f I- Christelijk Vrijdag 7 Octoberp887 2d® Jaargang N° 84. IN HOC SIGN O VINCE S D, VNS, W. BOEKHOVEN. recht, sch model er, Zonen. Abonnementsprijs per drie maanden 50 Cent, franco p. post. Afzonderlijke nummers 5 Cent. Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend. Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur. Alle stukken voor «le Redactie bestemd, Advertenties! en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever. „Zie ik sta aan de deur, en ik klop." Feuilleton. Een martelaar uit de tweede eeuw. Mleuwe Fonstitueering' olgende ;usschen voorstad tion, tegen jij Sneek. s eenige gestaan. EN. misch m n 4 ure. ter. >rra. 8,30 dagelijks itie met ten). ER. boot.) an UDAM n. ?lb. en NGEN. voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden, Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. uitgever SOMMELS» S.I K. OCTOBER. ZON MAAN op onder op onder 7 Vrijdag 6.13 5.24 8.19 11.18 8 Zaterdag 6.14 5.21 8.48 0.18 IJzendijke pa. vee. 9 Zondag 6.16 5.19 9.49 1.14 10 Maandag 6.17 5.17 5.17 L. K. Goes veemarkt. 11 Dinsdag 6.19 5.15 11.57 2.48 10 Woensd. 6.21 5.12 3.25 13 Donderd. 6.23 5.10 1.11 3.57 Openb. 3: 20. I. Wie zou er wel niet eens gaarne wat vernemen, dat rechtstreeks uit den hemel komt? Vooral na het zien wegsterven van geliefde betrekkingen, die de gegronde hoop achterlietendat zij aanlandden in de ha ven der eeuwige rust, rees zeker bij de overgeblevenen wel eens de gedachte op: och, dat zij nog eens, al ware het slechts voor een oogenblik, konden terug- keeren, om ons te verhalen hoe zij het thans hebben aan de overzijde van het graf. Gewis, dit alles is zeer verklaarbaar. Maar toch, zij die niet eerder geloof willen schenken aan de waarheden des Bijbels, dan na vooraf zulk een bijzondere open baring te hebben ontvangen, misleiden zich deerlijk. Want waarlijk, al kregen zij die, zij zouden toch niet gelooven. Al wat mid dellijk noodig is om een zondaar zaligma kend te doen gelooven, heeft God gege ven. Hij roept dagelijks door de gebeur tenissen om ons heen, door voorspoed en tegenspoed, door geboorte en rouwklacht, door treffende gebedsverhooring en gansch ongedachte wendingen, maar allermeest 2) door G. VAN DEN HAM. Nu richt hij zich op en vervolgt met trage schre den zijn weg; er schiet voor hem nu toch niets over dan geduldig zijn toekomstig lot te verbeiden. Nauwelijks is hij eenige schreden voortgegaan, of hij vermoedt heel in de verte iemand, die hem binnen eenige oogenblikken ontmoeten zal. De wandelaar komt al nader en nader, en weldra ziet Justinus dat het een bejaard, eenvoudig man is, wiens gelaat van inwendigen vrede en vreugde getuigt. Zijn oog viel bijzonder op dezen grijs aard, waarom hij met hem een gesprek aanknoopte. Zij spraken aanvankelijk over verschillende lands- en andere belangen, en het kwam hem voor, dat de oude man oneindig veel gelukkiger was dan hij Zou hjj nu nog langer zijn stille overpeinzing verzwijgen Het scheen hem toe, dat deze man hem goeden raad kon geven, en hij aarzelde daarom niet zijn inwendigen strijd voor hem bloot te leggen. Hij voegde er bij hoeveel vertrouwen hij in de heidensche wijzen dezer wereld had gesteld, maar hoe al zijn hoop in rook was op gegaan. »En nu" zeide hij ten slotte, »beu ik dwalende in 'trond, daar ik op geen plekje der aarde de waren vreden vindt". door Zijn Woord, dat Hij door Zijn Geest aan de heilige Bijbelschrijvers ingaf, en ook ten deele in briefvorm uit den hemel hun voorschreef. Immers, de brieven, die wij in Openb. 2 en 3 lezen, zijn van nie mand minder dan van Jezus zelf. En zeker is er in deze brieven geen aangrijpender woord dan de betuiging van den Koning der KerkZie ik sta aan de deur, en ik klopindien iemand mijne stem zal hooren en de deur opendoen, ik zal tot hem in komen, en ik zal met hem avondmaal hou den, en hij met mij." Deze woorden vertolken Gods nederbui- gende goedheid; Zijn dringenden eisch en Zijn heerlijke belofte. Had de Heiland even te voren Zichzelf nog voorgesteld onder het beeld van een koopman, die in geestelijke waren handelt, hier beveelt Hij zich aan als een vermoeide reiziger, die na lang rondzwerven eindelijk begeerig is naar een plaats om uit te rusten. Blijkbaar wordt er door Jezus bedoeld, dat Hij staat