Jhr. Mr. A. F. de Savörnin Lohman Jlir. Mr. A. F. de Savörnin Lohman v. la.g geopend voor Zijn aldoorvorschend oog. Hoe eigenaardig, Zachéüs zat op een wil den vijgeboom, dus een boom die nooit goede vruchten had gedragen. Maar Jezus zelf zal er een goeden oogst afhalen voor het rijk der genade. (Wordt vervolgd.) B»oi»iiaain en beteekenis der Vrije Universiteit. Maar, zal misschien iemand zeggen, dat is nu alles goed en wel; dat Jezus Christus ook in de wetenschap moet geëerd wordenbeamen wij volkomen, maar moet nu juist daarom de Vrije Universiteit zoo diep post vatten in onze con sciëntie? Wordt dan buiten lien op geene en kele hoogeschool in ons vaderland gerekend met de eischen van Jezus in de wetenschap Ten volle niet, mijn lezer. Daar scheelt zeer veel aan. Toch kan men niet dan »ten volle" voor Jezus volstaan. Hij wil het geheele hart, ook der wetenschap. Het onbesliste, het half slachtige kent Hij van verre en zegent Hij niet. En dan ontgingen U toch zeker niet alle sinds jaren aangeheven klachten over het treurige feit, dat aan de rijks- en stadshoogescholen het on geloof voortwoekert op eene angstwekkende wijze en dat een geloovig professor in de rechten, of in de geneeskunde of in de letteren, voeg er veilig bij in de natuurkunde, eene hooge uit zondering is. Toch moeten al die afdeelingen der wetenschap, zal het wel zijn, rusten op het fondament des waarachtigen geloofs. Ik zegdes waaraclitigen geloofs". Omdat er geen enkel pro fessor is zonder eenig geloof. Geen enkele hoogge leerde, ook al is hij een godloochenaar, komt ooit zoover, dat hij kan zeggen»zie zoo, nu behoef ik niets meer te meenen, of te veronder stellen, of te gissen, of op gezag aan te nemen nu staat me alles klaar voor den geestnu heb ik alles met mijn denken gevonden en alle ge loof is voor mij voortaan overbodig. Doch aan gezien nu het geloof van zulke ongeloovige ge leerden niet van den echten stempel is, daarom is het hun ook »geen vaste grond der dingen, die men hoopt en een bewijs der zaken, die men niet ziet" (Hebr. 11:1). De ongeloovige wetenschap is daarom zeer onvast en wispeltu rig zij rust op zandgronden. Geen wonder dan ook, dat op haar gebied stelsel na stelsel is om getuimeld en stukgebrokkeld. Er loopt slechts ééne rechte lijn door geheel de wereldgeschie denis, dat is de gulden lijn der eeuwige waar heid, die van God in deze schepping is uitge gaan, een tijd lang voor velen onzichtbaar is geworden en onder het stof der zonde bedolven ligt, maar die aan het einde der dagen in hel derder glans zal blinken dan ooit te voren. Wie die lijn niet ziet, kan niet echt wetenschappe lijk zijn, maar moet dwalen. Wie haar volgt en bij het licht des H. Geestes in het oog blijft houden, die heeft een veilige richting voor zijn denken gevonden en kan er op rekenen, dat de resultaten van dat denken bestand zijn tegen de proeven der praktijk. Wij komen nu tot het derde deel van den doopnaam der Y. U. Zij heet te rusten op ge reformeerden grondslag. Ook daarvan is het goed, dat wij den rechten zin verstaan. Gere formeerd beduidt hier niets anders dan zuiver christelijk. Dit is bij de opening der school met nadruk gezegd. Men heeft dat woord alleen bo ven hare poorten geschreven om er al wat half slachtig is mede te waarschuwen. Het is treu rig om te zeggen, doch het is eenmaal een feit, dat het woord christelijk" naar het hedendaag- sche spraakgebruik dikwijls weinig begrenst. Daarom oordeelde men het noodig, dat de ge legde grondslag zou