Christelijk
Weekblad
Vrijdag 15 Juli 1887.
2de Jaargang N° 72.
IN HOC SIGN O VINCES
W. BOEKHOVEN.
Abonnementsprijsper drie maanden 50 Cent, franco p. post.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
Advertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Advertentiën driemaal geplaatst worden slechts tweemaal berekend.
Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur.
Alle stukken voor «Ie Redactie bestemd, Advertentlën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den ITitg-ever.
WKËHKAIEinm
De schoonheid van Christus.
Feuilleton.
DE BLOEDBRUILOFT TE PARIJS.
Cüeraeenteraa(ls-verkiezin§cn,
voor de Zuid-Holandsche en Zeeuwsche Eilanden
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
uitgever
S O AI AI E L S D IJ H.
JULI.
15 Vrijdag
10 Zaterdag
17 Zondag
18 Maandag
19 Dinsdag
20 Woensd.
21 Donderd
ZON
MAAN
op
onder
op
onder
3.59
8.12
—.18
2.42
4.1
8.11
—.45
3.48
4.2
8.10
1.15
4.54
4.3
8.9
1.52
5.56
4.5
8.8
N. M.
9.10
4.6
8.6
3.35
7.45
4.8
8.5
4.42
8.28
Ps. 4)5: 3 a.
>Gij zijt veel schooner dan de menschenkin-
deren", zoo lezen wij in Ps. 45, zijnde volgens
het eerste vers seen onderwijzing, een lied der
liefde, voor den opperzangmeester onder de kin
deren van Korach, op Schoschannim". Tijd en
vervaardiger van dit lied worden ons dus niet
gemeld. De godgeleerden zijn algemeen van ge
voelen, dat het gemaakt is ten tijde toen de ko
ning Salomo door den echt zoude verbonden
worden met een Egyptische vrouw, een dochter
van Paraö. Ook willen sommigen, dat David het
heeft opgesteld, iets dat niet zoo geheel onwaar
schijnlijk is wegens den vaderlijken toon, die b. v.
in vers 11 klinkt»Hoor, o dochteren zie en
neig uw ooren vergeet uw volk en uws vaders
huis".
Deze psalm rekent men echter ook onder de
typisch-profetische psalmen, waarin duidelijk op
den Messias wordt heengewezen, zoodat dan Sa
lomo als voorbeeldend persoon bezongen wordt,
maar in hem en op den achtergrond van bet
doek de teekening verrijst van den Christus.
Eerst wordt de schoonheid van den bruidegom
geschetst, daarna die van zijne bruid; vervol
gens wordt er op gewezen hoe deze bruid, 's Ko-
nings dochter, in heerlijkheid tot haren bruide
gom wordt geleid, en eindelijk stilgestaan bij het
gezegend nageslacht, hetwelk uit deze vereeni-
ging zal spruiten.
Reeds in het derde vers bespeuren wij, dat
het beeld, hetwelk de dichter ons afmaalt, ver
boven dat van den mensch uitgaat; maar vers
7 en 8 toonen ons dat nog klaarder, waar het
heet: »Uw troon, o God! is eeuwiglijk en al
toos de scepter uws koninkrijks is een scepter
der rechtmatigheid. Gij hebt gerechtigheid lief,
en haat goddeloosheiddaarom heeftt U, o God
(Slot.)
Daar op eens wordt een gerommel en hevig
rumoer gehoord. Men stormt de trap op, waarop
de Coligny's bewaker de vlucht neemt, 't Is een
bende moordenaars, met een der hertogen de
Guise aan 't hoofd. Spoedig was de edele grijsaard
gevonden en nu werd hij op afschuwelijke wijze
afgemaakt. De scherpe sabels werden hem door
handen en voeten gedreven, neus en ooren wer
den hem afgehakt, vervolgens werd het deerlijk
verminkte lichaam uit het hooge raam op straat
geworpen om het met den voet te vertreden.