aan de deur van het hart. Dit wil allereerst zeggen, dat Hij nabij ons is, dat is nabij een ieder, die onder het Evan gelie leeft. Het menschelijk hart wordt meermalen in de Schrift voorgesteld als een woning met deuren. Zoo lezen wij ergens de bede behoed de deuren mijns harten", waarme de dan de lippen worden aangeduid, die naar buiten uitlaten wat er in het hart is. Elders weer worden de ooren als plaats van ingang tot het hart genoemd (Zie bv. Hand. 214). Er moet dus aan het hart een plaats van in- en uitgang zijn en dit ligt overdrachtelijk in het woord »deur" opgesloten. Wat bedoelt de Heere nu met dat klop pen aan de deur? Zou het niet dit zijn, dat Hij op alle vermogens der ziel werkt Goede vriend," sprak nu de oude man, »een onzichtbare macht heeft mij op dezen weg ge bracht, opdat ik n ontmoeten zou; de duister nis van het heidendom heeft u in hare boeïen gekluisterd, en gij mist het ware licht, om door de nevelen heen te blikken. Ook ik heb in den zelfden staat verkeerd, doch reeds op jeugdigen leeftijd zijn mijne oogen opengegaan, zoodat de goden mijns volks mij tot een gruwel werden, en ik den waren levenden God, die verre, verre boven alle goden regeert, leerde kennen en aan- loopen als een waterstroom; en deze God is mij nu zoo dierbaar, dat ik, zoo ik Hem ooit missen moest, oneindig veel liever mijn eigen leven zou geven, dan van Hem scheiden." Ach, zeg mij toch wie is die God, opdat ik tot Hem ga!" »Is het u waarlijk ernst met Hem?" »0 ja, ik heb sinds jaren gezocht, doch nim mer iets bevredigends gevonden". >Welnn, laat mij u zeggen hoe ik Hem ge vonden heb. Ik was, zooals ik zeide, uit hei densche ouders geboren, en had nimmer naar een hooger wezen gevraagd. Mijn ouders leidden mij op hij hun god, dien ze zeiven hadden ge maakt maar toen ik vroegtijdig ouderloos werd, werd ik een zwerveling, en kwam eindelijk, ver van hier, in een gewest, waar ik bij een man van zaken in dienst trad. Deze was echter geen heiden, en had geen goden zooals ik die ge woon was. Het geheele gezin erkende één God, waarvan ik echter niet de minste beeltenis kon waarnemen, en juist dit kwa:n mij geruimen en alle gelegenheden gebruikt om de ge negenheid des harten tot zich te trekken Ja, Hij klopt bij geloovigen en ongeloovi- gen, bij menschen van allerlei stand, en toestand, en leeftijd, en kunne. Bij onbe- keerden klopt Hij, om hun den vrede te doen smaken, die alleen door het bloed des kruises is, en alle boosheid in de ziel ten onder te brengen. Maar Hij klopt ook bij geloovigen, opdat zij waakzaam zouden zijn, gedurig het verbond met Hem zoeken te vernieuwen en daarin gelukzaligheid smaken. Jezus klopt met allerlei middelen, en met niet minder hevigheid dan in het oosten de gewoonte was om aan huisdeuren en herbergen te kloppen. Zoo Hij alleen bij de deur stond en Zich stil hield, er ware misschien nog eenige verontschuldiging, of althans iets tot verzachting in te bren gen. Maar thans niet. Vooral in ernstige levensomstandigheden klopt Hij met Zijn Woord. Als daar een liefhebbende echt genoot, of vader of moeder, of een dierbaar kind wordt verloren, dan klopt Jezus. Als de zee haar schuimende golven met groote onstuimigheid omhoog werpt en haar ver nielenden invloed toont, of als de bliksem schichten het zwerk doorklieven en huizen en vee aantast, dan klopt Jezus. Welk eene nederbuigende goedheid schuilt er in dat kloppen. Want de inwoning in 'smenschen hart brengt Hem geen voordeel deel aan. Zoo uitlokkelijk is die verblijf plaats niet. Alle boosheid schuilt er in. Wie zag wel niet eens een arme op de stoep van een rijke staan. Mogelijk werd uw hart ook wel eens bewogen over de hardvochtigheid, waarmede men dien ar men man liet wachten. Maar bewonder dan nu de onbegrijpelijke lankmoedigheid eens van Jezus, die maar blijft kloppen tijd zeer raadselachtig voor. Eindelijk vraagde men mij, of ik kennis aan hun godsdienst had, waarop ik ontkennend antwoordde. En toen ik verlangde te weten, welke deze wel was, werd mij gezegd: dat ze één levend God dienden, wiens troon in den hemel is gevestigd, maar wiens tegenwoordigheid alom is. En dezen God had het behaagd om, nog geen twee eeuwen geleden, zijn Zoon, zijn eeniggeborene, in de we reld te zenden, om die