij ieder toegaan. Maar evenwel is de zondaar niet dood in den zin van een lijk, want hij heeft een bewustzijn en hij kan tegenstreven. Of schoon hij niet kan en niet wil hooren, blijft Jezus kloppen en roepen, omdat daar in de consciëntie van den mensch, hoe verdorven ook, een aanknoopingspunt is voor het werk Gods. Jezus doet niet zon der spreken zelf de deur van ons hart open, maar Hij blijft vermanen en eischen doe open" 8) DOOR G. VAN DEN HAM. Geen woorden waren er nu genoeg om den edelen grijsaard te danken; en na dat Justinus hem eenige geldstukken aanbood om onbekrom pen zijn reize te kunnen vervolgen, werd een hartroerend afscheid genomen, en deze twee vrienden hebben elkander op aarde nooit weder ontmoet. Intusschen was een heilig vuur in de ziele des jonkmans ontstoken. Hij drukte het kostbare kleinood aan zijn hart, en zette zich neder aan den weg om hetzelve te onderzoeken. Hij lasen las nogmaalsen eindelijk bevond hij, dat hij de ware kenbron, den wegwijzer tot den levenden God in zijn bezit had. In zijn hart ontstond nu de onweerstaanbare begeer te om bij de vrienden van Christus te zijn, en in hun gemeenschap te leven; en nu was het hem eene behoefte, neder te knielen in het stof en met opgeheven handen riep hij tot dien, hem reeds dierbaren Christus, om genade en vergeving van zijne zonden, en dat Hij ook hem mocht aannemen als kind en volgeling. Omstreeks twee jaar na deze heerlijke ont moeting vinden wij Justinus, die nu een ijverig dienstknecht des Heeren is, te Rome. Hij had aan de begeerte zijns harten voldaan, en zich tot de Christenen gewend. Niet alleen dat hij UU den Christus kendemaar hij muntte nit in Waarin bestaat dan het geheim? Waar om begint de Heiland met roepen? Om dat de mensch redelijk bewerkt wordt. Zijn eigen wil wordt omgebogen en werkt mede in het werk der bekeering. On getwijfeld moet Jezus de kracht geven voor het ontsluiten van ons hart in Zijn dienst, maar heel 'smenschen wezen deelt in deze daad. Wie Jezus binnen laat, er vaart dit, en wel op zalige wijze. Wat dat dan is, het hart voor Jezus te openen Het is krachtens ontvangene ge nade in Hem te gelooven, het te laten ge worden dat Hij ons hart regelt en reinigt en gedurig met alles wat ons drukt en dreigt tot Hem te vluchten, die balsem heeft voor elke wonde, en vervulling voor elk gebrek. Wie Jezus zóó opendoet, laat met Hem tevens de heerlijkste schatten van wijsheid, gerechtigheid en heiligheid in. Jezus zelf heeft het beloofd, waar de ziel voor Hem geopend is, en Hij inkomt, daar houdt Hij avondmaal" met den zon daar. Dit herinnert aan een feestmaal of bruiloft, aan de innigste vereeniging die zich denken laat. De bijbel worstelt vaak met de taal om ons de zaligheid te schet sen, die de dienst des Heeren oplevert. De heerlijkste gezelschappen en ontmoetin gen van aardsche soort geven dan ook slechts een flauwen afdruk van hetgeen de geloo- vige ziel in den omgang met Jezus smaakt. Hij deelt den mensch niet alleen Zijn ga ven mede, maar Zichzelf, en wordt met Zijn discipelen één lichaam. Hij het hoofd en zij de leden. Jezus begon zijn openba ren arbeid met een bruiloft bij te wonen, en hierin ligt een profetische aanduiding van al Zijn werk. Want op een heerlijk feestmaal, een zalige bruiloft, loopt heel ware godsvrucht en ijver voor de zaak des Hee ren. Immers hij was genadig als een vuurbrand uit het vuur gerukt, als een gedwongen dienst knecht uit het slijk der zonde; en gelijk Pau- lus was hij een uitverkoren vat tot steun van Christus' gemeente. Niet alleen dat hem het Evangelie dierbaar was geworden, maar hij voel de zich gedrongen het ook aan anderen te ver kondigen, welke daarvan vervreemd waren. En aan de Christenen in wiens midden hij zich be vond predikte hijbijna eiken dag, van het heil in Jezus Christus en