Christelijk
W eekblad
Vrijdag 30 September 1887.
2de Jaargang N° 83.
IN HOC SIGN O VINCES
W. BOEKHOVEN.
Leveri
tr=^
cS
Abonnementsprijs per drie maanden 50 Cent, franco p. post.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend.
Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever.
WKEHKALEllDflB.
Van eenige dwalingen,
Goedereede. Zondagmorgen werd door on
zen naar De Meern, bij Utrecht, vertrekkenden
leeraar Ds. Kerper van de gemeente afscheid
genomen, waarbij tot tekst gekozen was Matth.
24 vers 35. »De hemel en de aarde zullen voor
bijgaan maar mijne woorden zullen geenszins
voorbij gaan".
Zuidland. Ook zijn voor de Ned. Ger. Kerk
alhier, de statuten der vereeniging »de kerke
lijke kas" door Z.M. den Koning goedgekeurd
en mitsdien de vereeniging als rechtspersoon er
kend.
Doopnaam en bet eekenis der
Vrije Universiteit.
CO
(f=3
CD
EX2
fT*
voor de Zuid-HoSlandsche en Zeeuwsche Eilanden
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
uitgever
S O M ld E L S IJl K.
SEPT.-OCT.
30 Vrijdag
1 Zaterdag
2 Zondag
3 Maandag
4 Dinsdag
5 Woensd.
6 Donderd,
ZON
MAAN
op
onder
op
onder
6.2
5.39
5.30
3.49
6.4
5.37
5.—
4.53
6.5
5.34
V.M.
4.7
6.7
5.32
6.30
7.2
6.8
5.30
6.52
8.6
6.10
5.27
7.17
9.11
6.12
5.25
7.45
10.15
Biervliet veemarkt.
Mdlbnrg pa., veem.
enz.
WAARTOOK MEN ZICII MOET WACHTEN.
Waarde Vriend
n. (siot.)
Zelfs al waart ge geheel vreemd geble
ven van al de verwoestingen der zonde,
meen dan toch niet, dat ge u zoudt kunnen
verlaten op wat de wereld noemt, uw on
schuld. Gij hebt wellicht de driften der
jeugd kunnen bewaken, goedgij hebt uwe
lippen niet bezoedeld met godslasterlijke
verwenschingen, gij kondt huiveren van de
buitensporigheden van dronkaards en van
de schandelijke vermaken der losbandigen
dat is alles goed en wel. Misschien hadt
gij ook nog den moed, de waarheid lief
te hebben en de zijpaden van bedrog te
vlieden. In al die dingen moogt ge u ver
standig gedragen hebben, maar in al die
dingen is er toch niets dat in staat is uwe
ziel te behouden, als de groote dag van
vergelding komtwant ook hadt ge uwe
--- - - - 'o.n en .mvrrle
De godsdienstoefening op aanstaanden Zondag
zal des voor- en des namiddags geleid worden
door den lieer J. G. Lodder, godsdienstonder
wijzer te Hellevoetsluis, daar onze predikant
Ds. de Klerk zijn ambtsbroeder Ds. Kerper te
de Meern, in dat ambt zal gaan bevestigen.
Onze predikant Ds. de Klerk heeft een be
roep ontvangen naar de Ned. Herv. gemeente
te Stellendam.
Met ingang van 1 Oct. a. s. is de kustseinpost
op den vuurtoren alhier, geopend voor het ver
keer met schepen in zee. Deze telegrammen
worden tusschen het schip en den wal over
gebracht door middel der seinteekens van het
algemeen seinboek.
De synodale kerkeraad c.s. zit in deze gemeente
nog in 't geheel niet stil. Onlangs heeft zij een
schrijven gericht tot de Notabelen dezer gemeente,
om nieuwe kerkvoogden te benoemen Doch daar
deze] geen notitie van hun schrijven namen, heeft
de zich noemende kerkeraad der Ned. Herv.