De aanvoerder der moordbende ontzag zich niet
het misvormd lijk een schop te geven en het
in een drekgoot langs de straat te sleuren.
De geheele stad was in rep en roer. Door alle
straten weerklonken de jammerkreten der ver
slagenen, wadende in hun bloed.
Wie stelt zich de ontzetting voor der zoo on
verhoeds aangevallen Protestanten!
Sommigen schoolden als broeders samen en
poogden hun leven te verdedigen. Velen, die,
Uw God gezalfd met vreugdeolie, boven uwe
medegenooten". (Vgl. Hebr. 18 en 9.)
Wij hebben dus alle recht om naar aanlei
ding van vers drie op het gelaat van den Chris
tus te staren. Welaan, laat ons dit met heili
gen eerbied eenige oogenblikken doen, en Zijne
schoonheid bewonderen in Zijn deugden, in Zijn
Koningschap en in Zijn borgtocht voor een ge
vallen geslacht.
De schoonere daii de menschenkinderen"
moest, om door die menschenkinderen gekend
en 'met zichzelven vergeleken te kunnen worden,
noodzakelijk onder hen afdalen en een soortge
lijke gestalte aannemen, gelijk wij dan ook we
ten, dat Hij deed. Dewijl nu de zonde oorzaak
is van alle lichaamsgebreken en zij niet zelden
zich in verwrongen gelaatstrekken laat afspie
gelt, mogen wij het er wel voor houden, dat
de Heiland ook in het uitwendige een schoon
voorkomen zal gehad hebben. Toch evenwel vin
wij daarvan niets opgeteekend, noch in het Evan
gelie der beloften, noch in dat der vervulling.
God heeft het dus niet noodig geacht ons daar
mede bezig te houden. Maar, zoo wij al weinig
weten van Zijn uiterlijke gestalte, des te breed
voeriger beschrijving is ons verleend van Zijn
innerlijke schoonheid.
Wie kon b. v. in zachtmoedigheid, wijsheid
of heiligheid Hem evenaren? Immers de uit-
nemendsten niet.
Groot was het geduld en de verdraagzaamheid
van Mozes. Wie een zachtzinnige figuur zoekt,
ziet al het eerst naar dezen wekgever om. Haast
zouden wij nu nog bij het lezen der geschie
denis in gedachten oploopend worden, over de
vele murmureeringen van het volk Israels. Trots
al de zegeningen, die het van God had geno
ten, in weer wel van de zorgvolle leiding van Mo
zes, verlangde het toch weer terug naar de vleesch-
potten van Egypte. Maar Mozes blijft verdra
gen en dulden, en aanhoudend voor zijn volk bij
God pleiten. (Ex. 32: 11.)
En toch ook aan zijn geduld kwam meerma
len een einde. Niet alleen lezen wij, dat hij
toornig werd, (Ex. 16: 20; Lev. 10: 16), maar
hij beging zelfs eens in drift een doodslag, toen
hij zag dat een Egyptisch man één van zijne
broeders sloeg. (Ex. 2: 11 en 12.)
O, wij willen niets tekort doen aan het edel
karakter van dezen Godsgezant, maar toch is
het ontegensprekelijk, dat zijn zachtmoedigheid
van schrik en ontsteltenis, mede door den brui
loftswijn weerloos in slaap zonken, werden een
gemakkelijke prooi hunner vijanden.
Een klein hoopje der ongelukkige Hugeno
ten vloden naar het paleis van den Koning, om
bij hem hulp en bescherming te vinden, doch
in plaats van hulp te bieden kwam Karei IX
zelf te voorschijn en schoot met eigen hand zijne
onschuldige en biddende onderdanen neer.
Den ganschen nacht, ja zelfs nog dagen daarna
hield het moorden aan, vooral ook in de om
streken van Parijs. Men berekent' dat niet min
der dan 70,000 Hugenoten omkwamen.