aangewezen worden door een meer karakteristiek woord, hetwelk niet al leen de verklaarde en openbare vijanden van de waarheid buitensloot, maar dat tevens geschikt was om voor het oog der Christus-belijders den gang der studie af te bakenen. En overmits nu de Koning der Kerk Zijne gemeente te allen tijde door Zijn Geest heeft geleid, overmits ons christenvolk onder die leiding gereformeerde trek ken in het gelaat heeft gekregen en nu verre weg de meeste christenen in ons land en ook de oprichters der V.U. gelooven, dat de H. Geest het licht der waarheid op het helderst heeft doen schijnen in en over het spoor, hetwelk in den tijd der hervorming door Calvijn getrokken werd, terwijl zij het thans met niets minder dan dat zelfde heldere licht denken te kunnen doen, ge voelde men al spoedig, dat gereformeerd" het voor de hand liggende en juist passende woord was. De V.U. bedoelt dus volstrekt geene matte herhaling van het oude, in vroegere eeuwen ge passeerde, en wil evenmin een nieuwen gods dienst invoeren, gelijk overdrevenden onware voorstellingen dikwijls zouden doen gelooven, doch zij wenscht alleen de eeuwig onverander lijke waarheden even als in den tijd der Refor matie van het slijk der altijd nieuw opkomende dwalingen te zuiveren. Wie nu goed gerefor meerd is, gaat niet uit van de gedachte, dat hij nu reeds volmaakt de waarheid kent en geniet dit zoude in strijd zijn zoowel met de H. Schrift als met zijne belijdenisdoch hij begeert alleen onder dezelfde goddelijke leiding, die de gere formeerde vaderen Calvijn, a Lasco, Lodesteijn en zoovele andere genoten, zijne belijdenis ver der te laten reformeeren; hij wil zich dus bij het gezuiverde aansluiten, om voorts nog altijd naar meerdere reiniging te streven. (Wordt vervolgd Hij de geopeaade steaiMs. Op 17 dezer zijn beide Kamers der Staten-Ge- neraal, na het houden eener redevoering dooi den Minister van Biunenl. Zaken, namens den Ko ning ontbonden, en reeds Donderdag 1 Septem ber heeft de verkiezing voor de Tweede Kamer plaats. Het is dus een korte tijd van beraad, die ons rest. Als dit nummer onze lezers bereikt, is de stemdag geen week meer van ons verwijderd. En nu vragen wij met al den ernst, waartoe de liefde tot het Vaderland en de nood der om standigheden om ons heen ons dringen kunnen: is men overal gereedBeseffen de leiders overal plaatselijk hun plicht? Zal men, al is de termijn van voorbereiding meer dan de helft korter, nogtans alles doen wat mogelijk is om aan onze afgetreden Kamerleden hun plaats te hergeven? Met het stellen van candidaten is er ditmaal weinig moeite, dewijl de afgetredenen de aange wezen personen voor de nieuwe kamer zijn. Maar dat neemt volstrekt niet weg, dat er hard moet gewerkt worden door allen, die in deze een redelijken invloed op hun medeburgers kun nen uitoefenen. Want somtijds hangt een benoe ming aan slechts enkele stemmen. En daarbij moeten we nimmer vergeten, dat een verkiezing voor de Tweede Kamea niet slechts dient om er onze eigen candidaten te brengen, maar ook om de uitgebreidheid onzer krachten te meten. Bij de stembus wordt getuigenis afgelegd, hetzij voor of tegen het liberalisme. Met vele woorden dat liberalisme in zijn el lende en inwendige krachteloosheid te schétsen, mag wel overbodig geacht worden. De ervaring is in deze een heldere predikster. Dag aan dag worden de bewijzen vermenig vuldigd, dat de liberalisten onder allerlei schoon klinkende leuzen en prachtige uithangborden ons volk zoeken af te voeren van de