Kerk zich den macht toegeëigend, de wettige
Notabelen te ontzetten en door de nog trouw
geblevenen" aan hare Majesteit de Synode''
nieuwe Notabelen te laten kiezen. Als zooda
nig werden gekozen de heeren: 0. M. Loeff,
D. Mooldijk, F. Blaak, M. J. de Jongh, L. v.
d. Meer Sz. en PLammerse Jr. Deze laatsten
God, dan gij vermoedelijk uzelven zoudt
voorstellen. Meen daarom niet, dat gij u-
zelf voor de zonde kunt bewaren.
Gij kunt er niet genoeg aan herinnerd
worden, dat één enkele zonde genoeg is
om voor eeuwig een ziel te doen verloren
gaan. Was één enkele zonde niet genoeg
om de engelen, die hunne gehoorzaamheid
niet hebben bewaard, uit den hemel te
drijven. Was één enkele zonde, die men
dan nog wel een kleine zonde durft noe
men, niet genoeg om Adpam te verdrijven
uit het aardsche paradijs? Gij kunt het
heil uwer ziel niet op de deugdelijkheid
van uw karakter of op uw onberispelijk
gedrag bouwen. Dat laatste is wel schoon,
maar het maakt u geen christen. Men kan
in menschenoogen onberispelijk zijn, en
toch vreemd wezen aan de ware godsvrucht
Verscheidene beweegredenen kunnen een
mensch aansporen om goed van gedrag te
zijn, zonder dat hij voor God zijn hart^buigt.
Die jongeling, van wien wij gesproken
hebben, kon, met betrekking tot zijn uit
wendig gedragzeggenal die dingen
heb ik van mijn jeugd af onderhouden,
terwijl toch alles in zijne zonde teloor
ging. Door dit voorbeeld ziet ge, dat men
een uitmuntend gedrag kan hebben, en
ook veel eerbied voor godsvrucht, terwijl
men zelfs de ware godsvrucht niet heeft,
en ook de eeuwige heerlijkheid mist. Wat
hebt gij boven dat alles En zoo ge niets
meer hebt, waarop kunt gij hopen? De
deugd, wat men deugd noemt, is geen ti-
£<*1 voor den hemel, en ook op den weg
bjar de hel is ze te vinden.
^•'bovendien, brengen al die hoedanighe-
viu'icé lie u beminnenswaardig maken, waar-
d»!f bedeeld zijt, hier u niet verder
voojruit.
venpekelQt
zelfs jongelieden, die het meest
"n aan de ware* godsvrucht, be-
17 Sept was f hoedanigheden. Ofschoon
voorbereidende klas. en om de eeuwigheid zich
"^t^eren, zijn zij toch hun ou-
't Gymnasium.
Er was dan ook
inrichting het oudeEn toen hij bij al de bekende
Universiteit' ™j"ivereld oia de waarheid had aan-
derwerp had Elfde hij tl'OOsteloOS en met een be
de aanwezigen oec[ weder terug. Niemand had hem
Uit alle ooA. -j
hen merkte ede kunnen geven die zijn rustelooze
heer van verzadigen.
hij tot de toovenaars en waarzeggers
tor v, opdat hij uit de beschrijving van zijn
vJr leven bespeuren mag, of hij nog eens
maar waren vrede vinden zal? Och wat zal het
steNs% ook dezen heeft hij in zijn vaderland ge
goed deegd, doch hunne voorspellingen hebben
,.Nanog meer bekommering aangebracht.