zijn liefde voor zon daars. Hij deelde gaarne aan ieder mede, hoe hij door Gods genade van de duisternis tot 't licht was overgebracht, en besloot dan telkens zijn verhaal met deze woorden: Nooit zal ik ver geten, mijn lieven God te danken, voor de za lige ontmoeting van dien waardigen grijsaard aan het zeestrand". Justinus werd niet alleen geacht en bemind, maar ook vermaard, doordat hij verschillende afgelegen plaatsen bezocht, om er den Zaligma ker van zondaren te verkondigen. De toen regeerende keizer van Rome, Antoninus, hoorde ook nu en dan van den moedigen Evangelipre- diker; en deze, nieuwsgierig om meer van hem te weten, noodigde hem tot een bezoek uit, waaraan Justinus gevolg gaf. De keizer was een heiden, en kon geene Christenen in zijn na bijheid dulden. Hij had ze gedurig doen ver volgen en mishandelen, en ze moesten daarom in woeste streken hunne verblijfplaats zoeken, wilden ze niet door de hand der vijanden wor den omgebracht. Justinus daarentegen werd o o zoodanig met kracht van boven aangegord, dat de wereldgeschiedenis voor de geloovigen uit. Iedere dag, ieder uur dat zij doorle ven, voert hun die plechtigheid nader. Nog een weinig strijds, en daar komt de dood zij zien om, leggen het hoofd ter ruste, zij vallen Jezus in de armen, en zij zijn thuis. Dan is de gemeenschap met Hem volkomen; dan is het hart volmaakt ge reinigd en doen alle snaren hun werking Zijn het hier slechts oogenblikken van zoete harmonie, en waar zonde, wereld en satan nog doorheen schreeuwen, daar Bo ven wordt het genieten nooit meer afge broken. Hoe gelukkig zijn dus dezulken, met wie Jezus hier bij aanvang avondmaal houdt. Wie Hem inlaat, die laat het leven in. De wereld heeft geen leven te geven. Zelve draagt zij de merkteekenen der vernieti ging op het gelaat. De satan heeft nog minder leven. Voor eeuwig is hij van de Bron des levens gescheiden. Zoo blijft dan het .hart ledig, dof en koud buiten Je zus, maar met en door Hem begint het te vlammen, en wat vlamt, dat vlamt he melwaarts. HET In den loop van dit jaar, zoo meldden onlangs verschillende bladen, kwamen er 1231 jongeman nen op om Kun »hoofdacte" te halen, en slechts 327 of ruim een vierde gedeelte ging met die acte naar huis. Het Schoolblad verwondert zich niet over dit mager resultaat, maar is veel meer daarover ver baasd, dat deze zelfde lieden, die zoo bitter wei nig toonden te weten, vooral wat betreft de Ne- derlandsche taal en letterkunde, eenmaal hun (hulp)-onderwijzersacte kregen. Sommige hunner moeten het wel zoo schrikkelijk slecht hebben hij onbevreesd de bazuin des evangelies deed weergalmen, ook daar, waar zich de anti-chris tenen bevonden. Dit ging goed tot dat de kei zer hem met schoone woorden tot zich lokte. Het bezoek zou echter niet zoo gevaarlijk zijn als Justinus' vrienden wel veronderstelden. De keizer verlangde van hem een duidelijke ver klaring van de leer der christenen, en met allen eenvoud, maar ook met allen ernst, voldeed hij aan dit verlangen, gelijk de Heere het hem zeiven had geleerd, 's Keizers aandacht werd meer ge trokken door de welsprekendheid en wijsheid van den prediker, dan wel door het eigenlijke der christelijke leer, zoodat hij Justinus verzocht bij hem aan het hof te blijven, om de adminis tratie op zich te nemen. Dit verzoek werd in gewilligd, onder deze voorwaarde echter, dat de christenen, zoover zich het gebied des kei zers uitstrekte, in alle opzicht vrijheid van gods dienst, en geene vervolgingen meer te duchten zouden hebben. Antoninus zag er wel tegen op, maar toch, daar hij in Justinus een schrander en goed ontwikkeld persoon erkende, die hem aan het hof onontbeerlijk was, gaf bij na eenig aarzelen toestemming, en verleende den chris tenen in zijn gebied godsdienst-vrijheid in den jare 149, en nu mocht de kerk van Christus