vastigheden, die wij in vorige eeuwen bezaten, toen ons volk van al die liberalistische wijsheid nog niets wist. Doch toen werd God ook in eere gehouden, toen werd er sterkte gezocht in het verbond met den Potentaat der potentaten, toen was het noemen van 'sHeeren naam geen ij dele vorm, maar hield het de wezenlijke belijdenis in dat de koningen alleen door God regeeren en dat eveneens het leven der natiën rust in Zijne hand. En wat is het thans, onder liberalistisch ré gime? Nn heeft de gratie God's niet eenmaal een vaste plaats meer in o»ze wetgeving. En het volk, voor zoover het in de a»neutrale", gods- dienstlooze school werd opgevoed is vervreemd van de oudhollandsche zeden, en waar het eens deels heil zoekt in socialistisch oproer en bloot materialistische uitspattingrn, dreef het voor een ander deel af met allerlei wind van leer en hechtte het zich aan idéën en stelsels die allen buiten Gods heilig Woord omgaan. En dan verbeelden zich de liberalisten waar lijk nog, dat zij noodig zijn om het land -te regeeren, dat ons volk niet buiten hen kan, en dat zij recht hebben op een meerderheid in de Tweede Kamer. 0 ja, met een partijdige indeeling der kies districten, geknipt uitsluitend in het voordeel der liberalisten, dan willen wij wel gelooven, dat zij tal 'van jaren het grootste aantal leden op het Binnenhof brachten. Maar anders, over geheel het land op het aan tal kiezers geletdan was de meerderheid al lang aan onze zijde. En als de reformbill of nieuwe kiesrechtre geling er straks in de nieuwe Kamer doorgaat, en wij dientengevolge niet zeer spoedig de meeste zetels tot onze beschikking krijgen, dan zal het wel alleen zijn omdat bij het nieuwe stelsel van enkele districten de groote steden nog ongedeeld blijven, hetgeen aan de liberalisten een aan winst van zeventien leden kan bezorgen, aange zien het ongeloof juist meest in de groote steden zijn netten spant. Op de keper bezien is het liberalisme dus lang niet zoo sterk als velen wel vreezen. En dwaas en onverantwoordelijk zouden wij handelen, als wij, door moedeloosheid bevangen, straks stil thuis bleven en ons kiesrecht ongebruikt lieten. De liberale partij mist, dit weet men, be kwame voorgangers, echte staatslieden, die we ten wat zij willen en daarom een program dur ven uitwerken. Zij zijn alleen vereenigd door hun haat tegen den godsdienst, en ze houden zich alleen een tijdlang staande door den invloed van hunne moderne secteschool. Hoewel de liberalistische partij thans de meer derheid heeft in beide Kamers, was zij nochtans niet in staat een bekwaam eersten minister uit haar midden aan te wijzen, en schoot haar niets anders over dan zich naar Heemskerk's wil te schikken. Ja, in alles te schikken, zooals wel te mer ken was bij de z.g. Grondwetsherziening. Herinner u slechts de geschiedenis der hoogst aangeslagenen." Een oogenblik scheen het alsof de liberalen hun wil tegenover Heemskerk zou den doorzetten, maar zoodra deze hen ernstig dreigde, kozen zij weer eieren voor hun geld en waren ze zoo zoet als kleine kinderen, en ofschoon ze eerst gezegd hadden, dat zij de hoogstaangeslagenen" niet meer in de Eer ste Kamer begeerden, namen zij ze later toch weer aan. En waarom dit anders, dan omdat zij met hun eigen figuur in de Kamer verlegen zijn. Daar,, hebben zij tijdelijk de meerderheid, en zie verreweg het grootste deel der natie protesteert op allerlei wijzen en allerlei vormen tegen hun onvruchtbaar beleid. Daarom zijn zij ook zoo bang voor het volk, dat thans