Op ellendige wijze stierf kort daarna de god-
delooze Koning Karei IX. Hij werd opgevolgd
door Hendrik van Navarredie, om zijn leven
te redden, Roomsch was geworden, doch het in
zijn hart niet was, maar een warm voorstander
der Protestanten bleef. Bij het Edict van Nan
tes schonk hij den Protestanten vrijheid van gods
dienstoefening.
Hoeveel duizenden ook als martelaren voor
het Protestantisme zijn gevallen, de Koning dei-
kerk houdt zijne gemeente staande. Laat het
onze vreugde zijn, broeders in den Heere, om
te strijden voor de eere van onzen Koning en
Heiland.
nog verre overtroffen wordt door die van den
Heiland.
Reeds in de profetiën werd daarvan opgetee
kend: »Als dezelve geëischt werd, toen werd
hij verdrukt, doch hij deed zijnen mond niet open
als een lam werd hij ter slachting geleid, en als
een schaap, dat stom is voor het aangezicht
zijner scheerders, alzoo deed hij zijnen mond niet
open". En aan de schets, hier van hem gegeven,
heeft Hij immer beantwoord. Volg Hem slechts
op Zijn gangen. Gij vindt Hem niet bij d* groo-
ten en sterken dezer aarde, maar bij tollenaren
en zondaren, bij kranken en zwakken. Voor kin
deren breidt Hij zijn armen uit, en voor wie door
de farizeën en schriftgeleerden hooghartig terug-
gestooten worden, heeft Hij nog een vriendelijk
woord.
Ook in Zijn wijsheid blonk Zijn schoonheid
uit. Wie onder de menschen was wijzer dan
Salomo De roem van zijn verstand verbreidde
zich zeer ver buiten de grenzen van zijn reeds
zoo uitgestrekt gebied. Vorsten en volken ver
eerden die wijsheid, en zelfs de koningin van
Scheba moest getuigen, dat haar de helft niet
was aangezegd. Hij sprak drieduizend spreuken,
daarbij waren zijne liederen duizend en vijf.
Maar hoe verdwijnt deze wijsheid nog in de scha
duw bij de wijsheid van Hem, wiens naam reeds
van ouds genoemd is Raad. Ja waarlijk, Hij weet
raad en uitkomst te verschaffen in eiken nood.
Hij weet de rechte middelen te kiezen tot het
beste doel.
En niet minder schoon en heerlijk is Jezus
in zijn heiligheid. De Schrift meldt ons van voor
treffelijke mannen. Een Henoch wandelde met
God. Noach was een prediker der gerechtigheid
Abraham is een vriend van God genaamdMo
zes is getrouw in Gods huis geweest en Da
vid was de man naar Gods hartdoch, hoe zou
den zij zich in heiligheid hebben durven meten
met den Zoon van God, van wien reeds van
ouds was geprofeteerd, dat Hij geen onrecht deed,
noch ook bedrog in Zijn mond gevonden werd
(Jes. 5: 3 en 9en die aan de ongeloovige jo
den vragen kon: »Wie van u overtuigt mij van
zonde"? Op de lippen van Zijn heiligste volge
lingen zou zulk een taal de grootste vermetel
heid geweest zijn. Immers, in het leven der
meest geroemde bijbelheiligen zijn vlekken aan
te wijzen, maar in Jezus' deugdenbeeld is geen
enkele verkeerde trek. Wie zou dan niet Zijne
schoonheid roemen? Dat kunnen alleen zjj na
laten, die nog niet gestorven zijn aan de zonde,
die nog geen nieuw hart ontvingen en daarom
ook het rechte besef van geestelijke schoonheid
missen.
Ook als Koning is Hij schoon. Geen strijd
bond Hij ooit aan, of Hij overwon. Hij had te
worstelen met aardsche machten niet alleen, maar
ook met geestelijke boosheden. Doch al is het
ook onder de grootste smarten, Hij triumpheert.