aium-at nu ie doen: een einde aan zijn leven
n? Neen, hij heeft al eens in een be-
20 ,fde samenkomst kooren spreken van eene
dent°igheid, die na dit leven aanvangt. Zou er
piaatdemand zijn die hem daaromtrent wat op-
den. .ring ]jan verstrekken Ach neenzij die
gébot voor wijzen uitgeven, weten daarvan niet
te spreken; hij heeft het ervaren en nu
het pardt hij de reis naar de ouderlijke woning
logic. En toen hij weder de moeder-aarde be
:hJ, en peinzend langs het strand van 't Ga-
geen che meer wandelde, werd hij als door iemand
uitst^iistaan genoopt; hij kon geen stap ver-
7j00' jgaan en zag droevig om zich heen. Nu
zaak hij er aan herinnefd, hoe hij eenmaal met
nog
dureii
tracl
een
ders en vrienden teeder en oprecht gene
gen hunne opgeruimdheid en vroolijkheid,
hunne vaardigheid in het verrichten van
hun werk, trekken allér harten tot hen;
en de talenten die zij wisten te ver
krijgen, verhoogen nog al het aantrekkelij
ke van hun karakter. Het schijnt wel, dat
hun slechts ééne zaak ontbreekt, nl. het
ééne noodige; maar wijl zij dat missen,
ontbreekt hun ook alles voor het toeko
mende leven. Wat zij noodig hebben is
het reukwerk van die ootmoedige gods
vrucht, de schat des geloovigen, die koste
lijk is voor den Heere. Het voorrecht van
die godsvrucht alleen blijft ook aan gene
zijde van het graf; alle andere voorrech
ten kunnen niet lang duren. Zonder die
godsvrucht zullen al die aantrekkelijkhe
den welke gij bezit, weldra verdwijnen; zij
vergaan, en er blijft niets van over. De
welsprekende mond zal eenmaal zwijgen,
wat schoon en leelijk was, komt in de groe
ve bij elkaar, daar zal geen onderscheid
meer zijn tusschen hen die ons door de
beminnelijkheid van hun karakter en inne
mende manieren bekoorden, en degenen,
van wien wij ons afkeerden om hunne on
behoorlijke vormen en hun overmoedig
gedrag. Op de snelle vaart naar de eeu
wigheid moge de jonkheid kunnen schit
teren en behagen door vele en velerlei
bekoorlijkheden, bet ééne noodige heeft
eene ziel noodig om ten hemel in te gaan.
Iudien gij dus. mijn vriend, een recht
denkbeeld wilt hebben van uw geestelijken
toestand, houdt dan geen rekening met
uitwendige plichten, die gij hebt vervuld;
godsdienstige handelingen, die gij in acht
genomen hebt; voorrechten die ge moogt
bezitten; maar vraag uzelf inderdaad af,
of gij kennis draagt van de verborgenheid
uws hartenof gij u tot God gewend hebt
om Zijne barmhartigheid af te smeeken.
hebt; vraag uzelf af, of gij gelooft, dat
Jezus Christus u van God tot een Redder
geschonken isen of gij in waarheid in Hem
een groot gezelschap ran verschillende landge-
nooten langs hetzelfde meer naar Damascus
was getrokken, en hoe enkelen zijner toclit-
genooten met ontblootte hoofden en een aan
gedaan gelaat, deze plaats waren voorbij ge
gaan, en daarbij onder elkander hadden gespro
ken van zekeren Jezus, wiens dierbare voeten
ruim een eeuw geleden zich op deze plaats
bewogenvan de kabbelende golfjes op het
meer, welke toen tegen het scheepken speel
den dat hem naar de andere zijde overvoer, en
waaruit hij zoo menige hongerende ziele heeft
gevoed. Ja, het was hem, als hoorde hij het
hen nog heden zeggen. Hij vleide zich op de
helling van een heuvel neder in het gras, en
overzag met een bezwaard gemoed de dansen
de watervlakte. De golfjes schuimden lustig
door elkander, en hij gevoelde hun geluk tegen
over zijne ellende; liun geluid drong door in
zijne ooren, en het was hem als riepen zij hem
toe: »o jongeling, wat uwe ziele behoeft, kunt
gij vinden bij dien Jezus, die eenmaal in ons
midden dobberdeO, de gedachte aan dien
persoon deden hem zoo streelend goed; toen
hij vroeger dezen weg betradt, hadt hij nog
al zijn vertrouwen in de goden van zijn volk
gesteld, maar reeds zoover waren hem nu de
oogen geopend, dat het bij hem vaststond, dat
alleen hoop op vergeving en hoop op heil
hebtvraagt u zelf af, of ge begeerig zijt
naar den Geest des Heeren en Hem zoekt,
om door Hem bestuurd en geheiligd te wor
den; en als dan op al die vragen uw
geweten u dwingt ontkennend te antwoor
den beken dan voor uzelfdat gij de
ware godsvrucht nog niet hebt, en nog
nooit gehad hebt. *G.K.