nog achter de kiezers staat, maar dat straks bij aanneming van den Reformbill gedeel telijk in de kiezersrij plaats zal krijgen. Dan zijn weilicht hun dagen geteld, en zal er weer evenwicht kunnen komen tusschen den geest des volks en den voorheerschenden geest in het Parlement. Maar laat ons dan ook niet vertragen, en al onze krachten inspannen om reeds aan onze mannen de zegepraal te verzekeren. Gaat de Reformbill er door, dan krijgen wij op verkiezingsgebied meer rust. Eens in de vier jaren zal er dan een nieuwe Kamer gekozen worden, en zal er dan tevens gelegenheid zijn om op een betere Grondwetsherziening aan te werken. Daarom, nog eens, laat ons niet verslappen. Dat niemand zich in de war late helpen door dikke woorden en goedkoope strooibiljetten. Doch vrage men veeleer voorlichting aan zul- ken, van wie men weet, dat zij God vreezen om 's lieer en wil het ook wel meenen met ons Va derland. En voorts zij er een werken van man op man. Ieder die maar eenigszins tijd heeft, bezoeke op den dag der stemming na eerst God gebe den te hebben, van Wien alleen de zegen af hangt zijn geburen en kennissen, en wekke hen op om meê hun kiezersplicht te volbrengen. Mlezers» in liet district Kierik/iee. Denkt aan Donderdag 1 SeptemberDoor heel het land stemming voor leden van de Twee de Iiaaner der Staten-Gencraal. Gelijk u blijken zal uit eene advertentie in dit blad, hebben de Antirevolutionaire Kiesver- eenigingen te Middelharnis, Zierikzee en Bruinisse voor ons district tot candidaat gesteld den door heel ons land bekenden Christen-Staatsman te Amsterdam. Tot aanbeveling van dezen talentvollen en onvermoeiden strijder voor recht en gerechtig heid behoeven wij u niets te zeggen. De belij ders des Heeren door heel ons land hebben den lieer Lohonau lief. Hij heeft eene plaats in het hart van ons christenvolk. Ook m ons district is de heer Lobman geen onbekende. Reeds een en andermaal was hij ook hier de candidaat van allen, die het verstaan, dat ge rechtigheid een volk verhoogt Laat u in den strijd niet ontmoedigen. Komt op Donderdag 1 September trouw ter stembus. Ieder wekke in zijne omgeving de lauwe of slapende vrienden en kennissen opDe een passé op den anderHet liberalisme wil meester blij ven in den Haag, meester van allerlei postjes en eereambten, meester van de toekomst van Land en Volk. Wat ellende het liberalisme al gebracht heeft, kan niemand uwer onbekend zijn. Wij moeten komen tot een anderen en beteren toestand. Zóó als het nu is, kan het niet langer! Wie het dus wel meent met de toekomst van Land en volk, spreke dit ook bij de stembus duidelijk uit. Die getuige, waar liij tot getuigen geroepen wordt. Met aandrang en volle vrij moedigheid gekken wij u op Donderdag 1 September uwe stem uit te brengen op den Christen-Staatsman te Amsterdam. I&epMtateiiverg'aderiii§'. Hedenmorgen kwam te Utrecht de deputaten- vergadering der antirevolutionaire partij, die zeer talrijk bezocht was, saam. Na een openingsrede van den voorzitter, waarin hij de geestelijke roe ping der antirevolutionairen uiteenzette, ging de vergadering over tot het behandelen van de door het Centraal-Comité voorgestelde wijzigingen in de statuten: 1. dat het centraal-comité voortaan uit 15 in plaats van uit 13 leden zal bestaan, en dat slechts 6 van dezen tegelijk leden van de Staten-Ge- neraal mogen zijn; 2. dat de club der Kamer zal worden uitge- noodigd voortaan 3 leden aan te wijzen, om met 3 leden van het centraal-comité de politieke aangelegenheden