wereld, die in de zonde verloren lag, met Zijn Vader te verzoenen; ja, zelfs heeft die Zoon de zondeschuld der mensch- heid met Zijn eigen leven betaald, is daarna weder uit den dood opgestaan, en ten hemel opgevaren, om in eeuwigheid te heerschen over de menschenkinderen. En deze Zoon was Jezus Christus, de gezalfde des Vaders de Zaligmaker der wereld, wien ook alle macht is gegeven in hemel en op aarde. »Van tijd tot tijd kreeg ik toen eenige ver halen en geschriften over dien Zaligmaker, en daarbij het boek der profeten van den ouden dag, en ik las daarin zoo dikwijls, dat ik ten laatste uitriep: Indien er dan een levend God bestaat, waarlijk Hij moet het zijn, van wien hier ge schreven staat"! Nooit had ik van zulke wonder volle, en diep ingrijpende zaken gehoofd, als ik in deze geschriften las; maar daarbij bleef het nietik las en herlas zoo dikwijls als ik gelegenheid had, en mijn hart werd warm voor dien Christus, dien Godmensch, dien ik ten laat ste ook als mijn lieven Zaligmaker erkende en aannam; en zie lieve vriend, ik kreeg vreugde ondanks het weigeren van soms lange ja ren aaneen. Wij keeren het geval om. Hoe zou er geoordeeld moeten worden over een dood arm man, wien het bezoek werd aan ge- kondigd van een rijke, beladen met aller lei goederen, en die zulk een weldoener maar voortdurend liet wachten. En hoe doet men dan met Jezus? Bij stroomen vergaan de menschen in geestelijk gebrek, terwijl daar een rijke Heiland nabij hen staat, die niet ophoudt met vriendelijk noodigen en aanbieden. De natuurlijke mensch heeft een doof oor, en zijn hart blijft tegenover al Gods roepstemmen als van marmer. Hij denkt er niet aan om zijn hart te ontgrendelen, hij kan het niet, maar hij wil dat ook niet. (Wordt vervolgd.) van de ANTI-REVOLUTIONAIRE KAMER-CLUB. Ons hoofdorgaan van 30 Sept jl. deelde de goede tijding mededat de anti-revolutionaire leden der Tweede Kamer zich opnieuw saam ver bonden hebben op den grondslag van ons program. Prof. Baron de Geer van Jutfaas werd voor zitter van het moderamen, en Mr. T. Baron Mackay secretaris. Indien dus de andere min derheid-partijen zich niet constitueeren, en zich voor saamwerking aanmelden, dan ligt het zeker niet daaraan, dat zij het adres der antir. groep niet konden vinden. Maar tevens blijkt er uit deze hernieuwde constitueering, dat de Kamerleden zich in het minst niet gestoord hebben aan het geroep van de heeren Dr. Bronsveld, Ds. Buytendijk en van i Veen c.s., die met alle geweld de antir. Kamer club in twee deelen wilden splitsen, nl. in »Kuy- perianen" en niet-» Kuyperianen", of wat tegen woordig op hetzelfde neerkomt, in doleerendge- zinden en synodaal-gezinden. Door die rekening is thans een leelijke streep in mijn hart, en eiken dag werd ik onderwezen in de leer van dien Christus, en ik bevind mij nu tevreden en goed bij Hembij Hem, die mij uit de duisternis tot zijn wonderbaar licht heeft overgebracht. »En moet ik u nog zeggen langs welken weg gij tot den waren God moet gaan?" Justinus stond als verslagen; maar toch, met schitterende oogen, die de grootste blijdschap te kennen gaven, zag hij den ouden man in de met rimpels omkranste oogen. Ja waarlijk" riep hij op vreugdevollen toon, terwijl hij het geluk kige oudje omarmde, »die God is het dan ook, door wiens bestuur gij mij hier hebt ontmoet. O, ik ben reeds uw mede-dienstknecht van Hem, al ken ik llem nog slechts ten deele. De oude man tastte in zijn reiszak en haalde een boek, het Oude Testament, met eenige ge schriften (Evangeliën) daaruit te voorschijnen terwijl hij ze Justinus overhandigde, sprak hij op ernstigen toon: Gij hebt reeds van verre vernomen wie mijn God isziedaar de midde len om u verder in de kennis van Hem te on derrichten. Vóór gij daartoe overgaat, moet gij bidden, dat de deuren des lichts voor u mogen geopend worden, want dat licht kan van nie mand gezien worden, wien het niet van God en Zijn Gezalfden Zoon gegeven wordt. Onderzoek dit Woord, dat van Hem getuigt, met een ern stige bedoeling, en de groote God geve dan, dat gij op uwe knieën nederzinkt in het stof, en Hem bidt, dat Hij u genadig mag aannemen als zijn geliefd kind". Wordt Vervolgd.) i

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1887 | | pagina 5