IX.
Zal de wetenschap vrucht dragen voor het
leven, dan moet ze rekening houden met zede
lijke beginselen, met het geheim van 'smenscben
aanleg en met zijn diepen val. Zoo gauw men
wetenschap gaat najagen, bespeurt men, hoe wei
nig de mensch nog van alles weet. Op zoo menig
gebied is er hoogstens schemerlicht. Men ziet in
zekere verschijnselen een vaste orde, een prach
tig geheel, maar dringt men er dieper in door,
dan stuit men in de lijn van het denken toch
op knoopen, waar men niet voorbij kan. Dit
geldt voor eiken geleerde, doch hoe meer men
zich verstout de openbaringen Gods ter zijde te
stellen, des te dikker en talrijker worden de
knoopen. De ongeloovige wetenschap miskent den
oorsprong aller dingen, zooals die ons op het
heilig blad geteekend staat, en wie in de we
tenschap niet goed begint, speelt een gevaarlijke
rol en moet wel falen. Nooit is zij dus op on-
geloovig gebied te vertrouwen, en eerst als ze
haar bestek in kaart brengt naar de leer van
Christus, naar de regelen der eeuwige waarheid,
draagt ze haar naam met eere.
Het groote verschil tusschen wetenschap met
en wetenschap zonder zuiver geloof kan onze
aandacht ook niet ontgaan, indien we letten op
enkele afzonderlijke stukken van het geheel. Men
neme bv. de natuurkunde. Op christelijken grond
slag is zij niet blind voor eigen gebreken, eer
biedigt hare grenzen en bepaalt zich bij de keuze
van haar stof tot het zinnelijk waarneembare,
terwijl zij het bovennatuurlijke onaangetast laat,
en als zij in strijd dreigt te komen met de uit
spraken der bijbelheiligen, zich bescheiden terug
trekt en hare onvolkomenheid erkent. Onder de
leiding echter van ongeloovige beoefenaren wordt
geen hout of steen iets vermocht, maar die er
een hooger Opperwezen moest bestaan die over
't heelal regeerde, al was het dan voor hem
ook nog geheel verborgen. Elk grassprietje
om hem heen getuigde van iets hoogers, iets
bovennatuurlijks, ja elk wormpje dat zich daar
doorheen bewoog, bevestigde als 't ware het
bestaan van zijn Schepper. En hij? Ach, hij
wist den waren weg niet tot dien hem onbe
kenden God, waarvan het volk, in wiens mid
den hij woonde, verstoken was; maar wie zal
hem dien wijzen Zal hij 't wagen er met zijn
vader over te spreken als hij de reis voleindigd
heeft? Toen hij vroeger van Damascus was
teruggekeerd, had hij eens verteld hoe som
migen zijner reisgenooten hadden gesproken van
Jezus, den waren Zaligmaker, en toen had hij
op zijn naakten rug een menigte stokslagen
gekregenenkel omdat hij den naam van dien
valschen Profeet had gebezigd, en had zijn va
der gezegd, dat hij door zijn god verdoemd
zoude worden, iudien hij daarover weder durfde
spreken. Nu ja, vrij mocht hem dien steenen
god verdoemen, daarover dacht hij al zeer wei
nig; en zijn vader van zijn inwendige wor
steling maar niets te kennen te geven, achtte
hij nog het bestedaardoor werd opgewonden
heid en twist bespaard. Wordt vervolgd