te regelen; welke wijzigingen met algemeene stemmen werden aangenomen. Daarna ging men over tot de benoemiug van 4 leden in het Centraal- Comité, waarvoor wierden herkozen de heeren Fabius, de Geer, Heyblom en de Savorn. Lohman. Na de pauze ging men over tot de bespre king van de houding, die de antirevolutionaire partij zou hebben aan te nemen ten opzichte van de tweede lezing der Grondwetsherziening. Dienaangaande wierd door het Centraal Comité op den voorgrond gesteld het diep gevoel van gekrenktheid, dat leefde bij alle antirevolutio nairen over de moedwillige bestendiging van het grievende onrecht, hun door de Eerste Kamer in zake art. 194 aangedaan, en over den schier brutalen zet der liberalisten, om in strijd met het aangenomen stelsel van enkelvoudige dis tricten en in weerwil van het gegeven uitzicht, toch de groote steden niet te splitsen. Desniet temin oordeelde het Centraal Comité dat dit voor de antirevolutionaire partij geen aanleiding mocht zijn, om wat goed en nuttig voor land en volk was, uit partij geraaktheid af te keuren. Het non possumus was, zoo oordeelde het Centraal Comi té, van zelf vervallen, vooreerst doordien thans de revisie der Grondwet elke vier jaren aan de orde zou kunnen komen, en ten anderen, doordien het thans aangebodene volstrekt niet de revisie der Grondwet was, maar slechts een voorloopster van de thans uitgestelde, meer ingrijpende revisie, die hoe eer hoe beter moet komen. Als middel om tot die betere en meer gelijke revisie te ge raken, stelt het Centraal Comité daarom voor, de aangeboden reformbill aan te nemen en voorts uit te spreken, dat onze beginselen niet verbo den, om ook de wijziging, rakende de troonop volgingde administratieve rechtspraak en de de fensie te helpen tot stand brengen, terwijl het oordeel over de min beduidende wijzigingen aan de prudentie der te kiezen leden moest worden overgelaten. Reeds nu is merkbaar, dat van het samenzijn te Utrecht weer bezielende kracht uitging. Zulk een Deputatenvergadering van ons anti- re valutionairen, is dan ook zoo heel iets anders dan een samenkomst van de Liberale Unie. Op de Unie komen burgers, maar op onze De putatenvergadering komen broeders saam. En zelfs als mannen, die nog kortelings in de pers scherp en schrap tegenover elkander ston den, op zulk een Deputatenvergadering elkaar ontmoeten, dan is er toch niets stijfs of gedwon gens, maar verraadt zich veeleer over en weer een duidelijk merkbare voldaanheid over de ont moeting. Prof. Boneval Faure schreef onlangs dat het: »Zie, hoe lief ze elkaar hebben", zoo geheel ontbreekt; en zeker, er is een schreiend tekort aan teederheid en warmte. Maar toch als Prof. Boneval Faure het on gedwongen, vrije, hartelijke, ja, inuige samenzijn op zulk een dag kon zien, hij zou zijne woor den intrekken. Niet dat wij beter zijn, dan hij dacht. Denkelijk beoordeelt hij ons nog te gunstig. Maar er is er Eén die ons saam verbindt, ook waar Judas en Pilatus en Herodes ons uit el kaar wilden werpen, en die Eéne toonde de heerlijkheid van Zijn macht ook nu. (Stand.) Be volkeren der aarde. Heeft 1887 ons Gode zij dank den krijg niet gebracht dien sommigen tegen liet Voorjaar vreesden te zien uitbreken, evenmin kwam er een einde aan dat vermoeiende vraagstuk, 'twelk heet het Bulgaarsche. Met hetgeen daar in de laatste jaren geschied is, waren boekdeelen te vullenen de vrees heeft grond, dat we nog niet aan het laatste zijn. De Bulgaren hebben gemeend aan den hui- digen, onhoudbaren toestand