Zijne vijanden grijpen Hem geen uur vroeger
dan Hij zelf wil gedoogen. Zie Hem daar staan
voor het Sanhedrin met een plechtig stilzwijgen
op de tegen Hem ingebrachte valsche beschul
digingen, of beluister zijn zielroerend antwoord
op de vraag van Pilatus of hij de Koning der
Joden is, en na al wat wij van dezen Koning
vernamen is het alleen schuldige blindheid, in
dien wij zelfs door de spotkleederen heen Zijn
alles overklimmende schoonheid niet opmerken.
Immers weten wij bovendien dat dood en graf
Hem niet konden houden en dat Hij volkomen
heeft gezegepraald.
Zij die van deze blindheid waarlijk zijn ver
lost, kennen Hem ook als bun Borg, die het
rantsoen voor hunne zielen betaalde en hun daarom
Zijne weldaden deelachtig maakte. Als zoodanig
is Jezus nog wel het schoonst. Hij geeft Zijne
schapen het eeuwige leven, en om hun dat te
kannen schenken, moest Hij als de goede herder
eerst zelf in den dood. Den bittersten beker
heeft Hij niet geweigerd voor hen te drinken.
Al het vreeselijke van den last des toorns Gods
tegen de zonde heeft Hij geproefd, 't Was niet
voor goede menschen, maar voor zondaren, voor
vijanden, dat Hij stierf. Welk een goddelijk me
delijden moet Hem daartoe niet bewogen hebben.
Inderdaad, Jezus is veel schooner dan de men
schenkinderen.
Hoe langer de geredde discipel des Heeren
op deze schoonheid staart, des te meer trekt ze
hem aan, en vervult ze zijn wezen.
Nog slechts een paar etmalen moeten
er verloopen, en dan daagt de 19e Juli,
de dag, dat er overal nieuwe leden in de
gemeenteraden zullen gekozen worden.
Met allen ernst dringen wij er bij onze
lezers op aan, dat zij dien dag hun plicht
zullen doen.
Het geldt hier wel geen verkiezing voor
de Tweede Kamer, maar toch een zeer
gewichtige verkiezing. Gemeenteraads
leden hebben meer invloed dan velen ver
moeden.
Het is waar, de gemeenteraden maken
geen wetten, en voeren die slechts uit.
Maar de letter der wet laat op vele pun
ten speelruimte voor verschillende manie
ren van uitvoering.
Op veel plaatsen wordt door de gemeen
teraden een massa geld bijna nutteloos,
of zelfs wel voor s c h a d e 1 ij k e doelein
den besteed. Hier geeft men veel meer
geld uit voor schoolgebouwen en -perso
neel dan volgens de wet noodig is. Elders
geeft men geld voor komedies of andere pu
blieke vermaaklijkheden. Nog elders zoekt
men heel de stad of heel het dorp een
veel weelderiger, rijker aanzien te geven
dan de beurs gedoogt, en sluit men leening
op leening.
En wie moet dat alles betalen? Natuur
lijk de burgerij.
Maar handelt die burgerij dan niet dwaas
en onverantwoordelijk, indien zij zulke ver
kwistende, partijdige raadsleden maar stil
op het kussen laten zitten.
Het spreekt vanzelf, dat wij hier niet in
bijzonderheden kunnen treden. Wij zouden
het wegens plaatselijke onbekendheid niet
kunnen, en het zou ook veel te veel ruimte
vergen in ons blad.
Maar wel durven wij in het algemeen
verzekeren dat onze burgerij te weinig let
op de handelingen van zijn gemeenteraden.
Ook zweert men vaak bij het oude.
Die en die hebben er nu al zoo lang in
gezeten, zegt men vaak, dus moet het nu
zoo maar blijven.
Alsof dat een grondig argument ware
Neen, er moet evenwicht zijn tus-
schen gemeente en gemeenteraad. In dien
raad moeten wezenlijke tolken zitten van
hetgeen er in den boezem van het geheel
omgaat. Daar moeten mannen zitten, die
het leven der burgers zooveel mogelijk (al
tijd binnen de perken der wet) bescher
men en vergemakkelijken; mannen, die de
rechtmatige vrijheden der burgers trachten