een wijle rusten van het vuur der vervolging. Gedurende een tiental jaren bleef Justinus aan het hof des keizers en verrichte dagel jks met alle nauwgezetheid de op hem rustende taak. Inmiddels traden er in onderscheidene gemeenten des rijks mannen op, die de plaats van Justinus innamen, en gelijk hij, der gemeente het Woord verkondigden. afgemaakt, dat indien zij op billijke gronden vroeger bekwaam zijn geacht voor onderwijzer, de maat van hunnen achteruitgang totaal onverklaar- o o baar is. Men gelooft dan ook veeleer aan een vroeger misplaatste goedhartigheid", waardoor er velen in den onderwijzerskring zijn opgeno men, die er allen aanleg voor misten. Evenwel, ondanks al die teleurstelling bleef het aantal candidaten sedert 1881 nog maar al door rijzende en bedroeg achtereenvolgens 198, 509, 777, 901, 1205, 1214, en 1231.' Die ge stadige, en in de laatste drie jaren zelfs onrust wekkende toeneming moet zeker wel geweten worden aan de overgemakkelijke wijze, om voor de betrekking van onderwijzer opleiding" te krijgen. Normaal- en kweekscholen verrezen er, ter uitvoering van Kappeyne's schoolwet, in over tollige menigte, alsof zij geen geld kostten. En natuurlijk deden vele neutrale" onderwijzers, die door hun les geven aan de normaalscholen een goeden bijslag op hun tractement verwier ven, al hun best om ze in stand te houden. Meermalen hoorden wij dan ook, dat zij stad en land afliepen om, als er vrees ontstond, dat hun normaalschool teniet zou gaan wegens het gering getal kweekelingen, weer een paar ziel tjes er bij te krijgen. Dat er zoodoende weinig op natuurlijken aanleg voor het onderwijzers ambt werd gelet, behoeft geen betoog. Neen, menig jongoiensch zal gewis het slachtoffer ge worden zijn van die dresseerwoede, en zich zijn eerste studiën voor het onderwijs te laat heb ben beklaagd, als het hem, na verlating van de normaal of pompschool duidelijk werd, dat hij geen kracht of fact had om verder te werken en zich een dragelijk bestaan in de maatschappij te verschaffen. In het Oct.-nr. van de Stemmen voor Waar heid en Vrede" komt een opstel voor van den heer Ds. J. W. Berkelbach v. d. Sprenkel, waarin deze profeteert, dat als hem niet alles bedriegt, Keizer Antoninus werd oud en zwak, maar wilde zelfs in de dagen des ouderdoms niet van den gekruisten Christus hooren spreken, totdat hij eindelijk, op zijn sterfbed gelegen, Justinus tot zich deed komen om te hooren van Jezus den Nazarener, wiens aanhangers hij zoo dikwijls had vervolgd. Of' hij door de mededeelingen van Justinus nog tot het geloof in den Heiland is gekomen, wordt ons niet vermeld; alleenlijk dat zijn laatste uitroep was: Jezus, de Naza rener, amen". Ondanks het sterven van keizer Antoninus bleef Justinus toch zijn voormaligen arbeid ver richten; en dit niet alleen, maar ook ging hij weder gelijk vroeger den eenigen Zaligmaker verkondigen. Dit nam toe tot keizer Marcus Aurelius de teugels van het bewind in handen kreeg. Spoedig werd hij van zijn dienst ontsla gen en in de gevangenis gezet, totdat hij ver klaren zou, niet weder te zullen prediken over de redding van zondaars door Jezus Christus. Maar hij antwoorddeDaarop zult gij te vergeefs wachten, want dat alleen is de dankbaarheid, dien ik jegens mijn God betoonen kan, voor de redding van mijne onsterfelijke ziel." Van toen af behoefde hij niet lang alleen te zitten, want reeds enkele dagen daarna werd een zestal broe deren bij hem gebracht die als predikers onder de christenen hadden geftaan. Deze zeven vorm den nu als 't ware een kuddeke, dat de lof zangen des Allerhoogsten deed vernemen, al zaten ze achter slot; doch de Heere, tot wien zij, in ketenen geklonken, om kracht en ver troosting riepen, was hun nabij en goed. Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1887 | | pagina 1