een eind te moeten maken door zelf een vorst uit te roepen waar toe zij recht hebben. Dat echter die vorst, de prins van Coburg, na de verkiezing ook de re geering heeft aanvaard, naar Bulgarije is gegaan, en is gehuldigd zonder de goedkeuring der Porte of der mogendheden af te wachten, dat is in openlijken strijd met het Berlijnsch verdrag. Reeds begint men de gevolgen van zulk een daad te ervaren, met hoeveel geestdrift en gejuich de nieuwe vorst ook door zijn volk is ontvangen. In de proclamatie, waarmede prins Frederik de regeering aanvaardde, wordt gesproken van het vrij en onafhankelijk Bulgarije". Zijn hul debetuigingen aan de Porte bewijzen echter dat dit niet in volstrekten zin is op te vatten, en de Bulgaren den sultan als opperheer blijven erkennen. Deze heeft zich met een schrijven tot de mogendheden gewend om hun gevoelen te vernemen. Daarop is door alle geantwoord dat de daad des prinsen onwettig is, doch de ge voelens verschillen omtrent het al of niet erkennen van 't gebeurde. Dit staat echter vast, dat drie der meest belanghebbenden, Rusland, Duitsch- land en Oostenrijk, in geen geval in 't gebeurde berusten, 'twelk zij een »waagstuk" achten en als in strijd met het Berlijnsche verdrag niet erkennen. Rusland, al treedt het niet hande lend op, is natuurlijk over het gebeurde ten zeerste ontstemd. Duitschland heeft reeds zijn consul teruggeroepen, en Oostenrijk sluit zich bij Duitsch land aan. In Frankrijk is men 'tmet Rusland eens. Alleen in Engeland begint zich eenige symphathie met prins Ferdinand te openbaren. Zijn steun en kracht zal deze laatste in alle geval vooreerst in Bulgarije zelf hebben te zoeken, en dit juist maakt het leven niet gemakkelij ker, want hoe wakker een volk de Bulgaren zich ook betoond hebben, partijschappen verdeelen hen. De geestelijkheid schijnt met den prins die roomsch isen niet orthodox-Grieksch niet ingenomen. De exarch der kerk heeft hem zelfs een indringer genoemd. Bovendien weet men hoe er allerlei partijschappen bestaan. Voorwaar een troon moet wel begeerlijk zijn, als men haar ondanks dit alles verlangen kan Behalve in het oosten, heerscht op het wereld- tooneel betrekkelijk stilte. In Engeland is eindelijk de nieuwe dwangwet voor Ierland tot stand gekomen. Tevens heeft de regeering besloten handelend tegen het Land- verbond op te treden en dit voor een ongeoor loofde vereeniging te verklaren. Natuurlijk wekt dit den toorn der Ieren en Gladstonianen. 'tls opmerkelijk zooals deze in den laatsten tijd win nen. Een ommekeer in den staatkundigen toe stand is mettertijd niet onmogelijk. De Duitsche keizer is dezer dagen eenigszins ongesteld, schoon niet ernstig; vorst Bismarck is zeer welvarende en moet zich tot den keizer zeer geruststellend over den algemeenen toestand hebben uitgelaten. Bevestige de tijd de uitspraak eens staatsmans, wiens woord te allen tijd zoo zeer de aandacht verdient! Plaatselijke Berichten. Sommelsdjjk, 23 Aug. Als een bewijs, dat eerlijkheid en trouw nog op prijs wordt ge steld, kan dienen, dat de bode van het alhier gevestigde begrafenisfonds J. C. Jens, die, zoo als de vorige week werd gemeld, als zoodanig 30 jaar met den meesten ijver is werkzaam ge weest, gisteren door het bestuur van dat fonds werd vereerd met eene prachtige fauteuil. Dat de trouwlustigheid niet meer zoo sterk is als in het begin van het jaar, blijkt hieruit dat alhier sedert 20 Mei jl. (de dagteekening

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1887 | | pagina 4